21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 315 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 augustus 2013

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de informele Raad voor Concurrentievermogen, die van 22 tot en met 24 juli zal plaatsvinden in Vilnius, Litouwen. De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.

De op 16 juli 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris bij brief van 18 juli 2013 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

De adjunct-griffier van de commissie, Van de Wiel

Inhoudsopgave

 
     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

2

Vragen van de leden van de SP-fractie

3

Vragen van de leden van de CDA-fractie

4

     

II

Antwoord / Reactie van de bewindspersonen

4

     

III

Volledige agenda

14

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vinden het van groot belang dat de goede aansluiting van het Nederlandse onderzoeks- en innovatiebeleid op Horizon 2020 geborgd wordt. De Kamer heeft daarnaast op 4 juli 2013 unaniem ingestemd met een motie met deze strekking. In hoeverre sluiten de initiatieven in het kader van Horizon 2020 van de Europese Commissie aan op het Nederlandse topsectorenbeleid? Wat is de mening van de minister over de aanbevelingen in het Gezondheidsraadsadvies «Blik op Brussel»? In hoeverre sluiten deze aanbevelingen aan bij het initiatief van de Europese Commissie, bijvoorbeeld ten aanzien van het gezamenlijk technologie-initiatief (GTI) Innovatieve Geneesmiddelen?

Zowel op nationaal niveau binnen de topsectorenprogramma's, als binnen het Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020, is de achterblijvende betrokkenheid van het midden- en kleinbedrijf (MKB) een reden tot zorg. In hoeverre heeft men hier te maken met vergelijkbare of dezelfde problemen? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om de aansluiting van het MKB op de onderzoeksprogramma's verder te stimuleren? Is de minister tevreden over de mate waarin de nieuwe initiatieven voor GTI’s, die de Europese Commissie voorstelt, mogelijkheden bieden voor deelname door het MKB?

Zijn de richtlijnen, die de Europese Commissie heeft aangekondigd, rond de directe kosten van onderzoek binnen Horizon 2020 inmiddels bekend en zullen deze ertoe te leiden dat Nederland meer onderzoeksgeld vanuit het Horizon 2020 programma zal binnenhalen?

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet al wat inzicht kan geven over de vorderingen met betrekking tot de brief over het Nederlandse open access beleid, die vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap rond deze zomer naar de Kamer wordt gestuurd?

Verwacht de minister dat de methodes die worden genoemd in het fiche inzake Verordening Europese milieueconomische rekeningen gaan leiden tot efficiënter Europees beleid? Als er sprake is van inefficiënt beleid, zal dit dan door deze extra methodes sneller of duidelijker blijken?

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie naar de reactie van de minister op het Europese Steel Action Plan, dat door Europees Commissaris, dhr. Tajani, op 11 juni jl. is gepubliceerd.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Industrie en interne markt

De leden van de fractie van de PvdA zijn van mening dat het overheidsapparaat een grote impact heeft op het functioneren van de algehele economie in Europa. De leden van de PvdA-fractie onderschrijven daarom het belang van modernisering van overheden in nationale en Europese groei- strategieën, in het bijzonder het verminderen van achterstanden in het rechtssysteem, verlaging van de administratieve lasten en de ontwikkeling van de digitale overheid en ondersteunen de ambities van het kabinet op dit terrein.

De leden van de PvdA-fractie onderstrepen het belang van het vergemakkelijken van innovatief en elektronisch aanbesteden door lokale overheden. Deze leden zijn tevens van mening dat MKB-bedrijven zouden moeten kunnen profiteren van eenvoudigere manieren om aan een Europese aanbesteding mee te doen. Is dit ook een punt van aandacht voor het kabinet? Zo nee, waarom niet? Welke voorstellen zal het kabinet tijdens de Raad doen om het MKB beter te faciliteren bij deelname aan Europese aanbestedingen?

Onderzoek en innovatie

De Europese Commissie heeft op 10 juli jl. een pakket voorstellen gepubliceerd waarmee onder het Horizon 2020 programma in totaal 22 miljard euro wordt vrijgemaakt voor innovatie in sectoren die kwalitatief hoogstaande banen opleveren. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het kabinet dit initiatief van de Commissie beoordeelt? In hoeverre sluit dit initiatief aan bij het Nederlandse topsectorenbeleid? Hoe beoordeelt het kabinet de mogelijkheden die worden geboden voor deelname door het MKB, en door niet-commerciële instellingen?

Horizon 2020

De leden van de fractie van de PvdA vragen het kabinet meer informatie te geven over de actielijnen voor de thema’s «widening participation» en «science for and with society». Wat betekent de oprichting van deze aparte actielijnen? Op welke wijze wordt uitvoering aan deze actielijnen gegeven? Wat is de inzet van het kabinet?

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda informele Raad voor het Concurrentievermogen van juli 2013 en hebben enkele specifieke vragen met betrekking tot de agenda en de aanvullende stukken.

De leden van de SP-fractie zouden graag van de minister vernemen in hoeverre Nederland op het gebied van innovatief en/of elektronisch aanbesteden door de overheid een koploperspositie heeft. Hoe doen andere landen dit en welke lessen kan Nederland trekken uit de werkwijze van andere Europese lidstaten?

Welke directe gevolgen zullen Nederlandse bedrijven (met name het MKB) ervaren van de nieuwe plannen van de Europese Commissie over e-aanbesteden? Gaan de plannen voor het Nederlandse bedrijfsleven grote veranderingen teweegbrengen om aan een Europese aanbesteding deel te nemen? Op welke vlakken zal het deelnemen aan een Europese aanbesteding worden vereenvoudigd met deze nieuwe plannen? Welke negatieve effecten zijn er te verwachten van deze nieuwe ideeën?

