21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 439 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2018

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 16 en 17 juli 2018 aan. De informele Raad bestond uit een industriedeel en een onderzoeksdeel. De volgende (formele) Raad vindt plaats op 27 en 28 september.

Tijdens het industriedeel sprak de Raad over kunstmatige intelligentie (Artificial Intelligence, AI) en de uitdagingen en kansen die dit biedt voor het Europees concurrentievermogen. Tijdens het onderzoeksdeel sprak de Raad over het negende Europese Kaderprogramma Horizon Europe.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

VERSLAG VAN DE INFORMELE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN

INDUSTRIEDEEL

Plenaire openingssessie: «Boosting European Competiveness: Industrial policy, skills and the chances of AI»

Onder leiding van het Oostenrijks voorzitterschap discussieerde de informele Raad over het thema kunstmatige intelligentie (Artificial Intelligence, AI). Namens de Europese Commissie wees vicevoorzitter Ansip (Digitale Interne Markt) op de grote impact van AI en de hieruit volgende noodzaak tot een juridisch kader, ethische richtlijnen en het anticiperen op sociaaleconomische veranderingen. Tevens sprak Ansip over het belang van de beschikbaarheid van data in de ontwikkeling van AI-toepassingen. Ook in veel interventies van lidstaten kwam het belang van de beschikbaarheid van datasets aan de orde.

Commissaris Bieńkowska (Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf) wees op de kansen die AI geeft voor de concurrentiekracht van de EU. Het is daarom van belang de toepassing van nieuwe technologieën door de industrie en het mkb te bevorderen. Verschillende lidstaten wezen in hun interventie op de belangrijke rol van Digital Innovation Hubs in het delen van ervaringen en het ontwikkelen van de benodigde vaardigheden. Commissaris Bieńkowska gaf aan dat het voorzitterschap de impact van AI op de concurrentiekracht van de EU in september op de Raad voor Concurrentievermogen zal agenderen.

Zowel door beide Commissarissen als door veel van de lidstaten werd gepleit voor een gecoördineerde aanpak op het gebied van AI waarmee fragmentatie tussen lidstaten kan worden voorkomen. Alleen door samen te werken, strategisch te prioriteren en gezamenlijk te investeren in AI kan de EU op dit gebied concurreren met China en de VS. Veel landen wezen in dit kader op de noodzaak om voldoende te blijven investeren in onderzoek en innovatie.

Tijdens de plenaire sessie gaven tevens twee gastsprekers een presentatie. Eerst sprak een vertegenwoordiger van het Oostenrijkse bedrijf Infineon over het belang om strategische technologieën en de bijbehorende vaardigheden binnen de EU te behouden. Daarna sprak een vertegenwoordiger van IBM over de vaardigheden die benodigd zijn voor oplossingsgerichte toepassingen van AI.

Deelsessie I: «Exploring the value chain: Integration of technology and necessary skills»

Tijdens deze deelsessie werd gesproken over de noodzakelijke vaardigheden voor de transformatie naar een digitale economie. Veel lidstaten gaven in hun interventies aan dat het belangrijk is de nationale onderwijssystemen goed te laten aansluiten bij de behoefte van het bedrijfsleven. Nederland was niet bij deze sessie ingedeeld.

Deelsessie II: «Artificial Intelligence (AI): How to create a vibrant AI ecosystems and the ideal business environment in Europe?»

Nederland nam deel aan de sessie waar werd gesproken over het creëren van de juiste randvoorwaarden voor de ontwikkeling en toepassing van AI in Europa. Hierin werd door Nederland onder meer gewezen op het belang van toegang tot data, bijvoorbeeld door bedrijven te stimuleren om data te delen. Ook moet gekeken worden of bedrijven in sommige gevallen verplicht data zouden moeten gaan delen. Dit kan echter ingrijpen op het verdienmodel van bedrijven. Het is daarom belangrijk om zorgvuldig te kijken hoe we datadeling en verdienmodellen van bedrijven met elkaar kunnen verenigen. Ook onderstreepte Nederland het belang van effectieve concurrentie. Het ontstaan van een aantal dominante spelers en het risico op misbruik van marktmacht kunnen dit ondermijnen. Hierbij ontstaat de vraag in hoeverre het huidige mededingingsrecht effectieve concurrentie voldoende kan garanderen, of dat er in bepaalde gevallen noodzaak is tot nieuwe regelgeving. Daarnaast gaf Nederland aan dat ethische regels, samenwerking via Digital Innovation Hubs, en digitale vaardigheden met aandacht voor mkb eveneens benodigde randvoorwaarden zijn. Andere lidstaten benadrukten met name het belang van digitale vaardigheden, data, samenwerking en onderzoek.

