21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 231 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2010

Tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) op 10 december 2009 hebben de leden Van der Ham (D66) en Samsom (PvdA) een motie ingediend met het verzoek in het voorjaar van 2010 geïnformeerd te worden over de onderhandelingsinzet voor het 8e kaderprogramma (23 123 XI, nr. 47) (KP8, vanaf 2014) met onder andere aandacht voor:

  • Financiële intensiveringen ten gunste van duurzame technologieën;

  • Een programma voor het opschalen van schone energieopwekking;

  • Het realiseren van een Europees elektriciteitsnetwerk.

Hierbij doe ik u, mede namens de minister van VROM en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), de toelichting op de Nederlandse inzet en verdere standpuntbepaling voor KP8 en de in de motie genoemde thema´s toekomen. In deze brief ga ik als eerste in op het tijdpad naar KP8 en de reeds geformuleerde Nederlandse standpunten voor het volgende kaderprogramma. Vervolgens ga ik, naar aanleiding van de door u aangegeven aandachtspunten, in op de rol van duurzame technologie en schone energie onder het huidige kaderprogramma en de aan deze thema’s gerelateerde Europese actieplannen, het Strategisch Plan voor Energietechnologie (SET-Plan) en het Milieu Technologie Actie Plan (ETAP). Tenslotte ga ik in op duurzame technologie en schone energieopwekking onder KP8 en de verdere voorbereiding van de Nederlandse inzet voor KP8.

Duurzame technologie en schone energieopwekking kunnen op meerdere manieren gestimuleerd worden (regelgeving, informatie-uitwisseling, subsidiëring, fiscale instrumenten). Gezien het verzoek in de motie zal ik mij in de beantwoording beperken tot inspanningen op het gebied van Europees onderzoek. Het realiseren van een Europees elektriciteitsnetwerk valt voor een groot gedeelte buiten de doelstellingen van het Europese onderzoeksbeleid en de Europese onderzoeks- en innovatieprogramma’s. Dit komt in deze brief dus beperkt aan de orde. Voor het Nederlandse standpunt in deze verwijs ik u naar de kabinetsreactie op het EU-groenboek «Naar een Europees energienetwerk voor een continue, duurzame en concurrerende energievoorziening».1

Tijdpad en Nederlandse inzet voor KP8

Het volgende kaderprogramma zal in 2014 van start gaan. Tot die tijd zijn er verschillende momenten waarop gesproken zal worden over de toekomstige inrichting van het Europese onderzoeks- en innovatiebeleid en de opzet van KP8:

  • In mei 2010 is de mededeling over administratieve lasten onder het KP verschenen;

  • In september 2010 verschijnt een mededeling over de relatie tussen het Europese onderzoeksbeleid (kaderprogramma) en het Europese innovatiebeleid dat op dit moment wordt uitgevoerd via het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP);

  • Voor de Europese Raad in oktober 2010 heeft de Voorzitter aangekondigd «onderzoek en innovatie» als specifiek thema te agenderen.

  • Eind 2010 verschijnt het rapport van de mid term review van KP7;

  • In 2011/2012 presenteert de Commissie voorstellen voor de inrichting van KP8

  • In 2013 wordt de discussie over KP8 door het Europees Parlement en de Raad (codecisie) afgerond.

Ook de Europa 2020 strategie zal een belangrijke rol spelen op het gebied van onderzoek en innovatie. De uitwerking van deze strategie en de hierin voorgestelde Innovation Union en Innovation partnerships zullen van invloed zijn op de inrichting van KP8.

Nederlandse inzet voor KP8

Europese investeringen in onderzoek en ontwikkeling zijn bedoeld om in Europa wetenschap en technologie te versterken en bij te dragen aan welvaart en concurrentiekracht. De publieke en private investeringen in onderzoek en ontwikkeling (R&D) vormen de belangrijkste motor achter het bevorderen van welvaart en productiviteitsgroei. Gezien de vergrijzende beroepsbevolking zal het belang van de groei van de productiviteit die voortkomt uit investeringen in R&D alleen maar toenemen. Een Europese inzet op het gebied van onderzoek en ontwikkeling heeft een positief effect op het totaal aan investeringen in onderzoek en ontwikkeling en zorgt dat er van schaalvoordelen (door duplicatie en versnippering te voorkomen en specialisatie te bevorderen) en internationale kennis-spillovers geprofiteerd kan worden.2 Uit een recente studie naar de impact van het kaderprogramma in Nederland bleek ook dat het KP bijdraagt aan duurzame netwerkvorming en internationale samenwerking van de beste onderzoekers, internationale profilering van Nederlandse onderzoekers en dat het door de EU gefinancierde onderzoek van goede kwaliteit is.3 Nederland is dan ook voorstander van intensivering van het kaderprogramma binnen de volgende EU-meerjarenbegroting.4

