21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 260 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juni 2011

Hierbij bied ik u, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 30 en 31 mei jongstleden. Tevens treft u aan de geannoteerde agenda van de extra Raad voor Concurrentievermogen van 27 juni aanstaande. In de bijlagen treft u een nadere toelichting op het verslag en de geannoteerde agenda aan.

Verslag Raad voor Concurrentievermogen 30–31 mei

Tijdens het interne markt- en industriedeel heeft de Raad van gedachten gewisseld over de voorstellen die vorm geven aan de versterkte samenwerking op het terrein van het octrooirecht in de EU. Ook hield de Raad een oriëntatiedebat over de toekomst en mogelijke hoofdlijnen van het systeem voor de beslechting van octrooigeschillen (octrooirechtspraak). De Raad heeft voorts een politiek akkoord bereikt over de wijziging van de richtlijn betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen wat betreft de micro-entiteiten. Over het statuut van de Europese besloten vennootschap (Europese BV) werd geen akkoord bereikt. Verder heeft de Raad conclusies aangenomen over de Interne Markt Akte, de tussentijdse evaluatie van de Small Business Act en de Commissiemededeling over slimme regelgeving.

Tijdens het onderzoeksdeel heeft de Raad conclusies aangenomen over de Europese Onderzoeksruimte (ERA), het functioneren van het Eurostars-programma en over de eerste tussentijdse evaluatie van het gemeenschappelijk Ambient Assisted Living (AAL) programma. Over het voorstel voor verlenging van het Euratomprogramma van het zevende kaderprogramma kon de Raad nog geen gemeenschappelijke benadering overeenkomen.

Naast de delen over interne markt en industrie en over onderzoek heeft de Raad tijdens het ruimtevaartdeel conclusies aangenomen en van gedachten gewisseld over de mededeling «Europese ruimtevaartstrategie 2014–2020 ten dienste van de Europese burger».

Geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen 27 juni

Het voorzitterschap heeft een extra Raad voor Concurrentievermogen ingelast over de voorstellen voor implementatie van versterkte samenwerking op het gebied van unitaire octrooibescherming in de EU, inclusief de vertaalregeling. Doel is het bereiken van een gemeenschappelijke benadering over de voorstellen van de Commissie.

Mogelijk zal het voorzitterschap tijdens deze ingelaste Raad ook een gemeenschappelijke benadering proberen te bereiken over de verlenging van het kaderprogramma van Euratom. Hierover werd eerder geen overeenstemming bereikt tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 30 en 31 mei jongstleden. Over de Nederlandse inzet bij deze verlenging bent u geïnformeerd in de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen van 30 en 31 mei (21 501-30, nr. 258). Hierover hebben wij tijdens het Algemeen Overleg op 24 mei van gedachte gewisseld.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

BIJLAGE 1: VERSLAG VAN DE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN VAN 30-31 MEI

Ontwerp verordening Europese BV

Het voorzitterschap deed een beroep op de lidstaten om tijdens deze Raad een politiek akkoord te bereiken over de verordening voor het statuut van de Europese besloten vennootschap (Europese BV). Zowel het voorzitterschap als de Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, benadrukten het belang van de Europese BV. Deze kan bijdragen aan economische groei in Europa en maakt onderdeel uit van Small Business Act gericht op het MKB.

Nederland had en heeft als uitgangspunt een Europese BV te kunnen steunen mits deze voldoende zekerheid en betrouwbaarheid biedt aan alle betrokken partijen. Grensoverschrijdende activiteiten van kleine en middelgrote ondernemingen kunnen worden bevorderd door vestiging en bedrijfsvoering op de interne markt te vergemakkelijken. Een Europese BV heeft alleen toegevoegde waarde als deze voldoende zekerheid en betrouwbaarheid biedt.

Een aantal lidstaten gaf aan niet akkoord te kunnen gaan met de medezeggenschapsaspecten van het compromis ter tafel. Nederland deelt deze positie. De discussie gaat met name over de hoogte van de drempel vanaf wanneer moet worden onderhandeld over het toepasselijke medezeggenschapsregime. De Nederlandse inzet was en is zo laag mogelijke drempels, opdat de medezeggenschapsrechten van werknemers zoveel mogelijk gewaarborgd blijven. Daarnaast vroeg Duitsland aandacht voor de zetel van de Europese BV. Om misbruik te voorkomen zou een Europese BV volgens deze lidstaat bij gescheiden statutaire en werkelijke zetels een minimumkapitaal van 8000 euro moeten hebben.

Het voorzitterschap concludeerde dat een politiek akkoord tijdens deze Raad niet mogelijk is en zou nader bezien hoe om te gaan met het vervolg.

