21 501-08 Milieuraad

Nr. 905 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 12 juli 2023

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, de vaste commissie voor Europese Zaken, de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben op 14 juni 2023 overleg gevoerd met mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 31 mei 2023 inzake geannoteerde agenda Milieuraad van 20 juni 2023 te Luxemburg (Kamerstuk 21 501-08, nr. 901);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 maart 2023 inzake toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Milieuraad van 8 maart 2023, over de fall-backopties als besloten wordt om de bevoegdheid over het aanwijzen van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) bij de Europese Commissie te beleggen (Kamerstukken 27 625 en 22 112, nr. 600);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 13 maart 2023 inzake toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Milieuraad van 8 maart 2023, over de Richtlijn industriële emissies (Kamerstuk 28 089, nr. 251);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 maart 2023 inzake verslag Milieuraad op 16 maart 2023 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 898);

  • het EU-voorstel d.d. 22 maart 2023 inzake right to repair COM (2023) 155 (Engelstalige versie);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 april 2023 inzake analyse van het RIVM over de gevolgen van het voorstel voor de herziening van de Richtlijn luchtkwaliteit (Kamerstuk 36 246, nr. 11);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 april 2023 inzake beantwoording van de vraag van het lid Hagen over het ontraden van de motie van de leden Hagen en Tjeerd de Groot over het instellen van een UPV medicijnen (Kamerstuk 21 501-08, nr. 894) (Kamerstuk 21 501-08, nr. 897);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 26 april 2023 inzake fiche: Groeneclaimsrichtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 3671);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 mei 2023 inzake inzet van Nederland in de Raad voor de herziening van de Richtlijn luchtkwaliteit (Kamerstuk 36 246, nr. 12);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 mei 2023 inzake verslag informele Milieuraad 18-19 april 2023 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 900).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Tjeerd de Groot

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bromet

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Amhaouch

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Klink

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Rijkers

Voorzitter: Van Esch

Griffier: Wiendels

Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: Van Esch, Hagen en Haverkort,

en mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen iedereen. We gaan beginnen met het commissiedebat ter voorbereiding op de Milieuraad van 20 juni 2023. We zijn met een klein maar gezellig gezelschap aanwezig. Welkom ook aan iedereen die thuis meeluistert. Welkom aan de Staatssecretaris, die nog even een slokje water pakt met deze warmte. Welkom ook aan de leden Hagen en Haverkort. Ik heb begrepen dat we voordat we het debat starten, beginnen met een verslag van onze rapporteur, de heer Haverkort, die enkele vragen aan de Staatssecretaris gaat stellen.

We gaan dus eerst luisteren naar de heer Haverkort. Gaat uw gang.

De heer Haverkort (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Zoals we weten, heeft de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat mij benoemd tot EU-rapporteur voor de herziening van de Europese Richtlijn luchtkwaliteit, met als opdracht om informatie te vergaren voor deze commissie. Met het oog daarop heb ik, overigens niet alleen, diverse gesprekken gevoerd met collega's in Den Haag en in Brussel. De weerslag van die gesprekken heb ik in een verslag aan deze commissie rondgestuurd. U heeft dat ontvangen. Dat staat ook voor vandaag geagendeerd.

Ik wil graag een paar punten uit dat verslag toelichten. We zien dat de afgelopen achttien jaar, sinds de inwerkingtreding van de huidige richtlijn, de luchtkwaliteit flink verbeterd is. Dat is echter niet overal het geval, zeker niet op punten waarbij sprake is van piekbelasting. Het leidt niet alleen tot minder levensjaren, maar ook – dat wordt eigenlijk niet vaak benoemd – tot een lagere kwaliteit van leven. Dat zou in de formele beleidsuitingen best meer aandacht mogen krijgen. Schone lucht is een Kamerbrede zorg, maar vooral ook een uitdaging. Alle partijen die ik heb gesproken, zijn dan ook voor het aanscherpen van de doelen.

Voorzitter. Een belangrijk punt daarbij is dat die doelen, zoals de Commissie ze heeft geformuleerd, alleen haalbaar zijn in combinatie met Europees en nationaal bronbeleid. We gaan natuurlijk zelf over het nationale beleid, maar Europees beleid blijft sterk achter. De onderhandelingen over de industriële emissies, Euro 7, CO2-emissies van auto's, busjes en straks die van zware voertuigen laten een beeld zien van weerstand, verwatering en vertraging. Het is van belang dat deze commissie zich realiseert dat de doelen voor schonere lucht en het bronbeleid onder steeds grotere spanning komen te staan. Als rapporteur heb ik dat van diverse kanten gehoord. De vraag is: hoe gaat u daar als commissie mee om? De vraag is natuurlijk ook: hoe gaat de Staatssecretaris daarmee om? Welke keuzes worden daarbij gemaakt?

Voor gemeenten in Nederland is dat precies het probleem. Ondanks de positieve boodschap van het RIVM dat de Europese doelen bij voortzetting van het huidige beleid, op een paar uitzonderingen na, haalbaar lijken, hebben gemeenten wel te kampen met hoge achtergrondwaarden, vooral als het gaat om stikstofdioxide. Voor een groot deel is dat het gevolg van factoren waar zij zelf weinig invloed op hebben. De VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, dringt dan ook aan op stevig bronbeleid en een serieuze, toetsbare aanpak. Daarbij vragen ze ook naar een minder stringente koppeling tussen milieubeleidsmaatregelen en ruimtelijke ordening, zodat het mogelijk is om op termijn de luchtkwaliteitsdoelen te halen, maar daarnaast ook andere grote nationale opgaven, zoals het bouwen van woningen en het verlenen van vergunningen, te realiseren. Nederland is daarin uniek. Wij zijn het enige land in Europa dat die koppeling ook wettelijk kent.

Tijdens gesprekken met wetenschappers hebben we gemerkt dat veel onderzoeken zijn gedaan en dat er veel bekend is over de verontreinigende stoffen in de lucht, maar dat er op het vlak van fijnstof, met name ultrafijnstof, nog wel extra kennisverdieping nodig is. Er wordt nog weinig gemeten. Er is meer aandacht nodig voor detectie en samenstelling. Meer kennis is nodig om het beleid beter toe te spitsen op specifieke locaties en specifieke regio's. Diverse onderzoeken zijn reeds in uitvoering. Met deze commissie is deze rapporteur dan ook nieuwsgierig naar de resultaten daarvan.

Tot slot wil ik een lans breken voor beleid dat tastbaar en inzichtelijk is. Discussies over schone lucht gaan nu over abstracte getallen en stofjes. Kunnen we meer inzichtelijk maken wat die cijfers en stofjes betekenen voor de regio? Kunnen we van microgrammen fijnstof, stikstof of ozon naar herkenbare situaties als Zwitserse berglucht of Veluws bos? De gemiddelde binnenstad of drukke snelweg zijn herkenbare situaties waar onze inwoners waarschijnlijk veel beter aan relateren. Welk niveau is dan in lijn met het doel? Kunnen we dat dan met meer maatwerk en precisie aanpakken?

Voorzitter. Ik dank de ondersteuning vanuit de Griffie, in eerste instantie Sandra Leenders en later Anke Willemstein, voor hun vele goede werk. Ik wens de leden van deze commissie wijsheid bij het verder bespreken van de politieke dilemma's die voorliggen bij het herzien van de richtlijn voor luchtkwaliteit, op weg naar een steeds schonere lucht, een hogere kwaliteit van leven en een steeds betere gezondheid voor onze inwoners.

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Haverkort. Dank namens de commissie voor uw rapporteurschap en het verslag dat is uitgebracht. Ik kijk naar de Staatssecretaris voor een reactie op het verslag van de rapporteur. Gaat uw gang, Staatssecretaris Heijnen.

Staatssecretaris Heijnen:

Dank u wel, voorzitter. Allereerst zou ik de rapporteur graag willen bedanken voor zijn inbreng en zijn indrukwekkende rapport. Daarin geeft hij ook een heel mooie samenvatting van hoe het er nu voor staat met de herziening van de richtlijn. Ik wil daar graag op reageren.

Laat ik vooropstellen dat ik – ik denk dat wij dat allemaal doen – positief sta tegenover de hoofddoelen van het Commissievoorstel voor herziening van de Richtlijn luchtkwaliteit. Door nieuwe Europese luchtkwaliteitsnormen vast te stellen die nauwer aansluiten op de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie gaan we grensoverschrijdende luchtverontreiniging tegen, niet alleen in Nederland maar in de hele Europese Unie. Dat zal ook de lucht in Nederland schoner maken. Dat brengt ons ook dichter bij het gezamenlijke doel om uiterlijk in 2050 zero pollution te bereiken.

Ik vind het van belang dat we de grote opgaven waarvoor we staan, integraal bekijken. Het is heel erg van belang dat mensen kunnen wonen en leven in schone lucht. Ik vind het ook van belang dat bedrijven kunnen doen waar zij goed in zijn en dat zij werkgelegenheid kunnen bieden. Ik vind het tegelijkertijd belangrijk dat de ruimtelijke ordening niet te veel in de knel komt. Zo kunnen we zowel ambitieus als zorgvuldig zijn.

Ik hoor de zorgen van gemeenten en provincies over de haalbaarheid en de tijd die nodig is om de maatregelen te nemen en de inspraak van de burgers daar op een goede manier bij te betrekken. Ik vind de haalbaarheid ook belangrijk. Ik heb daarom onderzoek daarnaar laten uitvoeren door het RIVM. Daaruit blijkt dat op verreweg de meeste plekken de voorgestelde grenswaarde haalbaar is in 2030. Voor plekken met bijvoorbeeld zware industrie en zee- of luchthavens is dat wél nog onduidelijk. Het RIVM heeft aangegeven dat voorgenomen beleid en beleid dat op dit moment in uitvoering is, gaat helpen, ook op die plekken. Het beleid alleen is echter niet voldoende om concreet door te kunnen rekenen. Er valt bijvoorbeeld te denken aan maatwerkafspraken met grote uitstoters van broeikasgassen, de verduurzaming van Tata Steel en recente maatregelen die de uitstoot van zeeschepen in de havens verminderen. Ook het effect van de voorgestelde Euro 7-emissienormen is nog niet meegerekend.

Mijn inzet in de Raad is daarom als volgt. Nederland zal inzetten op een realistische combinatie van nieuwe luchtkwaliteitsstandaarden, de doeljaren waarin die behaald moeten zijn en mogelijkheden voor flexibiliteit, zoals tijdelijke uitzondering op specifieke locaties. Ik wil daarbij benadrukken dat eventuele uitzonderingen altijd tijdelijk moeten zijn, om zo ook op het pad te blijven richting nul verontreiniging. Ik wil de Raad nadrukkelijk meegeven dat de ambitie die we kunnen tonen op het gebied van luchtkwaliteit sterk afhankelijk is van het overeind blijven van de doelen van Europees bronbeleid. Daarom zet ik me er ook voor in dat de ambitie voor maatregelen in diverse Europese voorstellen gericht op bronbeleid hoog blijft, zoals het Euro 7-voorstel en de richtlijn voor industriële emissies.

