21 501-28 Defensieraad

Nr. 88 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 november 2012

Binnen de vaste commissie voor Defensie hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister van Defensie van 25 oktober 2012 over het verslag EU informele bijeenkomst ministers van Defensie op 26 en 27 september 2012 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 84) en over de brief van de minister van Defensie van 8 november 2012 betreffende de geannoteerde agenda EU Raad Buitenlandse Zaken ministers van Defensie op 19 november 2012 (Kamerstuk 21 501-28, nr.87).

Bij brief van 14 november heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

Adjunct-griffier van de commissie, Dekker

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

6

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

7

II

Antwoord/reactie van de minister

8

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de minister van Defensie d.d. 25 oktober 2012 betreffende het Verslag EU informele bijeenkomst ministers van Defensie op 26 en 27 september 2012 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 84) en de brief van de minister van Defensie d.d. 8 november 2012 betreffende de Geannoteerde agenda EU Raad Buitenlandse Zaken ministers van Defensie op 19 november 2012 en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de uitbreiding van de EU trainingsmissie in Oeganda (EUTM) naar Mogadishu in de praktijk voor gevolgen heeft. Hoe wordt deze uitbreiding vormgegeven? Zijn er nieuwe doelen voor de missie?

In de geannoteerde agenda staat dat de verkleining van de EUFOR missie Althea is voltooid. Wat zijn de veranderde doelen van de verlenging van de missie met een jaar?

Wat zijn de redenen van de oproep van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) om een meer systematische benadering te kiezen voor de vulling van het rotatierooster? Deelt de minister deze inzet? Wat zijn de gevolgen voor Nederland hiervan?

De leden van de VVD-fractie nemen kennis van het oprichten van de Task Force Defence Industries and Markets door Eurocommissaris Barnier. Waar bestaat deze task force uit? Wie zijn hierin vertegenwoordigd en welke doelen zijn geformuleerd? Is het de bedoeling dat er wetgeving uit dit proces voortvloeit?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Graag willen zij het onderstaande inbrengen.

Onduidelijk is waar de minister concreet aan denkt bij een Nederlandse bijdrage aan de EU Battlegroups. De formulering dat Nederland regelmatig een substantiële bijdrage levert is vrij algemeen. Wat is concreet de nationale ambitie voor de bijdrage van Nederland aan de EU Battlegroups? Wat moeten we verstaan onder zoveel mogelijke samenwerking zoeken met strategische partners? Wie zijn die strategische partners en wat zal de inzet met betrekking tot de samenwerking zijn? Betekent dit een gedeelde gezamenlijke bijdrage aan de EU Battlegroups of in overleg met strategische partners een rotatierooster opstellen? Kan de minister een overzicht geven van de verschillende voorstellen die nu voorliggen voor een andere analyse? Zijn er voorstellen bij die de voorkeur van de minister hebben? In hoeverre speelt de financieringsproblematiek een rol bij het vullen van een gezamenlijk rooster? Zal er ook gesproken worden over een eventuele wijziging van de financieringsproblematiek om de problemen met het vullen van het rotatierooster op te lossen of bij het zoeken naar een meer systematische benadering voor de vulling van het rotatierooster?

Is het bekend wanneer de Task force Defence Industries and Markets met een (meer concrete) uitwerking van de beleidsinitiatieven komt?

Door de Letter of Intent (LoI) on a European Multi-Role Tanker Transport Initiative te ondertekenen maken lidstaten kenbaar te willen participeren in een onderzoek naar opties voor gezamenlijke verwerving en voor modellen voor gezamenlijke operationele inzet van tank/transportvliegtuigen. Is de minister van mening dat het onderzoek naar opties voor gezamenlijke verwerving van modellen voor gezamenlijke operationele inzet van tank/transportvliegtuigen uiteraard zorgvuldig moet gebeuren maar dat er tevens, gezien de urgentie van samenwerking als gevolg van bezuinigingen en het toch behouden van de benodigde slagkracht, noodzaak is dit onderzoek binnen een redelijke termijn af te ronden zodat er besluiten kunnen worden genomen? Op welke wijze zal de minister zich inzetten de voortgang in dit proces te bevorderen?

De gedragscode op het terrein van pooling and sharing die het Europees Defensie Agentschap (EDA) heeft ontwikkeld zorgt voor betere verankering van pooling and sharing in nationale plannen en werkwijzen als lidstaten deze gedragscode volgen. Het volgen van een gedragscode is echter op vrijwillige basis. Heeft de minister nog andere instrumenten voor ogen die pooling and sharing zouden kunnen bevorderen? Dit, mede in het licht van de al eerder aangehaalde urgentie, gezien de bezuinigingen in de lidstaten en het behouden van de benodigde slagkracht.

