21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 579 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2023

Op 22 en 23 mei vond de Raad voor Concurrentievermogen plaats in Brussel. Op 22 mei werden de onderwerpen gerelateerd aan de interne markt en industrie besproken en op 23 mei kwamen ruimtevaart en onderzoek aan bod. Met deze brief stuur ik u het verslag van de Raad, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (onderzoeksdeel) en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Graag informeer ik u tevens over de kabinetsreactie ten aanzien van het AWTI- advies «Strategisch Samenspel» met daarbij de prestaties van Nederland onder het lopende Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, Horizon Europe.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Verslag van het interne markt- en industriedeel van de Raad voor Concurrentievermogen op 22 mei 2023

Het beleidsdebat op 22 mei stond in het teken van langetermijn concurrentievermogen en het verbeteren van de jaarlijkse rapportagecyclus over de voortgang van de interne markt. Daarnaast vond er een beleidsdebat over de Critical Raw Materials Act plaats en is er een algemene oriëntatie aangenomen over de Europese kaderverordening Ecodesign. Onder diversenpunten heeft de Commissie een update gegeven over de Net Zero Industry Act, was er een viering van 30 jaar interne markt en de inwerkingtreding van het octrooipakket, en kwamen de Corporate Sustainability Reporting richtlijn en de herziening van de richtlijn inzake Ontwerpbescherming aan bod.

Europese kaderverordening Ecodesign

Algemene Oriëntatie Ecodesign Verordening

Tijdens de Raad gaven alle lidstaten hun steun aan de algemene oriëntatie voor een Europese kaderverordening Ecodesign (Ecodesign for Sustainable Products Regulation ESPR) zoals voorgesteld door het Zweeds voorzitterschap.

Het voorzitterschap benadrukte dat de Ecodesign kaderverordening bijdraagt aan de transitie naar een circulaire economie en een goede werking van de interne markt. Specifiek draagt het voorstel bij aan het circulair ontwerpen van producten, bevat het elementen over het Digitaal Product Paspoort en maatregelen om transparantie over de vernietiging van onverkochte consumptiegoederen te bewerkstelligen.

De Commissie gaf aan dat de Ecodesign kaderverordening grote mogelijkheden biedt om de concurrentiepositie van de Europese industrie te verstevigen. Het vernietigen van onverkochte goederen gaat volgens de Commissie in tegen de principes van de circulaire economie, waardoor het begrijpelijk is dat een aantal lidstaten verdergaande maatregelen wil nemen om vernietiging tegen te gaan. De Commissie gaf aan dat een verbod op vernietiging voor kleding goed te rechtvaardigen is, maar dat de proportionaliteit, werkbaarheid en de lasten voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) goed moeten worden bekeken voordat er voor aanvullende productgroepen een verbod op vernietiging kan worden opgenomen. De Commissie gaf daarnaast aan dat van belang is dat lidstaten worden betrokken bij het vaststellen van de Ecodesign eisen voor producten, dat markttoezicht goed geregeld is en dat de Commissie oog zal hebben voor de lasten voor het mkb wanneer ze product-specifieke maatregelen uitwerkt. Tot slot benadrukte de Commissie voorstander te zijn van korte implementatietermijnen, zodat de producteisen aansluiten bij technologische ontwikkelingen.

Alle lidstaten verwelkomden de algemene oriëntatie. Het merendeel van de lidstaten onderstreepte dat de Ecodesign kaderverordening een belangrijke rol speelt in het verduurzamen van producten en in het bereiken van de Europese circulaire economie doelstellingen. De EU neemt met dit voorstel een voortrekkersrol in. Verder zien de lidstaten Ecodesign als een belangrijk middel om het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven te versterken, innovatie te stimuleren en de strategische autonomie van de EU te borgen. Het Digitaal Product Paspoort wordt door veel lidstaten beschouwd als een belangrijk middel om duurzame consumptie te faciliteren, administratieve lasten te beperken en om de digitalisering van de industrie te stimuleren.

Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, heeft aangegeven dat zij ook gedurende de komende triloog met het Europees Parlement blijft inzetten op een ambitieuze Ecodesign kaderverordening. Deze landen benadrukten dat zij graag een breed geldend verbod op vernietiging van onverkochte goederen hadden willen zien in de Algemene Oriëntatie, maar dat zij omwille van het compromis akkoord konden gaan met een toegesneden verbod op vernietiging voor onverkochte kleding. Deze lidstaten maakten duidelijk dat zij in de triloog zullen inzetten op een verbod op vernietiging dat meer productgroepen omvat dan alleen kleding. Een paar lidstaten noemden dat zij zullen inzetten op een verbod op vernietiging voor onverkochte elektrische en elektronische apparaten.

Een groep kritische lidstaten heeft daarentegen zorgen geuit over het verbod op vernietiging van onverkochte kleding. Deze lidstaten gaven aan dat er onvoldoende data beschikbaar is over de vernietiging van onverkochte kleding, waardoor een verbod niet gerechtvaardigd is. Deze lidstaten zijn van mening dat de Commissie een effectbeoordeling moet uitvoeren alvorens een dergelijk verbod mag worden opgenomen in het wetsvoorstel. Deze kritische lidstaten benadrukten in aanvulling daarop dat er een permanente uitzondering voor het mkb zou moeten gelden voor de verplichtingen omtrent transparantie over de vernietiging van onverkochte goederen en het verbod op vernietiging.

Het merendeel van de lidstaten gaf aan dat de lasten voor het mkb zoveel mogelijk moeten worden beperkt en dat dit een specifieke prioriteit voor hen zal zijn tijdens de triloog. Enkele lidstaten vroegen daarnaast aandacht voor de bepalingen over de samenhang tussen Ecodesign en het bestaande stoffenbeleid (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen, REACH). Zij benadrukten dat het huidige stoffenbeleid leidend moet zijn. Verder uitten een aantal lidstaten zorgen over de verlenging van tijdlijnen voor de implementatie van de product specifieke maatregelen. Een andere groep lidstaten gaf daarentegen aan tevreden te zijn met de verlenging van de tijdlijnen.

Het voorzitterschap concludeerde dat er voldoende steun was voor het aannemen van de Algemene Oriëntatie. Het opvolgende Spaans voorzitterschap voor de tweede helft van 2023 benadrukte dat zij tijdens de triloog een gebalanceerd akkoord over de Ecodesign kaderverordening wil bereiken.

Langetermijn concurrentievermogen

Beleidsdebat

Het Zweeds voorzitterschap benadrukte dat het langetermijn concurrentievermogen van de Europese Unie haar belangrijkste politieke prioriteit is. Ter voorbereiding op deze Raad voor Concurrentievermogen heeft het voorzitterschap dan ook een voorstel gedaan voor de uitbreiding van de rapportagecyclus over de voortgang van de interne markt met het jaarlijkse Interne Markt Rapport en het Interne Markt Scoreboard. De belangrijkste reden hiervoor is om op de best mogelijke manier gebruik te kunnen maken van de door Commissie op 16 maart jl. voorgestelde monitoringsinstrumenten1, de negen beleidsdrijvers2 en bijbehorende key performance indicators (KPI’s). Nagenoeg alle lidstaten, waaronder Nederland, spraken hun steun uit voor dit procesvoorstel. Mede gezien het proces, gebaseerd op data, bijdraagt aan transparantie over de voortgang van de interne markt en zorgt voor een voorspelbaar beleidstraject. Enkele lidstaten benadrukten het belang van vroege rapportage door de Commissie zodat er genoeg tijd is voor de voorbereiding van een discussie over de voortgang in de eerste jaarlijkse Raad voor Concurrentievermogen. Eurocommissaris Breton gaf aan dat de Europese Commissie toe wil naar een echt «systeem» waarbij de jaarlijkse cyclus voor een goede monitoring van voortgang kan zorgen.