Er is nog veel onzeker over het krachtenveld. Ik had daar graag meer duidelijkheid over willen geven. Tot nu toe hebben de discussies echter vooral op technisch niveau en op detailniveau plaatsgevonden en houden de lidstaten nog grotendeels de kaarten voor de borst. Wat ik al wel weet, is dat er een aantal lidstaten zijn met hoge ambities. Er is een grote middengroep die vergelijkbaar denkt als Nederland. Er is ook een substantiële groep die zorgen heeft over de voorgenomen ambities en voor een deel nu al niet aan de huidige normen kan voldoen. Tijdens het beleidsdebat op de Milieuraad van 20 juni zal meer duidelijk worden over het ambitieniveau wat betreft de grenswaarde en het jaar waarin daaraan moet worden voldaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank aan de Staatssecretaris voor deze inleiding van dit debat. We gaan met z'n drieën het debat voeren. Het voelt een beetje raar om een max te zetten op het aantal interrupties. Ik weet namelijk niet of jullie zin hebben om heel lang op elkaar te interrumperen. Ik ga daar dus geen max op zetten. Volgens mij hoeft dat niet. We hoeven hier echter ook niet tot 13.00 uur te zitten. Dat lijkt me ook niet handig.

De heer Haverkort (VVD):

Ik zou graag de suggestie aan de voorzitter willen doen dat zij niet alleen voorzitter is, maar vooral ook lid van de Partij voor de Dieren. Als u de behoefte voelt, schroom dan niet om, ook in uw rol als voorzitter, een interruptie te plegen, mocht dat noodzakelijk zijn. Het gaat dan uiteraard om een vraag.

De voorzitter:

Dan ga ik geen limiet op het aantal interrupties zetten. Dat hoeft helemaal niet. Haha! Nee, helemaal goed. Laten we dat met elkaar afspreken. Dan kunnen we er een goed debat van maken in de eerste termijn met z'n drieën. We hebben allemaal vier minuten spreektijd.

Ik geef het woord aan mevrouw Hagen van D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter. Klimaatvriendelijk. CO2-neutraal. Goed voor de oceaan. Biologisch afbreekbaar. Verantwoorde keuze. 100% regenwoudvriendelijk. Of simpelweg groen: op producten en in de winkelstraat vliegen duurzaamheidsclaims ons om de oren. Een waar oerwoud, bedacht door spinnende marketingafdelingen. Ruim de helft van de claims is vaag, misleidend of ongegrond. Greenwashing ligt op de loer en de consument die denkt een verantwoorde keuze te maken, koopt een kat in de zak. Consumenten moeten erop kunnen vertrouwen dat groene claims echt duurzaam zijn. Bovendien zijn duurzame pioniers alleen dan in staat zich te onderscheiden van niet-duurzame bedrijven.

Het green claims initiative van de Europese Commissie gaat hierin hopelijk verandering brengen. Daarvoor biedt het digitale paspoort, een ander Europees voorstel, uitkomst. Wil de Staatssecretaris toezeggen dat zij zich op Europees niveau inzet voor eenduidige standaarden, waarover ook verantwoording wordt afgelegd in het digitale paspoort? Duurzame koplopers verantwoorden al vaak water-, land-, energie-, chemicaliën- en plasticgebruik. Kan de Staatssecretaris erop toezien dat dit, naast de materialen, de standaard wordt voor de verantwoording in het digitale productenpaspoort? Is zij het met D66 eens dat de uitkomst van alle Europese wetgeving moet zijn dat kledingstukken straks duidelijke labels of QR-codes hebben die de mate van duurzaamheid van het betreffende kledingstuk aangeven?

Voorzitter. De extreme droogte in Spanje bewijst dat water een belangrijke grondstof is. Zonder maatregelen kent Nederland in 2030 een tekort. Een van de maatregelen die het RIVM adviseert is het beschermen van de kwaliteit van ons grond- en oppervlaktewater. Onze waterkwaliteit bungelt op dit moment onderaan de Europese lijstjes. Onvoorstelbaar vind ik het dan dat een motie die door een meerderheid van de Kamer is genomen, niet wordt uitgevoerd. Het dictum van deze motie is namelijk duidelijk: «verzoekt de regering om in samenwerking met de medicijnproducenten een UPV medicijnen in te stellen ...»

De voorzitter:

Mevrouw Hagen, misschien moet u even stoppen, zodat we kunnen luisteren naar de bel.

Het voelde als een minuutje pauze, maar we kunnen weer verder.

Mevrouw Hagen (D66):

De motie waar ik het over had, verzoekt de regering om in samenwerking met de medicijnproducenten een UPV medicijnen in te stellen op nationaal niveau. De vraag is of de Staatssecretaris alsnog recht gaat doen aan deze aangenomen motie. Kan zij toezeggen dat aan het eind van de rit farmaceutische bedrijven opdraaien voor de kosten van waterzuivering, in plaats van de Nederlandse inwoner?

Voorzitter. Het doel is een leefomgeving zonder schadelijke stoffen in 2050. In het rapport van collega Haverkort, waarvoor veel dank, lezen we dat Nederland een slag om de arm houdt bij het behalen van de voorgestelde nieuwe grenswaarde vanwege drukke wegen, luchthavens en industrie. Dat lijkt me de omgekeerde wereld. Onze gezondheid past zich niet aan de werkelijkheid van vervuilende bedrijven aan. Als bedrijven alleen kunnen bestaan met grote schade aan onze gezondheid, dan moeten we middelen heroverwegen in plaats van de doelen op het gebied van gezondheid matigen. Denkt de Staatssecretaris dat, met 2050 in het achterhoofd, de doelen die nu in het voorstel staan voldoende zijn? Hoe kan het dat er legio bedrijven zijn die dan nog niet voldoen aan de best beschikbare technieken? Waarom sturen omgevingsdiensten niet harder op het doorvoeren van deze technieken? Hoe kan het dat we nog steeds geen concreet inzicht hebben in illegale en legale lozingen?

Tot slot, voorzitter, de Natuurherstelverordening. Ik wil namens D66 nogmaals benadrukken hoe ontzettend belangrijk het is om de kwaliteit van onze natuur serieus te nemen. De slechte waterkwaliteit, de stikstofcrisis en de pfas-vervuiling zijn een veeg teken aan de wand voor de toekomstige generaties. Geen pas op de plaats of afzwakken van doelen, het wordt tijd dat we inzien dat onze economie gebouwd is op de natuur, haar biodiversiteit en ecosystemen. Daarom roepen we het kabinet opnieuw op om pal achter de Natuurherstelverordening te gaan staan.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Hagen. We gaan meteen door naar de heer Haverkort. Geen interrupties, wordt er gevraagd. Helemaal eens. Volgens mij komen we eruit met elkaar. Meneer Haverkort.

De heer Haverkort (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil graag de Staatssecretaris voor de komende Milieuraad een aantal punten meegeven die de VVD belangrijk vindt. Als eerste kijk ik graag samen met haar even naar de CO2-uitstoot voor zware voertuigen. De Staatssecretaris heeft aangegeven de Europese ambitie te willen verhogen, en dat terwijl deze week de cijfers van Eurostat laten zien dat Nederland de grootste daler van Europa is, met bijna 13% minder uitstoot. Laat helder zijn, de VVD is voor Europees klimaatbeleid. Wel hebben we nog wat vragen. Welk plan heeft de Staatssecretaris om dit ambitieuze doel te halen? En hoe zorgen we ervoor dat ook bijvoorbeeld de brandweer die doelen kan halen? Wat de VVD betreft moeten gelijke monniken ook gelijke kappen hebben en als we ambitieus zijn, dan moet de overheid het goede voorbeeld geven. Graag een reactie op dit punt.

Dan de voorgenomen herziening van de Richtlijn luchtkwaliteit. Laat helder zijn, ook de VVD-fractie, en misschien wel juist de VVD-fractie, is voor schone lucht. Nederlanders verdienen het om frisse lucht te kunnen inademen. Ik ben dan ook blij dat het RIVM aangeeft dat we met het huidige beleid in bijna 100%, namelijk in 98% van de gevallen de gestelde doelen voor 2030 kunnen halen: goed nieuws! Klaar, zou je zeggen. Maar dat vraagt wel om heel helder bronbeleid, dus niet alsnog vertragen met elektrisch vervoer en gewoon weer de kerncentrale aan en de bruinkoolcentrale uit. Wat betekent dat Duitse besluit eigenlijk voor onze lucht? Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat dat eigenlijk heel dom is? Kan zij alsnog laten uitrekenen wat dat voor de Nederlandse luchtkwaliteit betekent? Kan de Staatssecretaris een Europese disclaimer in de richtlijn voorstellen, zodat als het bronbeleid om wat voor reden dan ook tot vertraging leidt, Nederland op dat punt extra tijd of extra ruimte krijgt?

Voorzitter. Ook de gemeenten zijn afhankelijk van het Europese bronbeleid. Ze hebben zelf maar heel weinig beleidsruimte. Realiseert de Staatssecretaris zich dat? Hoe gaat zij daarmee om? Neem bijvoorbeeld Rotterdam. De invloed van zeevrachtschepen en de havenindustrie is groot. Welke hulp krijgt Nederland bij het terugdringen van die uitstoot? Betaalt Europa mee aan de maatwerkafspraken? De industrie en de Rotterdamse haven spelen voor Europa een belangrijke rol. Hoe draagt Europa daar dan aan bij? Graag een reactie.

Voorzitter. Nederland heeft als enige een wettelijke koppeling tussen ruimtelijke ordening en milieubelasting – logisch, in een klein en druk land. Maar dat maakt ook dat te stringente normering direct effect heeft op de ontwikkeling van woningbouw en schone nieuwe industrie. Hoe houdt de Staatssecretaris daar rekening mee? Hoe voorkomt zij dat door te strenge normen voor luchtkwaliteit Nederland straks nog meer op slot zit dan nu al het geval is? Ook hier graag een reactie.

Voorzitter. Als laatste vraag op het punt van de herziening van de richtlijn graag aandacht voor het volgende. Niemand in dit land heeft beeld bij bijvoorbeeld 30 microgram PM10 per vierkante meter, of PM5, of hoeveel microgram ozon. Je kan het niet zien, je kan het niet ruiken, je kan het niet waarderen, je kan het niet wegen en je kan het niet vergelijken. Is het wat ik inadem op de A10 tijdens een drukkesnelwegdag of als ik willekeurig ergens op de Maasvlakte ben? Geen idee. En die nieuwe EU-normen: is dat dan de kwaliteit in de Veluwse bossen, in de Zwitserse Alpen of bij een Oost-Brabantse boerderij als het een beetje doorwaait? Ik vraag de Staatssecretaris of zij kan toezeggen dat de nieuwe normen kunnen worden vertaald naar voor inwoners herkenbare lucht. Waar kan ik de getallen mee vergelijken? Wat houdt een verbetering van de normen nou precies in? Niet in extra maanden levensduur of percentages gezondheidswinst, maar gewoon in herkenbare buitenlucht. Hoe fijn zou het zijn als we daar allemaal een beetje beter beeld bij hebben.

