21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 365 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 januari 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 13 januari 2016 over de geannoteerde agenda van de Informele Bijeenkomst van de Ministers verantwoordelijk voor Concurrentievermogen van 27 en 28 januari 2016 in Amsterdam (Kamerstuk 21 501-30, nr. 364).

De vragen en opmerkingen zijn op 19 januari 2016 aan de Minister van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 20 januari 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Kruithof

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen dat alle Ministers een ondernemer, die voorop loopt in digitalisering, uit de eigen lidstaat zullen meenemen naar het «walking dinner» op 27 januari. Deze leden vragen de Minister wie hij zal meenemen.

Ik heb het bedrijf Airborne Composites Automation gevraagd om bij het diner aanwezig te zijn. Airborne Composites Automation is een bedrijf met meer dan twintig jaar ervaring in de productie van composieten. Het bedrijf heeft recent een digital factory fieldlab in Den Haag geopend. In deze fabriek vormt digitalisering de kern van alle bedrijfsprocessen.

De leden van de VVD-fractie vragen over de prestaties van het Zevende Kaderprogramma (KP7) hoe het proces over de impact van investeringen in onderzoek en innovatie verloopt, in de wetenschap dat Oost-Europese landen ontevreden zijn over de toekenning van gelden uit Europese programma’s. Deze leden vragen zich af hoe dat zich verhoudt tot de toekenning aan Nederlandse bedrijven die willen deelnemen aan Europese programma’s.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de SP fractie betreffende de deelname van bedrijven en Centraal- en Oost-Europese lidstaten in het Zevende Kaderprogramma en Horizon 2020.

De digitalisering van industrie is een onderdeel van het avondprogramma op 27 januari. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of hij het thema Smart Industry zal bespreken met de andere Europese Ministers. Voorts vragen deze leden op welke wijze de Minister de Nederlandse initiatieven zal benchmarken met uw Europese collega’s?

Tijdens de avond staat het thema digitalisering van de industrie, ook wel aangeduid als Smart Industry, centraal. De avond heeft als doel om in een interactieve setting met ondernemers, Ministers en de Europese Commissie voor Smart Industry input te leveren voor de implementatieagenda voor digitale industrie van de Europese Commissie, die de Europese Commissie naar verwachting in april 2016 zal presenteren. Eerder heb ik aan uw Kamer het TNO-rapport «Internationale verkenning beleid digitalisering van de industrie»1 gezonden, waarin in beeld wordt gebracht welke programma’s en bijbehorende budgetten er in andere landen beschikbaar zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Mevrouw Kroes zal een keynote speech verzorgen bij de informele Raad voor Concurrentievermogen over het EU start-up visum. De leden van de PvdA-fractie vragen wat het EU start-up visum voor Nederland betekent, en of het advies van mevrouw Kroes over het start-up visum alleen gericht is aan Nederland, of ook aan andere Europese lidstaten.

Mevrouw Kroes is per 1 januari 2015 door mij aangesteld als special envoy voor startups (Startup Delta), met als doel Nederland internationaal op de kaart te zetten als aantrekkelijke vestigingsplaats voor startups en het versterken van het ecosysteem. Eén van de acties van Startupdelta is het voorstel voor een Europees startup visum. Dit voorstel wordt gepresenteerd tijdens het onderzoeksdeel van de Informele Bijeenkomst. Het voorstel sluit aan bij de prioriteiten van de Europese Commissie met betrekking tot innovatie, banen en groei.

Startups kunnen uit eigen land komen, uit Europa en daarbuiten. Nederland heeft voor de laatste categorie sinds begin 2015 een nationaal startup visum. Hiermee krijgen deze startups de kans om hier hun bedrijf te starten en te laten groeien. Zeven andere Europese landen hebben een vergelijkbare regeling.