Ook zouden de leden van de SP-fractie graag vernemen in hoeverre de nieuwe initiatieven met betrekking tot Horizon 2020 aansluiten bij het Nederlandse topsectorenbeleid? Tenslotte vragen deze leden of de nieuwe initiatieven voor GTI’s die de Europese Commissie voorstelt voldoende mogelijkheden bieden voor deelname door het MKB?

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen over de geannoteerde agenda van de informele Concurrentieraad. Deze leden vragen op welke wijze andere lidstaten hun overheidsapparaat moderniseren? Welke goede ideeën van andere lidstaten zijn voor Nederland te gebruiken?

Tijdens de informele Raad zal gesproken worden over regeldruk voor het MKB. De minister geeft aan dat het ministerie bezig is met een inventarisatie die specifiek gericht is op EU-regels die in Nederland leiden tot onnodige regeldruk voor ondernemingen, waaronder het MKB. Is de minister van plan zijn collega's in de Raad op te roepen ook een inventarisatie te maken? Hiermee kan richting de Europese Commissie een EU brede lijst worden gepresenteerd.

Op welke manier gaat het kabinet er zorg voor dragen dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de financiering uit innovatiegelden (Horizon2020)?

Naar aanleiding van het verslag van de voorgaande Concurrentieraad vragen de leden van de CDA-fractie op welke wijze de Nederlandse investeringen in ruimtevaart in verband staan met de Raadsconclusies over ruimtevaart? Welke kansen en mogelijkheden liggen hier? Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een nadere toelichting op dit punt.

Naar aanleiding van het Gezondheidsraadsadvies «Blik op Brussel» is het positief dat er actieve betrokkenheid is vanuit de topsector Life Sciences en Health. In het verlengde hiervan vragen de leden van de CDA-fractie of hierbij ook wordt gekeken naar de kansen en mogelijkheden voor het Nederlandse MKB? Op welke manier wordt dit dan ingevuld?

II Antwoord van de bewindspersoon

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vinden het van groot belang dat de goede aansluiting van het Nederlandse onderzoeks- en innovatiebeleid op Horizon 2020 geborgd wordt. De Kamer heeft daarnaast op 4 juli 2013 unaniem ingestemd met een motie met deze strekking. De leden van de VVD-fractie vragen zich af in hoeverre de initiatieven in het kader van Horizon 2020 van de Europese Commissie aansluiten op het Nederlandse topsectorenbeleid.

Het kabinet onderkent het belang van een goede aansluiting zoals door de leden van de VVD naar voren wordt gebracht. De door het kabinet vastgestelde economische topsectoren, zoals life sciences en health en logistiek, sluiten aan op maatschappelijke uitdagingen en de industriële technologieën benoemd in Horizon 2020. Met de innovatieagenda’s en -contracten binnen deze topsectoren wordt deze aansluiting geoperationaliseerd.

De Kamer zal dit najaar, in reactie op de motie-Lucas, door het kabinet nader worden geïnformeerd over de wijze waarop een goede aansluiting van het Nederlandse onderzoeks- en innovatiebeleid op Horizon2020 zal worden gerealiseerd en geborgd.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de mening van de minister is over de aanbevelingen in het Gezondheidsraadsadvies «Blik op Brussel» en in hoeverre deze aanbevelingen aansluiten bij het initiatief van de Europese Commissie, bijvoorbeeld ten aanzien van het gezamenlijk technologie-initiatief (GTI) Innovatieve Geneesmiddelen.

In de kabinetsreactie op het Gezondheidsraadadvies «Blik op Brussel» van 23 mei 2013 heeft de staatssecretaris van OCW, mede namens mij en de minister van VWS, gereageerd op de 8 aanbevelingen van de Gezondheidsraad. Aanbevelingen 5 en 61 houden indirect verband met initiatieven van de Europese Commissie, zoals ten aanzien van het gezamenlijk technologie-initiatief (GTI) Innovatieve Geneesmiddelen. Een deel van de Europese middelen die door Nederlandse onderzoekers worden aangetrokken zal moeten worden gematcht met bijdragen door de instelling of het bedrijf, omdat de Europese Commissie niet alle kosten vergoedt. Dit dwingt partijen tot keuzes.

Met betrekking tot de nieuwe initiatieven voor GTI’s (waaronder Innovative Medicines Initiative 2), die de Europese Commissie heeft voorgesteld in haar mededeling van 10 juli 2013, verwijs ik u graag naar het BNC-fiche hierover dat na de zomer naar uw Kamer zal worden gezonden. Hierin zal ik verder ingaan op de relatie met het gezondheidsraadadvies.

Van de vijf voorgestelde GTI’s zijn er vier die samenwerking tussen de EU en het bedrijfsleven betreffen. Een andere betreft de samenwerking tussen de EU, het bedrijfsleven en lidstaten, te weten het initiatief voor Elektronische Componenten en Systemen (ECSEL, opvolger van de twee initiatieven ENIAC en ARTEMIS), waarvoor cofinanciering door lidstaten vereist is. Het Kabinet heeft eerder aangegeven hier cofinanciering voor beschikbaar te willen stellen. Voorts is het kabinet voornemens via NWO aanvullend op bestaande cofinancieringsmogelijkheden bij universiteiten en TO2 (6 instituten voor toegepast onderzoek die samenwerken in de TO2-federatie) cofinancieringsmiddelen in te zetten.

