Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 22112 nr. 1618 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 22112 nr. 1618 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2013
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche 1: Wijziging Gemeenschapsmerkenverordening en Herschikking merkenrichtlijn
Fiche 2: Verordening modernisering EU handelsbeschermingsinstrumenten (Kamerstuk 22 112, nr. 1619)
Fiche 3: Mededeling bouwen aan de eengemaakte markt voor groene Producten (Kamerstuk 22 112, nr. 1620).
De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans
Titel voorstel
Voorstel voor een verordening tot wijziging van verordening (EG) nr 207/2009 inzake het Gemeenschapsmerk
en
Voorstel voor een richtlijn betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (herschikking)
Datum Commissiedocument
27 maart 20131
Nr. Commissiedocument
COM (2013) 161 en COM (2013) 162
Prelex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202517
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=202518
Nr. Impact Assessment Commissie en Opinie Impact Assessment Board
SWD (2013) 96
Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen.
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken
Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure Raad, rol Europees Parlement, gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
Wijziging Gemeenschapsmerkenverordening
a) Rechtsbasis: Artikel 118 lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement: Gewone wetgevingsprocedure ex artikel 294 WVEU: gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing door het Europees Parlement.
c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen: Als gevolg van het Verdrag van Lissabon is het volgens de Commissie noodzakelijk de krachtens de huidige verordening aan haar verleende bevoegdheden, en reeds vastgestelde regels vervat in drie uitvoeringsverordeningen2, aan te passen aan artikel 290 VWEU. In de onderhavige wijziging van de Gemeenschapsmerkenverordening is daarom een groot aantal nieuwe delegatiebepalingen opgenomen. Deze artikelen hebben betrekking op de bevoegdheid ten aanzien van procedures en regels met betrekking tot de bepaalde vereisten voor en wijze van inschrijving van merken, bepaalde procedures met betrekking tot de werking van de Kamers van Beroep, en de vaststelling van bepaalde tarieven (hierna: BHIM-taksen) voor merken.
Herschikking merkenrichtlijn
a) Rechtsbasis: Artikel 114 lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).
b) Besluitvormingsprocedure Raad en rol Europees Parlement: Gewone wetgevingsprocedure ex artikel 294 WVEU: gekwalificeerde meerderheid in de Raad en medebeslissing door het Europees Parlement.
c) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen: Dit voorstel bevat geen gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.
De Commissie heeft zich ten doel gesteld het bestaande merkenstelsel, zowel in de EU als op nationaal niveau, te moderniseren om het doeltreffender, efficiënter en meer samenhangend te maken. Hierdoor wordt ondernemingen betere voorwaarden geboden om te innoveren en blijft de bescherming door middel van merken een belangrijk element in de economie van de EU. De Commissie heeft hiertoe voorgesteld de huidige Gemeenschapsverordening te wijzigen en de huidige Merkenrichtlijn te herschikken.
Wijziging Gemeenschapsmerkenverordening
In dit voorstel worden aan de hand van vijf doelstellingen wijzigingen voorgesteld die betrekking hebben op:
– terminologie en gemeenschappelijke aanpak met betrekking tot gedecentraliseerde agentschappen;
– de stroomlijning van procedures voor aanvragen en inschrijven van een merk;
– de versterking van de rechtszekerheid door aanpassing van verouderde bepalingen, opheffing van dubbelzinnigheden en verduidelijking van rechten die aan merken verbonden zijn;
– bevorderen van de samenwerking tussen het Bureau voor Harmonisatie in de Interne Markt (BHIM) en de nationale merkenbureaus/diensten; en
– het aanpassen van de aan de Commissie verleende bevoegdheden aan artikel 290 VWEU.
De bevoegdheid van de Unie berust op artikel 118 lid 1 VWEU. Het gaat hier om een gedeelde bevoegdheid van de Unie. Het subsidiariteitsoordeel is positief en het proportionaliteitsoordeel luidt positief met een kritische kanttekening.
Herschikking merkenrichtlijn
In dit voorstel worden aan de hand van de volgende drie doelstellingen wijzigingen voorgesteld die betrekking hebben op:
– modernisering en verbetering van de bestaande bepalingen van de richtlijn;
– grotere harmonisatie van nationale merkenwetgevingen en -procedures; en
– het bevorderen van samenwerking tussen de bureaus van de lidstaten en BHIM.