Een Europees startup visum biedt voor startups van buiten Europa de kans om in elke lidstaat een bedrijf te starten binnen Europa, omdat startups daarmee niet opnieuw bij elke lidstaat een toelatingsprocedure moeten starten. Daarmee is het Europees startup visum een instrument waarmee startups makkelijker binnen de Europese Unie kunnen opschalen en doorgroeien. Met name voor lidstaten met een kleinere markt, waaronder Nederland, is een Europees startup visum een voordeel. Het vergroot de aantrekkelijkheid voor startups van buiten Europa om zich ook in lidstaten met een kleinere markt te vestigen.

Ministers en vertegenwoordigers van de Europese Commissie zullen onder andere investeringen in onderzoek en innovatie aan de hand van de ex post evaluatie van het Zevende Kaderprogramma (KP7) bespreken. Daarnaast zal de KP7-evualatie de toon zetten voor de discussie over het vervolg van het Europese financieringsprogramma voor onderzoek en innovatie (Horizon 2020). De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister hoeveel fondsen er naar Nederland in kader van het Zevende kaderprogramma en Horizon 2020 zijn gevloeid.

Uit de voorlopige cijfers over het eerste jaar van Horizon 2020 blijkt dat Nederland de goede score van het Zevende Kaderprogramma (KP7) overtreft2. Terwijl de slagingspercentages onder Horizon 2020 in het algemeen lager liggen, stijgt het retourpercentage van Nederland van 7,4% onder KP7 naar 8,1% onder Horizon 2020. Uw Kamer is op 19 juni 2014 per brief3 geïnformeerd over de resultaten van de Nederlandse deelname aan het Zevende Kaderprogramma voor Onderzoek en Technologische Ontwikkeling.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe «Innovation Deals» zich tot «Better Regulation» verhouden. Zijn deze twee zaken een verlengde van elkaar? Deze leden vragen voorts of dit gevolgen heeft voor de Nederlandse wet- en regelgeving, bijvoorbeeld voor de Telecomwet, door innovatie en technologische ontwikkelingen.

De Europese Commissie stelt in het Staff Working Document «Better regulation for innovation-driven investment at EU level» onder andere Innovation Deals voor.

Dit zal aan de orde komen tijdens de Informele Bijeenkomst van Minister verantwoordelijk voor Concurrentievermogen (het deel over onderzoek) op 27 januari.

De Innovation Deals zijn geïnspireerd op de Nederlandse Green Deals, waarbij sprake is van een vrijwillige overeenkomst tussen stakeholders (waaronder de overheid). Een groot aantal Green Deals zijn in Nederland succesvol afgerond door verheldering van wetgeving. Hierdoor zijn innovatieve oplossingen mogelijk gemaakt. De afspraken in een deal kunnen niet zelfstandig afwijken van wettelijke kaders. Dat kan alleen via de gebruikelijke wetgevingsprocedures. De Innovation Deals zijn bedoeld om innovatie te stimuleren door barrières voor innovatie in bestaande wet- en regelgeving weg te nemen. Het gaat daarbij om verheldering en interpretatie van bestaande EU wet- en regelgeving in dialoog met stakeholders.

In het eerder genoemde Staff Working Document staat dat de Europese Commissie kan overwegen wettelijke aanpassingen in te zetten, indien verheldering en interpretatie onvoldoende is. Dit proces zal alleen worden ingezet onder bepaalde voorwaarden en is onderhevig aan verdere evaluatie of een impact assessment. Innovation Deals leveren volgens de Europese Commissie een bijdrage aan het verminderen van de regeldruk en nemen belemmeringen voor innovatie weg. Op deze wijze kunnen de Innovation Deals bijdragen aan de Europese agenda voor betere regelgeving. Dit sluit aan bij de filosofie van de Nederlandse agenda voor toekomstbestendige wet- en regelgeving.

De richtlijnen van de algemene verordening gegevensbescherming in de digitale interne markt worden gewijzigd. De leden van de PvdA-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is in verband met de nieuwe regelgeving?

