21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 530 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 mei 2021

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 17 februari 2021 over de geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen 25 en 26 februari 2021 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 521), over de brief van 2 februari 2021 over het verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen 3 februari 2021 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 519), over de brief van 22 januari 2021 over het Fiche: Mededeling Actieplan Intellectueel Eigendom (Kamerstuk 22 112, nr. 3017) en over de brief van 29 januari 2021 over het Fiche: Mededeling nieuwe Europese Consumentenagenda (Kamerstuk 22 112, nr. 3032).

De vragen en opmerkingen zijn op 19 februari 2021 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 24 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Renkema

Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen. Deze leden hebben hierbij geen vragen of opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen 25 en 26 februari 2021

De leden van de CDA-fractie lezen dat er tijdens de Raad een gedachtewisseling over de plannen voor het Recovery and Resilience Facility (RRF) zal plaatsvinden. Deze leden vragen wanneer de ambtelijke verkenning «naar de mogelijke inhoud van een Nederlands herstelplan» waar de Minister van Economische Zaken en Klimaat eerder melding van maakte (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1642) gereed is en met de Kamer wordt gedeeld.

Het kabinet heeft opdracht gegeven tot een ambtelijke verkenning naar de mogelijke inhoud van een Nederlands herstelplan. Dit betreft zowel maatregelen waartoe dit kabinet sinds 1 februari 2020 heeft besloten als maatregelen die het volgende kabinet kan treffen.1 Hierbij wordt aandacht gegeven aan de eisen en voorwaarden voor het herstelplan zoals beschreven in de RRF-verordening. Een volgend kabinet besluit welke maatregelen in het Nederlands herstelplan worden opgenomen. Daarna zal het Nederlandse plan met uw Kamer gedeeld worden.

Daarnaast zijn deze leden benieuwd of bij het in kaart brengen van «kansrijke maatregelen» ook proactief wordt gesproken met sociale partners en met sectoren die van belang zijn voor de Nederlandse maakindustrie, zoals automotive, lucht- en ruimtevaart en maritiem.

Bij de ambtelijke inventarisatie wordt gesproken met belanghebbenden, waaronder de sociale partners. Met de maritieme sector is informeel gesproken over hun Masterplan voor een emissieloze maritieme sector. Ook met vertegenwoordigers van de automotive en luchtvaartsectoren is contact. Het volgende kabinet zal besluiten welke maatregelen worden opgenomen in het Nederlands herstelplan.

Deze leden zouden van de Staatssecretaris willen weten hoe zij precies invulling gaat geven aan de motie van het lid Palland c.s. over bijhouden aan welke projecten en sectoren andere lidstaten hun RRF-gelden besteden (Kamerstuk 21 501-30, nr. 510)?

Op dit moment delen lidstaten conceptplannen met de Europese Commissie, die ze toetst aan de eisen die worden gesteld in de RRF-verordening. Dit zijn nog geen formeel ingediende conceptplannen, en het kabinet heeft geen toegang tot deze plannen. Zodra de plannen formeel zijn ingediend, moet de Commissie deze – op grond van de RRF-verordening – zonder vertraging doorsturen aan de Raad en het Europees Parlement. Zodra dit is gebeurd, zal het kabinet deze plannen doorgeleiden naar de Tweede Kamer. Daarna heeft de Commissie twee maanden de tijd om de plannen te beoordelen, aan de hand van de criteria die zijn vastgelegd in de RRF-verordening. Zodra de Commissie de beoordeling publiceert middels een voorstel voor een uitvoeringsbesluit, zal de Tweede Kamer hier steeds een kabinetsappreciatie van ontvangen.

Het kabinet zal uw Kamer jaarlijks ook informeren waar andere lidstaten hun RRF-middelen aan besteden, conform de motie van het lid Palland.

De leden van de CDA-fractie prijzen ten aanzien van de nieuwe Europese Consumentenagenda prijzen de aandacht in de Raadsconclusies en van de Staatssecretaris voor de verantwoordelijkheden van online platforms jegens consumenten en voor «een proportioneel en betrouwbaar kader voor kunstmatige intelligentie». Kan de Staatssecretaris concretiseren op welke verantwoordelijkheden zij doelt, als zij schrijft dat «het belangrijk is dat online platforms bepaalde verantwoordelijkheden hebben ten opzichte van consumenten»? In het verlengde van prioriteit nummer drie van de Europese Commissie, «verhaalmogelijkheden en handhaving van consumentenrechten», vragen de leden de Staatssecretaris naar de uitvoering van de motie van het lid Palland c.s. over transparantie over het blokkeren van accounts (Kamerstuk 27 879, nr. 79).