Werklunch: «Making the right investments: The challenges of reindustialisation, digital transformation and the next MFF»

Tijdens de informele werklunch sprak de Raad over de noodzaak om gezamenlijk te investeren in digitale innovaties om zo concurrerend te blijven ten opzichte van de VS en China. Commissaris Bieńkowska gaf aan dat hiervoor snelle voortgang in de MFK-onderhandelingen nodig is om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen.

Nederland onderschreef de noodzaak om, via zowel private als publieke middelen, aandacht te besteden aan AI. De sluit aan bij de Nederlandse inzet dat onderzoek en innovatie een prioriteit is voor het nieuwe MFK. Ook ging de Nederlandse interventie in op het belang van regelgeving die innovatie mogelijk maakt en op ons nationale netwerk van Digital Innovation Hubs. Tot slot werd gewezen op de benodigde synergie tussen de EU discussies over onderzoek en innovatie en het concurrentievermogen.

ONDERZOEKSDEEL

Gedachtewisseling voorstel negende Europese Kaderprogramma Horizon Europe

Het Oostenrijkse voorzitterschap nodigde de aanwezigen uit tot een eerste gedachtewisseling over het op 7 juni jl. gepubliceerde negende Europese Kaderprogramma (Horizon Europe) (Kamerstuk 22 112, nr. 2648).

In zijn introductie van het Horizon Europe voorstel lichtte Eurocommissaris Moedas (Onderzoek, Wetenschap en Innovatie) drie aspecten uit. Ten eerste onderstreepte hij het belang van de Europese Onderzoeksraad (ERC) en fundamenteel onderzoek, ten tweede het verdubbelde budget voor «sharing excellence» aspecten (dat wil zeggen het verminderen van de participatieverschillen tussen lidstaten in het Kaderprogramma), en ten derde de Europese Innovatieraad (EIC) als nieuw element.

De lidstaten spraken op hoofdlijnen steun uit voor het voorstel. Met name het belang van excellentie en impact als leidende principes voor het Kaderprogramma werd eensgezind onderschreven. Enkel op basis van excellentie kan Europa wereldleider op onderzoek en innovatie blijven.

Naast de algemene waardering brachten de lidstaten ook aandachtspunten naar voren. Zo werd door de lidstaten gevraagd om concretisering van nieuwe elementen zoals missies en de EIC en het verder stroomlijnen van partnerschappen1. Ook gaf een aantal lidstaten aan dat ze de «sharing excellence» aspecten sterker hadden willen zien terugkomen in het gehele Horizon Europe voorstel. Zij gaven aan dat de maatregelen die tot op heden getroffen zijn om de innovatiekloof te dichten niet afdoende zijn. Een ander aandachtspunt dat door meerdere lidstaten werd opgebracht is de expliciete ruimte die Horizon Europe moet bieden aan het midden- en kleinbedrijf en bottom-up onderzoek, waaronder de ontwikkeling van technologieën die potentieel lange ontwikkeltijden met zich mee brengen, zoals sleuteltechnologieën. Een aantal lidstaten vestigde daarnaast aandacht op beperkte zichtbaarheid van sociale- en geesteswetenschappen in het Horizon Europe voorstel. Tot slot spraken diverse lidstaten naast appreciatie voor de ERC, het belang uit van opleidingen en carrièreontwikkeling van onderzoekers middels Marie Skłodowska-Curie Acties.

Nederland heeft zich op hoofdlijnen positief uitgesproken over het Horizon Europe-voorstel en waardering uitgesproken voor het feit dat excellentie en impact de leidende principes voor het volgende kaderprogramma blijven. Nederland benutte dit agendapunt ook om de Nederlandse aandachtspunten zoals weergegeven in het BNC-fiche Horizon Europe2 onder de aandacht te brengen. Dit waren o.a. het belang van investeringen in de gehele kennisketen en het verder handen en voeten geven aan open science als modus operandi voor het gehele kaderprogramma.