Unitair octrooi en octrooigeschillenbeslechting (octrooirechtspraak)

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op de besprekingen in Raadskader tot nu toe over de voorstellen van de Commissie voor het unitair octrooi en de vertaalregeling. De lidstaten staan positief tegenover de voorstellen van de Commissie maar hebben op enkele punten nog wensen ten aanzien van de octrooiverordening. Deze wensen gaan met name over de bevoegdheidstoedeling voor het vaststellen van de tarieven, de verdeling van de tariefopbrengsten onder de nationale octrooibureaus en de link tussen de inwerkingtreding van het unitair octrooi en de octrooirechtspraak. Het voorzitterschap heeft compromisvoorstellen gedaan om hieraan tegemoet te komen.

De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, benadrukte dat zij met haar voorstellen dicht aansluit bij eerdere standpunten van de Raad en riep de lidstaten op zich te houden aan de eerdere akkoorden. Het betreft de elementen in het autorisatiebesluit van de Raad voor versterkte samenwerking, de algemene oriëntatie die de Raad in december 2009 overeenkwam (bijvoorbeeld als het gaat om de geldstroom naar en rol van de nationale octrooibureaus) en ten aanzien van de vertaalregeling het compromis van eind vorig jaar van het voormalig Belgisch voorzitterschap, waarover brede overeenstemming bestond.

De Commissie gaf voorts een korte toelichting op haar non-paper over de octrooirechtspraak. Hierin schetst de Commissie de verschillende opties die er zijn om de octrooirechtspraak vorm te geven op een wijze die recht doet aan het advies van het Hof van Justitie: 1) onderbrengen bij het Hof van Justitie, 2) toekennen van rechtsmacht aan nationale rechtbanken voor het grondgebied van de deelnemende lidstaten en 3) toekennen van exclusieve rechtsmacht aan een gemeenschappelijk octrooigerecht voor de lidstaten (geen derde landen). De Commissie ziet optie 3 als enige mogelijke oplossingsrichting. De andere opties voldoen niet aan de wensen van het bedrijfsleven. De Commissie benadrukte dat het systeem garanties zal moeten bevatten om te waarborgen dat het Unierecht wordt nageleefd, inclusief regels voor verzoeken aan het Hof van Justitie voor prejudiciële vragen en sancties voor niet-naleving van EU-recht.

De niet-deelnemende lidstaten aan de versterkte samenwerking, Spanje en Italië, keerden zich wederom fel tegen de voorstellen en verdere voortgang. Zij informeerden de Raad dat zij een procedure zijn gestart voor het Hof van Justitie tegen het besluit tot versterkte samenwerking op dit terrein.

Onder de deelnemende lidstaten bestond brede overeenstemming over de voorstellen van de Commissie voor het unitair octrooi en de vertaalregeling, en het werk van het voorzitterschap. Ook ten aanzien van de octrooirechtspraak stond een overgrote meerderheid van lidstaten positief tegenover de analyse van de Commissie over de weg voorwaarts. De discussie richtte zich op de volgende punten:

De octrooiverordening

1. De bevoegdheid voor het vaststellen van de tarieven

In het voorstel van de Commissie wordt de bevoegdheid voor het vaststellen van de tarieven neergelegd bij de Commissie, via zogenaamde gedelegeerde handelingen (artikel 290 VWEU). Lidstaten waren echter in grote meerderheid van mening dat dit een bevoegdheid is voor de lidstaten, omdat zij als lid van het Europees Octrooi Bureau (EOB) ook financieel verantwoordelijk zijn. Een grote meerderheid van lidstaten, waaronder Nederland, is van mening dat de tarieven bij voorkeur worden vastgesteld in een comité van het Europees Octrooi Bureau. Enkele lidstaten spraken zich uit voor een procedure waarbij aan de Raad de bevoegdheid tot het vaststellen van uitvoeringshandelingen wordt toegekend (artikel 291 VWEU). De Commissie hield vooralsnog een voorbehoud op dit punt.

2. De verdeling van de tariefopbrengsten onder de nationale bureaus

De criteria voor de verdeling van de tariefopbrengsten zijn al vastgesteld in de algemene oriëntatie die de Raad in 2009 overeenkwam over de toenmalige verordening Gemeenschapsoctrooi. De meeste lidstaten, waaronder Nederland, drongen er tijdens de Raad op aan dit gebalanceerde akkoord niet open te breken en zo dicht mogelijk bij de toen gemaakte afspraken te blijven. Een aantal lidstaten pleitte echter voor extra criteria (bijvoorbeeld bevolkingsgrootte) en een gegarandeerd vast bedrag van de inkomsten voor alle deelnemende lidstaten.

3. De link tussen het unitair octrooi en de octrooirechtspraak

Alle lidstaten toonden zich voorstander van het maken van koppeling tussen het unitair octrooi en de inwerkingtreding van het gemeenschappelijk systeem voor de octrooirechtspraak. Ook Nederland benadrukte dat het unitair octrooi niet in werking kan treden voordat een gemeenschappelijk systeem voor de octrooirechtspraak goed functioneert. Een aantal lidstaten benadrukten wel dat de link zodanig moet worden vorm gegeven dat beide trajecten elkaar niet vertragen.