Niet alle lidstaten waren het eens over de voorgestelde KPI’s, enkele lidstaten willen meer duidelijkheid over bepaalde KPI’s of willen een belangrijkere rol voor bepaalde KPI’s zoals vaardigheden. Eurocommissaris Vestager benadrukte dat er expliciet is gekozen voor bestaande KPI’s zodat er geen extra rapportageverplichtingen komen en zodat er geen vertraging komt bij het verwezenlijken van het rapportagetraject.

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, steunden het voorstel van Oostenrijk om een IPCEI forum op te zetten om het bestuur van IPCEI projecten efficiënter te laten verlopen. De Commissie steunde dit voorstel ook en stelde in deze context voor om elke vier maanden bijeen te komen op werkniveau.

Critical Raw Materials Act

Beleidsdebat

In het kader van de Critical Raw Materials Act (CRMA) was de belangrijkste boodschap van het Zweeds voorzitterschap «tempo, tempo, tempo». Zweden ziet de CRMA als een prioritair dossier en beoogt op korte termijn een Raadspositie op dit dossier te bereiken. Om de discussie tijdens deze Raad voor Concurrentievermogen richting te geven, stelde Zweden de lidstaten de vragen of de CRMA momenteel voldoende versnelling van de uitrol van mijnbouw-, raffinage en recyclingprojecten binnen de Europese Unie kan bewerkstelligen en hoe sociale acceptatie van dergelijke projecten kan worden gefaciliteerd.

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, gingen in op de uitrol van de Strategische Projecten binnen de Unie, en benadrukten in dit kader het belang van versnelde vergunningverlening en de beschikbaarheid van financiering. Het Commissievoorstel doet voorstellen voor verkorte vergunningverlening termijnen, het instellen van één loket (one-stop-shop) en het toegankelijker maken van onder andere private financiering voor Strategische Projecten. Nederland onderstreepte de noodzaak van samenhang tussen de Critical Materials Act en andere milieu gerelateerde voorstellen, zodat er daadwerkelijk versnelling van vergunningverlening voor Strategische Projecten kan worden gerealiseerd. Eurocommissaris Breton stelde dat er «moed» nodig is om versnelde vergunningverlening van Strategische Projecten te verwezenlijken. Sommige lidstaten verzetten zich tegen de snelle uitrol van one-stop-shops voor vergunningverlening. Ook Nederland pleitte voor meer ruimte voor nationale invulling van de one-stop-shop zodat deze past binnen de Omgevingswet. Zoals al ingeleid door de Zweden vormde sociale acceptatie van de lokale gemeenschap voor veel lidstaten een knelpunt voor de uitrol van Strategische Projecten, met name als het gaat om lange bezwaar- en beroepsprocedures. Het delen van de winsten van mijnbouwprojecten met de lokale gemeenschap of het stellen van strenge milieueisen werden als mogelijke oplossingsrichtingen genoemd.

Daarnaast waren er meerdere lidstaten die benadrukten dat de kritieke en strategische grondstoffenlijsten zoals voorgesteld door de Commissie niet uitputtend zijn. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepte het belang van het creëren van nationale kritieke grondstoffenlijsten naast de Europese lijst zodat er ook inzicht kan komen in onderlinge Europese afhankelijkheden en leveringsrisico's.

Het belang van een balans tussen uitbreiding van de waardeketen binnen de EU en de diversificatie van toeleveranciers werd ook veelvuldig geschetst door de lidstaten onder andere om afhankelijkheden van één derde land af te bouwen. Verschillende potentiële partners waaronder Noord-Afrika, de Balkanlanden en Oekraïne worden in het dit kader genoemd.

Diversenpunten

Onder diversenpunten heeft de Commissie een update gegeven over de Net Zero Industry Act, was er een viering van de 30 jaar interne markt en de inwerkingtreding van het octrooipakket, en is er gesproken over de Corporate Sustainability Reporting richtlijn en de herziening van de richtlijn inzake Ontwerpbescherming.