Voorzitter. Mijn laatste punt betreft de Richtlijn over groene claims. Greenwashing willen tegengaan is uiteraard wel goed. De Europese aanpak is fijn. Het houdt het speelveld gelijk, het versterkt de interne markt, maar het wordt op deze manier wel wat ingewikkeld. Hoe gaat Nederland dat straks allemaal controleren? Hoe gaat het ministerie het midden- en kleinbedrijf ondersteunen? Over welke kosten praten we dan eigenlijk? Het kabinet heeft zelf ook bedenkingen, bijvoorbeeld ten aanzien van de private keurmerken en de verschillen die per land kunnen ontstaan. Hoe gaat de Staatssecretaris dat allemaal regelen? Graag een reactie.

Voorzitter, tot zover. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u, de heer Haverkort. Ik zal officieel toch even het voorzitterschap overdragen aan mevrouw Hagen, zodat ik mijn bijdrage kan leveren. Toch nog een officieel momentje.

Voorzitter: Hagen

De voorzitter:

Aan u het woord, mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u wel. Vandaag is de laatste kans om over de Natuurherstelverordening te spreken, dus dat gaan we dan ook zeker doen, want de natuur heeft ons elke dag nodig. Het is bizar om te zien dat grote multinationals zoals Coca-Cola, H&M en Nestlé deze week wel oproepen tot bindende natuurherstelmaatregelen, maar dat de Minister voor Natuur vrolijk doorlobbyt voor vrijblijvendheid. En dan te bedenken dat de kosten van nietsdoen veel hoger zijn dan inzetten op natuurherstel. Het volgende argument zou iedereen, zelfs wie niks om de natuur geeft, toch moeten overtuigen. Volgens de quickscan van Arcades kost niks doen 1.700 miljard, terwijl de kosten van natuurherstel 154 miljard zijn, met baten van weer ruim 1.800 miljard; dit zijn bizarre bedragen. Bij afwezigheid van de Minister voor Natuur en Stikstof vandaag, ontvang ik toch graag een reactie van deze Staatssecretaris op de oproep van die grote multinationals deze week en de samenhang met die keuze voor vrijblijvendheid van dit kabinet. Hoe kan het nu dat we grote bedrijven dit wel zien doen, maar dat dit kabinet achterblijft?

Dan heb ik uiteraard, net als andere sprekers vandaag, ook nog iets te zeggen over de luchtkwaliteit. De Staatssecretaris heeft meerdere onderzoeken door het RIVM laten uitvoeren naar die nieuwe luchtkwaliteitsnormen. Een eerder RIVM-onderzoek liet al zien dat die strengere WHO-normen voor luchtkwaliteit gehaald kunnen worden als er keuzes worden gemaakt over wat nog wel en wat juist niet meer zou zijn toegestaan. Recent heeft het RIVM onderzocht of die juist wat slappere luchtkwaliteitsnormen uit het voorliggende Europese voorstel haalbaar zijn. Eigenlijk is de conclusie van het RIVM klip-en-klaar: ja, die Europese normen voor 2030 zijn haalbaar. In 98% van Nederland zijn die normen in 2030 gewoon prima te doen met bestaand beleid. Alleen op die enkele plaatsen, die mij dan weer niets verbazen, de IJmondregio, Schiphol en de Maasvlakte, zijn extra maatregelen nodig. Maar daarbij stelt het RIVM ook dat we het gewoon kunnen doen, aangezien deze regering al klimaatdoelen voor 2030 heeft vastgesteld. Kortom, de doelen zijn haalbaar.

En daar kan dan eigenlijk zelfs best een schepje bovenop, denk ik. Wat mijn fractie betreft kan de Staatssecretaris ook prima met deze twee RIVM-onderzoeken in de hand naar Europa gaan, volgende week, en pleiten om wel voor die WHO-normen in 2030 in plaats van 2050 te gaan. Maar goed, we weten dat tot nu toe een meerderheid van de Kamer helaas nog niet zo ver is. We hadden alleen wel van deze Staatssecretaris verwacht dat zij ambitieus zou inzetten op, op z'n minst, het halen van die tussendoelen in 2030. Maar nee, als wij de brief lezen, blijkt dat zij zelfs dat niet gaat doen. Ze gaat volgende week naar Brussel om te pleiten voor een mogelijkheid voor uitstel.

Ondanks de duidelijke conclusies van het RIVM blijft deze Staatssecretaris bij haar standpunt om in Europa een voorbehoud te maken wat betreft het jaar waarin de tussendoelen moeten worden behaald. En dan staat er in de brief: «omdat niet kan worden uitgesloten dat kosten gemaakt zullen moeten worden om in hoog blootgestelde gebieden aan de vereisten van de richtlijn te kunnen voldoen.» Nou ja, wat mijn fractie betreft, legt dit precies het probleem bloot: deze Staatssecretaris laat zich leiden door de kosten in plaats van dat ze zich laat leiden door de RIVM-onderzoeken, door de wetenschap en door het feit dat we weten dat gezondheid hiermee dus niet op de eerste plek komt te staan, maar dat wel zou moeten. Ik snap echt niet dat we, wanneer we dit RIVM-onderzoek hebben laten uitvoeren, bij het standpunt blijven dat al eerder is ingenomen, zelfs nu het RIVM heel duidelijk heeft laten zien dat het wel kan.

In dit kader ben ik ook benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris op die brief van die IJmondgemeenten die wij hebben ontvangen. Hierin roepen zij de Staatssecretaris op om aanvullende maatregelen te treffen, zodat die nieuw voorgestelde normen in 2030 wel gehaald kunnen worden. Deze gemeentes vinden de gezondheid van de inwoners van IJmond zo belangrijk dat zij zeggen dat ze geen uitstel willen, omdat ze zich dat niet kunnen veroorloven. Wanneer gaat de Staatssecretaris dan – de heer Haverkort vroeg het ook al – die noodzakelijke landelijke maatregelen treffen en de gemeentes meer juridische instrumenten geven, zodat zij zelf ook de luchtkwaliteit kunnen verbeteren? Uiteraard noem ik weer het volgende voorbeeld. Wanneer komen we bijvoorbeeld met zo'n houtstookverbod bij code rood en oranje van de Stookwijzer? We weten dat meerdere gemeentes daar heel erg op zitten te wachten.

Dan rond ik af, voorzitter. Ik heb nog een korte vraag over het recht op reparatie. Ik zie dat er in Oostenrijk een hele succesvolle actie is gestart met een speciale bonus die mensen kunnen krijgen als zij kapotte elektrische apparaten laten repareren in plaats van vervangende spullen kopen. Burgers krijgen een soort voucher, waarmee de helft van de kosten van de reparatie aan een apparaat wordt gesubsidieerd tot een maximum van € 200. Ik vind dat een heel mooi idee. Het schijnt in Oostenrijk heel succesvol te zijn en ik ben benieuwd of de Staatssecretaris zich kan verdiepen in het plan dat in Oostenrijk is gelanceerd. Is het een idee om te kijken of het in Nederland ook zou kunnen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord weer terug aan de voorzitter.

Voorzitter: Van Esch

De voorzitter:

Dank u wel, tijdelijke voorzitter. Ik kijk even naar rechts om te bepalen hoelang we gaan schorsen. Een kwartiertje hoor ik. Goed. We gaan om 10.40 uur weer door. Tot straks.

De vergadering wordt van 10.26 uur tot 10.43 uur geschorst.

De voorzitter:

Zullen we weer beginnen? Er komen nog twee mensen binnen, ook om een beetje tegenwicht te bieden. Het voelt als een gezellige koffieonderbreking. Er zijn heel veel vragen gesteld, dus volgens mij hebben we goed ons best gedaan met z'n drieën. We gaan zo luisteren naar de beantwoording van de Staatssecretaris. Zij gaat ons denk ik eerst vertellen dat zij blokjes heeft en welke blokjes dat zijn. Daarna kunnen we naar haar gaan luisteren. Volgens mij hoeft het niet tot 13.00 uur te duren. Ik hoef ook geen max op het aantal interrupties te zetten. Als we die gewoon kort en bondig houden, komen we er met z'n vieren wel uit.

Gaat uw gang, Staatssecretaris.

Staatssecretaris Heijnen:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb inderdaad een paar blokjes: een blokje luchtkwaliteit, een blokje green claims, een blokje CO2-normen en zware voertuigen, en dan nog een blokje over UPV medicijnen. Dat is overigens van de Minister.

Allereerst dank voor de vragen van de Kamerleden. Tijdens de Milieuraad staan onder meer beleidsdebatten geagendeerd over de herziening van de Richtlijn luchtkwaliteit en de herziening van de emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen. Dat zijn allebei heel belangrijke milieuvoorstellen die momenteel op Europees niveau worden besproken. De herziening van de Richtlijn luchtkwaliteit is al verschillende keren in de werkgroep van de Raad besproken. Er is al een voorlopig compromis gevonden over een gedeelte van het voorstel. De herziening van de emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen is in februari van dit jaar gepubliceerd en daarbij zijn we nog in het beginstadium van de onderhandelingen.

Ik wil de Kamer ook graag informeren over de wijzigingen van de agenda van de Milieuraad. Onder diversen zijn een aantal nieuwe punten aan de agenda toegevoegd. Dat gaat om een terugkoppeling van een aantal internationale bijeenkomsten op het gebied van milieu, informatie over de Europese waterstofbank, een waarschuwingsrapport over de uitvoering van de Europese afvalwetgeving, informatie over een aankomende bijeenkomst van het Comité voor de bescherming van het mariene milieu van de Internationale Maritieme Organisatie, de kandidatuur van Rome voor de wereldexpo 2030, de lagere btw voor producten met een percentage recyclaat en beleid inzake klimaatadaptatie.

Dan ga ik nu graag over tot de beantwoording van de vragen. Eerst het blokje over luchtkwaliteit. Mevrouw Hagen vroeg: waarom sturen omgevingsdiensten niet harder op doorvoering van de beste beschikbare technieken? Het toezicht op naleving door de bedrijven ligt bij de omgevingsdiensten. In het kader van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel worden de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen opgevolgd. Dat zet ook in op het versterken van de rol van die omgevingsdiensten. Dat zal ongetwijfeld ook weer gaan helpen bij het doorvoeren van die beste beschikbare technieken.

De voorzitter:

Mevrouw Hagen heeft daar een vraag over.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik ben benieuwd wanneer we daar dan verschil in gaan zien. Dit helpt namelijk bij alle doelen die we hier neerleggen voor lucht, waterkwaliteit en bodemkwaliteit, eigenlijk bij alles. Is er bijvoorbeeld inzicht in wanneer het opgevoerd gaat worden? Wanneer komt er extra ondersteuning, ook bezien vanuit de aanbevelingen van Van Aartsen?

Staatssecretaris Heijnen:

We versterken het VTH-stelsel op verschillende manieren en met verschillende stappen. Ik informeer de Kamer met enige regelmaat over de voortgang daarin. Uiteindelijk dient dat het doel om het toezicht en de handhaving te versterken. Dat betekent dat als er ruimte is om bedrijven te wijzen op het gebruik van de beste beschikbare technieken, die versterking van het totale stelsel daarbij ook zal gaan helpen. Als er specifiek gevraagd wordt waarom ze daar niet harder op sturen, dan kan ik dat nog eens laten navragen. Ik begrijp namelijk het punt dat je ook moet kijken of je als omgevingsdienst de ruimte daarvoor hebt. Ook hun capaciteit zal ongetwijfeld niet altijd even onbeperkt zijn. Maar het is een terechte vraag.