De vertaalverordening

Lidstaten spraken brede steun uit voor het voorstel van de Commissie voor de vertaalregeling. Een grote meerderheid van lidstaten gaf aan niet te willen tornen aan de compromisvoorstellen van eind vorig jaar, waarover brede overeenstemming bestond. Een aantal lidstaten wensten een evaluatie van de kwaliteit van de machinevertalingen voordat de talenverordening in werking treedt. Een enkele lidstaat gaf aan moeite te hebben met de automatische afloop van de overgangsperiode van 12 jaar, waarin er altijd een vertaling van het hele octrooi in het Engels of (indien het octrooi in het Engels is opgesteld) in een andere officiële EU-taal moet worden opgesteld.

De octrooirechtspraak

Lidstaten reageerden positief op de oplossing die de Commissie schetst voor een gemeenschappelijk systeem voor de octrooirechtspraak. Veel lidstaten, waaronder ook Nederland, gaven daarbij expliciet aan dat dit ook de enig denkbare oplossing is. De andere opties, het onderbrengen van de octrooirechtspraak bij het Hof van Justitie en het toekennen van rechtsmacht aan nationale rechtbanken op het grondgebied van alle deelnemende lidstaten, zijn voor het bedrijfsleven niet acceptabel. Een enkele lidstaat toonde zich kritisch over de voorgestelde oplossing van de Commissie en wenste vooralsnog alle opties open te houden.

Conclusie voorzitterschap: extra Raad voor Concurrentievermogen op 27 juni

Het voorzitterschap concludeerde dat er brede steun is onder de deelnemende lidstaten voor de voorstellen van de Commissie en de aanpak van het voorzitterschap. Het voorzitterschap kondigde een extra ingelaste Raad voor Concurrentievermogen aan op 27 juni, met als doel een gemeenschappelijke benadering over het unitair octrooi en de bijbehorende vertaalregeling. Ten aanzien van de octrooirechtspraak zal het voorzitterschap de discussie in Raadskader voortzetten op basis van de voorgestelde oplossingsrichting van de Commissie.

Voorstel voor richtlijn betreffende jaarrekeningen micro-entiteiten

Het voorzitterschap en de Commissie deden een beroep op de lidstaten om tijdens deze Raad een politiek akkoord te bereiken over het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van richtlijn nr. 78/660/EEG betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen wat betreft de micro-entiteiten (TK 22 112, nr. 844). Voorliggend voorstel is een compromis ten opzichte van het eerdere voorstel van de Commissie uit 2009. Het compromis voorziet in een optie voor lidstaten om een regime voor micro-entiteiten in te voeren, waarbij de micro-entiteiten nog wel een zeer beperkte jaarrekening moeten opstellen. Er is ook een optie opgenomen om vrijstelling te verlenen van het publiceren van de (beperkte) jaarrekening. Tevens zijn de grensbedragen om als een micro-entiteit te kwalificeren verlaagd. Hierdoor zullen minder bedrijven zich kwalificeren als micro-entiteit.

Twee lidstaten gaven aan zich van stemming te onthouden, omdat zij liever een voorstel hadden gezien dat tot verdergaande administratieve lastenreductie had geleid. Nederland had voorkeur voor het oorspronkelijke voorstel van de Commissie uit 2009 dat tot grotere lastenverlichting zou hebben geleid. Nederland erkende echter dat het compromis het hoogst haalbare is en Nederland vindt het van belang dat op korte termijn een compromis wordt bereikt. Iedere besparing voor deze kleine ondernemingen is belangrijk. Nederland stemde derhalve in met het compromis. De Raad bereikte vervolgens een politiek akkoord over het voorstel.

Interne Markt Akte

Het voorzitterschap benadrukte allereerst dat de raadsconclusies bedoeld zijn om een reactie te geven op de prioriteiten die de Commissie heeft benoemd in de Interne Markt Akte van 13 april jongstleden. In deze mededeling noemt de Commissie 12 prioriteiten, die zouden moeten bijdragen aan de verdere versterking van de interne markt. Vervolgens stelde het voorzitterschap voor met deze conclusies in te stemmen.

De Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, gaf vervolgens een korte toelichting op de uitkomsten van de consultatie over de interne markt. Hij benadrukte dat de prioriteiten in de Interne Markt Akte op een aantal belangrijke terreinen liggen, zoals de herziening van de richtlijn erkenning beroepskwalificaties, modernisering van het Europese beleid voor aanbestedingen, en het verwezenlijken van het unitair octrooi. Commissaris Barnier gaf vervolgens aan dat de regelgeving die nodig is om de prioritaire acties van de Interne Markt Akte te realiseren, nog voor eind 2012 door de Raad en het Parlement moet worden aangenomen. Daarnaast gaf hij aan momenteel lidstaten te bezoeken om uiteenlopende instanties te spreken die met de uitvoering van de interne markt in praktijk te maken hebben.