Op 15 december 2015 bereikten lidstaten en Europees Parlement een akkoord over de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Na een juridisch-linguïstische controle van de compromistekst zullen lidstaten en het Europees Parlement begin 2016 formeel instemmen met de Verordening, waarna publicatie volgt. De verordening zal 20 dagen na publicatie in werking treden. Om een transitie mogelijk te maken, zal de verordening 2 jaar na inwerkingtreding van toepassing worden.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of de Europese Commissie met een integrale visie in plaats van een versnipperd beleid inzake de deeleconomie komt. En zo ja, wanneer deze integrale visie op de deeleconomie komt. En zo niet, waarom de integrale visie op de deeleconomie niet de voorkeur heeft.

In haar Interne Markt Strategie van 28 oktober 2015 kondigde de Europese Commissie aan dat ze een Europese agenda voor de deeleconomie zal ontwikkelen. Hierbij zal ze onder ander andere duiding geven over de toepassing van EU-regelgeving in de context van de deeleconomie. Het is nog niet bekend wanneer de Europese Commissie deze Europese agenda voor de deeleconomie zal presenteren.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister naar zijn standpunt ten aanzien van de deeleconomie. Voorts vragen deze leden naar wat de Nederlandse bijdrage ten aanzien van de deeleconomie is.

In de brief «Werken aan toekomstbestendige wet- en regelgeving: digitale platforms en de deeleconomie, waaronder particuliere verhuur aan toeristen4», die ik op 18 december 2015 aan uw Kamer heb toegestuurd, heb ik het standpunt van het kabinet ten aanzien van de deeleconomie toegelicht. Hierin kondigde ik aan dat het kabinet zich de komende tijd zal inzetten om de verdere ontplooiing van de deeleconomie te faciliteren en hiertoe waar nodig zich zal inzetten om belemmeringen en onduidelijkheden weg te nemen. Onderdeel van deze aanpak is de agendering van dit onderwerp tijdens de Informele Raad voor Concurrentievermogen van 28 januari.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de heer Gates een keynote speech zal geven die in het teken zal staan van de prioriteiten van het Nederlands voorzitterschap op het vlak van onderzoek en innovatie. Deze leden zijn zeer benieuwd op welke wijze de heer Gates dit zal doen, welke aandachtsgebieden hij zal benadrukken en hoe hij zijn rol en dat van het bedrijf waarvan hij oprichter is ziet in het kader van open wetenschap. Tevens zijn deze leden benieuwd naar de mening van de Minister over de rol van de heer Gates en zijn bedrijf bij de ontwikkeling van open wetenschap, open software en open standaarden en of de heer Gates en diens bedrijf wat u betreft een positieve bijdrage hebben gehad op de mededinging binnen de software-industrie.

De heer Gates zal zijn keynote speech geven vanuit zijn hoedanigheid als bestuurder van de Bill & Melinda Gates Foundation, een stichting die zich toelegt op filantropie. Hij is gevraagd om een toelichting te geven op het beleid van de stichting ten aanzien van open access en zijn visie op het verbinden van wetenschap, innovatie en maatschappelijke en economische impact, met name vanuit de aandachtsgebieden van de stichting, zoals gezondheid, bestrijding van ziektes en hygiëne (sanitation).

De ontwikkelingen in de softwaremarkt zijn geen onderdeel van zijn keynote speech. Op de mededinging in de softwaremarkt wordt toezicht gehouden door de Autoriteit Consument en Markt en door de Europese Unie. Het is aan de onafhankelijke toezichthouders om in individuele gevallen de gevolgen op de mededinging te beoordelen.

De leden van de SP-fractie lezen tevens dat mevrouw Verhagen namens PostNL zal spreken. Deze leden zijn zeer benieuwd naar haar bijdrage en zijn tevens benieuwd of zij zal spreken in het kader (van de evaluatie) van de dienstenrichtlijn.