De leden van de VVD-fractie geven aan dat zowel op nationaal niveau binnen de topsectorenprogramma's, als binnen het Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020, de achterblijvende betrokkenheid van het midden- en kleinbedrijf (mkb) een reden tot zorg is. De fractieleden vragen in hoeverre men hier te maken heeft met vergelijkbare of dezelfde problemen. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om de aansluiting van het mkb op de onderzoeksprogramma's verder te stimuleren? Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of de minister tevreden is over de mate waarin de nieuwe initiatieven voor GTI’s, die de Europese Commissie voorstelt, mogelijkheden bieden voor deelname door het mkb.

Zowel in het nationale beleid ten aanzien van de topsectoren als in het Europese programma Horizon 2020 is het een uitdaging om het mkb te betrekken. Nationaal heeft elke topsector daartoe een sectorspecifiek mkb-loket en is er de mkb-innovatiestimulering Topsectoren (MIT) opgezet. Daarmee kan het mkb aansluiten bij innovatie-activiteiten binnen de topsectoren. Iedere topsector kiest zelf welke instrumenten ingezet worden om het mkb te betrekken, waaronder haalbaarheidsstudies, R&D-samenwerkingsprojecten, Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s) en kennisvouchers.

Horizon 2020 kent de algemene doelstelling dat het mkb in staat moet zijn om 20% van de middelen bestemd voor de pijlers Industrieel leiderschap en Maatschappelijke Uitdagingen te verwerven. Daarnaast zal 5% van het budget van die twee pijlers worden ingezet via het specifieke mkb-instrument binnen Horizon 2020. Het mkb-instrument is specifiek bedoeld om innovatieve activiteiten van het mkb mede te financieren. Het moet ook als stimulans werken voor de bredere deelname van het mkb in Horizon 2020. Naast deze speciaal op het mkb gerichte maatregelen wordt er binnen Horizon 2020 ook breder werk gemaakt van vereenvoudiging van het programma en de regels voor deelname. Deze maatregelen zijn ook gunstig voor het mkb.

Met betrekking tot de nieuwe initiatieven voor GTI’s die de Europese Commissie heeft voorgesteld in haar mededeling van 10 juli 2013, verwijs ik u graag naar het BNC-fiche over dit betreffende onderwerp dat na de zomer naar uw Kamer zal worden gezonden. Hierin zal tevens worden ingegaan op mogelijkheden voor deelname van het mkb.

De leden van de fractie van de VVD vragen of de richtlijnen, die de Europese Commissie heeft aangekondigd rond de directe kosten van onderzoek binnen Horizon 2020, inmiddels bekend zijn en of deze ertoe zullen leiden dat Nederland meer onderzoeksgeld vanuit het Horizon 2020 programma zal binnenhalen.

De Commissie moet deze richtlijnen nog vaststellen. De Commissie wilde dat pas doen nadat zij met Raad en Parlement in de triloog een akkoord had bereikt over Horizon 2020.

Nederland vreesde dat het met het wegvallen van de mogelijkheid om de indirecte kosten via de full cost-methode te declareren voor een aantal deelnemende partijen minder aantrekkelijk zou worden om deel te nemen. Het gaat met name om partijen die natuurwetenschappelijk of technologisch onderzoek doen, en daarbij gebruikmaken van kostbare onderzoeksfaciliteiten. De flat rate van 25% van de directe kosten, die dient als tegemoetkoming voor de indirecte kosten, is voor hen bij lange na niet genoeg om de prijs van het gebruik van dit soort faciliteiten te dekken. De verwachting is dat de richtlijnen het mogelijk zullen maken om een deel van deze kosten onder te brengen bij de directe kosten. Deze directe kosten worden bij onderzoeksprojecten volledig vergoed.

Het is nog te vroeg om te zeggen in hoeverre hiermee het wegvallen van de full cost-methode wordt gecompenseerd. Ook is nog onduidelijk hoe groot de compensatie voor de verschillende typen deelnemers zal zijn. Nederland zet er op in dat de richtlijnen zullen zorgen voor een redelijke Europese bijdrage aan onderzoeksactiviteiten van Nederlandse organisaties.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet al wat inzicht kan geven in de vorderingen met betrekking tot de brief over het Nederlandse open access beleid, die vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap rond deze zomer naar de Kamer wordt gestuurd.

Op dit moment vinden met betrekking tot dit onderwerp consultaties plaats met de diverse Nederlandse belanghebbenden. Kort na het zomerreces zal uw Kamer de brief over open toegang tot wetenschappelijke publicaties ontvangen.

De leden van de fractie van de VVD vragen of de minister verwacht of de methodes die worden genoemd in het fiche inzake Verordening Europese milieueconomische rekeningen gaan leiden tot efficiënter Europees beleid. Als er sprake is van inefficiënt beleid, zal dit dan door deze extra methodes sneller of duidelijker blijken?