De voorzitter:

Staatssecretaris, kunt u daar een toezegging van maken, zodat er ook een brief richting ons komt en vooral richting mevrouw Hagen? En wanneer?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik zal ervoor zorgen dat er nog voor de zomer een korte reactie komt op hoe de omgevingsdiensten daarmee omgaan. Dat is ook afhankelijk van de informatie die ik dan van de omgevingsdiensten moet krijgen.

Er werd ook gevraagd: waarom voldoen bedrijven niet aan die beste beschikbare technieken? Die zijn natuurlijk gewoon verplicht. Het bevoegd gezag is dus ook aan zet om daar een afweging in te maken. In het Schone Lucht Akkoord is vergunnen aan de onderkant van de bandbreedte voor de beste beschikbare technieken het uitgangspunt. Het Schone Lucht Akkoord is een vrijwillige afspraak tussen meer dan 100 Nederlandse overheden – ik vertel de leden hier niks nieuws – om verder te gaan dan wat juridisch verplicht is. Het is dus geen wet. Ik ben in gesprek met de decentrale overheden om daar meer invulling aan te geven.

Dan had mevrouw Hagen nog een vraag over 2050: met dat in het achterhoofd, denk ik dan dat de doelen zoals die nu in het voorstel staan, voldoende zijn? We hebben de ambitie om in 2050 zero pollution te bereiken. Dan moeten we in Europa voldoen aan de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie. De luchtkwaliteitstandaarden die de Commissie nu voorstelt, waaronder de bindende grenswaarde, zijn gebaseerd op het meest ambitieuze tussendoel dat de WHO voorstelt op weg naar de advieswaarden zelf. Ik vind dus dat we met het behalen van die tussenstap goed op weg zijn richting 2050. Daarom wil ik het liefst dat we in Brussel niet meer gaan sleutelen aan de hoogte van de voorgestelde bindende grenswaarde. Als we die grenswaarde in 2030 of kort erna halen, zijn de nog ambitieuzere doelen voor 2050 ook haalbaar.

Mevrouw Van Esch zei: die doelen zijn haalbaar in 2030, dus waarom doen we er niet nog een schepje bovenop? Ik wil graag het ambitieniveau hoog houden, maar ik wil uiteindelijk ook een richtlijn met een haalbare grenswaarde. Nederland is goed gepositioneerd om aan de voorgestelde normen te kunnen gaan voldoen, maar misschien nog niet op alle plaatsen, zoals mevrouw Van Esch ook aangaf. Er worden ook maatregelen genomen om daar emissies aan te pakken, maar die hebben misschien niet het beoogde effect precies in 2030. Europese grenswaarden zijn natuurlijk bindend en overal geldig. Als we ons daar niet aan houden, dan komen er inbreukprocedures. Die wil ik voorkomen, maar dat betekent geenszins dat ik geen werk maak van het verbeteren van de luchtkwaliteit in bijvoorbeeld de IJmond.

Mevrouw Van Esch vroeg ook nog wanneer ik de noodzakelijke landelijke maatregelen ga treffen en gemeenten instrumenten ga geven zodat ze zelf de luchtkwaliteit kunnen verbeteren. Het RIVM heeft aangegeven dat voorgenomen beleid en beleid dat in uitvoering is, gaat helpen, ook op deze plekken. Het beleid is alleen nog niet voldoende concreet om door te kunnen rekenen. Dat had ik net ook al even aangegeven. Dan valt bijvoorbeeld te denken aan bepaalde maatwerkafspraken met grote uitstoters van broeikasgassen maar ook aan de verduurzaming van Tata. Op dit moment wordt in het kader van het Schone Lucht Akkoord ook onderzoek gedaan naar eventuele aanvullende maatregelen. Er worden ook pilots uitgevoerd ten behoeve van de aanpak van hoog blootgestelde gebieden. Met al die maatregelen wordt de lucht gelukkig ook een flink stuk schoner.

Meneer Haverkort vroeg of ik een Europese disclaimer in de richtlijn kan voorstellen, zodat als dat bronbeleid om wat voor reden dan ook tot vertraging leidt, Nederland extra tijd krijgt. Daar wil ik niet voor pleiten, want dat zou betekenen dat we de deur openzetten voor lidstaten om daar een beroep op te doen en dan is het eind zoek. De richtlijn zal, inclusief de bindende grenswaarde, periodiek geëvalueerd worden. Daarbij zal de Commissie ook ontwikkelingen op het terrein van bronbeleid meenemen, naast bijvoorbeeld de laatste wetenschappelijke inzichten in de schadelijkheid van luchtverontreiniging voor de gezondheid. Na zo'n evaluatie besluiten de Raad en het Parlement over aanpassingen. Op die manier is ook geborgd dat bronbeleid en ambitie op het terrein van schone lucht op een goede manier matchen.

Meneer Haverkort vroeg ook nog naar de ruimte die gemeenten hebben, omdat ze ook afhankelijk zijn van het Europese bronbeleid. Ik ben me bewust van de zorgen van gemeenten en provincies over de haalbaarheid van beleid voor de benodigde emissiereducties binnen het voorgestelde tijdpad. Het huidige voorstel van de Europese Commissie is een hele goede stap richting zero pollution in 2050, als we moeten voldoen aan die meest recente WHO-advieswaarden. Wel kunnen bepaalde locaties, zoals gebieden met zware industrie of zeehavens, een individuele aanpak vergen. Vooral voor die locaties kan flexibiliteit nodig zijn met betrekking tot het exacte jaar waarin bepaalde grenswaarden worden bereikt. Die optie houd ik daarom voor nu open, terwijl ik natuurlijk wel het krachtenveld in de Milieuraad op dat punt zal afwachten.

Meneer Haverkort vroeg ook hoe ik wil voorkomen dat Nederland door te strenge normen voor luchtkwaliteit nog meer op slot zal gaan dan nu al het geval is. Een ambitieuze richtlijn helpt om te voorkomen dat Nederland nog meer op slot gaat. Het is van belang dat ook de landen om ons heen zich gaan inzetten om de luchtkwaliteit te verbeteren, want dat helpt uiteindelijk ook om de lucht in Nederland schoner te maken.

Daarnaast vind ik het van belang dat overal waar mensen in Nederland wonen, de lucht schoon is. Uiteraard houd ik daarbij rekening met het voorkomen van het in de knel komen van de ruimtelijke ordening.

Ook wordt in het kader van het Schone Lucht Akkoord momenteel het transitiepad Schoon en Emissieloos Bouwen uitgewerkt. Daarmee is voor de bouwsector door TNO in 2030 ten opzichte van 2016 een reductie van 85% voor stikstofoxide en van 94% voor fijnstof berekend.

De voorzitter:

De heer Haverkort heeft een vraag voor u. Gaat uw gang, heer Haverkort.

De heer Haverkort (VVD):

Bij het woord «disclaimer» denkt natuurlijk iedereen dat er een soort escape met allerlei vrijblijvendheden bij zit. Zo is dat niet bedoeld, want – zoals ik al eerder zei – niemand is tegen schone lucht. Ik ben ook niet helemaal gerustgesteld door het antwoord van de Staatssecretaris dat we t.z.t. die richtlijn wel een keer gaan evalueren en, als dan blijkt dat het allemaal toch ingewikkelder is dan we ons nu voorstellen, dat we dat dan tegen die tijd wel zien.

Ik zou de Staatssecretaris echt willen vragen om ons niet blind te staren op het positieve cijfer dat het RIVM ons meegeeft, wat het beeld geeft dat we die doelen schijnbaar met gemak gaan halen, want dat gaat alleen maar lukken als we de randvoorwaarden die in dat bronbeleid zitten ook daadwerkelijk gerealiseerd zien worden. Op dat punt hoop ik echt dat de Staatssecretaris volgende week in Brussel een stevige streep voor ons in het zand trekt, want als dat in de landen om ons heen niet gebeurt, gaan we daar in Nederland last van hebben. Europa, Duitsland, België, Frankrijk enzovoorts moeten dat voor ons regelen. Ik zou, juist omdat we in Nederland die wettelijke link met dat ruimtelijke beleid hebben, echt willen voorkomen dat we onszelf daar wederom vast en op slot zetten. Dat staat allerlei ambities die we naast schone lucht ook hebben in de weg. Ik hoop echt dat de Staatssecretaris die stevige streep in het zand wil zetten.

Staatssecretaris Heijnen:

Het is terecht dat de heer Haverkort opmerkt dat wij denken dat wij de doelen op een goede manier kunnen halen. Juist daarom is het belangrijk dat er ook in Europees verband doelen worden gesteld, zodat ook andere landen om ons heen aan die doelen voldoen. Milieu is per definitie iets dat over landsgrenzen heen beweegt. Daarom is het heel erg belangrijk om ook België, Duitsland en andere landen dezelfde doelen op te leggen die wij onszelf stellen.

De heer Haverkort (VVD):

Natuurlijk moeten die doelen in Europa een gelijk speelveld opleveren. Maar het opleggen van scherpe doelen aan Duitsland maakt nog niet dat Chinese zeevrachtschepen ineens ook schone lucht over de Rotterdamse stad uitstorten. Daar heeft Rotterdam wel mee te maken en Berlijn niet. We moeten ons goed realiseren dat we ook met Europese uniforme, ambitieuze doelen in Nederland vanwege onze ligging op een aantal plekken open eindjes zullen houden. Nogmaals, we moeten echt voorkomen dat die open eindjes ook zorgen dat we de overige ambities vastzetten.

Staatssecretaris Heijnen:

Het punt is helder en de ambitie van ons ook. Maar het volgende maakt ook een groot verschil. Daar hebben we het ook al vaker over gehad in het kader van extra ambities van dit parlement om in Nederlands verband bepaalde extra doelen te stellen. Ik heb het er wel vaker over dat dat niet in alle gevallen even nuttig is, omdat het veel meer impact heeft als je dingen op Europees niveau regelt. Op het moment dat wij in heel Europa bepaalde afspraken maken over bijvoorbeeld luchtkwaliteit of milieu, betekent dat dat in alle havens bepaalde schepen zullen moeten voldoen aan bepaalde standaarden. Als enkel Nederland zegt «hier moeten schepen aan voldoen», dan heeft onze haven daar economisch last van. We halen dan wel die luchtkwaliteitsverbeteringen. Maar als we het in heel Europa afspreken, zullen ook de aanbieders of de producenten zich gaan aanpassen – dat is onze verwachting – aan datgene wat Europa in zijn totaliteit vraagt, omdat het zo'n interessante markt is. Ik denk dus wel dat het goed is om die doelen te stellen.