Biedt deze Raad de Staatssecretaris een moment om te pleiten voor transparantie in het beleid en de omstandigheden voor het blokkeren of afsluiten van onlinegebruikersaccounts door softwarebedrijven en het bieden van een mogelijkheid tot verweer? Is inmiddels meer bekend over de omvang van dit vraagstuk, die recent ook het nieuws haalde, en hoe hiermee om te gaan?2

Over de invulling van de verantwoordelijkheden van online platforms ten opzichte van consumenten heb ik uw Kamer geïnformeerd in mijn brief van 2 juli 2020.3

Ik ben voor de uitvoering van de motie van het lid Palland cs. in gesprek met de Consumentenbond over hun melding met betrekking tot het afsluiten van gebruikers accounts en zal daar op een later tijdstip verslag van doen. Ik wil de Kamer er in dit verband ook op wijzen dat in het voorstel van de Commissie voor een Digital Services Act, verplichtingen voor platforms zijn opgenomen om transparant te zijn over de gebruiksvoorwaarden en daarnaast gebruikers het recht geeft om in verzet te komen tegen een besluit tot (tijdelijke) afsluiting van een gebruikersaccount, eventueel via een externe geschilbeslechtingscommissie of ook via de rechter. Het kabinet steunt dit, hierover bent u op 12 februari geïnformeerd in het BNC-fiche, Kamerstuk 22 112, nr. 3032.

Deze Raad is gelet op de agenda niet geschikt om te pleiten voor transparantie over blokkeren of afsluiten van gebruikersaccounts door softwarebedrijven. Naar verwachting spreekt de Raad voor Concurrentievermogen in mei over de Digital Services Act. Tot die tijd voert mijn ministerie gesprekken met belanghebbenden om inzicht te krijgen in het vraagstuk.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel voor een richtlijn over «Public Country-by-Country Reporting» en de voorgeschiedenis hiervan. Hierover schrijft de Staatssecretaris dat «het kabinet zich ervoor blijft inzetten dat de besluitvorming over het richtlijnvoorstel zo snel mogelijk wordt afgerond». Wat betekent dit voor de Nederlandse standpunten betreffende het niet geaggregeerd maar per land uitwisselen van informatie van derde landen en het schrappen van het beginsel van «pas toe of leg uit» uit het richtlijnvoorstel, waarvoor in een eerder stadium onvoldoende steun bleek?

Wat is de inzet van de Staatssecretaris en verwacht zij dat de Raad tot een positie gaat komen? Waarom denkt de Staatssecretaris dat de «blokkerende minderheid» nu zal zijn verdwenen? Wat is er veranderd?

Het richtlijnvoorstel heeft veel vertraging opgelopen door de discussie over de rechtsgrondslag ervan. Het belangrijkste streven van deze vergadering zal zijn ertoe bij te dragen dat er eindelijk besloten kan worden tot het starten van de triloog tussen de Commissie, het Europees Parlement en de lidstaten, zodat deze richtlijn tot een goed einde gebracht kan worden. Nederland zal zich in de vergadering nogmaals inzetten voor het kabinetsstandpunt dat de informatie niet geaggregeerd maar per land moet worden gerapporteerd. Echter, daarvoor lijkt geen meerderheid te zijn. Nederland zal zich niet tegen het richtlijnvoorstel keren wanneer die meerderheid voor rapportage per land er niet is. Dat zou de instemming van de Raad met de richtlijn in gevaar kunnen brengen. Datzelfde geldt voor het Nederlandse standpunt over het schrappen van het beginsel van «pas toe of leg uit».