De in het BNC-fiche genoemde drie modules maken onderdeel uit van het systeem van Europese milieueconomische rekeningen. Redenen voor toevoeging van de nieuwe modules zijn een verdere vervolmaking van het al bestaande geïntegreerde systeem van milieueconomische rekeningen. Deze betreffen milieubeschermingsuitgaven, de milieugoederen- en dienstensector en energierekeningen. Van belang hierbij is dat de nieuwe modules de Europese Commissie kwalitatief hoogwaardige statistische informatie verschaffen. Deze informatie zou de Commissie bijvoorbeeld kunnen gebruiken voor zowel de ontwikkeling van een doeltreffend beleid, alsmede voor rapportages over de uitvoering en de effecten van het Europees beleid. In dat verband verwijs ik naar bijvoorbeeld de ontwikkeling en uitvoering van maatregelen uit het algemeen milieuactieprogramma van de Unie en van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling. In dat kader zijn geharmoniseerde, vergelijkbare en kwalitatief hoogwaardige statistische gegevens en indicatoren van belang. Ik verwacht dan ook dat de uitbreiding van de verordening hieraan een substantiële bijdrage zal leveren.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie naar de reactie van de minister op het Europese Steel Action Plan, dat door Europees Commissaris, dhr. Tajani, op 11 juni jl. is gepubliceerd.

Graag verwijs ik voor een appreciatie van deze mededeling naar het BNC-fiche dat binnen enkele dagen aan uw Kamer zal worden gestuurd.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA zijn van mening dat het overheidsapparaat een grote impact heeft op het functioneren van de algehele economie in Europa. De leden van de PvdA-fractie onderschrijven daarom het belang van modernisering van overheden in nationale en Europese groei- strategieën, in het bijzonder het verminderen van achterstanden in het rechtssysteem, verlaging van de administratieve lasten en de ontwikkeling van de digitale overheid en ondersteunen de ambities van het kabinet op dit terrein.

De leden van de PvdA-fractie onderstrepen het belang van het vergemakkelijken van innovatief en elektronisch aanbesteden door lokale overheden. Deze leden zijn tevens van mening dat mkb-bedrijven zouden moeten kunnen profiteren van eenvoudigere manieren om aan een Europese aanbesteding mee te doen en vragen of dit ook een punt van aandacht voor het kabinet. Zo nee, waarom niet? Verder vragen de leden zich af welke voorstellen het kabinet tijdens de Raad zal doen om het MKB beter te faciliteren bij deelname aan Europese aanbestedingen.

Vermindering van de lasten voor aanbestedende diensten en ondernemingen in het algemeen en het mkb in het bijzonder zijn belangrijke doelstellingen van de herziening van de Europese aanbestedingsrichtlijnen. Het kabinet heeft deze doelstellingen tijdens de Raadsonderhandelingen over het aanbestedingspakket (klassieke aanbestedingsrichtlijn, richtlijn speciale sectoren en concessierichtlijn) van harte ondersteund. Belangrijke maatregelen die zijn genomen om de toegang voor het mkb tot Europese aanbestedingen te verbeteren zijn de introductie van de eigen verklaring, het uitgangspunt om opdrachten in percelen op te delen en de beperking van eisen die aanbestedende diensten aan ondernemingen stellen voor deelname aan overheidsopdrachten. De richtlijnvoorstellen sluiten op deze punten in belangrijke mate aan bij de Aanbestedingswet 2012 die op 1 april jongstleden in werking is getreden. Een Europese Code van best practices, die de Europese Commissie heeft opgesteld ter vergemakkelijking van de toegang van het mkb tot overheidsopdrachten, brengt een aantal goede praktijken onder de aandacht die de toegang van het mkb tot overheidsopdrachten vergemakkelijken. Aanbestedende diensten kunnen deze gebruiken in hun aanbestedingspraktijk. Deze Europese Code van best practices is opgenomen op de website van PIANOo, het Nederlandse expertisecentrum voor aanbesteden.

Het aanbestedingspakket bevat naast nieuwe mogelijkheden voor innovatiegericht aanbesteden (zoals een nieuwe procedure voor een innovatiepartnerschap en makkelijker toegang tot de concurrentiegerichte dialoog), ook de verplichting voor de lidstaten om elektronisch aanbesteden te realiseren. Elektronisch aanbesteden verlaagt de lasten voor aanbestedende diensten en ondernemers aanmerkelijk en zorgt ervoor dat ondernemers op een eenvoudige wijze aan (grensoverschrijdende) aanbestedingsprocedures kunnen deelnemen. In de op 26 juni jongstleden verschenen mededeling «Eind-tot-eind e-aanbesteden om het openbaar bestuur te moderniseren» doet de Europese Commissie voorstellen om de overgang naar elektronisch aanbesteden te realiseren. Nederland is ingenomen met het initiatief van de Europese Commissie en heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de voorstellen.

Nederland neemt deel aan de sessie over «mkb: toepassing van het «Denk eerst klein-principe» en zal daarom niet deelnemen aan de deelsessie over Slim aanbesteden en zal daarom tijdens deze Raad geen actieve inbreng leveren.

De Europese Commissie heeft op 10 juli jl. een pakket voorstellen gepubliceerd waarmee onder het Horizon 2020 programma in totaal 22 miljard euro wordt vrijgemaakt voor innovatie in sectoren die kwalitatief hoogstaande banen opleveren. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het kabinet dit initiatief van de Commissie beoordeelt en in hoeverre dit initiatief aansluit bij het Nederlandse topsectorenbeleid. Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie hoe het kabinet de mogelijkheden beoordeelt die worden geboden voor deelname door het MKB, en door niet-commerciële instellingen.

Met betrekking tot de nieuwe initiatieven voor GTI’s die de Europese Commissie heeft voorgesteld in haar mededeling van 10 juli 2013, verwijs ik u graag naar het BNC-fiche hierover dat na de zomer naar uw Kamer zal worden gezonden.