Ik ben het wel eens met de heer Haverkort dat we altijd moeten blijven kijken of we onszelf niet vastzetten. Die toets wordt ook wel gedaan. Dat is ook de reden waarom ik bijvoorbeeld niet pleit voor nog scherpere doelen voor de tussennorm voor 2030. We moeten onszelf iets van ruimte geven om die hele beweging in te zetten, zonder dat we in allerlei procedures belanden op het moment dat we de doelen niet 100% hebben gehaald, maar wel op 99,8% zitten, bij wijze van spreken. Onze ambitie moet natuurlijk zijn om ze wel te halen. Die ambitie staat ook recht overeind.

Dan vroeg meneer Haverkort nog naar een ambitie die vraagt om heel helder bronbeleid. Ik besef dat ambitie op het terrein van luchtkwaliteit betekent dat de voorgenomen maatregelen voor bronbeleid niet afgezwakt moeten worden. Ik zal in de Raad dan ook aangeven dat het ambitieniveau mede bepaald wordt door de vraag in hoeverre we in Europa het voorgenomen bronbeleid in stand houden. Ik heb geen analyse paraat over de gevolgen van zeer recente beslissingen in andere lidstaten. Ik neem aan dat de Commissie die wel analyseert. Ik ga er vooralsnog van uit dat de landen om ons heen zich blijven inspannen voor schonere lucht.

Meneer Haverkort had ook nog specifiek gevraagd naar de zeevrachtschepen in Rotterdam. Voor de havenindustrie geldt dat ze moet voldoen aan de Europees bepaalde best beschikbare technieken. Die volgen uit de Richtlijn industriële emissies. Dat zorgt dus voor een gelijk speelveld.

Mevrouw Van Esch vroeg op het gebied van luchtkwaliteit nog wanneer we komen met een houtstookverbod. Gemeenten kunnen natuurlijk al een houtstookverbod invoeren, bijvoorbeeld tijdens code rood van de Stookwijzer en tijdens een stookalert. Op dit moment is de regering niet voornemens om houtstook landelijk te verbieden. We hebben daarover al vaker met elkaar gesproken in debatten. Ik weet dat wij daarover een andere mening hebben. Voor de zomer ontvangt de Kamer nog een brief van mij waarin ik zal ingaan op de aanvullende maatregelen om de overlast van houtstook te verminderen.

Dat was het einde van dit blokje, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Zou iemand kort het voorzitterschap van mij willen overnemen, zodat ik een vraag kan stellen? Nou ja, het hoeft eigenlijk ook niet. Ik dacht: ik wacht gewoon even tot het einde van het blokje. Mij gaat het specifiek hierom. Ik heb een vooraankondiging voor een tweeminutendebat gedaan. Ik wil hier even afpellen of ik dat terecht vind of niet.

Ik vind – ik denk dat ik daarin wel een wezenlijk andere visie heb dan de heer Haverkort – dat we moeten kijken naar de landelijke maatregelen die nodig zijn. Ik lees hier nu in een zin dat we een voorbehoud gaan maken voor het jaar waarin we de tussendoelen moeten gaan halen, met een uitloop naar 2035. En daarvoor lees ik dat er zelfs daarna nog uitzonderingen mogelijk moeten zijn. Dat zou ik letterlijk gewoon niet willen. Onze inzet, dus de inzet van deze regering, zou moeten zijn: wij gaan het halen. Of je dat in de Milieuraad ook voor elkaar krijgt, is een ander verhaal, maar wat mij betreft zou dat de insteek moeten zijn. Daar zit ik wel heel erg op. Waarom blijven we nou zo op dat voorbehoud zitten? Waarom volgen we niet gewoon het RIVM-rapport dat zo duidelijk aangeeft dat het kan?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik wil heel graag ambitieus zijn, maar we constateren dat het voor een aantal plekken mogelijk best een uitdaging gaat worden om de doelen te halen. We doen er wel alles aan. Het gebied rondom Tata Steel is bijvoorbeeld een gebied waarvan je hoopt dat je daar heel snel wijzigingen kunt doorvoeren, waardoor de leefkwaliteit, de luchtkwaliteit en het milieu in dat hele gebied verbeteren en je kunt voldoen aan de normen. Maar sommige heel grote transities kosten ook tijd.

Ik wil graag de snelheid erin houden. Dat maakt dat we er in ons handelen alles aan zullen doen om in 2030 helemaal te voldoen aan de tussendoelen, maar omdat het best wel grote opgaven zijn, zeggen wij: het is niet handig om jezelf daar helemaal op vast te zetten. Dat is ook in lijn met wat de heer Haverkort bijvoorbeeld eerder zei: zorg dat het land niet op slot gaat; zorg dat je jezelf niet in bepaalde problemen brengt. Ondanks dat vind ik wel – dat is ook mijn plicht en mijn belofte aan de Kamer – dat we alles in het werk moeten stellen om in 2030 wel de tussendoelen behaald te hebben. Maar het geeft ons wel iets van ruimte als het, misschien zelfs door factoren buiten ons om, wat langer duurt dan wij hopen en willen.

De voorzitter:

Ik denk dat we daarin gewoon wezenlijk van elkaar verschillen. Ik denk dat je tegen Tata Steel wat betreft de IJmondregio of tegen Schiphol wat betreft de Schipholregio gewoon moet zeggen: in 2030 moeten we hieraan voldoen en we hebben geen uitstelmogelijkheid. Ik vind het wel schrijnend dat dit precies de regio's zijn waarin mensen nu al in een slechtere lucht en met een slechtere water- en bodemkwaliteit leven. Dit zijn precies de regio's waarin het al slechter gaat, waarin bijvoorbeeld mensen met veel longproblemen wonen. We kennen de verhalen van de mensen die rondom de Maasvlakte wonen, van wie de kinderen grote problemen hebben met astma. Ik vind dus eigenlijk dat we het aan onszelf en aan de mensen die daar wonen verplicht zijn om te zeggen: wij dulden geen uitstel van precies dit soort bedrijven, die juist precies van dit soort kleine voorbehouden gebruik gaan maken. Helaas hebben we dat de afgelopen tijd gezien. Dat weten we vanuit het verleden. Dat vind ik dus het vervelende eraan. Ik denk dan: dat moeten we toch niet willen doen? Daar zit ik dus een beetje mee. Waarom zouden we deze bedrijven die gunst bieden – het voelt voor mij toch een beetje als een gunst – als we eigenlijk gewoon tegen ze zouden moeten zeggen: het is klaar; die lucht moet nu echt beter; daar ga ik in Europa voor pleiten?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik snap dat mevrouw Van Esch daar iets scherper in zit dan wij denken dat verstandig is, ook op basis van alle belangen die er zijn. Gisteren heeft ze nog een motie ingediend tijdens een debat waarin ze ook heeft opgeroepen om altijd voorrang te geven aan gezondheid boven economisch belang. Ik heb toen ook gezegd dat het altijd belangrijk is om alle belangen te wegen. Natuurlijk zijn gezondheid en milieu ontzettend belangrijk. We doen er ook alles aan om die doelen te gaan halen. Maar ondanks het feit dat mevrouw Van Esch het er niet mee eens is, wil ik toch een kleine slag om de arm houden om onszelf niet helemaal vast te zetten als we in die situatie belanden.

De voorzitter:

Ik zet weer even de pet van voorzitter op en dan gaan we door naar het tweede blokje. O, excuses. Toch niet. Meneer Haverkort wil hier ook nog in meegaan.

De heer Haverkort (VVD):

Ik wil het zelf toch nog even heel scherp op het netvlies hebben, maar wellicht ben ik niet de enige die zich dit afvraagt. Het RIVM zegt dat die doelen in 98% van de gevallen, de locaties of de tijd – weet ik het – haalbaar zijn. Bij 2% liggen er nog wat uitdagingen. Mevrouw Van Esch noemt een paar voorbeelden waarvan het logisch lijkt dat ze eerder bij die 2% dan bij die 98% horen. Als ik de herziening van die richtlijn nou goed in mijn oren geknoopt heb, dan staat daar een soort volgordelijkheid in. Als je op specifieke plekken in de cirkels waarin we moeten meten de normen niet haalt, dan moet je als overheid een herstelplan maken en die norm binnen vijf jaar alsnog op die locaties halen. Vraag één is: heb ik dat goed?

Dan vraag twee. Ik heb volgens mij in eerdere schriftelijke uitingen van de Staatssecretaris gelezen dat ze eigenlijk bij voorbaat al denkt dat op een aantal plekken niet te kunnen en dat het logisch lijkt om ons wat betreft die plekken, en daarmee dus als Nederland, niet al helemaal vast te pinnen op die doelen in 2030. Ik lees dat we ze wel zo veel mogelijk proberen te halen, maar dat er ruimte ontstaat om daar richting 2035 in ieder geval wel invulling aan te geven. De vraag die daarbij hoort is of dat nog steeds de lijn is van de Staatssecretaris en of ik het goed heb begrepen.

Staatssecretaris Heijnen:

Het klopt allebei. Wij moeten er inderdaad voor zorgen dat we dan met een plan van aanpak komen. Ik hoop natuurlijk dat het niet nodig is, maar dat geeft wel iets van ruimte voor de gevallen waarvan we nu denken dat het echt een uitdaging wordt om het in 2030 helemaal geregeld te hebben. Maar die verplichting om het vervolgens wel te regelen, staat ook.

De heer Haverkort (VVD):

Ik heb de neiging om mijn vervolgvraag niet aan de Staatssecretaris, maar aan mevrouw Van Esch te richten. Maar dat is natuurlijk volstrekt buiten de orde, dus dat doe ik straks wel even in de pauze.

De voorzitter:

Helemaal goed. We hebben ook nog een tweede termijn. Daarin kunnen we ook nog met elkaar in debat. Het komt dus goed.

Ik geef de Staatssecretaris het woord voor het tweede blokje.

Staatssecretaris Heijnen:

Het tweede blokje gaat over green claims. Mevrouw Hagen vroeg of ik mij op Europees niveau wil inzetten voor eenduidige standaarden. Ik zet me daar inderdaad voor in. Eenduidigheid is heel belangrijk voor het verifiëren van de juistheid van duurzaamheidsbeweringen. De ecodesigneisen voor textiel zullen dan ook aan de hand van eenduidige standaarden worden opgesteld, zodat de duurzaamheid van het product goed kan worden gemeten. Die duurzaamheidsinformatie komt vervolgens in een digitaal productpaspoort te staan. Het is belangrijk dat de consument de mate van duurzaamheid van het product eenvoudig op kan maken uit het digitale productpaspoort.

Voorzitter. Mevrouw Hagen vroeg ook nog of ik erop kan toezien dat het geven van informatie over de duurzaamheid van een product, naast informatie over de gebruikte materialen, de standaard wordt. Daar kan ik dus op toezien. Dat is al opgenomen in de ecodesignwetgeving en die duurzaamheidsinformatie wordt eenduidig berekend op basis van vastgelegde standaarden.