In de context van de Net Zero Industry Act (NZIA), benadrukte Eurocommissaris Vestager dat de versnelling van de productie van net-zero technologieën prioriteit heeft. Daarbij heeft de Commissie nadrukkelijk gekozen voor een technologie-neutrale aanpak en wordt er binnen de NZIA gekozen voor de technologieën die de grootste nadelen van de Inflation Reduction Act (IRA) van de Verenigde Staten ondervinden. Verschillende lidstaten pleitten in dit kader voor het behouden van nucleair in de reikwijdte van de NZIA.

Verslag van het ruimtevaartdeel van de Raad voor Concurrentievermogen op 23 mei 2023

Eerlijk en Duurzaam gebruik van de Ruimte

Aanname Raadsconclusies

De Raad nam conclusies aan over eerlijk en duurzaam gebruik van de ruimte waarin wordt gepleit voor een Europese aanpak van ruimteverkeersbeheer. Commissaris Breton heeft in dit kader drie werkgebieden benoemd om de bescherming van EU-ruimtesystemen en -producten te verbeteren: 1) de verdere ontwikkeling van het Space Surveillance and Tracking-systeem om ruimteafval te monitoren en strategische autonomie te waarborgen 2) een security-by-design-aanpak in EU-initiatieven, zoals de nieuwe EU-infrastructuur voor veilige satellietcommunicatie, IRIS2 waar militaire en veiligheidsvereisten worden inbegrepen en 3) de ontwikkeling van een regelgevend kader voor veilig en duurzaam gebruik van de ruimte om nationale fragmentatie tegen te gaan.

EU Ruimtevaartprogramma in een nieuw geopolitiek landschap

Beleidsdebat

Uitgangspunt van het debat was de invloed van de EU-ruimtevaartstrategie voor veiligheid en defensie op het EU-ruimtevaartprogramma. Het Zweeds voorzitterschap verwelkomde de strategie, benadrukte het belang van het EU-Ruimtevaartprogramma in de huidige geopolitieke context en pleitte voor een veerkrachtigere unie om het hoofd te kunnen bieden aan toenemend ruimtepuin, klimaatuitdagingen en geopolitieke dreigingen. Het voorzitterschap verwelkomde in dit kader het bereiken van synergieën met andere programma’s en ontwikkeling van capaciteiten voor duaal gebruik in het EU-ruimtevaartprogramma.

Eurocommissaris Breton benadrukte een aantal punten om uitdagingen in de ruimte het hoofd te bieden waaronder: 1) het belang van een nieuw governance model om EU-infrastructuren uit te breiden met een defensiedimensie, volgens het Galileo-model, 2) ontwikkeling van Space Domain Awareness voor zowel het in kaart brengen van ruimtepuin als dreigingen, 3) vermindering van technologische afhankelijkheden zoals van AI, halfgeleiders en mineralen, 4) verhoging van EU autonome toegang tot de ruimte.

Veel lidstaten verwelkomden synergieën tussen het civiele en militaire domein en het opnemen van zowel civiele als militaire vereisten in het ontwerp van EU-ruimtesystemen met behoud van de beleidsdoelstellingen van het EU-ruimtevaartprogramma. Sommige lidstaten legden echter meer de nadruk op waarborging van het civiele karakter van het EU Ruimtevaartprogramma.

Meerdere lidstaten legden daarnaast nadruk op het belang van een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie, zodat het midden- en kleinbedrijf en startups aangesloten blijven bij het EU-ruimtevaartprogramma. Ook was er brede consensus dat de geopolitieke situatie moet leiden tot versterkte partnerschappen en complementariteit met het Europese Ruimtevaartagentschap (ESA) en de NAVO.