Daarop volgde een discussie tussen de lidstaten over de conclusies. Een lidstaat pleitte voor versterking van de sociale dimensie van de interne markt, onder andere in de vorm van nieuwe horizontale wetgeving voor diensten van algemeen belang. In reactie hierop gaf een aantal lidstaten aan dit juist niet wenselijk te achten. Verschil van opvatting was er ook over de externe dimensie van de interne markt (reciprociteit in handel versus open markten). Een andere lidstaat benadrukte het belang van een sterke interne markt voor het creëren van groei en banen in de EU. De lidstaat gaf hierbij aan dat dit verder gaat dan de 12 prioriteiten door de Commissie genoemd in de Interne Markt Akte, bijvoorbeeld het belang van open wereldmarkten, minder administratieve lasten, en een open dienstenmarkt. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, gaf aan het ermee eens te zijn dat naast deze 12 voorstellen, het belangrijk is dat voortgang wordt geboekt op andere belangrijke onderdelen van de interne markt, zoals de dienstenmarkt en administratieve lastenreductie. In de ogen van deze lidstaten besteden de Raadsconclusies hier voldoende aandacht aan en komen de conclusies in voldoende mate tegemoet aan de wensen van de verschillende lidstaten. De Raad nam vervolgens de raadsconclusies aan.

Evaluatie «Small Business Act» (SBA)

Het voorzitterschap stelde voor raadsconclusies aan te nemen over de evaluatie van de «Small Business Act» die de Commissie op 23 februari dit jaar heeft gepresenteerd. Deze evaluatie is eerder besproken tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen van 11–13 april jl. De Commissie, bij monde van Commissaris Tajani, gaf een korte toelichting op de evaluatie en benadrukte nogmaals het belang van het mkb voor het Europese concurrentievermogen. De Raad nam vervolgens zonder discussie de conclusies aan.

Slimme regelgeving

Het voorzitterschap lichtte de conclusies over de mededeling van de Commissie over slimme regelgeving van 8 oktober jl. (TK 22 112, nr. 1092) kort toe. Vervolgens benadrukte de Commissie, bij monde van Commissaris Barnier, de prioriteit die de Commissie aan dit onderwerp geeft en prees de gebalanceerde benadering in de conclusies. Een lidstaat benadrukte dat het belangrijk is dat de Commissie ook haar plannen voor lastenreductie kenbaar maakt voor de periode na 2012. Ook opperde deze lidstaat de mogelijkheid om op EU-niveau nieuwe lasten van nieuwe voorstellen te compenseren door het wegnemen of reduceren van bestaande lasten. De Raad nam vervolgens de conclusies aan.

Verlenging Kaderprogramma van Euratom

Het voorzitterschap presenteerde bij monde van Minister Zsoltán Cséfalvay een voortgangsrapport over de verlenging van het Kaderprogramma van Euratom voor de komende twee jaar (2012–2013). Hij gaf aan dat alle lidstaten zich in ieder geval kunnen vinden in de plannen voor het kernfusieonderzoek. Er is echter nog geen overeenstemming over het op kernsplijtingsonderzoek gerichte deel van het programma. Omdat het voorstel met unanimiteit moet worden aangenomen heeft het voorzitterschap de voor deze Raad beoogde gemeenschappelijke benadering moeten loslaten.

Commissaris Geoghegan-Quinn refereerde aan de ramp met de nucleaire reactoren in het Japanse Fukushima en benadrukte dat onderzoek naar veiligheid een integraal deel is van het Kaderprogramma van Euratom is. Zij onderstreepte dat in de meest recente compromissen het accent nog meer dan voorheen is gelegd op onderzoek naar veiligheid en stralingsbescherming. Kernenergie is een belangrijke industrie in Europa en Europa is een sterke speler op het gebied van onderzoek en innovatie op dit terrein. De verlenging van het Kaderprogramma van Euratom voor 2012–2013 draagt bij aan de EU2020-doelstellingen, waaronder het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, voorzieningszekerheid van de Europese energiebehoefte en het bevorderen van onderzoek en innovatie. Het Europese energiebeleid is daarbij gericht op een brede energiemix. Ook andere gebieden, zoals onderzoek en innovatie op het gebied van materialen, worden versterkt door de investeringen in onderzoek en innovatie op het gebied van kernsplijting. Een snel akkoord over de verlenging is van belang, zodat continuïteit in het onderzoek gegarandeerd kan worden.

Oostenrijk gaf aan een sterke heroriëntatie van het nucleaire onderzoek nodig te achten om tegemoet te komen aan de zorgen rond kernenergie. Dit betekende onder andere dat het onderzoek geconcentreerd zou moeten worden rond het verbeteren van bestaande technologie, en zich niet zou moeten richten op de nieuwe, zogenaamde «vierde generatie», kernreactoren. Ook zou het onderzoek in veel grotere mate dan nu het geval is op veiligheid en stralingsbescherming moeten worden gericht. Bovendien zou een deel van het onderzoek binnen het Euratomprogramma gewijd moeten worden aan mogelijkheden van het kernenergievrij Europa. Tenslotte moet er in de nieuwe onderzoeksprogramma´s, die vanaf 2014 van start gaan, een grotere nadruk liggen op de financiering van duurzame energieopties in plaats van kernenergie.