De bevoegdheid van de Unie berust op artikel 114 lid 1 VWEU. Het Nederlandse oordeel ten aanzien van subsidiariteit is positief. Ook het proportionaliteitsoordeel luidt positief met een kritische kanttekening.
Nederlandse positie
Nederland verwelkomt de wijziging van de Gemeenschapsmerkenverordening en de herschikking van de Merkenrichtlijn en staat positief tegenover het moderniseren van het EU en de nationale merkenstelsels om innovatie en economische groei te bevorderen. Uit de impact assessment en de grootschalige consultaties van belanghebbenden, waaronder gebruikers van het systeem, blijkt dat de – alweer een groot aantal jaren geleden ingevoerde – harmonisatie van de registratie van het gemeenschapsmerk aan een «onderhoudsbeurt» toe is.
De herziening van het merksysteem in het geheel sluit goed aan bij het beleid dat het kabinet hieromtrent voorstaat. Veel Nederlandse bedrijven, organisaties en burgers maken hier gebruik van om (de naam, logo, kleur, vorm etc. van) hun innovaties te beschermen en zo hun concurrentiekracht te vergroten. Nederland heeft veel baat bij een goed functionerend Benelux- én EU-merkensysteem die naast elkaar, maar wel zo efficiënt mogelijk, blijven bestaan. Verdergaande harmonisatie van nationale merkenwetgevingen en -procedures om deze beter verenigbaar te maken met het stelsel van gemeenschapsmerken is daarom essentieel. Ook dienen BHIM en de nationale merkenbureaus een verdergaande (dwingende) samenwerking aan te gaan om convergentie tussen de bestaande praktijken te vergroten en gezamenlijk hulpmiddelen voor het nog efficiënter aanvragen van merken te ontwikkelen. Het voorstel tot het bieden van een solide juridische basis tot samenwerking wordt dan ook toegejuicht. Verder staat Nederland positief tegenover de voorstellen met betrekking tot terugbrengen van het automatisch kunnen registreren van een merk in 3-klassen voor waren en diensten naar een «betaal-per-klasse»-systeem en het afschaffen van de ambtshalve onderzoeken naar merken door nationale bureaus.
De voorstellen geven echter ook aanleiding tot een aantal kritische vragen, waaronder de door de Commissie voorgestelde wijzigingen met betrekking tot:
– de verhouding met geografische aanduidingen/traditionele termen en handelsnamen;
– de aanduiding en classificatie van waren en diensten;
– de efficiënte co-existentie en complementariteit tussen het gemeenschapsmerk en het Benelux-merk;
– onduidelijkheden van een aantal (materiële en procedurele) bepalingen, zoals de toepassing van de absolute gronden, verplichting tot gebruik, aanwijzing en classificatie van waren en diensten en inhoud van de voorgestelde oppositieprocedure;
– de vele bepalingen die rechtstreeks gevolgen kunnen hebben voor de werkzaamheden van BBIE en een aanzienlijke verzwaring van de reeds bestaande taken (en kosten) kan opleveren;
– de wijze waarop en de mate waarin de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen aan de Commissie wordt overgelaten.
Het merkenstelsel in Europa bestaat uit de mogelijkheid om via:
– een inschrijving bij een nationale bureau/dienst een merk te verkrijgen met gelding in één lidstaat of – in geval van België, Nederland en Luxemburg – een merk in te schrijven bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) met gelding in de gehele Benelux3
– één inschrijving bij BHIM een gemeenschapsmerk te verkrijgen met werking in de hele EU.
Beide onderdelen bestaan naast elkaar; een teken kan als nationaal- en/of gemeenschapsmerk geregistreerd worden.
De Commissie heeft zich ten doel gesteld dit merkenstelsel, zowel in de EU als op nationaal niveau, te moderniseren om innovatie en economische groei te bevorderen. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling het merkenstelsel te vernieuwen, maar het voor bedrijven toegankelijker en efficiënter te maken in de zin van lagere kosten en grotere eenvoud, snelheid, voorspelbaarheid en rechtszekerheid. De aanpassingen dienen ervoor te zorgen dat beide onderdelen van het merkenstelsel, het verkrijgen van een nationaal respectievelijk gemeenschapsmerk, naast elkaar blijven bestaan en elkaar aanvullen.