Mevrouw Verhagen zal vanuit haar ervaring bij PostNL spreken over de versterking van de interne markt voor diensten. Zij zal een inleiding verzorgen voorafgaand aan de break-outsessies over diensten en ongerechtvaardigde geo-blocking. Deze debatten richten zich op initiatieven uit de internemarktstrategie en digitale internemarktstrategie, een ambitieuze aanpak van de belemmeringen op de interne markt en het verder ontsluiten van het grote onbenutte economische potentieel. In het verslag van deze informele Raad zal ik u nader informeren over de bijdrage van mevrouw Verhagen.

De leden van de SP-fractie lezen in het gedeelte van de geannoteerde agenda over onderzoek dat Ministers wordt gevraagd het belang van investeringen in onderzoek en innovatie te onderbouwen en te onderstrepen met voorbeelden en resultaten van KP7-projecten. Deze leden verzoeken de Minister toe te lichten waarom de Ministers dit moeten doen met KP7-projecten en vragen de Minister of het ook mogelijk is voor Ministers om, als betere voorbeelden voorhanden zijn, dit met niet via KP7 gefinancierde voorbeelden te doen.

Het Zevende Kaderprogramma (KP7) is onlangs geëvalueerd door een onafhankelijke expertgroep. Binnenkort publiceert de Europese Commissie een intern evaluatierapport over KP7 evenals een reactie op de onafhankelijke evaluatie. Zoals gebruikelijk zal Nederland deze stukken agenderen voor een bespreking in de Raad. Het verzoek om voorbeelden van KP7 projecten moet in deze context worden gezien. Hiermee illustreren lidstaten met concrete voorbeelden dat onderzoeks- en innovatiesamenwerking in Europa bijdraagt aan economische groei en aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. In plaats van alleen terug te blikken op het verleden, kiest Nederland ervoor om tijdens die bespreking ook de excellentie en de impact van deze onderzoeks- en innovatie-investeringen voor de toekomst te onderstrepen. Het staat de aanwezige landen vrij om tijdens de informele bijeenkomst ook nationale voorbeelden aan te dragen.

De leden van de SP-fractie lezen in de agenda dat de Centraal- en Oost-Europese lidstaten naar verwachting zullen spreken over hun achterblijvende deelname in KP7. Deze leden vragen de Minister toe te lichten hoe groot deze deelname verschilt tussen enerzijds de Noordwest-Europese landen en anderzijds de Zuid-Europese landen. Tevens verzoeken deze leden de Minister om aan te geven of hierin verandering is gekomen met Horizon 2020. Zij zijn ook erg benieuwd naar de mening van de Minister over grote verschillen in deelname van bedrijven uit verschillende Europese regio’s. Deze leden vragen de Minister of hij het eens is dat dergelijke programma’s bedoeld zijn om samenwerking over de landsgrenzen heen tot stand te brengen.

Het kabinet steunt het uitgangspunt dat het Kaderprogramma en opvolger Horizon 2020 erop gericht moeten zijn om op basis van excellente projectvoorstellen en publiek-private samenwerkingsverbanden grensoverschrijdende samenwerking te realiseren. Er zijn, zoals al jaren bekend, verschillen tussen deelname van de verschillende lidstaten.

Er zijn vooral significante verschillen in deelname tussen onderzoekers uit de West-Europese lidstaten aan de ene kant en de Centraal- en Oost-Europese lidstaten aan de andere kant. Dit verschil is enigszins te verklaren doordat de kennisinfrastructuur in veel van de Centraal- en Oost-Europese lidstaten nog in opbouw is. Op basis van de voorlopige cijfers van Horizon 2020 is nog niet te zeggen of de laatst genoemde lidstaten een verbeterde deelname laten zien. Het kabinet juicht het toe dat alle lidstaten en in het bijzonder Oost- en Centraal-Europese lidstaten hun Structuur- en Investeringsfondsen benutten om hun kennisinfrastructuur te verbeteren, zodat zij in de toekomst ook beter in staat zijn grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden aan te gaan.