De meeste lidstaten, waaronder Nederland, deelden de houding van Oostenrijk niet. Zij onderstreepten het belang van een snel akkoord over het Euratomprogramma om het onderzoek op het gebied van kernsplijting en kernfusie te kunnen voortzetten. Het programmadeel dat zich richt op kernsplijting draagt juist sterk bij aan het vergroten van de veiligheid en stralingsbescherming in de toekomst. Vele lidstaten wezen daarbij, net als Nederland, op de sterkere nadruk die nieuwe teksten al op het onderzoek op deze gebieden leggen. Een discussie over verregaande heroriëntatie van het onderzoek, ook in relatie tot ondersteuning van onderzoek rond andere energiebronnen, dient op integrale wijze te worden gevoerd bij het nieuwe Meerjarige Financieel Kader waarover de onderhandelingen binnenkort worden gestart. Ook wezen diverse lidstaten op het belang van kernenergie in de energiemix in relatie tot het terugdringen van de CO2-uitstoot en energievoorzieningszekerheid. Alleen Luxemburg steunde Oostenrijk in zekere mate, maar gaf tegelijkertijd ook aan dat de heroriëntatie zoals in meest recente teksten opgenomen al een groot deel in de goede richting gaat. Nederland gaf daarbij aan ook het onderzoek op het gebied van kernfusie (ITER) te ondersteunen. Wel heeft Nederland kritische kanttekeningen bij de financiering van ITER. Zo moet de kostenoverschrijding van 1,3 miljard EUR waarvoor nu dekking wordt gezocht primair worden gevonden in categorie 1a van de Europese begroting, en hecht Nederland sterk aan verbetering van de aansturing van het project. Hierbij is het ook van belang dat de Commissie de voortgang goed in de gaten houdt, zodat tijdig kan worden bijgestuurd.

Concluderend kondigde het voorzitterschap aan op basis van deze inbreng van de lidstaten de onderhandelingen voort te zetten. Het voorzitterschap hoopte daarbij dat er zo spoedig mogelijk tot overeenstemming over het programma kon worden gekomen zodat het onderzoek van Euratom kan worden voortgezet.

Tussentijdse evaluatie van Eurostars

Het voorzitterschap gaf aan dat de evaluatie een verplichting was die voortvloeide uit de verordening over de deelname van de Europese Unie aan dit programma. In de conclusies delen de lidstaten de toegevoegde waarde van dit programma. Ook verzoeken de conclusies de Commissie om voor de periode tot 2013 te bezien of via herschikking binnen Europese onderzoeksprogramma’s de bijdrage vanuit de Europese Unie te verhogen. Hierbij zouden bij voorkeur de bestaande budgetten gericht op het mkb ongemoeid moeten blijven.

De Commissie, bij monde van Commissaris Geoghegan-Quinn, onderstreepte het succes van het programma. Zij gaf aan dat het programma een goed voorbeeld vormt voor succesvolle ondersteuning van het mkb voor innovatie en onderzoek. Aandachtspunten vormen de tijd die nodig is om een aanvraag om te zetten in een contract, het aantrekken van mkb-ers die nog niet innoveren en het verbeteren van de afstemming tussen nationale procedures.

De conclusies werden vervolgens zonder discussie aanvaard.

Tussentijdse evaluatie van het gezamenlijke onderzoeksprogramma Ambient Assisted Living (AAL)

Het voorzitterschap onderstreept het belang van dit programma voor het aangaan van de gezamenlijke uitdaging op het gebied van veroudering. Het programma heeft tot doel om onderzoek en innovatie te stimuleren bij het gebruik van ICT voor de levenskwaliteit van ouderen. Aan het programma doen twintig lidstaten mee en drie bij het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling geassocieerde lidstaten.

De Commissie, bij monde van Commissaris Kroes, onderstreepte de bijdrage die ICT kan leveren voor een hogere levenskwaliteit voor ouderen, een duurzame zorgverlening en aan versterking van het Europese concurrentievermogen in deze nieuwe mondiale markt voor producten en diensten. Meer dan 40 procent van de deelnemende bedrijven is mkb-er. De Commissaris gaf daarbij aan het van belang te vinden dat er meer middelen voor dit programma worden vrijgemaakt en dat een verlenging van het programma na 2013 noodzakelijk is.

De conclusies werden vervolgens zonder discussie aanvaard.

Ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte (ERA) met behulp van de ERA-gerelateerde groepen

Het voorzitterschap lichtte kort de raadsconclusies toe over de ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte (ERA). Het voorzitterschap wees daarbij zowel op de gemaakte voortgang als op de benodigde voortgang om de ERA in 2014 te kunnen voltooien.