De leden van de fractie van de PvdA vragen het kabinet meer informatie te geven over de actielijnen voor de thema’s «widening participation» en «science for and with society». De fractieleden vragen wat de oprichting van deze aparte actielijnen betekent, op welke wijze wordt uitvoering aan deze actielijnen gegeven en wat de inzet is van het kabinet.

De actielijn «widening participation» heeft tot doel gebruik te maken van het volledige potentieel van de talenten die binnen Europa aanwezig zijn en er voor te zorgen dat – rekening houdend met het principe van excellentie – de opbrengsten van een op innovatie gebaseerde economie ten goede komen aan de hele Unie.

De activiteiten omvatten onder andere «teaming», waarbij excellente onderzoeksinstellingen gekoppeld worden aan regio’s die zwak zijn in onderzoek en innovatie met het doel daar nieuwe instellingen te creëren of bestaande een kwaliteitsimpuls te geven. Via «twinning» zullen instellingen in dit soort regio’s worden gekoppeld aan minstens twee internationaal leidende instellingen om zo een bepaald onderzoeksveld te versterken. Daarnaast zullen instellingen in deze regio's een kwaliteitsimpuls krijgen via de aanstelling van excellente wetenschappers op zogenaamde «ERA Chairs» (Europese Onderzoeksruimte-leerstoelen). Via het al bestaande netwerk COST («Cooperation in Science and Technology») kunnen onderzoekers uit heel Europa netwerken opzetten en onderhouden in Europees verband, bijvoorbeeld om toe te werken naar het oprichten van een consortium en het schrijven van een projectvoorstel voor Horizon 2020. Tenslotte zijn er activiteiten voorzien die de regio’s die op het gebied van onderzoek en innovatie achterblijven moeten helpen met het ontwikkelen van een eigen onderzoek- en innovatiebeleid en met het opzetten van structuren om potentiële deelnemers van voorlichting te voorzien.

De inzet van het kabinet is tot nu toe geweest dat het beslag van deze activiteiten op het budget voor Horizon 2020 zo laag mogelijk zou moeten zijn. In de triloog is uiteindelijk bepaald dat dit onderdeel 1,06% van het totaalbudget zal omvatten. Bij de verdere invulling van de actielijn is de inzet van het kabinet dat Nederlandse instellingen de kans krijgen om actief deel te nemen aan de teaming- en twinning-activiteiten. Op deze manier blijven zij ook in de toekomst een goede uitgangspositie houden in de Europese netwerken.

De actielijn «science with and for society» is bedoeld om effectieve samenwerking tussen de wetenschap en de samenleving te bevorderen, nieuw talent te ontwikkelen en de wetenschap bewust te maken van haar plaats in de samenleving en de verantwoordelijkheden die dat met zich meebrengt. Activiteiten zullen op deze doelen gericht zijn. De inzet van Nederland zal er vooral op gericht zijn om te zorgen dat de activiteiten passen in het doel van Horizon 2020, het stimuleren van onderzoek en innovatie en daarmee het versterken van de excellente wetenschap, het oplossen van maatschappelijke uitdagingen, en het versterken van de concurrentiekracht van de Unie en de Europese industrie. Voor een maximaal effect van de investering van Horizon 2020 op de brede wetenschap, maatschappij en economie, zijn de aanwezigheid en zichtbaarheid van onderzoek en daaruit voortvloeiende innovaties en de valorisatie van kennis van groot belang. Deze actielijn richt zich hierop via onder andere wetenschap- en techniekcommunicatie voor het grote publiek en het koesteren en tot ontwikkeling laten komen van bèta- en techniektalent.

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda informele Raad voor het Concurrentievermogen van juli 2013 en hebben enkele specifieke vragen met betrekking tot de agenda en de aanvullende stukken.

De leden van de SP-fractie zouden graag van de minister vernemen in hoeverre Nederland op het gebied van innovatief en/of elektronisch aanbesteden door de overheid een koploperspositie heeft. Hoe doen andere landen dit en welke lessen kan Nederland trekken uit de werkwijze van andere Europese lidstaten?

Nederland is, net als de Europese Commissie, een groot voorstander van elektronisch aanbesteden. Zoals ook aangegeven in antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie, verlaagt elektronisch aanbesteden de lasten voor aanbestedende diensten en ondernemers aanmerkelijk en zorgt het ervoor dat ondernemers op een eenvoudige wijze aan (grensoverschrijdende) aanbestedingsprocedures kunnen deelnemen. Nederland heeft om die reden TenderNed ontwikkeld; een online marktplein voor aanbestedingen van de Nederlandse overheid. Het basissysteem TenderNed ondersteunt het aanbestedingsproces van aankondiging tot gunning. Bovendien bevat TenderNed een digitaal bedrijfsdossier waarin bedrijven hun gegevens kunnen opslaan zodat deze bij aanbestedingen kunnen worden hergebruikt. In lijn met het Europese aanbestedingspakket is TenderNed zodanig ingericht dat het als het basissysteem voor elektronisch aanbesteden van de overheid kan functioneren.

Daarnaast zijn er in Nederland verschillende private aanbieders actief. Daarmee is in Nederland een breed aanbod beschikbaar van elektronische instrumenten voor aanbesteden. Verder werkt Nederland actief mee met het ontwikkelen van Europese standaarden voor e-aanbesteden, waaronder in het Europese pilot-project eSens.

