21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 375 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2016

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) van 29 februari jl. te Brussel. De Raad bestond deze keer alleen uit een deel over interne markt en industrie.

De Raad begon met de zogenaamde «check-up» van het concurrentievermogen. Daarna werd een discussie gevoerd over de internemarktstrategie, gepubliceerd eind oktober afgelopen jaar. Hierbij werden Raadsconclusies aangenomen. De Raad debatteerde verder over de huidige situatie in de staalindustrie. Tijdens de lunchdiscussie werd gesproken over het Europees Semester en de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen met betrekking tot het weghalen van barrières voor groei en investeringen in de dienstensector. Na de lunch koppelde het voorzitterschap kort de lunchdiscussie terug en besprak de Raad het circulaire economie actieplan, van december 2015, vanuit het perspectief van de impact op het concurrentievermogen («mainstreaming competitiveness»).

Onder het agendapunt «diversen» presenteerde de Commissie de verordening betreffende de grensoverschrijdende portabiliteit van online inhoudsdiensten. Daarnaast informeerde de Commissie, op verzoek van Duitsland, de Raad over het nieuwe EU-VS «Privacy Shield» akkoord. Tot slot gaf het voorzitterschap de stand van zaken weer op het gebied van de balans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht en werd de voortgang van het Europees eenheidsoctrooi en het Eengemaakt octrooigerecht onder de aandacht gebracht.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

INDUSTRIE EN INTERNE MARKT

Competitiveness check-up

Gedachtewisseling

Sinds oktober 2015 is de zogenaamde «check-up» van het concurrentievermogen een vast agendapunt van de Raad. Ditmaal was de focus van de check-up het mkb en «scale-ups». Commissaris Bieńkowska gaf een presentatie over hoe het mkb geholpen kan worden om banen te creëren en te groeien. Zij liet zien dat de werkgelegenheid binnen het Europese mkb voor het eerst in zes jaar groeiende is, met name voor wat betreft jonge, snel groeiende bedrijven (startups). Niettemin heeft de werkgelegenheid in het mkb nog niet het niveau bereikt van voor de crisis; hier liggen daarom kansen.

Lidstaten onderkenden het belang van het mkb als basis voor groei van de Europese economie en het belang van het wegnemen van de door de Commissaris genoemde obstakels. Ook het Startup Initiatief dat de Commissie binnenkort zal presenteren kwam hierbij aan de orde. Lidstaten gaven aan dat er voor het mkb nog veel te verbeteren valt, met name in het faciliteren van toegang tot financiering, informatievoorziening en het stimuleren van samenwerking tussen bestaande en nieuwe bedrijven. Daarnaast noemden lidstaten het belang van verdere ontwikkeling van de interne markt en het instellen van een «future-proof» regelgevingskader. Ook werd er benadrukt dat in het uitwerken van voorstellen op deze gebieden ook de heterogeniteit van het mkb in acht moet worden genomen.

Internemarktstrategie

Raadsconclusies en beleidsdebat

Het doel van dit debat en de daarbij aan te nemen Raadsconclusies1 was het geven van politieke sturing aan de Commissie ten aanzien van de op 28 oktober 2015 verschenen internemarktstrategie. De beknopte en ambitieuze Raadsconclusies richten zich in het bijzonder op de te nemen maatregelen op het gebied van het mkb en start-ups, verdere verbetering in het grensoverschrijdende dienstenverkeer en betere implementatie, naleving en handhaving van bestaande internemarktregels.

Het debat focuste zich met name op het ambitieniveau van het dienstenpaspoort, één van de initiatieven die de Commissie heeft aangekondigd in haar strategie om dienstverleners makkelijker grensoverschrijdend te kunnen laten opereren. Specifiek ging het debat in op de vraag of het dienstenpaspoort regelgevende belemmeringen zou kunnen beslechten zodat grensoverschrijdende dienstverlening makkelijker wordt.

Een grote meerderheid van de lidstaten gaf aan een ambitieus doel en werking van het dienstenpaspoort te willen, dat verder gaat dan een administratieve vereenvoudiging en tevens regelgevende belemmeringen aanpakt en wederzijdse erkenning versterkt. Enkele lidstaten waren echter van mening dat het dienstenpaspoort alleen gebruikt zou moeten worden om administratieve lasten te verlichten van grensoverschrijdende dienstverrichters. Op basis van het debat heeft het voorzitterschap in de Raad een compromistekst voorgesteld waarin wordt aangegeven dat het dienstenpaspoort op basis van een grondige evaluatie geleidelijk kan worden uitgebreid tot andere dienstenactiviteiten en dat het regelgevende belemmeringen zou kunnen beslechten waar dat aangewezen is. De Raad kon met deze compromistekst instemmen en daarmee ook met de gehele voorliggende Raadsconclusies.

De Commissie gaf aan content te zijn met de sturing vanuit de Raad en voornemens te zijn om nog dit jaar, na een publieke consultatie en een «impact assessment», een wetgevend voorstel voor de introductie van een dienstenpaspoort te presenteren.