De blokkerende minderheid lijkt te zijn verdwenen doordat sinds de laatste agendering van dit richtlijnvoorstel in de Raad eind 2019 het standpunt van een aantal lidstaten is veranderd. De inhoud van het richtlijnvoorstel is niet gewijzigd, alleen is in de overwegingen de rechtsgrondslag van het richtlijnvoorstel beter onderbouwd. Drie lidstaten, die eind 2019 nog tegen waren, hebben laten weten nu te kunnen instemmen. Verder heeft één lidstaat zijn voorbehoud laten vallen en is ook voorstander geworden. Daardoor lijkt de vereiste gekwalificeerde meerderheid te zijn behaald. Het kabinet verwacht dan ook dat in de Raad besloten kan worden tot het starten van de triloog.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er een debat staat geagendeerd over de Recovery and Resilience Facility (RRF) en de vernieuwde Europese Onderzoeksruimte (ERA). In dat kader onderschrijven deze leden het belang van investeringen in onderzoek en innovatie (O&I) ten bate van een hoogwaardig O&I-klimaat en het aanpakken van grote maatschappelijke uitdagingen. De Staatssecretaris geeft aan dat «lidstaten mogelijk alvast een inkijk bieden in hoe zij O&I meenemen in hun herstelplannen voor de RRF». Als dat het geval is, is de Staatssecretaris dan bereid deze informatie op te nemen in het verslag van deze Raad, indachtig motie van het lid Palland c.s. (Kamerstuk 21 501-30, nr. 510)?

Voor zover het aan de orde is geweest in het beleidsdebat tijdens de RvC, zal het verslag ingaan op de wijze waarop andere lidstaten O&I meenemen in hun herstelplannen voor de RRF. Verder verwijs ik u naar de beantwoording op de eerdere vraag over de motie Palland hierboven.

De leden van de CDA-fractie bedanken de Staatssecretaris voor de stand van zaken met betrekking tot het International Procurement Instrument (IPI). Deze leden wachten de Raadspositie die verwacht wordt in juni 2021 af.

Verslag informele Raad voor Concurrentievermogen van 3 februari 2021

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de inbreng die de Minister heeft geleverd tijdens de informele Raad op 3 februari, waaronder de aandacht voor «het erkennen en waarderen van onderzoekers en kennisuitwisseling in ecosystemen».

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda informele Raad voor Concurrentievermogen 3 februari 2021

De leden van de CDA-fractie bedanken de bewindspersonen voor het beantwoorden van hun vragen naar aanleiding van de achtergrondstudie Onderzoeks- en innovatie-ecosystemen in Nederland van Dialogic. Wanneer verwacht de Staatssecretaris het onderzoek naar de passendheid van het bestaande instrumentarium te kunnen delen met de Kamer en volgende stappen te zetten?

De mate waarin het bestaande instrumentarium van overheden passend is voor onderzoeks- en innovatie-ecosystemen is onderdeel van gesprekken met veldpartijen. Dit gesprek zal ook plaatsvinden in de learning community voor onderzoeks- en innovatie-ecosystemen. Hierbij zal onder andere aandacht zijn voor de relevantie van het Nationaal Groeifonds voor de uitdagingen waar ecosystemen voor staan. Zoals toegelicht in de kabinetsstrategie voor het versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen, biedt de kabinetsstrategie ecosystemen handvatten voor consortia die voorstellen ontwikkelen voor het Nationaal Groeifonds op het terrein van R&D en innovatie. De learning community zal in 2021 van start gaan met een (online) conferentie en/of een serie webinars. Voor het zomerreces van 2022 zal ik de Kamer informeren over de voortgang van de learning community, inclusief de lessen over de passendheid van het bestaande instrumentarium en de andere onderwerpen die in de learning community aan bod komen.

Deze leden kijken uit naar het pakket aan maatregelen voor start- en scale-ups en het groei-midden- en kleinbedrijf (mkb), dat de Staatssecretaris samen met Invest-NL heeft aangekondigd. Kan de Staatssecretaris wellicht iets specifieker zijn over wanneer de Kamer hierover nader wordt geïnformeerd?

Uw Kamer wordt hierover dit voorjaar nader geïnformeerd.

De leden van de CDA-fractie bedanken de Staatssecretaris voor de toelichting bij de Raadsconclusies over aanbesteden, die eind vorig jaar zijn aangenomen. Deze leden lezen dat die onder andere zien op het mkb, zoals bij de evaluatie van de drempelwaarden voor Europese aanbestedingen. Wanneer vindt deze evaluatie plaats?

De evaluatie van de drempelwaarden voor Europese aanbestedingen vloeit voort uit artikel 92 van de Europese aanbestedingsrichtlijn (2014/24/EU). Ik verwacht dat de Europese Commissie in de loop van dit jaar zal starten met de evaluatie.