De gedachtewisseling over het Gemeenschappelijk Veiligheids en Defensiebeleid (GVDB) is in het kader van de Europese Raad die zich in december 2013 zal buigen over de defensieaspecten van het GVDB. Wat wordt bedoeld met de defensieaspecten van het GVDB? Wat is de inzet van Nederland op dit onderwerp? Valt dit niet onder het bredere kader van een Europese veiligheidsstrategie? In het in september 2012 uitgebrachte rapport door de reflectie groep «De toekomst van Europa», waaraan ook Nederland deelnam, heeft een aantal van de deelnemende landen onder leiding van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Guido Westerwelle, expliciet opgeroepen tot de vorming van een Europees leger. Hoe denkt de minister over deze oproep? Overweegt de minister aansluiting bij een van de andere bestaande samenwerkingsverbanden naast de Benelux binnen de EU? Zo ja, is samenwerking met de Weimargroep, nu bestaande uit Frankrijk, Duitsland en Polen, overwogen? Is bekend of andere landen zich bij een bestaand samenwerkingsverband willen aansluiten? En zo ja, welke landen zouden zich bij welk samenwerkingsverband willen aansluiten?

Hoe oordeelt de minister over het besluit van de Economic Community of West African States (Ecowas) om troepen naar Mali te sturen? Welke invloed en welke gevolgen heeft het besluit van de Ecowas op de mogelijkheden tot ondersteuning van Mali voor de (eventuele) GVDB-missie? Welke EU-landen willen en kunnen een bijdrage leveren aan een eventuele GVDB-missie? Gaat Nederland eventueel een bijdrage leveren aan deze missie? En zo ja, waar zou deze bijdrage dan uit kunnen bestaan? Uitgaande van een missie die gericht is op versterking van de capaciteit en herstructurering van het Malinese leger is het -gezien de ervaringen in Congo- van belang voor het welslagen van een Nederlandse bijdrage dat er voldoende Franstalige militairen beschikbaar zijn. Zijn er voldoende militairen beschikbaar die voldoen aan de eisen die gesteld zouden kunnen worden aan deze militairen? Zal een mogelijke GVDB-missie naast versterking van de capaciteit en herstructurering van het Malinese leger vergezeld gaan met democratiseringsmaatregelen? Immers, met een militaire trainingsmissie steunen we een regering die niet lang geleden met een staatsgreep aan de macht is gekomen. Is het daarom niet van belang dat voor de versterking van stabiliteit op de lange termijn deze mogelijke GVDB-missie vergezeld gaat van democratiseringsmaatregelen? En zo ja, is de minister van plan dit tijdens de lunchbespreking in te brengen? Heeft de minister dit mogelijk al besproken met haar EU-collega’s? De leden van de PvdA-fractie benadrukken het belang van het gebruik van de 3D benadering als leidraad voor een mogelijke inzet in Mali. In hoeverre zal dit onderdeel uitmaken van de inbreng van de minister over de mogelijke missie?

Op welk deel van Mali zou een mogelijke GVDB-missie zich gaan richten? Zal er hierbij sprake zijn van een samenwerking of afstemming met het voornemen van de Ecowas om troepen te sturen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken.

De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat de EU Battlegroups een mislukte en overbodige vorm van militaire samenwerking is. Wederom blijkt dat het rooster van de gereedstelling van de EU Battlegroups de komende jaren gaten vertoont. De afgelopen jaren hebben dezelfde problemen laten zien. De EU denkt nu dat een systematische benadering voor de vulling zal leiden tot een vaste regelmatige bijdrage van de lidstaten. De leden van de PVV-fractie zijn echter van mening dat de Europese landen de EU Battlegroups simpelweg niet serieus nemen, andere prioriteiten hebben voor hun krijgsmacht en verstek laten gaan. Welke nationale ambitie heeft de minister voor de EU Battlegroups en hoe staat zij tegenover de systematische benadering voor de vulling? Waarom blijft Nederland onverminderd steun geven aan dit failliete militaire EU-samenwerkingsverband, terwijl andere lidstaten minder bijdragen aan de lastenverdeling? Welke Nederlandse militaire bijdrage voorziet de minister de komende jaren?

De leden van de PVV-fractie zijn voorstander van internationale militaire samenwerking, maar wijzen erop dat samenwerking niet mag leiden tot het verlies van zeggenschap over onze eigen krijgsmacht. Samenwerkingsinitiatieven moeten vanuit de lidstaten zelf komen. Daar hebben wij de Europese Unie helemaal niet voor nodig. Dat het EDA, een overbodig EU-orgaan, nu een gedragscode heeft ontwikkeld voor Europese defensiesamenwerking is een slechte zaak. In hoeverre voelt ons land zich verplicht om deze gedragscode te volgen en op welke wijze wordt nationaal beleid om tot internationale samenwerking te komen, hierdoor beïnvloed?