Omdat de wetgeving van de lidstaten inzake merken maar gedeeltelijk is geharmoniseerd en daarnaast een autonoom stelsel is ingevoerd voor de inschrijving van een gemeenschapsmerk, heeft de Commissie de volgende voorstellen gedaan:
1. herschikking van de richtlijn van 1989 (nu gecodificeerd als 2008/95) betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten; en
2. wijziging van de verordening van 1994 (nu gecodificeerd als 207/2009) inzake het Gemeenschapsmerk.
Wijziging Gemeenschapsmerkenverordening
Door middel van dit voorstel wil de Commissie de bestaande bepalingen doelgericht moderniseren, door:
– aanpassing van de terminologie aan het Verdrag van Lissabon en aan de bepalingen van de gemeenschappelijke aanpak over de gedecentraliseerde agentschappen, met als doel de verbetering van het bestuur en de efficiëntie van het bestaande agentschap;
– stroomlijning van de procedures voor het aanvragen en inschrijven van een gemeenschapsmerk, waaronder de indiening, datum, onderzoek en publicatie van de aanvragen, opmerkingen van derden, herzieningen van beslissingen bij beroepen tussen partijen (de zgn. «inter partes»), en de oppositietermijn voor internationale inschrijvingen;
– versterking van de rechtszekerheid door het verduidelijken van bepalingen en wegnemen van dubbelzinnigheden, waaronder de definitie van het Europese merk, de bescherming van geografische aanduidingen en traditionele termen, de rechten verbonden aan een Europees merk, gebruik in commerciële reclames en waren die in het douanegebied worden binnengebracht;
– invoering van een passend kader voor (verplichte) samenwerking tussen BHIM en de nationale diensten door bevordering van convergerende praktijken, de ontwikkeling van gezamenlijke instrumenten en het invoeren van een financieringsmechanisme waarmee BHIM gemeenschappelijke projecten kan financieren;
– aanpassing ex artikel 290 VWEU van de krachtens de huidige verordening aan de Commissie verleende bevoegdheden.
Herschikking merkenrichtlijn
Door middel van dit voorstel wil de Commissie:
– de bestaande bepalingen moderniseren en verbeteren, waaronder de aanpassing van de definitie van het merk, de rechten verbonden aan het merk en het beperken van aan het merk verbonden rechtsgevolgen;
– grotere harmonisatie bereiken van nationale merkenwetgevingen en -procedures om deze beter verenigbaar te maken met het stelsel van gemeenschapsmerken, waaronder de bescherming van geografische aanduidingen en traditionele termen, bescherming van bekende merken, merken als vermogensbestanddelen en collectieve merken, en het op één lijn brengen van de voornaamste procedureregels;
– (in aanvulling op het rechtskader dat ten aanzien van de wijziging van de Gemeenschapsmerkenverordening wordt voorgesteld) een rechtsgrond ter bevordering van de samenwerking tussen de bureaus van de lidstaten en BHIM invoeren.
Impact assessment Commissie
In dit assessment is de beperkte samenwerking tussen de merkenbureaus in Europa, te weten BHIM en de nationale bureaus/diensten, aangemerkt als belangrijkste probleem dat in een wijziging van de Gemeenschapsmerkenverordening moet worden geadresseerd. Hoewel er al wordt samengewerkt, wordt een efficiënte en doeltreffende samenwerking gehinderd door obstakels zoals het gebrek aan een duidelijke rechtsgrond voor samenwerking, gebrek aan technische/IT-faciliteiten en gebrek aan duurzame financiering op middellange en lange termijn. Geopteerd wordt daarom voor een verplichte samenwerking, een verplichte toegang tot instrumenten en financiering uit de BHIM-begroting.