Nederland pleitte voor maximalisering van Space Domain Awareness en verdere uitbouw van het EU Space Surveillance and Tracking Partnership voor betere monitoring en bescherming van Europese ruimtesystemen. Daarnaast benoemde Nederland het belang van verder ontwikkeling van satellietnavigatiecapaciteiten zoals Galileo Public Regulated Service voor zowel civiel als militair gebruik. Ook benoemde Nederland de essentiële rol van ESA in huidige en toekomstige EU-ruimtevaartprogramma’s voor waarborging van betaalbare Europese autonome toegang tot de ruimte.

Verslag van het onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad voor Concurrentievermogen op 23 mei 2023

Dit deel van het verslag is mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en gaat enkel over het onderzoeks- en innovatiedeel van de Raad.

Het versterken van open, betrouwbare en rechtvaardige wetenschappelijke publicaties van hoge kwaliteit

Aanname Raadsconclusies

De Raad stemde in met de Raadsconclusies over open science. Het Voorzitterschap legt in deze Raadsconclusies de focus op open science als norm in wetenschappelijk onderzoek en op het bereiken van open access tot wetenschappelijke publicaties. De Commissie benadrukte dat met deze Raadsconclusies wordt bijgedragen aan hoge wetenschappelijke standaarden en versnelling van het realiseren van de gemeenschappelijke ambities op het vlak van onderzoek en innovatie. Enkele lidstaten spraken brede steun uit en verwezen naar nationaal beleid en initiatieven op het vlak van open science. Ook werd aangehaald dat de Raadsconclusies kunnen fungeren als een routekaart om alle belanghebbenden te betrekken. In de Nederlandse interventie werd het Zweedse voorzitterschap gecomplimenteerd met voorliggende Raadsconclusies en gerefereerd aan het nationale beleid en de score van 82% open access in Nederland. Aangegeven werd dat deze Raadsconclusies een belangrijke stap betekenen op weg naar open science als internationale norm voor wetenschappelijk onderzoek waar ook de maatschappij baat bij zal hebben. Nederland benadrukte dat deze transities alleen gerealiseerd kunnen worden door het internationaal bundelen van krachten en het stimuleren van samenwerking.

Kennisveiligheid en verantwoorde internationalisering

Beleidsdebat

Het Zweeds Voorzitterschap gaf aan dat kennisveiligheid met de huidige geopolitieke verhoudingen belangrijker is dan ooit. Het gaat hierbij om het bevorderen van integriteit en verantwoord internationaliseren. Met een verdere inzet op openheid moet er na worden gedacht over veiligheidsrisico’s en -uitdagingen en academische vrijheid is een belangrijk aspect hiervan. Het Voorzitterschap vroeg naar ervaringen, bewustwording en best practices om samenwerking te bevorderen en de uitvoering van maatregelen om buitenlandse inmenging aan te pakken.

De Commissie benadrukte het belang van een meer verantwoorde internationalisering in de veranderende wereld, bijvoorbeeld in de context van internationale studenten. De Commissie ging in op samenwerking en bescherming tegen risico’s door bewustwording, met enerzijds openheid en waarborgen van principes, maar ook vrijwaren van risico’s, zodat onderzoekers binnen een vrije omgeving hun werk kunnen doen. De Commissie noemde haar toolkit3 buitenlandse inmenging als een goed voorbeeld en gaf aan bezig te zijn met een one-stop-shop voor onderzoekers in de vorm van een online toegankelijk platform.

Nederland ging onder andere in op het belang van internationale samenwerking van onderzoekers en innovators en daarin de balans te zoeken tussen naïviteit en paranoia, waarbij we niet naïef moeten zijn voor de mogelijke risico’s, maar ook niet paranoïde in wat wel kan. Ook werd het Nederlandse loket voor kennisveiligheid genoemd, dat bewustwording en zelfregulatie verhoogt, onder andere door netwerkactiviteiten en het beantwoorden van vragen van stakeholders. Nederland riep op tot gezamenlijke Europese actie en het creëren van een Europees gelijk speelveld met een gezamenlijke visie op risico’s en kansen voor internationale samenwerking.