Follow-up van ingelaste Raad voor Concurrentievermogen over staal op 9 november 2015, en de High Level Conferentie Energie-Intensieve Industrie op 15 februari

Gedachtewisseling

Commissaris Bieńkowska begon met een presentatie over de stand van zaken van de concurrentiekracht van de Europese Energie-Intensieve Industrieën en met name de huidige situatie in de staalindustrie. Zij ging in op de stappen die genomen zijn sinds de ingelaste Raad voor Concurrentievermogen van 9 november 2015 over staal (Kamerstuk 21 501-30, nr. 361), zoals de recent versneld ingezette onderzoeken voor antidumping en de «High-Level Conference on Energy-Intensive Industries» van 15 februari jl.

Lidstaten vroegen de Commissie om concrete actie gericht op staalproducten die op de Europese markt worden verkocht voor dumpprijzen, vooral vanuit China. De lidstaten vroegen om een reductie van de benodigde tijd voor antidumpingmaatregelen met ten minste twee maanden, zonder de kwaliteit van de onderzoeken te schaden. De versnelling van antidumpingprocedures gaan oneerlijke concurrentie van import tegen en helpen energie-intensieve industrieën om competitief te blijven op de korte termijn. Ook gaven lidstaten aan dat er Europees samengewerkt moet worden aan een oplossing voor de lange termijn. Hier zetten zij met name in op efficiënter energiegebruik en innovatie, gestimuleerd door gerichte inzet van Europese fondsen. Diverse lidstaten vroegen om versterkte implementatie van het Staalactieplan, de modernisering van bestaande handelsbeschermingsinstrumenten en een meer competitief Emissie Handelssysteem (ETS). Deze oplossingen en vervolgstappen zijn samengevat in voorzitterschapsconclusies2.

Landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester

Lunchdebat

Tijdens het informele lunchdebat spraken de Ministers over de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen onder het Europees Semester en andere hervormingen gericht op het wegnemen van barrières in de dienstensector. Het Nederlandse voorzitterschap heeft dergelijke implementatiediscussies in verschillende Raadsformaties geagendeerd. Uit de presentatie van de Commissie bleek dat de aanbevelingen voor de dienstensector slechts beperkt worden geïmplementeerd door de lidstaten. Lidstaten onderschreven in het algemeen het belang van de aanbevelingen en spraken vervolgens over de uitdagingen bij de implementatie ervan. Daarbij is door een aantal lidstaten «best practices» gedeeld met betrekking tot hervormingen van de nationale dienstensector.

Lidstaten deelden de analyse dat de Europese dienstensector nog te veel barrières kent waardoor het potentieel voor economische groei en werkgelegenheid niet volledig wordt benut. Zij gaven aan dat betere implementatie van aanbevelingen en hervormingen kan leiden tot voordelen voor bedrijven en consumenten op nationaal niveau en daarnaast ook positieve effecten kan hebben voor andere lidstaten als gevolg van «spillover effecten». Ook gaven de lidstaten aan dat succesvolle implementatie van landenspecifieke aanbevelingen voor een belangrijk deel afhangt van de vraag of de noodzaak tot aanpak van het onderliggende probleem wordt gedeeld door de betreffende lidstaat en of er voldoende draagvlak is voor hervormingen. De lidstaten zijn uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor de wijze van hervormen en de gevolgen voor burgers en bedrijven. Daarbij geldt dat lidstaten ook verantwoordelijk zijn voor het uitblijven van noodzakelijke hervormingen. Ten slotte werd het belang van een sterkere focus op de implementatie van aanbevelingen en hervormingen binnen het Europees Semester onderschreven. Gezien het aantal aanbevelingen dat raakt aan de verantwoordelijkheid en beleidsterreinen van de Raad voor Concurrentievermogen, werd geconcludeerd dat dit onderwerp op reguliere basis in de Raad en de High-Level Group for Competitiveness and Growth (HLG COMPCRO) besproken zou moeten worden.

Na de lunch werd deze discussie kort door het voorzitterschap teruggekoppeld in de Raad. De uitkomsten van de lunchdiscussie worden meegenomen in het voorzitterschapsrapport over het Europees Semester ten behoeve van de Europese Raad van 17-18 maart 2016.

Mainstreaming competitiveness

Beleidsdebat

In het kader van het agendapunt «mainstreaming competitiveness», waarin de Raad zich uitspreekt over voorstellen die van belang zijn voor het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven, vond een eerste discussie plaats over het circulaire economie actieplan van december 2015. Het voorzitterschap vroeg lidstaten naar de belangrijkste kansen en uitdagingen uit het circulaire economie actieplan voor het bedrijfsleven en riep de lidstaten op om zich te richten op hoe de acties uit het actieplan het beste kunnen worden uitgewerkt, zodat belangrijke kansen voor innovatie en nieuwe bedrijfsmodellen ten volste benut kunnen worden, ook voor het mkb.

Lidstaten onderstreepten het positieve effect op bedrijven, consumenten en het milieu dat de transitie naar een circulaire economie kan hebben. De ontwikkeling van een circulaire economie draagt bij aan economische groei, het creëren van nieuwe (innovatieve) markten en banen. De circulaire economie biedt bovendien kansen voor innovatieve bedrijven en nieuwe bedrijfsmodellen. Beter gebruik van secundaire grondstoffen, bio-economie en «duurzaam» aanbesteden door overheid werden als kansen genoemd van het circulaire economiepakket.