Voor het toekomstige Europese beleid op het gebied van onderzoek en innovatie heeft Nederland een aantal uitgangspunten. Ook onder KP8 zal excellentie bijvoorbeeld een leidend criterium moeten zijn bij de selectie van onderzoeksprojecten die voor financiering in aanmerking komen. Daarnaast moet het KP een rol spelen bij het vergroten van grensoverschrijdende publiek-publieke en publiek-private samenwerking. Ook zal KP8, net als eerdere kaderprogramma’s, de mobiliteit van onderzoekers moeten stimuleren. Ten slotte moet het kaderprogramma flexibel in kunnen spelen op maatschappelijke vraagstukken en een bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling. Nederland heeft daarnaast, mede op basis van de eerder genoemde impactstudie, onderstaande standpunten geformuleerd voor aanpassing van het KP. De procedure om deze inzet nog verder aan te scherpen, wordt toegelicht in de laatste paragraaf van deze brief.

  • Voor Nederland is het essentieel dat de administratieve lasten onder het KP verminderd worden. Procedures zijn te divers, tijdrovend en ondoorzichtig. In de discussie over simplificatie dit voorjaar zal Nederland voorstellen om elementen van het Nederlandse rijksbrede subsidiekader toe te passen op Europees niveau. Daarbij moet gedacht worden aan het beter gebruik maken van de systemen van de ontvanger, minder maar wel relevantere informatie te vragen, en deelnemers keuzes aan te bieden tussen verschillende vormen van financiering door niet langer alleen het zogenaamde actual costs-systeem toe te passen.

  • De deelname van het bedrijfsleven, en met name het mkb, aan het kaderprogramma zal moeten toenemen en er moet onder het KP meer aandacht komen voor valorisatie en disseminatie van onderzoeksresultaten. Een belangrijke reden voor de verminderde deelname van het bedrijfsleven aan het kaderprogramma zijn de eerder genoemde hoge administratieve lasten (zie hierboven). In de consultatie met Nederlandse veldpartijen zal gekeken worden naar knelpunten voor het bedrijfsleven binnen de huidige instrumenten en manieren om valorisatie en disseminatie van onderzoeksresultaten te vergroten.

  • Het Europese onderzoeksklimaat, en daarmee de aantrekkingskracht van Europa op het beste onderzoekstalent, kan verder worden verbeterd door een grotere rol van de EU bij de realisering van grootschalige en geavanceerde onderzoeksfaciliteiten, waarbij door gezamenlijk optrekken schaalvoordelen te behalen zijn, en bij het stimuleren van wetenschappelijke excellentie (onder de European Research Council).

  • Het is van belang dat het aantal instrumenten onder het KP overzichtelijker wordt. Daarom pleit Nederland voor stroomlijning van het huidige instrumentarium en terughoudendheid bij de introductie van nieuwe instrumenten. Ook dit vormt een belangrijke factor voor een vergroting van de deelname van bedrijfsleven aan het KP. Daarbij is de Nederlandse inzet om de synergie tussen het KP, het Concurrentiekracht- en innovatieprogramma (CIP) en het cohesiebeleid onder een volgende programmaperiode te vergroten.

Europees onderzoek en beleid voor duurzame technologie en schone energie

KP7

Het huidige kaderprogramma (KP7) heeft een budget van Euro 50,5 miljard voor 7 jaar (2007–2013) en bestaat uit vier pijlers: samenwerking, ideeën, mensen en capaciteiten. Binnen het programma samenwerking speelt onderzoek op het gebied van energie (budget 2,3 miljard) en milieu (budget 1,8 miljard) een duidelijke rol.