Mevrouw Hagen vroeg ook nog of ik het met D66 eens ben dat de uitkomst van alle Europese wetgeving moet zijn dat alle kledingstukken straks duidelijk labels of QR-codes hebben. Ik ben het met mevrouw Hagen eens dat het wenselijk is dat er van zo veel mogelijk kledingstukken betrouwbare informatie beschikbaar is over de duurzaamheid, want dat dwingt bedrijven om openheid te verstrekken en het geeft de consument meer inzicht. Van de textielproducten waarvoor de Europese ecodesigneisen gaan gelden, moet dan, zeker in de toekomst, duidelijk zijn of die duurzaam zijn. Die informatie zal dan inderdaad gedeeld worden door middel van labels of QR-codes, zoals mevrouw Hagen aangeeft.

De voorzitter:

Staatssecretaris, mevrouw Hagen heeft daar een vraag over. Gaat uw gang.

Mevrouw Hagen (D66):

Goed dat de Staatssecretaris daarop toe gaat zien. Ik kaart het vooral ook nú aan, omdat er momentum is voor de koppeling tussen het digitale productpaspoort en de Ecodesignrichtlijn, maar ook de green claims, omdat de standaarden voor het digitale paspoort nog in onderhandeling zijn. Op het moment dat wij daar dus gewoon een duidelijk voorstel voor hebben, op basis van iets wat heel veel Nederlandse pioniers al doen, lopen wij een stapje voor. Dat wilde ik de Staatssecretaris nog even op het hart drukken.

De voorzitter:

Staatssecretaris, u mag hierop reageren.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik zal nog eens even kijken. Ik was laatst bij een heel leuk warenhuis – dat is echt fantastisch – waar alleen maar producten met een goed label worden verkocht en waar ook goed op wordt toegezien. Wij lopen daarin in Nederland voorop, dus het delen van alle kennis die wij hebben, is heel erg belangrijk – dat zeg ik vaker – want je hebt natuurlijk veel meer impact als je dat in Europees verband regelt. Het is dus een terechte opmerking. Ik zal zeker kijken wat ik kan doen om dat ook in Europees verband goed te agenderen.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Haverkort. Hier staat: hoe gaat de Staatssecretaris dat allemaal regelen? Dat gaat over de milieuclaims. Ik ga me inzetten voor een uniforme standaard op Europees niveau voor de onderbouwing van milieuclaims. Dat zal de handhaving makkelijker maken. Bovendien geeft dat consumenten meer duidelijkheid over de duurzaamheid van producten. Wanneer er een gemeenschappelijke standaard wordt gehanteerd voor de onderbouwing van groene claims, blijven de verschillen tussen de lidstaten beperkt. Ik zal tijdens de Europese onderhandelingen de samenwerking met gelijkgestemde landen op gaan zoeken om daarvoor wat meer draagvlak te krijgen.

De voorzitter:

Staatssecretaris, de heer Haverkort wil daar iets over vragen. Gaat uw gang, meneer Haverkort.

De heer Haverkort (VVD):

Misschien ben ik te vroeg, maar er zat natuurlijk een gedachte achter die vraag. Als je de richtlijn namelijk goed leest, dan zie je dat daar bijvoorbeeld in staat dat de overheden van de lidstaten het midden- en kleinbedrijf moet gaan ondersteunen bij het maken van wetenschappelijk verantwoorde methodes en de certificaten daarvoor. We hebben in Nederland natuurlijk heel veel midden- en kleinbedrijf. In de discussie over circulaire economie hebben wij het bijvoorbeeld ook gehad over wat dat nou betekent voor accountancy, verzekeraars, financieringen en dat soort zaken. Dit ligt natuurlijk wel een beetje in dezelfde lijn, want ik kan mij zomaar voorstellen dat wij straks, aan het einde van het jaar, van ons midden- en kleinbedrijf en van ons bedrijfsleven gaan vragen dat zij naast een financieel jaarverslag en een sociaal jaarverslag ook een circulair jaarverslag gaan maken, en dat daar dan allerlei kanttekeningen in zitten die gaan over de al dan niet verplichte groene claims die de productie van zo'n bedrijf met zich meebrengt.

Met name gezien de hoeveelheid midden- en kleinbedrijven in dit land, waar de VVD natuurlijk heel blij mee is en heel trots op is, en het stukje tekst in de richtlijn dat de overheden van de lidstaten daarbij ondersteuning moet bieden, voorzie ik dat dit voor de overheid een enorme hoeveelheid werk met zich mee gaat brengen. Vandaar mijn bijna opportunistische vraag aan dit kabinet: maar hoe dan? Dat zit niet in de komende onderhandelingen; dat gaat veel meer over de vraag: als die richtlijn er eenmaal is, wat betekent dit dan voor de uitvoering?

Staatssecretaris Heijnen:

Je moet natuurlijk altijd kijken hoe je als overheid kunt helpen in de ondersteuning van bedrijven als je extra voorwaarden stelt. Er zijn ook een heleboel brancheorganisaties die bijvoorbeeld met richtlijnen kunnen komen. Wat wij daarbij kunnen doen, zullen we ook zeker doen. Daarnaast zal er, als het specifiek over die milieuclaims gaat, altijd een derde partij nodig zijn om vast te stellen dat je voldoet. Dat is dus sowieso al een zekering, een stop, in de kast. Wanneer de milieuclaims niet kloppen, dan kan de milieu-inspectie, of welke inspectie daar op dat moment dan ook over gaat, daartegen optreden. Maar het gaat er natuurlijk in eerste instantie om dat je weet waar je aan moet voldoen. Die informatie moeten wij op een goede manier inzichtelijk maken voor het midden- en kleinbedrijf. Het is dus terecht dat de heer Haverkort daar aandacht voor vraagt. Dat zal zeker worden meegenomen in de totale aanpak.

De voorzitter:

Mevrouw Hagen wil daar ook nog een vraag over stellen, Staatssecretaris. Gaat uw gang.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik ga dat indirect via de heer Haverkort doen. De Autoriteit Consument & Markt heeft op dit moment al een checklist green claims die het mkb kan hanteren om te kijken wat het wel en niet moet doen. Ik denk dat dat al een mooie is om mee te nemen naar uw achterban. Maar ik vind de vraag van de heer Haverkort wel interessant, want op het moment dat deze richtlijn, dit initiatief, daadwerkelijk overgenomen is, dan heeft de Autoriteit Consument & Markt natuurlijk wel wat meer te doen. We hebben gezien dat er in het verleden heel vaak tot schikkingen gekomen werd. Dat is ook een beetje het principe van de ACM, heb ik begrepen. Zij ziet liever dat dit soort claims meteen aangepast wordt, dan dat zij daadwerkelijk boetes oplegt. Maar ik kan mij voorstellen dat wij met de komst van dit green claims initiative ook harder moeten gaan handhaven en dat er dan dus ook weleens wat komt. In de gedachtegang van de heer Haverkort kan ik mij dus voorstellen dat het dus ook meer gaat vragen van de Autoriteit Consument & Markt en dat dit dus meer capaciteit vraagt.

Staatssecretaris Heijnen:

Milieuclaims in bredere zin zijn natuurlijk vrijwillige claims, waardoor bedrijven de keuze hebben om een claim te maken over hun milieuprestatie. Lidstaten zullen ook verplicht zijn om bepaalde maatregelen te treffen. Mevrouw Hagen zegt terecht dat er al via brancheorganisaties en mkb van alles en nog wat gebeurt om bedrijven te informeren over hoe je op een goede manier kunt voldoen hieraan, maar dat ontslaat ons natuurlijk niet van de plicht om ook als overheid te kijken wat wij kunnen doen, misschien zelfs om de brancheorganisaties te ondersteunen in het delen van informatie en kennis. Ik zal tijdens de onderhandelingen de aanvullende randvoorwaarden, die je als overheid wel echt moet inkleden, gaan ondersteunen.

Ik heb nog één vraag in dit blokje. Die was van de heer Haverkort. Hij geeft aan dat het kabinet volgens hem ook bedenkingen heeft ten aanzien van private keurmerken en de verschillen die per land kunnen ontstaan. Klopt dat? Ja, het kabinet ziet dat er veel verschillende keurmerken op de markt zijn, zowel privaat als publiek, en dat maakt het voor consumenten natuurlijk heel verwarrend. Discussies over waardekeurmerken zijn lastig, omdat die waarde afhangt van persoonlijke voorkeuren van consumenten. Ik ben voorstander van strengere algemene eisen aan de onderbouwing van keurmerken, zoals ook opgenomen is in het voorstel. Ik ga ervan uit dat de voorgestelde maatregelen het aantal bestaande en nieuwe keurmerken zullen terugbrengen en ervoor zullen zorgen dat de verschillen tussen lidstaten beperkter zullen worden. Samen met de Minister van Economische Zaken zal ik de komende jaren bekijken welke effecten de maatregelen hebben op het aantal keurmerken en op het consumentenvertrouwen. Afhankelijk daarvan kunnen we dan een aanscherping van de toetsing van nieuwe keurmerken overwegen.

Dat was het einde van dit blokje.

De voorzitter:

Volgens mij kunt u door naar het volgende blokje, want ik zie geen interrupties meer.

Staatssecretaris Heijnen:

De volgende vraag was van u, voorzitter, maar niet in uw rol van voorzitter. Ik spreek richting u ook met twee petten. De vraag ging in elk geval over het recht op reparatie en de succesvolle actie in Oostenrijk. Ik vond dat heel interessant. De Minister van Economische Zaken en Klimaat voert de onderhandelingen over het Commissievoorstel dat reparatie moet bevorderen, in de Raad Concurrentievermogen. In dat verband zal er ook met Oostenrijk worden gesproken om meer informatie op te halen over dit plan. Er zal ook worden gevraagd naar de effecten en de kosten van die maatregel. Maar ik vond het zelf wel heel interessant klinken, moet ik zeggen.

Dan ben ik bij het een-na-laatste blokje. Dat gaat over de CO2-normen voor zware voertuigen. De heer Haverkort vroeg welk plan ik heb voor de CO2-normen voor vrachtauto's en hoe we dat gaan bereiken. Wat wij graag willen als kabinet, is een emissievrije transportsector in 2050. De Europese CO2-normen moeten daaraan bijdragen, zodat er sprake is van een geleidelijke ingroei van emissieloze vrachtwagens. Daarom sluit ik voor 2030 aan bij de ambitie van enkele voertuigfabrikanten die vooroplopen met de productie van elektrische voertuigen. Voor 2040 zet ik in op 100% verkoop van emissievrije vrachtauto's. Dat is volgens mij realistisch en ook haalbaar. Zoals gisteren in het tweeminutendebat is besproken, zal ik de acties die ik daarvoor onderneem op een rijtje zetten. Die ontvangt u voor het zomerreces, zodat die betrokken kunnen worden bij het commissiedebat over duurzaam vervoer van begin september.

De voorzitter:

De heer Haverkort heeft daar een vraag over. Gaat uw gang.