De Raad identificeerde ook een aantal uitdagingen voor het bedrijfsleven in hun transitie naar de circulaire economie. Voor de internationale concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven is het van belang dat de transitie van bedrijven naar een circulaire economie geen onnodige kosten en administratieve lasten met zich meebrengt. Hiertoe vroegen veel lidstaten de Commissie om een grondig impact assessment van de voorstellen uit het actieplan, om er voor te zorgen dat de concurrentiekracht van bedrijven en industrieën niet aangetast wordt door onnodige barrières, bijvoorbeeld op het gebied van regelgeving. In dit kader werd ook gewezen op het belang om, bij het uitwerken van het actieplan, mogelijke aanpassingsmoeilijkheden voor het mkb en de fases waarin de verschillende lidstaten zich bevinden in de transitie naar de circulaire economie in acht te nemen. Daarnaast markeerden lidstaten het belang van het beter onder de aandacht brengen van de positieve effecten van de circulaire economie bij consumenten en producenten, zowel vanuit de vraag als de aanbodzijde.

De uitkomsten van dit debat zijn meegegeven aan de voorzitter van de Milieuraad, die op 4 maart jl. over het pakket heeft gediscussieerd en die beoogt hierover in de Milieuraad op 20 juni Raadsconclusies aan te nemen3.

DIVERSEN

Europees eenheidsoctrooi en eengemaakt octrooigerecht

Onder dit agendapunt werd verslag gedaan van de voortgang van de implementatie van het Europees octrooipakket. Refererend aan de voortgangsrapportage van de voorzitters van de voorbereidende comités, leidde het voorzitterschap het onderwerp in door aan te geven dat goede voortgang wordt gemaakt en dat volgend jaar rond deze tijd de implementatie gerealiseerd kan zijn. Commissaris Bieńkowska sprak de verwachting uit dat het unitair octrooi en de octrooirechtbank zelfs eind dit jaar gerealiseerd kunnen zijn. Zij deed een beroep op de lidstaten om vaart te maken met de ratificaties.

Kwekersrecht

Het voorzitterschap introduceerde het onderwerp kwekersrecht in relatie tot octrooirecht door te wijzen op de discussies die hierover reeds zijn gevoerd in de Landbouw- en Visserijraad en de resolutie die het Europees Parlement hierover heeft aangenomen. Ook werd aangekondigd dat het Nederlandse voorzitterschap in mei dit jaar een conferentie over het herstel van de onbalans tussen kwekers- en octrooirecht zal organiseren.

Commissaris Bieńkowska gaf aan de zorgen die over de toegenomen octrooiering van plantaardig materiaal goed te begrijpen, maar erkende ook de politieke gevoeligheid hiervan. De Commissie werkt graag samen met het voorzitterschap en de lidstaten in het zoeken naar pragmatische oplossingen, waarbij zij met klem en bij herhaling benadrukte dat de Commissie niet de Biotechrichtlijn wil openbreken. De Commissaris gaf aan dat het openbreken van deze richtlijn vooral tot langdurige discussies zal leiden, die het vinden van concrete oplossingen in de weg staan. Een klein aantal lidstaten nam het woord en sprak de zorg uit over de toegenomen octrooiering van plantaardig materiaal en bepleitte een duidelijke afbakening om de toegang tot plantaardig materiaal te kunnen waarborgen.

EU-US Privacy Shield

Op verzoek van Duitsland gaf de Commissie een korte presentatie aan de Raad over het «Privacy Shield» akkoord dat recentelijk is gesloten met de Verenigde Staten. Dit akkoord reguleert trans-Atlantische datastromen en is een opvolger van het «Safe Harbour» akkoord dat ongeldig werd verklaard door het Hof van Justitie van de Europese Unie op 6 oktober 2015. Het akkoord is van belang voor het herstel van level playing field tussen Europese en Amerikaanse bedrijven. De Commissie gaf aan hier actief mee aan de slag te zijn. Het voorzitterschap gaf aan dat de JBZ-raad zich zal buigen over de privacyaspecten van dit akkoord.

Portabiliteitsverordening

Commissaris Oettinger publiceerde in december 2015 een voorstel voor een verordening betreffende de grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhoudsdiensten (Kamerstuk 22 112, nr. 2054). Dit voorstel is de eerste stap binnen een pakket voorstellen gericht op een grote herziening van het auteursrecht. Ook benadrukte hij de plannen van het voorzitterschap te verwelkomen, namelijk het streven om in de Raad voor Concurrentievermogen van 26 mei een algemene oriëntatie met betrekking tot dit voorstel te bereiken. Een aantal landen nam het woord om de Commissie te danken voor het voorstel en gaf daarbij aan de Commissie te steunen in het boeken van voortgang op dit onderwerp.


X Noot
3

Het onderdeel voedselverspilling en -verliezen wordt daarnaast geagendeerd in de Landbouw- en Visserijraad. Kamerstuk 31 532, nr. 157.

Naar boven