Voor de vergelijking met prestaties op het gebied van elektronisch aanbesteden in andere lidstaten wordt onder andere gebruik gemaakt van het vergelijkend onderzoek van de e-Tendering expert group (eTeg) en van het Golden book of e-procurement practices, die beide zijn opgesteld in opdracht van de Europese Commissie (zie http://ec.europa.eu/internal_market/publicprocurement/e-procurement/golden-book/index_en.htm).  TenderNed voldoet al in belangrijke mate aan de do’s en don’ts en aanbevelingen uit deze documenten. Zo zijn aanbestedingsdocumenten zonder drempels (bijvoorbeeld verplicht inloggen) te bereiken en is in de Aanbestedingswet 2012 vastgelegd dat alle aankondigingen van overheidsopdrachten in Nederland op één plaats te vinden zijn (TenderNed).

Om innovatiegericht inkopen bij overheden te bevorderen, heeft het Ministerie van Economische Zaken onder andere het programma Inkoop Innovatie Urgent opgezet met een aantal concrete voorbeeldprojecten. Op die manier wordt bevorderd dat de overheid een groter deel van haar budget besteedt aan innovatiegericht inkopen. Daarnaast heeft Nederland met het SBIR-programma, een aanbestedingsinstrument dat de Nederlandse overheid gebruikt voor het vinden van innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken, een belangrijk instrument om aanbestedende diensten te stimuleren en te ondersteunen op het gebied van innovatie en aanbesteden. Een aantal landen, zoals Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Finland, Zweden, België en sinds kort ook Duitsland, is zeer actief op het gebied van innovatiegericht inkopen. Deze landen hebben nationale programma’s die vergelijkbaar zijn met het Nederlandse Inkoop Innovatie Urgent programma. In een aantal landen worden extra financiële middelen voor innovatiegericht inkopen ingezet. Zo bestaat in Finland een programma op het gebied van onder meer bouw, water, energie en gezondheidszorg om het creatieve potentieel van bedrijven te stimuleren in het probleemoplossend werken ten aanzien van overheidsvragen.

De leden van de SP-fractie vragen zich af welke directe gevolgen Nederlandse bedrijven (met name het MKB) van de nieuwe plannen van de Europese Commissie over e-aanbesteden zullen ervaren en of de plannen voor het Nederlandse bedrijfsleven grote veranderingen teweeg zullen brengen om aan een Europese aanbesteding deel te nemen. Op welke vlakken zal het deelnemen aan een Europese aanbesteding worden vereenvoudigd met deze nieuwe plannen en welke negatieve effecten zijn er te verwachten van deze nieuwe ideeën?

Positieve aspecten van elektronisch aanbesteden omvatten snellere toegang tot informatie, een beter overzicht van openstaande overheidsopdrachten en vereenvoudiging van procedures. In de mededeling 'Eind-tot-eind e-aanbesteden om het openbaar bestuur te moderniseren' geeft de Commissie aan dat e-factureren de kosten en de complexiteit van het versturen van rekeningen kan terugbrengen en het aantal fouten kan beperken. In Nederland is e-factureren bij de rijksoverheid al mogelijk, evenals elektronisch aanbesteden (zie ook het antwoord op de bovenstaande vraag van uw fractie). Een gedeelte van de nieuwe plannen is in Nederland dus al gerealiseerd. Verdere voordelen zijn te behalen uit meer synergie tussen de verschillende elektronische instrumenten voor de pré- en postgunningsfase in een inkoopproces. Onvoldoende Europese standaardisatie, bijvoorbeeld van e-factureren, vormt op dit moment een barrière voor Nederlandse bedrijven bij grensoverschrijdende aanbestedingen en weerhoudt mogelijke schaalvoordelen die een Europese markt biedt. De Europese Commissie zet sterk in op standaardisatie. Nederland steunt die inzet.

Verder zouden de leden van de SP-fractie graag vernemen in hoeverre de nieuwe initiatieven met betrekking tot Horizon 2020 aansluiten bij het Nederlandse topsectorenbeleid.

Met betrekking tot de nieuwe initiatieven voor GTI’s die de Europese Commissie heeft voorgesteld in haar mededeling van 10 juli 2013, verwijs ik u graag naar het BNC-fiche hierover dat na de zomer naar uw Kamer zal worden gezonden.

Tenslotte vragen de leden van de fractie van de SP of de nieuwe initiatieven voor GTI’s die de Europese Commissie voorstelt voldoende mogelijkheden bieden voor deelname door het MKB.

Met betrekking tot de nieuwe initiatieven voor GTI’s die de Europese Commissie heeft voorgesteld in haar mededeling van 10 juli 2013, verwijs ik u graag naar het BNC-fiche hierover dat na de zomer naar uw Kamer zal worden gezonden.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen over de geannoteerde agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen. De leden vragen op welke wijze andere lidstaten hun overheidsapparaat moderniseren en welke goede ideeën van andere lidstaten voor Nederland zijn te gebruiken.

Net als Nederland zien veel lidstaten zich geconfronteerd met lage economische groei en daardoor dalende overheidsinkomsten. Modernisering van het overheidsapparaat kan helpen de uitgaven van de publieke sector te beperken. Vandaar dat een groot aantal lidstaten een landenspecifieke aanbeveling heeft gekregen om hun overheidsapparaat te hervormen. Het gaat hierbij onder meer om een betere verdeling tussen taken van de nationale en de decentrale overheid, het verkorten van gerechtelijke procedures (vooral bij faillissementen of andere zakelijke geschillen) en het bestrijden van de corruptie. Ook worden meerdere lidstaten aangespoord om administratieve lasten voor het bedrijfsleven te verminderen en de digitale overheid verder te ontwikkelen.