Veel Europese lidstaten benadrukten – net als Nederland – het belang van openheid in onderzoek en innovatie om te komen tot excellentie en daarbij te zorgen voor de nodige veiligheid en bewustmaking bij (nieuwe) onderzoekers. In veel lidstaten zijn hier al nationale initiatieven voor opgezet. Ook werd er ingegaan op de ondersteuning van onderzoekers, het delen van ervaringen en best practices en de noodzaak tot een diverse aanpak omdat er geen pasklare oplossing is voor dit probleem. Verder werd het gebruik van bestaande (EU-)netwerken genoemd om deze boodschap uit te dragen naar het bredere publiek en werd opgemerkt dat er capaciteit moet zijn voor het beoordelen van de risico’s van internationale samenwerking. De initiatieven van de Commissie op dit vlak, zoals de toolkit, werden goed ontvangen. Cyberveiligheid en – dreigingen werden hierbij nog als specifiek punt aangehaald.

Het Zweedse Voorzitterschap vatte de interventies samen en benadrukte nogmaals het belang van academische vrijheid, maar ook het beschermen van onze belangen en het concurrentievermogen. Het Voorzitterschap concludeerde dat er niet een enkele manier is om kennisveiligheid en verantwoord internationaliseren aan te pakken, maar dat het delen van ervaringen tussen disciplines en organisaties op EU-niveau efficiënt lijkt te zijn.

De Commissie sloot af met de conclusie dat de discussie zich richtte op wat Nederland het midden tussen «niet naïef, maar ook niet paranoïde» had genoemd.

Diversenpunten

Als eerste gaf de Commissie een toelichting op zogenaamde Seal of Excellence projecten. Dit zijn projecten die in het Horizon Europe-evaluatieproces als excellent beoordeeld zijn, maar geen financiering ontvangen door budgettaire beperkingen. Het Seal of Excellence is een kwaliteitskeurmerk dat is ingevoerd onder het vorige kaderprogramma (Horizon 2020). Om het gebruik te faciliteren heeft de Europese Commissie de staatssteunregels vereenvoudigd voor projecten met een Seal of Excellence. Het is een instrument van de Europese Commissie om synergie tussen het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, de Europese structuurfondsen en/of nationaal en regionaal beleid tot stand te brengen. De Commissie riep op het mechanisme te gebruiken met EU-budgetten die nog onvoldoende zijn geabsorbeerd, zoals Cohesiemiddelen in bepaalde lidstaten, en bood daarbij ondersteuning aan.

Vervolgens kreeg de Italiaanse delegatie het woord om een toelichting te geven op de kandidaatstelling van Italië (Rome), als enige EU-land, voor de World Expo 2030. Daarbij werd benadrukt dat dit een mogelijkheid biedt om in Europees verband onderzoek en innovatie in de schijnwerpers te zetten en internationale partnerschappen aan te gaan.

Afsluitend heeft het inkomende Spaanse voorzitterschap een korte presentatie gegeven over de prioriteiten die zij tijdens haar voorzitterschapsperiode wil adresseren op het vlak van onderzoek en innovatie. Er zal onder andere worden ingezet op voortzetting van PRIMA. Dit is het partnerschap voor onderzoeks- en innovatiesamenwerking in het Middellandse Zeegebied. Ook zijn Raadsconclusies voorzien over het versterken van de rol en impact van onderzoek en innovatie in democratische samenlevingen en een Voorzitterschapsverklaring over onderzoeksinfrastructuren. Een informele Raad voor Concurrentievermogen (onderzoek en innovatiedeel) is voorzien op 27 en 28 juli 2023 (Spanje) en een formele Raad op dit vlak op 8 december 2023 (Brussel).


X Noot
2

Drivers: 1) Functioning Single Market; 2) Access to private capital; 3) Public investment & infrastructure; 4) Research & innovation; 5) Energy; 6) Circularity; 7) Digitalisation; 8) Education and skills; and 9) Trade and open Strategic Autonomy.

Naar boven