Hoofddoel onder het thema energie is het stimuleren van de overgang van het huidige, op fossiele brandstoffen gebaseerde energiesysteem naar een duurzaam, gediversifieerd en rendabel systeem. De onderzoeksprogramma’s zijn gericht op het reduceren van CO2-uitstoot, het verbeteren van de energie-efficiëntie, het versnellen van de ontwikkeling en inzet van duurzame energietechnologieën en het diversifiëren van Europa’s energiemix.5 In relatie tot het in de motie genoemde Europese elektriciteitsnetwerk is het van belang dat er onder dit thema ook onderzoek wordt verricht naar intelligente energienetwerken (smart grids).

De onderzoeksactiviteiten onder het thema milieu zijn gericht op bevordering van het duurzame beheer van het milieu en het vergroten van de kennis van de interactie tussen klimaat, biosfeer, ecosystemen en menselijke activiteiten. De nadruk ligt op milieu- en gezondheidsrisico’s en op het ontwikkelen van nieuwe technologieën. Verder is het onderzoek gericht op het implementeren van het EU-beleid op het gebied van duurzaamheid en op realisatie van de opvolging van de Kyoto-doelstellingen. 6

Schone energie en duurzame technologie maken ook onderdeel uit van verschillende vanuit het KP gefinancierde Europese publiek private samenwerkingsverbanden. Hieronder vallen het Joint Technology Initiative (JTI) Fuel Cells and Hydrogen en verschillende publiek-private partnerschappen als Energy-efficient Buildings, Green Cars en Factories of the Future (dat gericht is op ontwikkeling van duurzame technologieën voor de maakindustrie). Als laatste besteedt het Europese Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT) middels de Kennis- en innovatiegemeenschappen (KIC´s) aandacht aan energie (Inno-energy) en klimaatverandering (Climate-KIC). In beide KIC´s zijn Nederlandse instellingen en bedrijven goed vertegenwoordigd en zal er sprake zijn van co-locatie in Nederland.7

Strategisch Plan voor Energietechnologie (SET-Plan)

In 2007 heeft de Commissie, mede op aandringen van Nederland, een mededeling over een Strategisch Plan voor Energietechnologie (SET-Plan) opgesteld.8 Het uitgangspunt van het SET-plan is dat energietechnologie van groot belang is voor de algemene economische ontwikkeling en de energieonafhankelijkheid van de EU. Daarnaast moet energietechnologie een rol spelen bij het behalen van de EU-doelstellingen om in 2020 de uitstoot van broeikasgassen 20% terug te brengen en de Europese energievoorziening voor 20% te baseren op duurzame energiebronnen. In reactie op het SET-plan hebben lidstaten in de raad in februari 2008 bevestigd dat financiering van onderzoeksinspanningen op het gebied van energietechnologie toe moet nemen op gebieden waar de drijfveren voor de private sector niet sterk genoeg zijn. In oktober 2009 is de Commissie voor het SET-plan met een vervolgmededeling gekomen die ingaat op de noodzakelijke investeringen. De grootste inspanningen zouden van de lidstaten en de private sector moeten komen, maar ook een toename van EU-middelen zou volgens de Commissie in overweging genomen moeten worden.9

In het kader van het SET-plan zijn onder leiding van de Europese Commissie en met participatie van de Europese industrie zes Routekaarten ontwikkeld, alsmede de bijbehorende implementatieplannen en Europese Industriële Initiatieven, om de ontwikkeling en uitrol van koolstofarme technologieën in Europa te bevorderen. Het betreft initiatieven voor de ontwikkeling van wind-, zonne- en bio-energie, een nieuwe generatie nucleaire energie, intelligente elektriciteitsnetwerken, Carbon Capture and Storage (CCS), het Intelligente Steden initiatief (voor de bevordering van energiezuinige technologie) en de Europese Energie Onderzoeksalliantie (voor meer samenwerking tussen nationale energieonderzoeksinstellingen). Nederland is bereid zijn bijdrage te leveren aan genoemde initiatieven in samenwerking met andere landen en met behoud van soevereiniteit over nationale onderzoeksmiddelen. Nederland steunt ook de inzet van bestaande gemeenschapsinstrumenten voor het SET-plan en een relatief sterke rol van de Europese investeringsbank. Van belang is verder dat de projecten die in Europees verband zullen worden ondersteund met de opbrengst van 300 miljoen rechten uit de Nieuwkomersreserve van de ETS-richtlijn, ook kunnen bijdragen aan de invulling van de Europese Industriële Initiatieven, aangezien zij gelijke doelstellingen hebben. Het gaat daarbij om de financiering van maximaal 12 grootschalige demonstratieprojecten op het gebied van CCS, alsmede van 34 innovatieve projecten op het gebied van duurzame energie, die alle onder auspiciën van de Milieuraad zal worden toegekend.