Met name Denemarken is een aansprekend voorbeeld van digitalisering van de overheid. Nederland kijkt bijvoorbeeld met interesse naar de overheidswebsite www.borger.dk , het centrale overheidsportaal, dat geheel is opgezet vanuit het perspectief van de burger en waarop alle overheidsorganisaties zijn aangesloten. In Denemarken ontvangt al bijna een kwart van de bevolking overheidspost digitaal. Sinds 1 december 2012 zijn burgers en bedrijven verplicht de afhandeling van enkele procedures digitaal te laten verlopen (digital by default), met als doel in eind 2015 een volledige verplichting alle procedures digitaal af te wikkelen.

Ook in Estland is men vergevorderd op het gebied van e-Overheid. Gegevensverwerking van onder andere overheden, de kamer van koophandel, het bankwezen en notarissen zijn daar gekoppeld. Hierdoor is het mogelijk om binnen 18 minuten een bv op te richten.

Tot slot heeft het Verenigd Koninkrijk vorig jaar het «Civil Service Reform Plan» gepresenteerd, om de Britse overheid meer uniform, beter geschoold en minder bureaucratisch te maken. Dit moet leiden tot een kleiner ambtenarenapparaat, dat zal werken als een opener en flexibelere organisatie. Ondersteunende taken, zoals juridisch advies en auditing, worden gecentraliseerd. Beleidsvorming zal vaker geschieden in samenwerking met de maatschappij, waarbij actief gebruik wordt gemaakt van Twitter en pilot-projecten. Scholing en training voor overheidspersoneel wordt waar mogelijk gestandaardiseerd. Verschillende van deze voorstellen sluiten goed aan bij de Nederlandse Hervormingsagenda Rijksdienst.

De leden van de CDA-fractie lezen dat tijden de informele Raad voor Concurrentievermogen gesproken zal worden over regeldruk voor het mkb. De minister geeft aan dat het ministerie bezig is met een inventarisatie die specifiek gericht is op EU-regels die in Nederland leiden tot onnodige regeldruk voor ondernemingen, waaronder het mkb. De leden vragen of de minister van plan is zijn collega's in de Raad op te roepen ook een inventarisatie te maken. Hiermee kan richting de Europese Commissie een EU brede lijst worden gepresenteerd.

Ja, ik ben bereid mijn collega’s in de Raad op te roepen om ook een inventarisatie te maken van EU-regels die leiden tot onnodige regeldruk voor ondernemingen, waaronder het mkb. Vooral de gelijkgezinde lidstaten zijn geïnteresseerd in de Nederlandse inventarisatie en Nederland zal met gelijkgezinde lidstaten blijven samenwerken om de regeldruk in Europa te verminderen.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke manier het kabinet er zorg voor gaat dragen dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de financiering uit innovatiegelden (Horizon2020).

Nederlandse onderzoekers en bedrijven zijn op dit moment zeer succesvol in het huidige Zevende Kaderprogramma en het kabinet zet zich ervoor in om dit in Horizon 2020 te continueren. De mate van succes hangt, naast de kwaliteit van de potentiële deelnemers, af van de toekomstige ambities van de Nederlandse onderzoekers en bedrijven en hun inhoudelijke aansluiting op de toekomstige Europese deelprogramma's onder Horizon 2020.

Voor alle thema’s en onderdelen van Horizon 2020 is een nationale klankbordgroep opgezet met een brede vertegenwoordiging namens universiteiten, onderzoeksinstellingen, brancheorganisaties, maatschappelijke organisaties, grote bedrijven en het mkb. Via deze ondersteuningsstructuur wordt de aansluiting op Horizon 2020 gefaciliteerd door informatie uit Brussel zo goed en zo snel mogelijk met de Nederlandse belanghebbenden te delen. Ook worden de verschillende Nederlandse belangen samengebracht en zo duidelijk mogelijk in Brussel uitgedragen. Ook de Topsectoren zijn goed bij deze klankbordgroepen betrokken en zijn gevraagd bij de herziening van de innovatiecontracten ook de verbinding met Horizon 2020 te leggen.

Alle Nederlandse geïnteresseerden in deelname aan Horizon 2020 kunnen voor informatie en ondersteuning, net als voor het Zevende Kaderprogramma, kosteloos terecht bij het bij Agentschap NL ondergebrachte Expertisecentrum Internationaal Onderzoek en Innoveren (EIOI).

Naar aanleiding van het verslag van de voorgaande Raad voor Concurrentievermogen vragen de leden van de CDA-fractie op welke wijze de Nederlandse investeringen in ruimtevaart in verband staan met de Raadsconclusies over ruimtevaart. Welke kansen en mogelijkheden hier liggen. Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een nadere toelichting op dit punt.

De conclusies van de Raad voor Concurrentievermogen hebben betrekking op nieuwe investeringen door de Europese Unie in de grote ruimtevaartprogramma’s Galileo (navigatiesatellieten) en Copernicus/GMES (aardobservatiesatellieten). Door benutting van data van beide satellietsystemen in diverse ICT-toepassingen zal een belangrijke bijdrage aan toekomstige economische groei in Europa worden gerealiseerd.

Ten behoeve van het Copernicus/GMES-programma heeft Nederland gericht geïnvesteerd in de ontwikkeling en bouw van het TROPOMI-instrument. Met dit satellietinstrument worden vanaf 2016 nauwkeurige metingen verricht in de ruimte betreffende klimaatontwikkelingen en luchtkwaliteit. Bij de ontwikkeling en bouw van dit belangrijke satellietinstrument zijn de volgende partijen betrokken: het Netherlands Space Office (opdrachtgever/regie), KNMI, SRON, Dutch Space, TNO en tal van kleinere bedrijven in Nederland.