Het kabinet zal blijven aandringen op deze evaluatie vanwege het belang voor het mkb. Daarnaast is een evaluatie ook van belang in het licht van de regulatory fitness and performance programme (REFIT) opinie over de effectiviteit en efficiëntie van Europees aanbesteden in de jeugdzorg en zorg in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Raadsconclusies over dit onderwerp.4

Fiche: Mededeling Actieplan Intellectueel Eigendom

De leden van de CDA-fractie verwelkomen met de Staatssecretaris het Actieplan Intellectueel Eigendom (IE), dat moet bijdragen aan de technologische soevereiniteit van Europa en de bevordering van een wereldwijd gelijk speelveld. Verwacht wordt dat de Raad in mei 2021 Raadsconclusies zal aannemen over het Actieplan. Wat verwacht de Staatssecretaris hiervan en wat is de inzet van Nederland?

Naar wij hebben vernomen is het nog niet zeker of, en zo ja wanneer, het Portugese voorzitterschap Raadsconclusies over het IE-Actieplan zal voorstellen en wat deze zullen inhouden. Meer ten algemene kan wel worden opgemerkt dat het kabinet van opvatting is dat een robuust stelsel van intellectueel eigendom (IE)-rechten noodzakelijk is om de technologische en economische ambities van Europa waar te maken. De acties die voortvloeien uit het IE-actieplan passen bij deze ambitie.

De leden van de CDA-fractie beschouwen net als de staatsecretaris het mkb als «drijvende kracht van innovatie in Nederland». Het verbeteren en toegankelijker maken van het IE-systeem voor het mkb kunnen deze leden dan ook van harte ondersteunen.

Over de «aanvullende beschermingscertificaten» (ABC’s), van belang voor innovatie, research en development en de beschikbaarheid van nieuwe geneesmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen, lezen deze leden dat om «versnipperde toepassing» tegen te gaan wordt gekeken naar een «centraal toekenningsmechanisme» en of «unitaire ABC’s». Deze leden steunen het standpunt van de Staatssecretaris dat te allen tijde een kwalitatief goed toetsingssysteem behouden dient te blijven. Kan de Staatssecretaris uitgebreider ingaan op de negatieve effecten van ABC’s, namelijk de vertraagde beschikbaarheid van generieke geneesmiddelen en de kosten van medicijnen, in het bijzonder voor Nederland?

Het ontwikkelen van geneesmiddelen is een risicovol, duur en langdurig traject. Om het onderzoek naar, de ontwikkeling en het op de markt brengen van nieuwe geneesmiddelen te stimuleren is daarom een sterk regime van bescherming nodig. De belangrijkste intellectuele eigendomsrechten in dit verband zijn het octrooirecht en het daaraan verbonden aanvullend beschermingscertificaat. Het systeem van ABC’s is ingericht met het doel bedrijven te compenseren voor de tijd die verloren gaat tussen de aanvraag van een octrooi en het moment waarop het geneesmiddel een handelsvergunning verkrijgt. Nederland heeft hierbij doorlopend aandacht voor de vraag of de afweging tussen innovatie, toegankelijkheid en beschikbaarheid van geneesmiddelen in het gehele systeem van (aanvullende) bescherming nog in balans is.

Na afloop van de octrooirechtelijke exclusiviteitsperiode, eventueel verlengd met een ABC, staat het eenieder vrij met een generiek geneesmiddel op de markt te komen. In de praktijk gebeurt dit ook. Dit volgt onder meer uit een onderzoek in opdracht van het Zorginstituut, uitgevoerd door het Instituut Verantwoord Medicijngebruik in samenwerking met KU Leuven, Medicines Law & Property en Initiatiefgroep Biosimilars Nederland in december 2018.5 Zij hebben het octrooiverloop van innovatieve geneesmiddelen met een hoog kostenbeslag en de tijdslijnen van de introductie van generieken in Nederland onderzocht. De onderzoekers concludeerden onder meer dat voor generieke producten marktautorisatie vaak plaatsvindt vóór het verlopen van het relevante octrooi of ABC en dat generieke producten bijna altijd kort na afloop van de exclusiviteitsperiode op de markt worden gebracht.