Europese actieplannen voor milieutechnologie en duurzaamheid

In vervolg op eerdere initiatieven van Nederland voor een Europees beleid op het gebied van eco-efficiëntie en eco-innovatie voor een sterke economie («Clean, Clever, Competitive»), is gedurende de afgelopen jaren gewerkt aan de uitwerking van het Europese Milieu Technologie Actie Plan (ETAP). Eén van de acties onder het ETAP betrof het prioriteit toekennen aan eco-innovatie en ontwikkeling van milieutechnologie binnen het huidige KP7. Daarnaast legt het in 2008 gepresenteerde Actieplan inzake Duurzame Consumptie en Productie en een Duurzaam Industriebeleid (SCP/SIP) in KP7 prioriteit bij de ontwikkeling en de verbreiding van duurzame technologie, met inbegrip van een levenscyclus-benadering waarbij de druk op biodiversiteit niet mag worden vergeten.10

In de conclusies van de Milieuraad van 21 oktober 2009 wordt de noodzaak van een eco-efficiënte economie ook benadrukt en staat centraal dat een efficiënter gebruik van natuurlijke hulpbronnen goed is voor milieu en maatschappij. Ook wordt de noodzaak van een transitie naar een veilige, duurzame, koolstofarme economie, die efficiënt gebruik maakt van hulpbronnen en gebaseerd is op duurzame productie, in alle sectoren benadrukt. 11

De Europese Commissie heeft aangekondigd dat het eerder genoemde ETAP wordt geëvalueerd en aangepast in het licht van de Europa 2020 Strategie. Het is nog niet duidelijk welke vorm die aanpassing zal krijgen en welke maatregelen een eco-innovatie actieplan zal bevatten. De idee achter een dergelijk actieplan echter zal zeker ook richting geven aan het Europese beleid voor onderzoek en ontwikkeling. De minister van VROM zal u nader informeren zodra specifieke voorstellen van de Europese Commissie bekend zijn, naar verwachting eind 2010.

Duurzame technologie en schone energie onder KP8

Nederlands is voorstander van een ambitieus Europees energie- en klimaatbeleid met aandacht voor zowel adaptatie als mitigatie. Voor wat betreft de toekomstige EU-inzet voor het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie) vindt Nederland onderzoek, ontwikkeling en demonstratie cruciaal. Dat geldt in het bijzonder voor duurzame energiebronnen, Carbon Capture Storage (CCS) en energiebesparing. De huidige EU-begroting voorziet reeds in fondsen voor mitigatie binnen en buiten de EU. Het aandeel hiervan kan, wat Nederland betreft, onder een volgende EU-meerjarenbegroting verder toenemen.12 Conform de eerdere inzet in Europees verband zal Nederland in relatie tot mitigatie dus pleiten voor intensivering van Europees onderzoek op het gebied van duurzame technologie en schone energieopwekking onder de volgende EU-begroting. Nederland draagt dit ook nu al uit in de Europese discussies over het SET-plan in de Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie (VTE-raad).13

Aangezien de onderhandelingen over de volgende EU-begroting en het volgende KP nog moeten beginnen, is het niet zeker of middelen voor onderzoek en het energie- en klimaatbeleid inderdaad zullen toenemen en hoe deze het beste kunnen neerslaan in onderzoek en technologieontwikkeling onder KP8. Zeker is wel dat onderzoek op het gebied van duurzame technologie en schone energie gerelateerd zal zijn aan de verdere uitwerking en uitvoering van het SET-plan en ETAP en de herziening van de Europese Duurzaamheidsstrategie.14 Ook kan voortgebouwd worden op onderzoek dat nu onder de thema´s milieu en energie plaatsvindt, en de aan energie en duurzaamheid gerelateerde publiek-private partnerschappen. Gezien de actieve rol die de EU speelt in de onderhandelingen over een nieuw klimaatakkoord ligt het voor Nederland ook voor de hand dat onder toekomstig Europees onderzoek aandacht wordt besteed aan de kennisvragen die voortkomen uit internationale milieudiplomatie (ontwikkeling van internationale doelen en instrumenten voor duurzaamheid) en implementatie van internationale akkoorden.