Het is de bedoeling dat de eerste satellieten voor beide programma’s vanaf eind 2013 gelanceerd worden in een baan om de aarde en vanaf eind 2014/begin 2015 daadwerkelijk operationeel worden. Vanaf dat moment leveren ze navigatiedata (nauwkeuriger dan het GPS-signaal) en aardobservatiedata (klimaat, luchtkwaliteit, zeestromingen, beweging aardkorst en veel meer). Deze data komen kosteloos ter beschikking van het Europese bedrijfsleven. Tal van grotere en kleine bedrijven en kennisinstellingen kunnen deze data benutten om daar uiteenlopende ICT-toepassingen van te maken ten dienste van overheden, kennisinstellingen en andere bedrijven.

Vooruitlopend op deze nieuwe ruimtedata heeft de Nederlandse overheid al in maart 2012 een satellietdataportaal geopend om de nu reeds beschikbare, bestaande satellietdata kosteloos aan bedrijven en kennisinstellingen beschikbaar te stellen. In overleg met het bedrijfsleven wordt gewerkt aan beleid om zoveel mogelijk Nederlandse bedrijven van de nieuwe ontwikkelingen te laten profiteren. Daarnaast leveren Nederlandse bedrijven onderdelen voor de betreffende satellieten, zoals reactiewielen en zonnepanelen. Ook leveren Nederlandse bedrijven onderdelen voor lanceerrakketten, waarmee een aantal van deze satellieten in een baan om de aarde worden gebracht.

Naar aanleiding van het Gezondheidsraadadvies «Blik op Brussel» vinden de leden van de CDA-fractie het positief dat er actieve betrokkenheid is vanuit de topsector Life Sciences en Health. In het verlengde hiervan vragen de leden van de CDA-fractie of hierbij ook wordt gekeken naar de kansen en mogelijkheden voor het Nederlandse MKB en op welke manier dit dan wordt ingevuld.

In de Kabinetreactie op het Gezondheidsraadadvies «Blik op Brussel» van 23 mei 2013 is aangegeven dat het Kabinet de deelname van het mkb aan Horizon 2020 graag wil bevorderen. Daarom is expliciet aandacht besteed aan het uitnodigen van vertegenwoordigers van het mkb in de klankbordgroep Health. De klankbordgroep voorziet de Nederlandse vertegenwoordiging van strategisch advies in de Europese Programmacommissie Health. Verder is er in de informele triloog tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie, mede op verzoek van Nederland, overeengekomen dat het mkb in staat moet worden gesteld om 20% van het budget te verwerven binnen de thematische onderdelen van Horizon 2020. Dit zal gebeuren door de deelname aan publiek-private samenwerking te bevorderen. Daarnaast zal een instrument specifiek voor het mkb worden ingevoerd, vergelijkbaar met de SBIR-aanpak zoals we die in Nederland kennen. Hierbij worden bedrijven uitgedaagd om oplossingsrichtingen te bedenken en te ontwikkelen die bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke uitdagingen.

Binnen de activiteiten van alle topsectoren wordt de nadruk gelegd op publiek-private samenwerking. Publieke partijen en grote bedrijven zijn doorgaans zeer bekend met de weg naar Brussel. Daarom wordt bevorderd dat zij Nederlandse mkb’ers op sleeptouw nemen in Europese projecten. Ook het Eurostars-programma, dat het mkb stimuleert om gezamenlijk R&D-projecten te doen en dat meer middelen zal krijgen in Horizon 2020, is een aantrekkelijke optie om deel te nemen aan Europese innovatieprojecten. Ten slotte werkt LSH Plaza (het Topconsortium voor Kennis en Innovatie van de topsector Life Science & Health) aan een praktische vraagbaak (het «mkb-loket»).

III Volledige agenda

Brief regering – minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp – 11 juni 2013 – Verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 mei 2013 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 311).

Brief regering – minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans – 17 mei 2013 – Fiche inzake Wijziging Gemeenschapsmerkenverordening en Herschikking Merkenrichtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 1618)

Brief regering – minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans – 24 mei 2013 – Fiche: richtlijn bekendmaking niet-financiële informatie en diversiteitsbeleid (Kamerstuk 22 112, nr. 1624)

Brief regering – staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker – 29 mei 2013 – Reactie op Gezondheidsraadsadvies «Blik op Brussel» (Kamerstuk 21 501-31, nr. 312)

Brief regering – minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans – 7 juni 2013 – Fiche inzake Verordening Europese milieueconomische rekeningen (Kamerstuk 22 112, nr. 1632)

Brief regering – minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp – 17 juni 2013 – Aanbieding Groenboek «betreffende de verzekering tegen natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen» (Kamerstuk 22 112, nr. 1634)

Brief regering – minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans – 28 juni 2013 – Fiche inzake Mededeling Europese strategie voor micro- en nano-elektronica (Kamerstuk 22 112, nr. 1658)

Brief regering – minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp – 11 juli 2013 – Aanbieding Geannoteerde Agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen, 22 tot en met 24 juli 2013, Vilnius (2013Z14965)


X Noot
1

Aanbeveling 5: «Ondersteun de participatie in Europese programma’s, ook materieel»; Aanbeveling 6: «Stel een fonds in voor de matching van Europese Onderzoeksubsidies».

Naar boven