Ten aanzien van de herschikking van de Merkenrichtlijn bleek uit de impact assessment één hoofdprobleem, te weten de uiteenlopende bepalingen van het bestaande regelgevingskader. De Commissie geeft aan dat de bestaande verschillen tussen de nationale stelsels en het stelsel van Gemeenschapsmerken aanzienlijk is. Deze zijn onder andere het gevolg van het ontbreken van procedurele bepalingen in de richtlijn en het ontbreken van harmonisatie van een aantal belangrijke bepalingen. In combinatie met de beperkte overeenstemming tussen de nationale bureaus/diensten leidt dit tot een beperkte toegankelijkheid tot de stelsels voor merkenbescherming, veroorzaakt het rechtsonzekerheid en brengt het de complementaire relatie tussen het stelsel van gemeenschapsmerken en de nationale merkenstelsels in gevaar. Ook verhindert het dat voor ondernemingen gelijke concurrentievoorwaarden gelden wat negatieve gevolgen voor het concurrentievermogen van EU-ondernemingen en van de Unie als geheel heeft. Geopteerd wordt daarom voor gedeeltelijke uitbreiding van de harmonisatie van nationale wetgevingen en hun samenhang met de stelsels van gemeenschapsmerken.
Aan dit impact assessment is uitgebreide raadpleging van de voornaamste belanghebbenden vooraf gegaan, waaronder een studie in opdracht van de Commissie door het Max Planck Institute for Intellectual Property and Competition Law, een raadpleging van BHIM en de nationale diensten van de lidstaten, en een raadpleging van gebruikers van merken.
Wijziging Gemeenschapsmerkenverordening
a) Bevoegdheid
De Commissie baseert de bevoegdheid van de EU voor dit voorstel op artikel 118 lid 1 VWEU. Nederland acht dit de juiste rechtsgrondslag. De Unie heeft op dit gebied een gedeelde bevoegdheid.
b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
Het oordeel ten aanzien van subsidiariteit is positief. Het voorstel ziet toe op de harmonisatie van (materiële en procedurele) regelgeving. Dit is een doelstelling die onvoldoende door de lidstaten en beter door de EU kan worden bereikt. Vanwege onder meer de grensoverschrijdende aspecten van ondernemen en innoveren is regelgeving op EU-niveau passend.
Het oordeel ten aanzien van proportionaliteit is positief met een kritische kanttekening. De verordening in het geheel is als noodzakelijk te beoordelen; de te bereiken doelstellingen kunnen niet langs andere weg worden gerealiseerd. Nederland betwijfelt echter of er op één onderdeel niet voor minder vergaande voorstellen gekozen had kunnen worden of een herziening op onderdelen van de geldende verordening mogelijk was geweest. Daarbij wordt gedoeld op de bepaling die het houders van rechten mogelijk maakt het binnenbrengen van waren in het douanegebied van de Unie te verhinderen, wanneer deze waren zonder toestemming een merk dragen dat in wezen gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven merk en ongeacht of de waren al dan niet in de vrije handel worden gebracht. Nederland heeft regelmatig aangegeven dat inbreuken op intellectuele eigendomsrechten (waaronder merken in het algemeen en namaak in het bijzonder) grote commerciële schade kunnen toebrengen aan handel en economie en bestreden dienen te worden. Ook kan namaak een gevaar opleveren voor veiligheid en volksgezondheid. Indien het hier echter gaat om legitieme generieke medicijnen die zich in doorvoer in Nederland bevinden, is Nederland sinds lange tijd4 van mening dat, als er geen hoge mate van waarschijnlijkheid is dat deze goederen op de EU-markt terecht zullen komen, er geen sprake zou moeten zijn van (een vermoeden van) een inbreuk op een merkrecht.
c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
De Commissie geeft aan dat de bevoegdheden die de huidige Gemeenschapsmerkenverordening haar toedeelt, in lijn moeten worden gebracht met artikel 290 VWEU. Daarom worden de verwijzingen naar de drie verordeningen (zoals genoemd in voetnoot 2) geheel vervangen door verwijzingen naar delegatieregels. Nederland is om drie redenen zeer kritisch over de delegatiehandelingen:
1. er worden essentiële handelingen aan de Commissie toebedeeld, waaronder het recht de hoogte van te betalen BHIM-taksen en de manier van het uitwisselen van informatie met lidstaten vast te stellen. Deze dienen als basishandeling te worden behandeld en moeten in de verordening zelf (of in een andere verordening) aan bod komen;
2. bepaalde bevoegdheden vallen (ook) onder het comitologieregime van artikel 291 VWEU. De keuze van de Commissie om louter delegatiebepalingen in te voeren verdient een duidelijke beredenering en behoeft nadere uitleg. De Commissie dient per artikel te kijken naar het gebruik van delegatie dan wel comitologie (uitvoeringshandelingen);
3. onduidelijk is hoe de Commissie haar delegatiebevoegdheid gaat invullen; houdt men vast aan de huidige verordeningen door deze als leidraad te nemen, of wordt een compleet nieuwe regelgeving vastgesteld.
