Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 januari 2016
In de procedurevergadering van 15 december 2015 van de vaste commissie voor Economische
Zaken is, naar aanleiding van het artikel «Franse supermarkten mogen geen voedsel
meer weggooien» (ANP, 10 december 2015), gesproken over het wetsvoorstel dat door
het Franse Parlement is aangenomen om voedselverspilling tegen te gaan. De wetgeving
is op dit moment nog in behandeling bij de Franse Senaat. Bij brief van 16 december
2015 heeft u mij verzocht om een reactie op het wetsvoorstel, daarbij specifiek in
te gaan op de inhoud van het genoemde wetsvoorstel, daarin ook aan te geven of het
betrekking heeft op alleen supermarkten of op de hele keten, en in hoeverre dit voor
Nederland van toepassing kan zijn. Met deze brief ga ik hierop in.
De nadruk van het Franse wetsvoorstel ligt op het verminderen van verspilling bij
supermarkten. Supermarkten kunnen een boete krijgen indien zij opzettelijk voedseloverschotten
ongeschikt maken voor consumptie. Daarnaast worden supermarkten met een vloeroppervlakte
groter dan 400 m2, verplicht om, binnen een jaar na publicatie van de wet, contractuele overeenkomsten
te sluiten met charitatieve instellingen met betrekking tot het doneren van voedseloverschotten,
die nog geschikt zijn voor humane consumptie. Verder bepaalt de wet dat in het schoolcurriculum
voedselverspilling aandacht moet krijgen en wordt in de zogenoemde «Code du commerce»
een zin toegevoegd, die duidelijk maakt dat het tegengaan van voedselverspilling vanuit
sociaal en milieutechnisch oogpunt de verantwoordelijkheid is van bedrijven. De «Code
du commerce» richt zich met name op bedrijven op basis van hun grootte.
Met deze wetgeving het Franse Parlement aangeven de strijd tegen voedselverspilling
serieus te nemen. Het bedrijfsleven in Frankrijk is geen voorstander van deze wetgeving
en verwijst onder andere naar overeenkomsten die reeds zijn gesloten rondom het doneren
van voedsel. Zoals aangegeven is het wetsvoorstel op dit moment nog in behandeling
bij de Franse Senaat.
Ik ben geen voorstander van het invoeren van wetgeving ter voorkoming van voedselverspilling,
die zich richt op één schakel (supermarkten) of enkele bedrijven uit de voedselketen.
De verantwoordelijkheid voor het tegengaan van voedselverspilling is een verantwoordelijkheid
van de voedselketen als geheel en daar moet in gezamenlijkheid aan gewerkt worden.
Daar komt bij dat dergelijke wetgeving behoorlijke uitvoerings- en handhavingskosten
met zich meebrengt. Ik vind dat we dan ook terughoudend moeten zijn met het invoeren
van dit soort wetten.
Dit laat onverlet dat ik het verminderen van voedselverspilling en -verliezen belangrijk
vind. Met de brief aan de Tweede Kamer van 23 april 2015 (Kamerstuk 31 532, nr. 148) en in de kabinetsreactie op het WRR-rapport «naar één voedselbeleid» (Kamerstuk
31 532 nr. 156) heeft het kabinet de beleidsinzet voor dit dossier aangegeven. Hieraan geef ik onverminderd
uitvoering.
De Europese Commissie heeft in december 2015, in het kader van de mededeling over
circulaire economie, voorstellen ingediend voor het terugdringen van voedselverspilling
en -verliezen. Daarin is onder andere een wettelijke verplichting voor lidstaten opgenomen
de voedselverspilling te gaan monitoren. Het kabinetstandpunt over deze voorstellen
ontvangt u op korte termijn middels toezending van BNC-fiches hierover. Ik zal het
onderwerp voedselverspilling en -verliezen tijdens het Nederlands voorzitterschap
van de Europese Unie agenderen in de Landbouw- en Visserijraad en mij inzetten voor
Raadsconclusies op dit vlak.
Wat betreft de educatie component in het Franse wetsvoorstel merk ik op dat het kabinet
in de reactie op het WRR-rapport «Naar één voedselbeleid» heeft aangegeven via het
Groen Onderwijs de kennis over duurzame en gezonde voedselproductie en -consumptie
te willen versterken. Daar wordt momenteel uitvoering aan gegeven. In het najaar van
2016 wordt over de voortgang van de uitvoering van de voedselagenda aan uw Kamer gerapporteerd.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
M.H.P. van Dam