In KP7 en Horizon 2020 kunnen onderzoekers van zowel publieke kennisinstellingen als bedrijven deelnemen aan de competitieve programma’s. Het kabinet is van mening dat alleen de beste voorstellen in aanmerking zouden moeten komen voor financiering. Net als bij KP7 heeft Nederland tijdens de onderhandelingen over Horizon 2020 zich ingespannen om gunstige voorwaarden voor deelname van het bedrijfsleven in het algemeen en het mkb in het bijzonder te bevorderen.

De leden van de SP-fractie lezen in de geannoteerde agenda bij het onderdeel diensten dat de balans van tien jaar dienstenrichtlijn zal worden opgemaakt tijdens deze informele Raad. Zij zijn benieuwd welke houding de Minister in het algemeen zal aannemen ten aanzien van de dienstenrichtlijn, welke toekomstvisie hij hierbij ten toon zal spreiden en of bijvoorbeeld de effecten van de groei van het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in de bouw als gevolg van de dienstenrichtlijn bij de evaluatie zullen worden betrokken.

Nederland wil het voorzitterschap van de Raad benutten om tien jaar na de dienstenrichtlijn te bezien wat er nodig is om de interne markt voor diensten verder te versterken. Ondernemers en consumenten lopen nog altijd aan tegen belemmerende regels en praktijken. De nadruk ligt wat Nederland betreft bij: 1. Een forse intensivering van handhaving en betere implementatie van internemarktregels, ook op het punt van de dienstenrichtlijn, 2. Het stimuleren van nationale hervormingen van dienstenmarkten, onder andere via het Europees semester, en 3. Gerichte sectorspecifieke initiatieven op EU-niveau.

De Commissie heeft via onder andere de digitale internemarktstrategie van mei 2015 en de internemarktstrategie van oktober 2015 haar visie voor de verdere versterking van de interne markt gepresenteerd. De Raad heeft de internemarktstrategie in november 2015 verwelkomd. In de internemarktstrategie stelt de Commissie een aantal specifieke acties voor om de interne markt voor diensten verder te stimuleren. Nederland wil tijdens de break-out sessies over diensten tijdens de Informele Bijeenkomst van de Ministers verantwoordelijk voor Concurrentievermogen van 28 januari met name stilstaan bij het analytisch afwegingskader voor gereglementeerde beroepen en het dienstenpaspoort. Hiermee beoogt Nederland als voorzitter van de Raad de Commissie van politieke sturing te voorzien in de uitwerking van de genoemde initiatieven.

Ten aanzien van de vraag over zzp-ers in de bouw wijs ik graag op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO)5, dat het kabinet vorig jaar heeft laten uitvoeren over de oorzaken en gevolgen van de opkomst van het aantal zzp’ers in Nederland. Hieruit kwam naar voren dat veranderingen in de sectorstructuur en productiewijze, technologische en demografische ontwikkelingen de opkomst van zzp’ers verklaren. Daarnaast speelt het verschil in sociale, fiscale en arbeidsrechtelijke behandeling tussen zzp’ers en werknemers een rol. De dienstenrichtlijn is niet naar voren gekomen als verklarende factor.

De leden van de SP-fractie vragen de Minister tevens of het versimpelen van administratieve procedures en regelgevende beperkingen wat hem betreft geen gevolgen zou moeten hebben voor de sociaaleconomische positie en rechten van werknemers.

In de geannoteerde agenda heb ik u geïnformeerd dat de Europese Commissie heeft aangegeven acties te gaan presenteren om het potentieel van de interne markt voor diensten verder te ontsluiten, bijvoorbeeld door het versimpelen van administratieve procedures (dienstenpaspoort), het wegnemen van fragmentatie (wetgevend voorstel, mogelijk als onderdeel van het dienstenpaspoort, voor het aanpakken van regelgevende belemmeringen). Deze toekomstige acties zullen aanvullend ten aanzien van de dienstenrichtlijn werken.