Wat betreft vaststelling van Horizon Europe merkten diverse lidstaten, waaronder Nederland, op dat dit niet eerder mogelijk is dan nadat de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 zijn afgerond. Lidstaten gaven aan dat zij een constructieve houding ten aanzien van de Horizon Europe-onderhandelingen hebben, maar eveneens stuurden zij aan op een realistische planning voor de onderhandelingen.

Gedachtewisseling Strategische planning Horizon Europe

Het doel van het Oostenrijkse voorzitterschap was om van gedachten te wisselen over het meerjarige strategisch plan, gericht op de implementatie van Horizon Europe, en het proces om te komen tot dit plan. Met dit strategisch plan wil de Commissie een brug slaan tussen de Verordening en het Besluit Horizon Europe 2021–2027 en de tweejaarlijkse vertaling in werkprogramma’s. De Verordening en het Besluit Horizon Europe zijn namelijk nog vrij globaal. Dat geldt vooral voor de tweede pijler «mondiale uitdagingen en industrieel concurrentievermogen». Volgens het voorstel voor Horizon Europe zal het strategisch plan gericht zijn op:

  • borgen van coherentie tussen de drie pijlers van Horizon Europe;

  • verhogen impact door multidisciplinariteit en sectoroverstijgende activiteiten;

  • vergroten samenhang Horizon Europe met nationaal beleid;

  • synergie van Horizon Europe met andere EU-programma’s;

  • selectie van onderzoeks- en innovatie-activiteiten die het programma zal financieren.

Eurocommissaris Moedas verwees in zijn inleiding naar de strategische planning bij Horizon 2020. In vergelijking met Horizon 2020 moet de strategische planning bij Horizon Europe transparanter worden. Hij gaf aan dat vanwege het grote belang van Horizon Europe voor de toekomst van Europa politieke sturing van lidstaten noodzaak is, alsmede betrokkenheid van belanghebbenden en dialoog met het Europees parlement. Het eerste strategisch plan zal zich richten op de periode 2021–2024. Dit betekent volgens Moedas dat het proces om te komen tot dit plan al in 2018 zou moeten starten, parallel aan de onderhandelingen over Horizon Europe. Dit betreft de informele fase. Als Horizon Europe in werking treedt, kan het strategisch plan geformaliseerd worden. Als belangrijk onderdeel van het strategisch plan noemde Moedas ten slotte keuzes ten aanzien van de missies en stroomlijning van partnerschappen.

Diverse lidstaten erkenden het belang van het strategisch plan. Breed werd de essentie van goede samenwerking tussen de Commissie en lidstaten benadrukt bij de totstandkoming van het strategisch plan, voordat publieke consultaties worden gestart. Vrijwel alle lidstaten gaven aan dat de Raad voor Concurrentievermogen een beslissende rol moet spelen in het verder vormgeven van het strategisch proces. Dat zou betekenen dat het strategisch proces nog niet officieel gestart kan worden voordat de Raad bijeen is gekomen. Het voorgestelde parallelle proces zou daarmee onder druk komen te staan. Hoofdpunt van de discussie betrof de status van het strategisch plan. Een groot aantal lidstaten gaf aan dat het strategisch plan juridisch verankerd moet worden in de Verordening of het Besluit Horizon Europe. Eensgezind werd aangestuurd op agendering in de Raad voor Concurrentievermogen op 28 september.

Nederland gaf aan dat het strategisch plan een belangrijk document zal zijn ter voorbereiding op de beoogde start van Horizon Europe op 1 januari 2021. Het plan kan bijdragen aan de gewenste flexibiliteit van het programma. Snelheid is te begrijpen, maar kwaliteit van het proces moet voorop staan alsmede een realistische planning en inzicht in de betrokkenheid van lidstaten en belanghebbenden. Nederland sloot zich aan bij de lidstaten die zich uitspraken over de status van het strategisch plan. Op cruciale onderdelen van het plan moet hoe dan ook politieke besluitvorming plaatsvinden. Wat betreft vaststelling van het strategisch plan, merkte Nederland op dat dit niet eerder mogelijk is dan nadat de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 zijn afgerond.


X Noot
1

Het gaat om publiek-publieke en publiek-private samenwerkingsverbanden op het gebied van onderzoek en innovatie, Kamerstuk 21 501-30, nr. 413.

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 2648.

Naar boven