De heer Haverkort (VVD):

Ja, dat is super. Ik zou de Staatssecretaris nog een suggestie willen doen. Ik ben ook wel benieuwd hoe ze daar zelf naar kijkt. Voor zwaar transport – daar gaat deze norm met name over – is elektrisch een oplossing, maar dat vraagt om heel veel capaciteit van accu's en dat maakt het transport weer heel erg veel zwaarder. Er wordt dus ook veel naar waterstof gekeken. Bij waterstof is altijd het dilemma: moeten we nou eerst al die autootjes ombouwen of gaan we eerst heel veel tankstations neerzetten? Er zijn ook technieken die een soort tussenvariant kunnen realiseren, waarbij je als het ware een soort aanvulling op je dieselmotor maakt, zodat je waterstof kunt bijmengen. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om ook die techniek, die innovatie, mee te nemen in het plan dat ze gaat maken, zodat we niet hoeven wachten tot die kip-eidiscussie een keer is opgelost – eerst waterstoftankstations of eerst al die auto's ombouwen? – maar dat we die geleidelijkheid ook daarin al kunnen infaseren.

Staatssecretaris Heijnen:

Het is natuurlijk uiteindelijk aan de ondernemers om de transitie te gaan maken en aan ons om te kijken hoe we daarbij op een goede manier kunnen ondersteunen. Wat ik heel erg merkte toen ik laatst met alle partners in de keten samen zat, was ook wel dat ze aangaven: die emissievrije vrachtwagens zijn nog best prijzig, dus het helpt ons enorm als er iets van een tegemoetkoming is in de kosten van die wagens. Vervolgens gaf ook de markt aan: de tankstations, wat je er ook tankt of laadt, volgen vanzelf wel. Wij kijken op alle mogelijke manieren hoe we een goede mix kunnen aanbieden om die sector te helpen in de transitie naar emissievrij in 2040. Dat is onze gedeelde ambitie. Ik zal de suggestie van de heer Haverkort dus zeker meenemen en kijken of het nog van toegevoegde waarde is voor de sector om daar wat extra op in te zetten.

De heer Haverkort vroeg ook hoe ik ervoor zorg dat ook de brandweer de CO2-normen haalt. Om te komen tot een emissievrije transportsector is het van belang dat zowel bedrijven als overheden de overstap naar elektrische voertuigen maken. In het aanvullend klimaatpakket bij de voorjaarsbesluitvorming hebben we daarom besloten om ook de normen voor het duurzaam inkopen van voertuigen aan te scherpen. In de voortgangsbrief duurzame mobiliteit, die nog voor het zomerreces komt, zal ik nader ingaan op de ambities en de planning daaromtrent.

De voorzitter:

Meneer Haverkort, gaat uw gang.

De heer Haverkort (VVD):

Ik vraag specifiek naar de brandweer – ik heb natuurlijk helemaal niks tegen de brandweer; laat dat niet het beeld zijn – omdat de brandweer wel als een mogelijke uitzondering in het BNC-fiche werd genoemd. Volgens mij stelt de Staatssecretaris mij gerust, maar ik toets het toch nog maar even. Je zou kunnen denken, als je het BNC-fiche leest, dat de markt vooral moet verduurzamen en moet investeren in schonere voertuigen en dat er uitzonderingen specifiek voor overheidsvoertuigen zouden gaan gelden. Dat beeld zou ik willen tegengaan. Wat de VVD betreft moeten we als we dit willen – en dat willen we, schone voertuigen – juist als overheid voorop willen lopen daarin. Ik hoop dat de Staatssecretaris dat met de VVD eens is.

Staatssecretaris Heijnen:

Natuurlijk is het belangrijk dat we in onze eigen daden laten zien wat we in woorden hier belijden met zijn allen, dus ik ben het daar helemaal mee eens. Natuurlijk geldt net zo goed voor de overheid als voor het bedrijfsleven dat er bij die transitie ook bepaalde kosten komen kijken. Ik vind het dus oprecht heel belangrijk dat wij daarin als overheid het goede voorbeeld geven. Het is natuurlijk ook belangrijk om altijd te kijken hoe snel je dingen kan doen, maar 2040 is echt nog wel een tijdje weg, dus ik heb er alle vertrouwen in dat er binnen alle overheidslagen wordt gekeken hoe wij zelf aan onze eigen regelgeving, die we ook aan het bedrijfsleven opleggen, kunnen voldoen.

Er was nog een laatste vraag over de UPV medicijnen. Dat is eigenlijk een vraag aan de Minister, wil ik daarbij wel richting mevrouw Hagen zeggen. Ze vraagt of ik kan toezeggen dat, aan het eind van de rit, farmaceutische bedrijven opdraaien voor de kosten van de waterzuivering in plaats van de burger. Er komt een UPV medicijnresten, waarbij farmaceutische producenten een bijdrage leveren aan de kosten voor de vierde zuiveringstrap bij rioolwaterzuiveringsinstallaties om medicijnresten uit afvalwater te verwijderen. Ook de cosmeticaproducenten zullen, waarschijnlijk, conform de Richtlijn stedelijk afvalwater, die nu in onderhandeling is, een bijdrage leveren om cosmeticaresten te verwijderen. Burgers zullen ook een bijdrage aan zuivering blijven betalen voor de vervuiling die ze zelf veroorzaken.

Dan kom ik nog op de motie waar mevrouw Hagen specifiek naar vroeg. Tijdens het commissiedebat Milieuraad van 8 maart stond de Richtlijn stedelijk afvalwater ook op de agenda. De commissie heeft toen ook een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor geneesmiddelen en cosmetica voorgesteld om de benodigde kosten van de zuivering te betalen. Mevrouw Hagen heeft tijdens het commissiedebat, eigenlijk vooruitlopend op de richtlijn van de UPV medicijnen, gevraagd om te kijken wat we ook landelijk al kunnen doen. Ik heb die motie toen ontraden, omdat het echt de voorkeur van het kabinet heeft om de UPV in de context van de Europese Richtlijn stedelijk afvalwater uit te werken. De motie van mevrouw Hagen is aangenomen door de Kamer. Het uitwerken van een UPV op nationaal niveau vraagt om veel afstemming en uitwerking. Het is daarom ook niet gewenst om vooruitlopend een UPV voor één groep producenten in te stellen terwijl er een Europese verplichting komt, die in elk geval ook voor cosmeticaproducenten gaat gelden. Er komt echt een UPV. Ik zal er ook alles aan doen om ervoor te zorgen dat de versnelling en het tempo erin worden gehouden om tot die UPV te komen.

De voorzitter:

Mevrouw Hagen, gaat uw gang.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik hoef hier natuurlijk niet staatsrechtelijk uit te gaan leggen dat het niet zo kan zijn dat als de Kamer een motie aanneemt nadat een kabinet zich voorneemt iets niet te gaan doen en een Kamermeerderheid zegt «u gaat dat wel doen», ik dan in een brief lees «dat gaan we toch niet doen». Dat is precies wat er in die brief op deze agenda staat. Ik ben het er gewoon niet mee eens. We weten dat de waterkwaliteit echt erbarmelijk is. Op Europees niveau bungelen we echt ver onderaan in het rijtje. Ik heb net nog aangegeven hoe belangrijk die grondstof is en hoe cruciaal het voor ons voortbestaan is dat we gezond water hebben. En nota bene het RIVM raadt ons aan om ons oppervlakte- en grondwater beter te beschermen tegen vervuiling. Dit zijn allemaal redenen om dit gewoon te gaan doen. Ik begrijp dat het lastig is, maar we zijn niet voor niets een pionier en een waterland. Volgens mij past het ons dan om dat te gaan proberen. Ik ben er niet akkoord mee om dan weer op Europa te wachten, terwijl we ook weten dat Europa voorbeelden nodig heeft waarin het blijkt. Ik ga wel beraden hoe ik dat dan ga doen. Ik snap dat de Staatssecretaris hier even tussen staat, omdat het bij de Minister ligt en hij er helaas niet is, maar het staat nu op deze agenda, dus ik ga het toch via u aan het kabinet adresseren. Ik ben hier echt niet akkoord mee. Er ligt een bij meerderheid aangenomen motie en het maakt me oprecht ook boos, omdat ik zie dat de Kamer voor een oplossing staat en het kabinet weigert om het uit te voeren.

Staatssecretaris Heijnen:

Ter geruststelling van de Kamer: het proces in Brussel gaat heel erg snel. Het Spaans voorzitterschap streeft ernaar om de algemene oriëntatie in de Milieuraad van oktober al te bespreken, dus dat is echt al over een beperkt aantal maanden. Bij het commissiedebat daaraan voorafgaand kunnen we u ook informeren hoe de UPV op Europees niveau, en dus ook op nationaal niveau, uitgewerkt zal worden. We zijn ook al met de industrie in gesprek over hoe we dat allemaal gaan doen. Er komt op korte termijn echt een UPV aan. Het is terecht dat mevrouw Hagen constateert dat de waterkwaliteit in Nederland niet goed is en dat die echt beter moet. Dat is ook de reden dat het zo belangrijk is om ook in Europees verband die snelheid erin te houden. Als je in oktober weet dat er dingen aan komen waar we nu al mee aan de slag zijn, heeft het opstarten van een eigen UPV op landelijk niveau geen toegevoegde waarde, omdat het dus al zo snel gaat en we in het kader van die Europese richtlijn in gesprek zijn. We kunnen natuurlijk wel het volgende doen, al wil ik eigenlijk niet voor de Minister spreken. Als je constateert dat de UPV-normen, die Europees worden afgesproken, wellicht nog wat aanscherping in Nederland behoeven, dan kan daar natuurlijk ook altijd nog met elkaar over gesproken worden. Dat is mijn reactie richting mevrouw Hagen. Verder lijkt het mij ook goed als u daar nog eens een keer met de Minister over van gedachten wisselt.

Mevrouw Hagen (D66):

Allereerst het volgende. Elk jaar uitstel betekent weer 190.000 kilo medicijnresten in ons oppervlaktewater, dus volgens mij is er helemaal geen reden om te wachten. Daarbij kan ik me voorstellen dat, in plaats van dat wij een briefje krijgen als Kamer, er in ieder geval gesteld wordt dat we alles in voorbereiding gaan doen op zo'n UPV. We hebben al andere vormen van UPV's. Ik snap dat water een andere vorm is. Maar het is ook zo dat drinkwaterbedrijven dit het kabinet echt vragen en verzoeken. Het is dus niet alleen wat de Kamer u verzoekt; het is ook wat onze drinkwaterbedrijven, die de kwaliteit van ons water moeten beschermen, u verzoeken. Ik zal dus met mijn mede-indiener, de heer De Groot, in beraad gaan, maar dit is nog niet het laatste wat ik erover heb gezegd.

Staatssecretaris Heijnen:

We blijven natuurlijk ook nationaal wel inzetten op en verder gaan met de zuivering. We staan dus niet stil. Het kabinet heeft ook al 60 miljoen beschikbaar gesteld aan de waterschappen om aanvullend nog maatregelen te kunnen nemen. Maar ik heb er uiteraard ook begrip voor dat mevrouw Hagen nog even met de mede-indiener van de motie wil overleggen om te kijken naar de vraag hoe verder.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat de vragen uit alle blokjes zijn beantwoord. Ik mis zelf nog een antwoord op een vraag over de Natuurherstelverordening. Ik had die vraag in het begin gesteld. Ik ben daar benieuwd naar. Volgens mij heeft mevrouw Hagen daar in ieder geval ook een reactie op gegeven. Ik vraag meteen of er nog andere antwoorden missen, want dan haal ik ze meteen even op.