De Commissie lichtte bij monde van Commissaris Geoghegan-Quinn, het proces richting voltooiing van de ERA kort toe. Met input vanuit de lidstaten moet vastgesteld worden welke belemmeringen nog weggenomen dienen te worden voor voltooiing van de ERA. Hierbij kunnen het adviescomité voor de Europese onderzoeksruimte (ERAC) en de daaraan gerelateerde groepen, zoals die voor het gezamenlijk programmeren van het onderzoek, een ondersteunende rol spelen. In 2011 zal een consultatie onder stakeholders worden gehouden over de voltooiing van de onderzoeksruimte. De resultaten hiervan zullen begin 2012 worden gepresenteerd en als input dienen voor het «ERA-kader» dat de Commissie in 2012 zal presenteren. Waar gerechtvaardigd zullen ook wetgevende voorstellen gedaan worden. De Commissaris benadrukte dat het vervolmaken van de ERA een centraal onderdeel is van de Innovatie Unie en daarmee van het versterken van het concurrentievermogen van de Europese Unie.

Op verzoek van enkele lidstaten is aan de Raadsconclusies toegevoegd dat de ERA-gerelateerde groepen bij voorkeur gecoördineerd aan de Raad rapporteren. De Raad heeft de conclusies vervolgens zonder verdere discussie aanvaard.

Mededeling «Naar een ruimtevaartstrategie van de Europese Unie ten dienste van de burger»

Namens het voorzitterschap lichtte de Hongaarse Minister Zsoltán Cséfalvay de conclusies toe en stelde dat deze een goede balans vormen tussen het strategische belang van ruimtevaart en de noodzaak tot strikte begrotingsdiscipline.

De Commissie, bij monde van commissaris Tajani, wees op het multipliereffect dat uitgaat van de investeringen in ruimtevaart. Hij bevestigde dat het belangrijk is om te letten op de financiële aspecten en hij benadrukte het belang van veiligheid van de ruimtevaartinfrastructuur. Met betrekking tot Galileo meldde hij dat op 20 oktober 2011 de eerste satellieten worden gelanceerd. In onderhandeling met industrie zijn er kostenbesparingen behaald, waardoor er extra satellieten kunnen worden gerealiseerd, terwijl toch binnen de totale begrotingskaders wordt gebleven. Vervolgens gaf hij aan een goede samenwerking met ESA, de lidstaten evenals met internationale partners na te streven.

Diverse lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat de Europese Unie zich concentreert op de programma’s Galileo en GMES. Ook wezen vele lidstaten, waaronder Nederland, op het belang van een goede governance en samenwerking tussen de drie actoren in het Europese ruimtevaartbeleid: de Europese Unie, het Europese ruimtevaartagentschap en hun respectievelijke lidstaten. Nederland, gesteund door een aantal andere lidstaten, benadrukte tevens het belang van het «free of charge» principe. Het uitgangspunt bij dit principe is dat data van systemen die door de overheid betaald zijn gratis beschikbaar komen. Dit is belangrijk om bedrijven te stimuleren tot investering in nieuwe producten en diensten op basis van de ruwe data die van de satellieten komen. Een paar lidstaten gaven echter aan bezwaren te hebben met een algemene toepassing van dit principe op alle investeringen. Zij menen dat dit investeringen vanuit de private sector in de weg zou kunnen staan. De Raad heeft vervolgens de conclusies aangenomen.

Diversen

Resultaten van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 11–13 april

Het voorzitterschap blikte zowel tijdens het industriedeel als tijdens het onderzoeksdeel kort terug op de discussies van de informele Raad voor Concurrentievermogen.

Samenwerking tussen lidstaten op het gebied van kansspelen

Het voorzitterschap informeerde de Raad over het verloop van de discussie in Raadskader over administratieve en regelgevende samenwerking tussen lidstaten op het gebied van kansspelen, in het bijzonder de via internet aangeboden kansspelen. De Commissie gaf aan erg te hechten aan samenwerking tussen de betreffende autoriteiten, eventueel via het Interne markt Informatiesysteem (IMI) en riep lidstaten en het Europees parlement op te reageren op de consultatie op basis van het groenboek die tot 31 juli loopt.

De 8e Euro-mediterrane ministeriële conferentie over industriële samenwerking 12 mei

Malta informeerde de Raad over de 8e Euro-mediterrane ministeriële conferentie over industriële samenwerking, die op 12 mei jl. in Malta is gehouden. Deelnemers bevestigden tijdens de conferentie het belang van nauwere samenwerking tussen de EU en de regio en verwelkomde voorstellen van de Commissie voor verdere integratie van markten.

Regelgeving Tabak

Zweden vroeg aandacht voor het vrij verkeer van Snuss (tabaksproduct in poedervorm dat gebruikt wordt door een zakje achter de bovenlip te stoppen) en dringt aan op het opheffen van het handelsverbod. Volgens Zweden zijn er aanwijzingen dat Snus minder schadelijk is dan andere tabaksproducten en daarom moet er vrij verkeer mogelijk zijn, net als voor andere tabaksproducten. De Commissie reageerde terughoudend. Een enkele lidstaat toonde zich bereid hierover na te denken.