Verdere Nederlandse standpuntbepaling

KP8 zal net als KP7 meerdere onderzoeksthema´s beslaan. Op dit moment is het te vroeg om te bepalen welke thema’s Nederland precies terug wil zien en hoe de middelen over de verschillende thema’s verdeeld moeten worden. Om het veld vroegtijdig bij de vormgeving van het volgende kaderprogramma te betrekken, voeren EZ en OCW op dit moment een consultatie uit, die eind 2010 moet leiden tot een voorlopig Nederlands standpunt voor KP8. Dit zal dan, na de presentatie van de Commissiemededeling over KP8 in 2011/2012, verder worden aangescherpt tot een definitieve Nederlandse inzet voor het volgende KP.

De Kamer zal uiteraard via de gebruikelijke communicatie over Europese voorstellen en tijdens AO’s voor de Raad voor Concurrentievermogen, de VTE-raad en de milieuraad geïnformeerd worden over de Commissiemededeling over het onderzoek- en innovatieplan, de uitwerking van het SET-plan en ETAP en de uitwerking van het Nederlandse standpunt voor KP8. Daarbij zal ook aandacht besteed worden aan de in de motie genoemde thema’s.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Zie Kamerstuk 22 112, nr. 815 (bijlage).

XNoot
2

Kennis-spillovers ontstaan daar waar kennis van nut is voor partijen die deze kennis niet zelf ontwikkeld hebben. De voordelen van nationale investeringen in R&D vloeien dus ook niet per definitie terug naar het land waar deze investering plaats vond.

XNoot
3

Zie ook de brief ter aanbieding van het rapport «Impact Europese kaderprogramma's in Nederland» vergaderjaar 2009–2010, 21 501-30, nr. 216.

XNoot
4

Zie ook: «Nederlandse prioriteiten voor een moderne EU-begroting» vergaderjaar 2008–2009, 31 202, nr. 24 (bijlage).

XNoot
5

Specifiek wordt onder energie onderzoek verricht op de volgende gebieden: waterstof- en brandstofcellen; hernieuwbare elektriciteitsopwekking; hernieuwbare brandstofproductie; hernieuwbare energie voor verwarming en koeling; CO2-opvang en -opslagtechnologieën; schone kolentechnologie; energie-efficiëntie en energiebesparing; kennis voor beleidsvorming op het gebied van energie.

XNoot
6

Specifiek wordt onder milieu onderzoek verricht op de volgende gebieden: bescherming van water, bodem, lucht, en tegen geluidsoverlast; emissies naar lucht, water en bodem; levenscyclus van producten, processen en materialen; milieu en gezondheid; waarneming en analyse van klimaat, luchtverontreiniging en grondgebruik en bescherming van ecosystemen en biodiversiteit.

XNoot
7

Een co locatie is een fysieke locatie waar gezamenlijk (toegepast) onderzoek wordt uitgevoerd met partners uit het consortium. In een co locatie komen de elementen van de kennisdriehoek samen: bedrijfsleven, onderzoek en onderwijs.

XNoot
8

Zie ook vergaderjaar 2007–2008, 21 501-33, nr. 140.

XNoot
9

Op 12 januari en 10 maart 2010 is het SET-plan besproken tijdens AO´s VTE-raad. Zie ook: vergaderjaar 2009–2010, 21 501-33, nrs. 254, 257 en 260

XNoot
10

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 22 112, nr. 692 en 21 501-30, nr. 31.

XNoot
11

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 21 501-08, nrs. 316 en 317.

XNoot
12

´Nederlandse prioriteiten voor een moderne EU-begroting´ vergaderjaar 2008/2009, 31 202, nr. 24 (bijlage)

XNoot
13

Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 21 501-33, nr. 251.

XNoot
14

In het kader van de herziening van de Europese Duurzaamheidsstrategie stelt de Commissie ervoor te willen zorgen dat de hele Europese onderzoekruimte de verwezenlijking van duurzame ontwikkelingsdoelstellingen nastreeft (COM(2009)400).

Naar boven