Herschikking merkenrichtlijn
a) Bevoegdheid
De Commissie baseert de bevoegdheid van de EU voor dit voorstel op artikel 114 lid 1 VWEU. Nederland acht dit de juiste rechtsgrondslag. Er is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten.
b) Subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
Het oordeel ten aanzien van subsidiariteit is positief. Het voorstel ziet toe op de harmonisatie van (materiële en procedurele) regelgeving. Dit is een doelstelling die onvoldoende door de lidstaten en beter door de EU kan worden bereikt. Vanwege onder meer de grensoverschrijdende aspecten van ondernemen en innoveren is regelgeving op EU-niveau passend.
Ook het oordeel ten aanzien van proportionaliteit is positief met een kritische kanttekening. Het voorstel tot wijziging van de herschikking van de Merkenrichtlijn heeft tot doel dit onderdeel van het merkensysteem te moderniseren door het in zijn geheel doeltreffender, efficiënter en meer samenhangend te maken. Zoals hiervoor onder 4.b al aangegeven ten aanzien van de wijziging Gemeenschapsmerkenverordening betwijfelt Nederland ook hier of er op onderdelen niet voor minder vergaande voorstellen gekozen had kunnen worden of herziening op onderdelen van de geldende verordening. Daarbij wordt wederom gedoeld op de bepaling met betrekking tot het verhinderen door houders van merkrechten van waren die hun (wezenlijk gelijke) merk dragen en zonder toestemming door derden in het douanegebied worden binnengebracht, ongeacht of deze waren al dan niet in de vrije handel worden gebracht.
c) Nederlands oordeel over de voorstellen op het gebied van gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
Niet van toepassing
a) Consequenties EU-begroting
Zowel de wijziging van de Gemeenschapsmerkenverordening als de herschikking van de Merkenrichtlijn heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden
Naar verwachting zullen de financiële lasten voor de rijksoverheid door de wijziging van de Gemeenschapsmerkenverordening en/of de herschikking van de Merkenrichtlijn, niet veranderen. Eventuele budgettaire gevolgen zullen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
In theorie zouden de voorstellen, meer in het bijzonder de bepalingen met betrekking tot het verhinderen door houders van merkrechten van waren die hun (wezenlijk gelijke) merk dragen en zonder toestemming door derden in het douanegebied worden binnengebracht, gevolgen kunnen hebben voor de uitvoeringskosten van de Nederlandse douane. Het is echter niet mogelijk om te meten welk deel van iedere douanetechnische controlehandeling valt toe te rekenen aan een specifiek beleidsdoel zoals in casu bescherming van merken. Gegevens in die zin over de kosten die voortvloeien uit handhaving door de Nederlandse rijksoverheid (de douane) van merken zijn dan ook niet beschikbaar. Bovendien is geen voorspelling beschikbaar van het relevante additionele aantal ten gevolge van het voorstel te verwachten controles op inbreuken op merken op waren die het douanegebied in worden gebracht, zo die al zullen optreden.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Er worden geen financiële consequenties als gevolg van de herschikking van de Merkenrichtlijn verwacht. Ten aanzien van de wijziging van de Gemeenschapsmerkenverordening heeft de Commissie aangegeven het merkensysteem goedkoper te willen maken. Door de samenhang tussen de voorstellen, is echter niet duidelijk hoe zij dit wil realiseren en bestaat er nog onduidelijkheid over de hoogte van de besparingen. Nederland is in elk geval tegen verhoging van BHIM-taksen en zal zich tijdens de onderhandelingen inzetten om (deze en eventuele andere) lasten die uit het voorstel voortvloeien zo beperkt mogelijk te houden.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger
Er worden geen gevolgen voor de administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger voorzien. Onvoorziene stijgingen van de administratieve lasten dienen te worden gecompenseerd door het beleidsverantwoordelijke departement, waarbij compensaties zoveel mogelijk dienen te geschieden binnen het domein waarin de tegenvaller plaatsvindt.