Publieke consultatie beroepskwalificaties

Duitsland wees op het belang van arbeidsmobiliteit in het kader van de economische crisis, en derhalve op het belang van modernisering van de richtlijn beroepskwalificaties. Het erkennen van diploma’s moet makkelijker worden, meer transparant en gebruiksvriendelijker. Duitsland verzocht het aankomend Pools voorzitterschap dit voortvarend op te pakken. Ook de Commissie benadrukte hieraan veel belang te hechten en wees op de mogelijkheden van het Interne markt Informatiesysteem (IMI) in dit kader.

Werkprogramma van het Pools voorzitterschap (2de helft 2011)

Het aankomend voorzitterschap gaf zowel tijdens het industrie- en interne marktdeel als tijdens het onderzoeksdeel een korte vooruitblik op hun voorzitterschap. Voor industrie en interne markt ligt de nadruk op het bereiken van een akkoord over unitaire octrooibescherming voor de aan de versterkte samenwerking deelnemende lidstaten en de octrooirechtspraak, verdere uitwerking van de acties binnen de Single Market Act en de implementatie van de vlaggenschepen, waaronder het EU-industriebeleid. Voor onderzoek zal de nadruk liggen op de voorbereidingen voor het Europese programma voor financiering van onderzoek en innovatie vanaf 2014. Ook zal het voorzitterschap aandacht besteden aan de verdere ontwikkelingruimte van de Europese onderzoeksmarkt en de initiatieven voor gezamenlijke programmering.

Ministeriële groep vereenvoudiging

Het voorzitterschap gaf een korte toelichting op de stand van zaken rond de ministeriële werkgroep over vereenvoudiging. Deze werkgroep is in 2010 gestart en heeft als doel het op de agenda houden van vereenvoudiging van de deelname aan de Europese onderzoeksprogramma’s. In het voorliggende voortgangsverslag zijn enkele aanbevelingen opgenomen, waaronder het doorzetten van een zogenaamde «tweetraps aanvraagprocedure». Hierbij wordt aan geïnteresseerde partijen eerst gevraagd met een kort voorstel te motiveren waarvoor zij subsidie zouden willen ontvangen, waarna een eerste selectie van partijen gemaakt wordt. Geselecteerde partijen kunnen vervolgens een volwaardig onderzoeksvoorstel indienen. Dit voorkomt hoge administratieve lasten voor veel partijen die toch niet voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

Tussentijdse evaluatie van de gezamenlijke technologie initiatieven voor ICT (Artemis en Eniac)

Bij monde van Commissaris Kroes lichtte de Commissie, kort de resultaten toe van de tussentijdse evaluatie van de gezamenlijk technologie-initiatieven (JTI’s) voor ICT. Met deze programma’s voor embedded technologie (Artemis) en nanotechnologie (Eniac) kunnen de krachten van lidstaten worden gebundeld en kan innovatie worden versneld. De Commissaris gaf aan dat de evaluaties over het algemeen positief zijn. Wat de Commissie betreft zijn er drie verbeteringen nodig, namelijk duidelijke langetermijn commiteringen van de lidstaten, een grotere flexibiliteit van de lidstaten ten aanzien van hun nationale regels en een sterkere verbinding van de industrie aan dit programma. Tevens gaf zij aan dat de Commissie, om tegemoet te komen aan budgettaire restricties, onderzoekt of de nationale commiteringen ook via andere instrumenten dan subsidies kunnen verlopen.

Verslag over de vorderingen van de Europese Onderzoeksraad (ERC)

De Commissie gaf, bij monde van Commissaris Geoghegan-Quinn, een korte toelichting op de vorderingen van de Europese Onderzoeksraad (ERC). De ERC heeft een goede reputatie, een goede kwaliteit en een hoge mate van doeltreffendheid en hij is er nu al in geslaagd een aantal van zijn doelen te bereiken. Procedures worden nog verder verbeterd. Inmiddels nemen twee Nobelprijslaureaten deel aan het ERC-programma. De Commissaris kijkt uit naar het rapport van een onafhankelijke commissie over de ERC; dat zal aan de Raad worden voorgelegd.

Strategische Agenda van het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie

De Commissie presenteerde, bij monde van commissaris Vassiliou, kort de stand van zaken rond het Europese Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT). De kennis- en innovatie centra (KIC’s) hebben een goede aansturingstructuur opgezet en zijn al binnen een jaar volop aan het werk. Het EIT zal dit jaar tevens in een Strategische Agenda de prioriteiten en doelen voor de komende zeven jaar vaststellen. Er is een consultatie geopend waaraan alle stakeholders hun bijdrage kunnen leveren. De financiering van het EIT zal worden meegenomen in de context van het nieuwe Gemeenschappelijk Strategisch Kader voor de financiering van onderzoek en innovatie. Tevens gaf de Commissie al een kleine vooruitblik op de op 1 juni te presenteren onafhankelijke evaluatie over het EIT. Hierin worden drie aanbevelingen gedaan. Ten eerste zou tot aan 2014 de focus moeten liggen op het consolideren van de huidige activiteiten. Daarnaast beveelt de evaluatiecommissie aan dat er nauwere banden met Europese en nationale initiatieven moeten worden nagestreefd. Tenslotte zou de Commissie moeten nagaan of het EIT een grotere rol kan spelen in het stimuleren van innovatiecapaciteit binnen de EU.