Zoals reeds tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt (de Dienstenwet) met de benodigde inhoudelijke en juridische onderbouwing is onderstreept, vallen het arbeidsrecht en de sociale zekerheidswetgeving buiten het toepassingsbereik van de dienstenrichtlijn en zijn er geen gevolgen voor de sociale politiek6.

Ik ben dan ook van mening dat de aanvullende acties die van de Europese Commissie zullen komen dit uitgangspunt niet moeten aantasten. De aanvullende acties mogen dus geen gevolgen hebben voor de bescherming en rechten van werknemers. Wel ben ik van oordeel dat de aanvullende acties van de Europese Commissie zodanige aanpassingen van procedures en formaliteiten met zich mee moeten brengen dat administratieve lasten en uitvoeringslasten omlaag worden gebracht en het voor dienstverleners makkelijker wordt gemaakt om grensoverschrijdend actief te kunnen zijn.

De leden van de SP-fractie willen de Minister er tevens op wijzen dat recent twee zittende bestuursleden en oud-bestuursleden van vakbond SUEPO, de bond voor werknemers van het Europees Octrooibureau (EPO), te maken hebben gekregen met maatregelen vanwege hun vakbondsactiviteiten. Twee van hen zijn ontslagen en één is ernstig gedegradeerd in functie. Deze leden vragen de Minister om zijn mening te geven over deze situatie en vragen tevens of hij van mening is dat dit indruist tegen de standaarden van de International Labour Organization (ILO). Tevens zijn deze leden benieuwd welke mogelijkheden de Minister heeft om dit voorval op korte termijn te (laten) onderzoeken, eventueel in breder Europees verband. Deze leden zijn bovendien benieuwd of de Minister bereid is voorzitter Battistelli van het EPO aan te spreken op dit gedrag en hem te bewegen de maatregelen tegen de SUEPO-leden ongedaan te maken indien de wettelijke mogelijkheden dit toelaten. Zij verzoeken de Minister daarnaast een overzicht te geven van de handelingen naar aanleiding van de motie Gesthuizen en Kerstens (Kamerstuk 34 300 XIII, nr. 22).

Zoals reeds is aangegeven in de beantwoording van de kamervragen gesteld door de leden Kerstens en Tanamal8 en Van Nispen en Ulenbelt9 is de sociale situatie bij het Europees octrooibureau een bron van zorg voor het kabinet en in toenemende mate ook van andere lidstaten. Het kabinet is bekend met de in de vragen van de SP-fractie genoemde maatregelen waar enkele leden van de vakbond SUEPO mee te maken hebben gekregen. Hoewel het niet aan het kabinet is om te treden in de beoordeling van individuele arbeidsgeschillen, strekken de zorgen van het kabinet zich mede uit over de positie van vakbonden. In een uit te voeren social study, waartoe de Raad van Bestuur in december 2015 heeft besloten, zal hieraan uitdrukkelijk aandacht worden besteed. Gevolg gevend aan het verzoek10 van de vaste commissie voor Economische zaken zal de Staatssecretaris van Economische Zaken op korte termijn nader ingaan op de door het kabinet ondernomen acties.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland beoogt om tijdens de Raad van mei aanstaande Raadconclusies aan te nemen over het belang van investeren in onderzoek en innovatie. Deze leden vragen de Minister welke Raadconclusies hij hierbij voor ogen heeft en in welke richting moet hierbij worden gedacht.

Nederland beoogt met Raadsconclusies het economische en maatschappelijke belang van investeringen in onderzoek en innovatie te onderstrepen. Hierbij zullen de lessen uit de evaluatie van het Zevende Kaderprogramma worden gebruikt om aanbevelingen te formuleren voor de tussentijdse evaluatie van Horizon 2020 en voor de voorbereidingen van de opvolger van Horizon 2020.