Tot slot kan worden gewezen op een ontwikkeling op het gebied van ABC’s naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van juli 2020 (C-673/18 Santen). Kort samengevat heeft het Hof in deze zaak de mogelijkheid om een ABC te verkrijgen voor een andere therapeutische toepassing beperkt en volgt daarmee opnieuw de lijn van de Nederlandse interventie.6 Daarnaast concludeerde het Hof dat een handelsvergunning niet kan worden beschouwd als de eerste handelsvergunning in de zin van de ABC-verordening, wanneer deze betrekking heeft op een nieuwe therapeutische toepassing van een werkzame stof waarvoor al een handelsvergunning is verleend voor een andere therapeutische toepassing. Het Hof neemt hiermee expliciet afstand van het eerdere arrest in de zaak C-130/11 Neurim, waarin was geoordeeld dat een ABC kon worden afgegeven voor een andere toepassing van hetzelfde product waarvoor een handelsvergunning is afgegeven, mits deze toepassing binnen de beschermingssfeer valt van het basisoctrooi op basis waarvan de ABC-aanvraag is ingediend. Deze ontwikkeling is een belangrijke stap met oog op de balans tussen het beschermen van innovaties enerzijds en de gevolgen voor de uitgaven en daarmee de betaalbaarheid van de zorg voor de toekomst anderzijds.

De Staatssecretaris schrijft dat het kabinet «er momenteel geen voorstander van is om niet-agrarische producten als geografische aanduidingen te beschermen», omdat deze vaak al via het merkenrecht kunnen worden beschermd en de meerwaarde gevolgen en (financiële) consequenties nog onbekend zijn. Wordt dit standpunt door meer lidstaten gedeeld?

In het BNC-Fiche is bij de eerste inschatting van het krachtenveld aangegeven dat een minderheid van (noordelijke) lidstaten niet overtuigd is van de noodzaak van de introductie van een specifiek beschermingssysteem van niet-agrarische geografische aanduidingen omdat deze al via het merkenrecht kunnen worden beschermd. Nederland schaart zich vooralsnog achter deze lidstaten. De Nederlandse positie zal in overleg met stakeholders en in afwachting van een impact assessment van de verwachte kosten, voordelen en meerwaarde van een specifiek beschermingssysteem ten opzichte van het reeds bestaande merkensysteem, nog nader worden uitgewerkt.

De leden van de CDA-fractie juichen initiatieven ter stimulering van doeltreffend gebruik en doeltreffende inzet van IE door het mkb toe, bijvoorbeeld via IE-vouchers voor het mkb en IE adviesverlening door Octrooicentrum Nederland. Hoe gaat de Staatssecretaris hier bij het brede mkb bekendheid aan geven?

In navolging van aanbevelingen uit de IE-beleidsevaluatie uit 20187, zet het kabinet in op het stimuleren van het gebruik en de inzet van IE door het mkb door middel van een begin maart te lanceren bewustwordingscampagne met de partners van het IE-platform. Met dit platform (een samenwerkingsverband tussen IE-uitvoeringsorganisaties en het Ministerie van EZK) worden de krachten van IE-uitvoeringsorganisaties gebundeld om het bestaan en belang van intellectueel eigendom onder de aandacht te brengen bij ondernemers (met name mkb) door gezamenlijk eenzelfde boodschap uit te dragen en het IE-landschap eenvoudiger te maken door de samenwerking tussen beleid en uitvoering een impuls te geven. Octrooicentrum Nederland is een van de partners van het IE platform (samen met EZK, KvK en Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom) en vervult daarbinnen ook een voorlichtings- en doorverwijsfunctie om de informatie en dienstverlening omtrent IE beter beschikbaar te maken voor het mkb. Met betrekking tot de IE-vouchers heeft het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom een speciale, goed bezochte, promotiewebsite ontwikkeld.

In het BNC-Fiche wordt gewezen op de aanvullende sectorale toets en brede investeringstoets om risico’s voor de nationale veiligheid te minimaliseren, die beide in voorbereiding zijn. Wanneer ontvangt de Kamer hierover meer informatie?

Conform de planning beschreven in de brief van de Minister van EZK aan uw Kamer op 8 december jl.8, heeft het kabinet het wetsvoorstel voor de brede investeringstoets eind december aangeboden aan de afdeling advisering van de Raad van State. Het kabinet zal zich, in het licht van zijn huidige demissionaire staat en naar aanleiding van dit advies, moeten beraden op de voortgang van het wetsvoorstel. Hierover wordt uw Kamer zo spoedig mogelijk nader geïnformeerd. Over het wetsvoorstel sectorale investeringstoets voor de defensie-industrie wordt u voor de zomer geïnformeerd.

Fiche: Mededeling nieuwe Europese Consumentenagenda

De leden van de CDA-fractie zijn positief over de aandacht voor kwetsbare consumenten in de nieuwe Europese Consumentenagenda, zoals consumenten kwetsbaar als gevolg van de coronacrisis, oudere consumenten, consumenten met een beperking en kinderen/minderjarigen.