Groenboek Europese onderzoeks- en innovatiefinanciering

De Commissie gaf, bij monde van Commissaris Geoghegan-Quinn, een korte toelichting op de stand van zaken rond de voorbereiding van het Gemeenschappelijk Strategisch Kader voor onderzoek en innovatie. Vereenvoudiging is hierbij belangrijk. Het gemeenschappelijk kader zal drie hoofdlijnen bevatten: grote maatschappelijke uitdagingen, versterking van het concurrentievermogen en excellente wetenschap. De Commissie heeft 1300 online en 700 papieren reacties tijdens haar consultatie ontvangen. Deze reacties worden momenteel gedetailleerd bekeken. De hoofdboodschap is dat er steun is voor het concept van het gemeenschappelijk kader zoals door de Commissie in de consultatie opgenomen. Eind 2011 zal de Commissie met haar voorstel komen voor het gemeenschappelijke kader voor de financiering van onderzoek en innovatie.

Financiering van de kostenoverschrijding bij de kernfusiereactor ITER

De Commissie gaf aan in april een voorstel aan de Raad en het Europees Parlement voor de financiering te hebben gepresenteerd. De Commissie hoopte dat er nu snel een akkoord kan worden bereikt over de financiering van de kostenoverschrijding van 1,3 miljard EUR bij ITER. Een besluit over de financiering hiervan is vóór de zomer nodig om de continuïteit van het onderzoek niet in gevaar te brengen.

KP7 – Ruimtevaartconferentie

De Commissie en het voorzitterschap hebben de Raad geïnformeerd over de conferentie van 12 en 13 mei jongstleden in Boedapest over de eerste jaren van Ruimteonderzoek onder het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling.

Vergadering van de VN-commissie vpor vreedzaam gebruik van de kosmische ruimte (Copuos)

Het voorzitterschap heeft de Raad geïnformeerd over de 54e vergadering van Copuos, de Commissie voor het vreedzaam gebruik van de kosmische ruimte van de VN, van 1 tot en met 10 juni in Wenen.

BIJLAGE 2: GEANNOTEERDE AGENDA VAN DE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN VAN 27 JUNI A.S.

Unitair octrooi

Gemeenschappelijke benadering

De Raad streeft naar een gemeenschappelijke benadering over de Commissievoorstellen betreffende het aangaan van versterkte samenwerking op het terrein van unitaire octrooibescherming, inclusief de vertaalregeling.

Zoals blijkt uit het verslag van de Raad van 30-31 mei lijkt er in de Raad grote mate van overeenstemming te zijn tussen de lidstaten over de vertaalregeling. Een grote meerderheid wil niet tornen aan de compromisvoorstellen van eind vorig jaar, waarover brede overeenstemming bestond onder deelnemende lidstaten. Mogelijk zal er komende Raad nog discussie zijn over de lengte en automatische afloop van de overgangsperiode, waarin er altijd een vertaling van het hele octrooi in het Engels of (indien het octrooi in het Engels is opgesteld) in een andere officiële EU-taal moet worden opgesteld.

De discussie in Raadskader spitst zich momenteel toe op het voorstel voor een verordening betreffende het unitair octrooi, en met name op twee punten: de bevoegdheid voor het vaststellen van de tarieven en de verdeling van de tariefopbrengsten onder de nationale octrooibureaus. Daarnaast is de wijze waarop een link kan worden gelegd tussen het unitair octrooi en de octrooirechtspraak nog een openstaand punt. Alle lidstaten zijn het over eens dat de octrooirechtspraak op orde moet zijn voordat de octrooiverordening inwerking treedt. Er wordt nog nagedacht hoe dit vorm te geven. Voorkomen moet worden dat beide trajecten elkaar vertragen. Mogelijk wordt er gewacht met nadere invulling van de link totdat meer duidelijk is over de contouren en inwerkingtreding van de regeling voor de octrooirechtspraak.

Door middel van het BNC-fiche en de geannoteerde agenda van de Raad van 30–31 mei (21 501-30, nr. 258) is uw Kamer al geïnformeerd over de achtergrond van de Commissievoorstellen en de Nederlandse inzet. Ten aanzien van het vaststellen van de tarieven voor het unitair octrooi is Nederland van mening dat dit een bevoegdheid is voor de lidstaten, bij voorkeur vast te stellen in een comité van het Europees Octrooibureau (EOB). Ten aanzien van de verdeling van de tariefopbrengsten onder nationale octrooibureaus moet zo dicht mogelijk aangesloten worden bij de criteria die de Raad in 2009 overeenkwam over de toenmalige verordening over het Gemeenschapsoctrooi. Eventueel, bij wijze van compromis, kan gekeken worden naar een vast gegarandeerd bedrag voor nationale octrooibureaus.

Naar boven