De leden van de CDA-fractie hebben tijdens het vorige schriftelijke overleg voor de Raad van Concurrentievermogen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 362) gevraagd naar het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Afgelopen zomer is het Netherlands EFSI Investment Agency (NIA) opgericht om Nederlandse projecten optimaal aan te sluiten op de mogelijkheden die onder meer het EFSI biedt. In de beantwoording gaf u aan dat het NIA op basis van een inventarisatie van kansrijke projecten in Nederland ook kansen ziet voor snel internet in de buitengebieden. Deze leden vragen de Minister hoe er voor gezorgd wordt dat hier concreet stappen worden gezet en de kansen worden benut. Voorts vragen deze leden op welke wijze initiatiefnemers op de hoogte worden gesteld van de mogelijke kansen in het EFSI, en of de Minister bereid is om informatie hierover beschikbaar te stellen op het platform samensnelinternet.nl. deze leden vragen of het daarnaast mogelijk is dat er op het platform een overzicht komt van de mogelijkheden en kansen die Europa biedt om snel internet mogelijk te maken.

De prioriteit bij de Europese Investeringsbank (EIB) Groep, die de EFSI-regeling uitvoert, ligt bij projecten met een relatief grote financiële omvang. Om de kans op financiering te vergroten bekijkt het NIA (Nederlands InvesteringsAgentschap voor EFSI) samen met provincies of zij tot een gezamenlijk financieringsaanvraag kunnen komen. Het succes hiervan is afhankelijk van de mate waarin provincies hun gewenste investeringsvoorwaardes en beleidsaanpak kunnen verenigen in één projectvoorstel. De Europese Commissie heeft ook aandacht voor projecten met een relatief kleine financiële omvang en overweegt daarom om een breedbandinvesteringsfonds op te richten binnen de bestaande Connecting Europe Facility. Nederland steunt dit. Mijn ministerie houdt de ontwikkelingen hieromtrent in de gaten en zal bij meer zekerheid over dit fonds informatie hierover publiceren op het platform samensnelinternet.nl. Ook publiceert mijn ministerie extra informatie over algemene financiële vraagstukken die aan de orde kunnen komen bij breedbandprojecten.

De leden van de CDA-fractie hebben bij het vorige schriftelijke overleg ook vragen gesteld over aanbestedingen in Europa. In de beantwoording wordt aangegeven dat Nederland geen voorstander is om een verplichting aan aanbestedende diensten op te leggen om contracten te verstrekken aan een databank. Deze leden vragen de Minister hoe andere landen hier tegenaan kijken en wanneer hier besluitvorming over plaatsvindt.

Andere lidstaten hebben zich nog niet uitgesproken over het voorstel van de Europese Commissie om een databank met aanbestedingscontracten op te richten. Uit het voorstel van de Europese Commissie wordt onvoldoende duidelijk of zij aanbestedende diensten wil verplichten om contracten aan een dergelijke databank te verstrekken of dat het om een vrijwillig systeem gaat waarbij aanbestedende diensten kunnen kiezen of zij contracten verstrekken aan de databank. Naar verwachting zal het uiteindelijke voorstel van de Europese Commissie, dat waarschijnlijk in 2017–2018 zal worden uitgebracht, hierover meer duidelijkheid bieden. Dat voorstel zal na publicatie de gewone wetgevingsprocedure volgen.


X Noot
1

Als bijlage bij: Kamerstuk 29 826, nr. 64

X Noot
2

Kamerstuk 32 637, nr. 183.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-31, nr.343.

X Noot
4

Kamerstuk 33 009, nr. 12

X Noot
5

Kamerstuk 31 311, nr. 154

X Noot
6

zie Kamerstuk 31 579, nr. 3, memorie van toelichting, paragraaf 3.2.2.; Kamerstuk 31 579, nr. 6, Nota naar aanleiding van het Verslag, paragraaf 2.3, vierde alinea, Kamerstuk 31 579, nr. C, Memorie van Antwoord, paragraaf Toepasselijk recht, vierde en laatste alinea, en paragraaf Jurisprudentie van het Hof van Justitie en casuïstiek, vijfde tot en met elfde alinea.

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 233

X Noot
9

Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 232

X Noot
10

Brief van 2 december 2015

Naar boven