Ook delen deze leden het uitgangspunt van de Europese Commissie dat een consument zowel offline als online goed beschermd moet zijn. De oproep in de (concept) Raadsconclusies om met derde landen samen te werken ten bate van productveiligheid willen deze leden ondersteunen. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de set (concept) Raadsconclusies die nu voorligt?

Het kabinet beoordeelt genoemde Raadsconclusies als positief. Deze Raadsconclusies verwelkomen het voorstel voor een nieuwe Consumentenagenda van de Europese Commissie en de Nederlandse inbreng is hierin goed overgenomen, waaronder het belang van samenwerking met derde landen ten bate van productveiligheid, zoals onderstreept door de leden van de CDA-fractie.

De leden van de CDA-fractie zien uit naar de voorstellen die voortvloeien uit de nieuwe Europese Consumentenagenda, waaronder een evaluatie en analyse van de pakketreizenrichtlijn, een update van de richtsnoeren bij de richtlijn oneerlijke handelspraktijken en een herziening van de algemene productveiligheidsrichtlijn. Bestaat voor deze voorstellen reeds een tijdspad?

In het voorstel voor een nieuwe Consumentenagenda kondigt de Europese Commissie aan om tegen 2022 de richtsnoeren voor de richtlijn oneerlijke handelspraktijken te willen actualiseren en de richtlijn pakketreizen te evalueren. Een nader uitgewerkt tijdspad is op dit moment nog niet bekend. Een voorstel van de Europese Commissie ter herziening van de algemene productveiligheidsrichtlijn wordt vooralsnog verwacht in het tweede kwartaal van 2021.

Overig

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris ten slotte of zij nog eens een terugkoppeling kan geven over de uitvoering van de motie van het lid Palland c.s. over erkenning dat intracommunautaire maatregelen uit het EU-mededingings- en staatssteunkader niet of onvoldoende werken voor de maritieme maakindustrie (Kamerstuk 21 501-30, nr. 475)? Is er reeds een Europese rondetafel gehouden en is er in samenwerking met andere departementen contact gezocht met lidstaten? Hoe wordt bovendien gebruik gemaakt van de mogelijkheden die het Witboek buitenlandse subsidies biedt om het «legal gap issue» van de maritieme maakindustrie op te lossen?

Inmiddels hebben meerdere gesprekken met de sector plaatsgevonden om het precieze probleem in kaart te brengen, te kijken met welke eventuele aanpak het probleem mogelijk deels op te lossen is en of dat realistisch is. Het gaat namelijk om een zeer complexe, multidisciplinaire problematiek waarvoor geen one-size-fits-all oplossing voor mogelijk is.

Hierdoor kan ook nog niet met zekerheid gezegd worden of, en in hoeverre, instrumenten die voort vloeien uit het op handen zijnde witboek inzake buitenlandse subsidies deel kan uitmaken van het de oplossing. Zowel binnen het Rijk als met andere landen en de Europese Commissie zijn inmiddels wel gesprekken opgestart om de haalbaarheid van enkele oplossingen te verkennen. Het betreft dan in het bijzonder om het handelsdefensief instrumentarium van de Europese Unie en het aanpassen van reeds bestaande, maar nooit in werking getreden, wetgeving inzake de oneerlijke beprijzing van schepen. Zodra dergelijke vooronderzoeken klaar zijn, kan een ronde tafel mogelijk behulpzaam zijn om verdere stappen in gang te zetten.


X Noot
1

Kamerbrief Nederlands herstelplan voor de Recovery and Resilience Facility, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1626

X Noot
2

Brabants Dagblad, 29 januari 2021, «Wat te doen als je Facebookprofiel opeens wordt geblokkeerd? «Doe het volgens hún regels»» (https://www.bd.nl/brabant/wat-te-doen-als-je-facebookprofiel-opeens-wordt-geblokkeerd-doe-het-volgens-hun-regels~af1db8e7/).

X Noot
3

Kamerstuk 27 879, nr. 76.

X Noot
4

Kamerstuk 34 477, nr. 77

X Noot
6

Het betekent de vierde succesvolle interventie op rij na eerdere interventies in C-443/17, C650/17 en C 121/17

X Noot
7

Kamerstuk 30 635, nr. 5.

X Noot
8

Kamerstuk 30 821, nr. 122.

Naar boven