Wijziging Gemeenschapsmerkenverordening
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Gelet op de rechtstreekse werking van de verordening en op de aard van de voorgestelde wijzigingen is wijziging van Nederlandse wet- of regelgeving niet noodzakelijk.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De inwerkingtreding van de verordening is 20 werkdagen na publicatie.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel voorziet in een evaluatiebepaling waarin is aangegeven dat de Commissie in 2019 en daarna elke vijf jaar opdracht geeft tot een evaluatie. Nederland is voorstander van een dergelijke bepaling.
Herschikking merkenrichtlijn
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Als gevolg van de herschikking van de EU-merkenrichtlijn is wijziging van het Benelux-Verdrag voor Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen) noodzakelijk.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De beoogde datum van inwerkingtreding van de richtlijn is nog niet bekend.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel voorziet niet in een evaluatiebepaling.
Voor zover nu kan worden overzien bevatten de voorstellen voor wat betreft de bepalingen met betrekking tot het verhinderen door houders van merkrechten van waren die hun (wezenlijk gelijke) merk dragen en zonder toestemming door derden die in het douanegebied worden binnengebracht, mogelijk implicaties voor de uitvoerbaarheid en handhaving door de Rijksoverheid (douane). Daarnaast bevat de herschikking van de richtlijn vele bepalingen die rechtstreeks gevolgen kunnen hebben voor de werkzaamheden van BBIE en een aanzienlijke verzwaring van de reeds bestaande taken (en mogelijk kosten) kan opleveren. Thans is onduidelijk wat de daadwerkelijke implicaties van voornoemde voorstellen zullen zijn. Nederland zal bij de Commissie pleiten voor meer duidelijkheid omtrent de gevolgen voor uitvoering en handhaving.
Voor zover nu kan worden overzien bevatten beide voorstellen, daar waar het de bepalingen met betrekking tot de waren die in het douanegebied worden binnengebracht betreft, mogelijk implicaties voor ontwikkelingslanden. De Commissie stelt voor houders van merkrechten de mogelijkheid te bieden het binnenbrengen van waren in het douanegebied van de Unie door derden te verhinderen, wanneer deze waren zonder toestemming een merk dragen dat in wezen gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven merk en ongeacht of de waren al dan niet in de vrije handel worden gebracht. De kans is groot dat dit juist gevolgen heeft voor legitieme generieke medicijnen bestemd voor ontwikkelingslanden. In dit licht staat nu niet vast dat het voorstel onverkort zal worden gehandhaafd. Nederland zal zich in het kader van de beleidscoherentie voor ontwikkeling tijdens het behandelingstraject in de Raad inzetten voor aanpassing van het voorstel met betrekking tot waren die in het douanegebied worden binnengebracht.
De voorstellen tot wijziging van de Gemeenschapsmerkenverordening en de herschikking van de Merkenrichtlijn betreffen modernisering van de huidige regelgeving met als doel het merkenstelsel doeltreffender, efficiënter en meer samenhangend te maken. Nederland verwelkomt dit doel; er is geen noodzaak tot fundamentele wijzigingen, maar zeker ruimte voor verbeteringen en fijnslijpen van bestaande bepalingen en praktijken. Uit het impact assessment blijkt dat de registratie van het gemeenschapsmerk aan een «onderhoudsbeurt» toe is. Nederland heeft veel baat bij een goed functionerend (Benelux en EU) merkensysteem. Veel Nederlandse bedrijven, organisaties en burgers maken hier gebruik van door bijvoorbeeld naam, logo, kleur, vorm etc. van hun innovaties te beschermen en zo hun concurrentiekracht te vergroten. De herziening van het merksysteem in het geheel sluit goed aan bij het kabinetsbeleid.
Nederland is voorstander van een verdergaande harmonisatie van nationale merkenwetgevingen en -procedures om deze beter verenigbaar te maken met het stelsel van gemeenschapsmerken. Daarbij is belangrijk, maar dat wordt ook door de Commissie erkend, dat het nationale en het EU-systeem naast elkaar blijven bestaan. Ook is Nederland voorstander van een verdergaande samenwerking tussen BHIM en de nationale bureaus om convergentie tussen de bestaande praktijken te vergroten en gezamenlijk hulpmiddelen voor het nog efficiënter aanvragen van merken te ontwikkelen. Het voorstel tot het bieden van een solide juridische basis tot samenwerking wordt dan ook toegejuicht. Verder staat Nederland positief tegenover de voorstellen met betrekking tot terugbrengen van het automatisch kunnen registreren van een merk in 3-klassen voor waren en diensten naar een «betaal-per-klasse»-systeem en het afschaffen van de ambtshalve onderzoeken naar merken door nationale bureaus.