De heer Haverkort (VVD):

Ik heb nog een pleidooi gehouden over het transparant vertalen van de getallen in de norm naar de voor inwoners en Kamerleden herkenbare beelden wat betreft luchtkwaliteit. Ik ben wel benieuwd. Ik snap dat het niet zomaar uit de hoge hoed te toveren is ... O, die vraag komt ook nog.

De voorzitter:

Hij wordt uit de hoge hoed getoverd!

De heer Haverkort (VVD):

Ik wacht in spanning af.

De voorzitter:

Staatssecretaris, gaat uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik zei al dat er een heel aantal vragen is gesteld. In de tussentijd hebben ze achter de schermen nog eens goed bekeken of ik alles beantwoord heb. Er ontbreken inderdaad nog twee antwoorden, dus excuses daarvoor.

Mevrouw Van Esch had gevraagd naar natuurherstel. De Kamer heeft bij het commissiedebat Landbouw- en Visserijraad op 24 mei over de Nederlandse inzet voor de Natuurherstelverordening gedebatteerd. Er heeft ook een tweeminutendebat plaatsgevonden op 8 juni. Om die reden had de Kamer de Natuurherstelverordening van de agenda van dit commissiedebat gehaald. Zoals benoemd in het commissiedebat Landbouw- en Visserijraad, steunt Nederland de doelen van de Commissie, alleen wordt er te weinig rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van de lidstaten.

De voorzitter:

Laat ik het maar niet te ingewikkeld doen. Er is sindsdien wel een vrij grote oproep gekomen, van meerdere multinationals. Die kwam nog na het tweeminutendebat. Daar heb ik dus specifiek nog een reflectie op gegeven. Ik weet dat het voor een deel al behandeld is, maar ik had specifiek die oproep van de multinationals genoemd. Ik wil daar nog wel graag een reactie van dit kabinet op. Verandert die nog iets aan de visie? Hoe zien zij het feit dat deze grote bedrijven wel degelijk oproepen om wel gewoon door te gaan met het voorliggende voorstel wat betreft de Natuurherstelverordening?

Staatssecretaris Heijnen:

Omdat dit echt buiten mijn portefeuille om gaat en de portefeuille van mijn collega betreft, zou ik graag willen verzoeken of u er akkoord mee gaat dat ik mijn collega daar schriftelijk op laat reageren.

De voorzitter:

Graag, als dat schriftelijk is vóór de daadwerkelijke Milieuraad van 20 juni. Het staat misschien niet op de agenda van het debat van vandaag, maar het staat natuurlijk wel op de agenda van het debat van volgende week. Ik zou het dan wel graag voor die tijd zien.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik zal dat verzoek doorgeven.

De heer Haverkort (VVD):

Als de Minister voor Natuur en Stikstof dan toch schriftelijk op externe partijen en de invloed daarvan gaat reageren, is het wellicht goed als ze ook meeneemt wat – ik moet even snel spieken – volgens mij VNO-NCW daar ook over heeft gezegd. Coca-Cola is niet de enige partij die na het tweeminutendebat nog gereageerd heeft. Er zijn ook andere partijen die daarover hebben gereclameerd. Laat het dan dus een integraal beeld zijn dat de Minister voor Natuur en Stikstof teruggeeft.

Staatssecretaris Heijnen:

Dat staat genoteerd als wens van deze commissie. Ik zal het aan haar doorgeven.

De heer Haverkort vroeg eigenlijk of ik kan toezeggen dat de nieuwe normen voor lucht kunnen worden vertaald naar herkenbare beelden. Ik begrijp dat de technische termen waarover we het hier hebben niet altijd tot de verbeelding spreken en dat het kan helpen om daarin een vertaalslag te maken. Ik moet even bedenken hoe ik dat ga doen. Ik hoop dat de heer Haverkort me daar wat ruimte in toestaat, maar me er wel op vertrouwt dat ik zal proberen met een vertaalslag te komen.

De voorzitter:

Heeft de heer Haverkort nog een laatste vraag?

De heer Haverkort (VVD):

Dat klinkt als een toezegging. Het is dan onze rol om daar toch iets van een tijd aan te koppelen. Ik begrijp ook dat dat niet voor het zomerreces kan zijn, maar ik zou de Staatssecretaris wel willen vragen om dat vast te knopen aan het proces van de onderhandelingen van de herziene richtlijn zodat we, voordat we daar met z'n allen ja tegen zeggen, daar bij wijze van spreken ook die stripvariant bij kunnen bekijken.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ga mijn best doen om dat nog ergens in het vierde kwartaal aan te leveren, dus voor het einde van het jaar.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was nog een genoteerde toezegging. Als jullie het oké vinden, zou ik als voorzitter graag even kort willen schorsen, voor vijf minuten. We kunnen dan om 11.40 uur weer doorgaan. Ik wil zelf even een korte break. Daarna kunnen we door naar de tweede termijn, als jullie dat oké vinden. Oké.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

We zijn weer terug en gaan naar de tweede termijn van de Kamer. Ik geef mevrouw Hagen het woord voor haar tweede termijn.

Mevrouw Hagen (D66):

Voorzitter. Er rest mij eigenlijk alleen nog dank te zeggen, niet alleen aan de Staatssecretaris maar ook aan de ondersteuning. Ik begrijp dat het veel verschillende terreinen raakt. Dat is des te belangrijker, want het milieu kan niet wachten. Er komen nog een aantal dingen aan. Ik ga me nog even verdiepen in de UPV voor medicijnen, zoals u begrijpt. Ik ben ook nog heel erg benieuwd naar hoe er wordt gereageerd op de Natuurherstelverordening.

Vooralsnog veel dank.

De voorzitter:

Hartelijk dank, mevrouw Hagen. Kort en krachtig. Meneer Haverkort, gaat uw gang.

De heer Haverkort (VVD):

Voorzitter, dank. Dank ook aan de Staatssecretaris voor de beantwoording en de toezeggingen. Ik denk dat het erg goed is dat we helder krijgen wat voor beelden die concrete cijfertjes met zich meebrengen, zodat we allemaal herkennen wat schone lucht nou betekent.

Ik wil nog wel een vraag opwerpen, maar meer aan onszelf. De Milieuraad van volgende week gaat over schone lucht. We hebben daar afgelopen jaar veel informatie over gedeeld, veel moties over besproken en veel kennis over ingebracht. Vandaag hebben we een goed gesprek gehad met elkaar over hoe dat de komende tijd uitwerkt in de praktijk. Ja, we moeten ervoor zorgen dat dat Europese bronbeleid ambitieus is maar ook uitgevoerd wordt. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat dat ook effecten kan hebben op de andere ambities die we in dit land hebben. Ik ben blij dat de Staatssecretaris dat goed voor ogen heeft en daar volgende week rekening mee houdt, zonder dat dat meteen afbreuk doet aan die ambitie.

Het is ook prettig om te constateren, zeg ik dan maar even tegen onszelf, dat er in de richtlijn zelf ook allerlei reparatiemodules zitten voor de 2% die in 2030 nog niet voldoet als alles lukt. Mijn fractie is daar voor nu mee gerustgesteld. Ik zou eigenlijk ook aan deze commissie het appel willen doen om met datzelfde gevoel dit debat te verlaten, maar goed, daar ben ik natuurlijk niet alleen in, dus dat leg ik dan maar even op tafel.

De voorzitter:

Dank, meneer Haverkort. Ik ga gewoon even mijn pet van lid van de fractie van de Partij voor de Dieren opzetten.

Volgens mij was de vraag van de heer Haverkort specifiek voor mij bedoeld. Die snap ik. Alleen, ik blijf erbij dat we tegen de mensen in ons land die wonen in de IJmondregio, rondom de Maasvlakte en rondom Schiphol, plekken waar het nu al zo slecht is, niet meer kunnen zeggen: we doen heel erg ons best, maar het zou kunnen dat specifiek de plekken waar jullie wonen, het niet gaan halen, dat het net niet lukt. Ik vind eigenlijk dat we dat richting hen niet meer kunnen doen. De afgelopen 30, 40, 50 jaar hebben we de economie vooropgesteld, Tata Steel alle mogelijkheden gegeven om de omgeving te vervuilen en Schiphol ruim baan gegeven. Ik denk dat we nu met elkaar zouden moeten afspreken om de gezondheid daadwerkelijk op één te zetten. Dat betekent wat ons betreft dat het kabinet volgende week in de Milieuraad van 20 juni moet gaan staan voor die normen van 2030 en voor de gemeentes in de IJmond die die brief hebben gestuurd. Ga nou niet pleiten voor uitstel, maar klik die 2030 vast en zorg ervoor dat dat de inzet wordt van volgende week.

Ik heb daar al een motie over gemaakt, omdat ik vind dat ik het aan de bewoners van Nederland die in deze slechte lucht wonen, verplicht ben om als Kamerlid die mogelijkheid donderdag te gebruiken. Daarom heb ik die vooraankondiging gedaan en zal ik die nu in een tweeminutendebat omzetten. Het gaat om één motie specifiek op dit punt. Daarmee rond ik mijn eigen tweede termijn af.

Er zijn eigenlijk geen vragen gesteld aan de Staatssecretaris, zeg ik als voorzitter. Ik weet niet of zij nog een reactie wil geven of dat ze zegt: ik neem het mee. Dat is aan haar.

Staatssecretaris Heijnen:

Voorzitter. In elk geval dank, ook voor de betrokkenheid van de commissieleden bij dit belangrijke onderwerp. Ik vind het waardevol om de input van de leden gehoord te hebben en om die mee te nemen. Ik heb een aantal toezeggingen gedaan. Daar zullen we zo meteen nog wel even bij stilstaan. De punten die niet zozeer voor mij waren maar voor mijn collega's, zal ik natuurlijk naar hen doorgeleiden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan rest mij nog de drie toezeggingen te noemen om te kijken of dat het inderdaad is.

  • De Staatssecretaris informeert de Kamer nog voor de zomer over hoe omgevingsdiensten sturen op het gebruik van de best beschikbare technieken en hoe ze dat handhaven. Dat is een toezegging aan mevrouw Hagen.

  • De Minister voor Natuur en Stikstof informeert de Kamer over hoe zij aankijkt tegen de oproep van verschillende partijen/bedrijven tot een snelle invoering van de Natuurherstelverordening. Dat is een toezegging aan mijzelf en de heer Haverkort.

  • De Staatssecretaris stuurt in het vierde kwartaal een brief naar de Kamer over hoe zij de doelen en normen van de nieuwe Richtlijn luchtkwaliteit gaat vertalen naar herkenbare en begrijpelijke taal voor de burgers. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort.

Ik kijk naar mijn linkerkant. Daar zie ik instemmend geknik. Dan kunnen wij ruim op tijd stoppen en hebben we weer tijd voor andere dingen. Dat is ook niet verkeerd. Dan rest mij nog de Staatssecretaris hartelijk te danken en veel succes te wensen volgende week in Brussel. Ik sluit bij dezen de vergadering en tot een volgende keer.

Sluiting 11.46 uur.

Naar boven