Dit laat onverlet dat de voorstellen ook aanleiding geven tot een aantal kritische vragen, waaronder de door de Commissie voorgestelde wijzigingen met betrekking tot:
– de verhouding met geografische aanduidingen/traditionele termen en handelsnamen;
– de aanduiding en classificatie van waren en diensten;
– de efficiënte co-existentie en complementariteit tussen het gemeenschapsmerk en het Benelux-merk;
– onduidelijkheden van een aantal (materiële en procedurele) bepalingen, zoals de toepassing van de absolute gronden, verplichting tot gebruik, aanwijzing en classificatie van waren en diensten en inhoud van de voorgestelde oppositieprocedure;
– de vele bepalingen die rechtstreeks gevolgen kunnen hebben voor de werkzaamheden van BBIE en een aanzienlijke verzwaring van de reeds bestaande taken (en kosten) kan opleveren;
– de wijze waarop en de mate waarin de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen aan de Commissie wordt overgelaten.
De uitbreiding tot waren die in het douanegebied worden binnengebracht (artikel 9 lid 5 COM 2013/161 en resp. artikel 10 lid 5 COM 2013/162) is een belangrijk punt van zorg. De Commissie geeft aan dat in Europa snel een regelgevingskader moet worden ingevoerd om de strijd tegen namaak, ook in doorvoer, daadwerkelijk te kunnen aanvatten. Zij stelt daarom voor de bestaande lacune op te vullen en houders van rechten de mogelijkheid te bieden het binnenbrengen van waren in het douanegebied van de Unie door derden te verhinderen, wanneer deze waren zonder toestemming een merk dragen dat in wezen gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven merk en ongeacht of de waren al dan niet in de vrije handel worden gebracht. Nederland heeft regelmatig aangegeven dat inbreuken op intellectuele eigendomsrechten (waaronder merken in het algemeen en namaak in het bijzonder) grote commerciële schade kunnen toebrengen aan handel en economie en bestreden dienen te worden. Ook kan namaak een gevaar opleveren voor veiligheid en volksgezondheid. Indien het hier echter gaat om legitieme generieke medicijnen die zich in doorvoer in Nederland bevinden, is Nederland sinds lange tijd (zie ook noot 5) van mening dat, als er geen hoge mate van waarschijnlijkheid is dat deze goederen op de EU-markt terecht zullen komen, er geen sprake zou moeten zijn van (een vermoeden van) een inbreuk op een merkrecht.
Met de griffie van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken is afgesproken dat het fiche op vrijdag 17 mei aan de Kamer wordt verzonden, maar toch als tijdig verzonden zal worden beschouwd
Verordening (EG) nr. 2868/95 van de Commissie van 13 december 1995 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk, Verordening (EG) nr. 2869/95 van de Commissie van 13 december 1995 inzake de aan het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) te betalen taksen21, en Verordening (EG) nr. 216/96 van de Commissie van 5 februari 1996 houdende het Reglement voor de procesvoering bij de kamers van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt.
Waar in dit fiche wordt gesproken van nationaal merk of nationaal merkenbureau/diensten wordt tevens begrepen het ook in Nederland geldende BNL-merk en het Benelux-Bureau voor de intellectuele Eigendom (BBIE).
Dit vraagstuk ziet op de zendingen (grondstoffen voor) medicijnen in transit die de douane in 2008 heeft tegengehouden op grond van mogelijke octrooi-inbreuk in Nederland. Nederland nam het standpunt in dat enerzijds de doorvoer van legitieme generieke medicijnen naar ontwikkelingslanden niet gehinderd mag worden en anderzijds inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten bestreden moeten worden. Zie ook: antwoorden op vragen d.d. 10 maart 2009 van de Kamerleden Irrgang en Bashir inzake medicijnen voor Afrika die worden tegengehouden, 2008–2009, aanhangsel, 2412 en de brief d.d. 4 september 2009 van de staatssecretaris van Economische zaken aan de Tweede Kamer, 2008–2009, 31 700 XIII, nr. 67 .
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-1618.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.