De leden van de PVV-fractie zijn tegen het budgetvoorstel voor het jaar 2013 voor het EDA, te weten 31,1 miljoen euro. Kan de minister toelichten hoe hoog de Nederlandse bijdrage in 2013 is?

Met betrekking tot de situatie in Mali, wijzen de leden van de PVV-fractie erop dat gekeken moet worden naar regionale verantwoordelijkheid en een nauwere betrokkenheid van Afrikaanse landen om de situatie in Mali onder controle te krijgen.

De Sahel is één groot trainingskamp voor terroristen geworden sinds de val van Qaddafi. Het recente bericht dat West-Afrikaanse landen overeenstemming hebben bereikt over de vorming van een internationale troepenmacht van 3 300 West-Afrikaanse militairen en 5 000 Malinese militairen die de orde in Mali moet herstellen, lijkt een stap in de goede richting. Kan de minister een appreciatie geven van deze stap van de West-Afrikaanse landen en in hoeverre dit gevolgen heeft voor de eventuele GVDB-missie in Mali? In hoeverre zal het aantal toegezegde militairen voldoende zijn om de terroristen in Noord-Mali te verslaan, mocht het daadwerkelijk tot een militair treffen komen?

Het duurt waarschijnlijk nog maanden voordat de troepenmacht effectief kan optreden, aangezien de VN-Veiligheidsraad de missie eerst nog moet goedkeuren. Op welke termijn verwacht de minister meer duidelijkheid vanuit de VN en welke obstakels dienen nog uit de weggeruimd te worden voor een groen licht van de VN- Veiligheidsraad?

De leden van de PVV-fractie zullen een dergelijke missie met VN-mandaat in ieder geval alleen steunen als glashelder is wat de te verwachten resultaten zijn.

De minister stelt dat Malinees ownership onontbeerlijk is voor een duurzame EU-bijdrage aan stabiliteit in Mali. Kan de minister de verwachtingen die zij heeft van Malinees ownership nader toelichten, mede gelet op de politieke instabiliteit in Zuid-Mali?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie beperken hun inbreng tot het stellen van enkele vragen.

De leden van de SP-fractie vragen of bij de EUTM ook contractanten zijn betrokken, bijvoorbeeld omdat ze deel uitmaken van de missie? Als dit het geval is, om welke organisaties gaat het dan? Vallen ze onder EUTM bevel en opereren ze onder dezelfde juridische regels?

Deze leden vragen of er ook niet-EU landen actief zijn in Somalië. Indien dit het geval is, vragen ze welke activiteiten zij ondernemen. Zijn ze bijvoorbeeld ook actief in het trainen van een op te zetten Somalische krijgsmacht? Zo ja, botsen deze activiteiten niet met die van de EUTM, vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie hebben altijd de EU Battlegroups afgewezen. Zij constateren dat de vulling van de EU Battlegroups steeds moeizamer gaat en de EU Battlegroups zelf nog geen enkele keer zijn ingezet. Deze leden zijn dan ook verbaasd in het verslag te lezen dat er geen draagvlak was om het EU Battlegroup concept ter discussie te stellen. Nog meer zijn ze verbaasd dat dit kabinet het EU Battlegroup concept ten volle steunt. Waarom denkt de minister, die aandringt op een nadere analyse om de gereed stelling en inzetbaarheid te vergroten, dat op korte termijn deze problemen worden opgelost? En betekent deze instelling niet dat er een disproportioneel beroep op de Nederlandse krijgsmacht wordt gedaan terwijl anderen hun toezeggingen niet nakomen?

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre er in Mali al troepen van EU lidstaten aanwezig zijn. Indien dit het geval is, om welke landen gaat het en wat doen ze? Deze leden vragen naar meer details over waar het gebrek aan consensus tussen de verschillende partijen over gaat. Kan de Kamer een notitie krijgen over deze problemen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende stukken. Zij wensen de minister succes bij haar eerste Europese optreden en zijn benieuwd of zij de actieve opstelling van haar voorganger, als het gaat om Europese defensiesamenwerking, zal voortzetten.

Hetzelfde geldt voor de robuuste opstelling ten aanzien van piraterijbestrijding waar haar voorganger zich hard voor maakte. Op 5 april 2012 heeft de regering een brief1 naar de Kamer gestuurd, waarin aanpassing van het operatieplan van de EU-operatie Atalanta werd aangekondigd, waarmee het operatiegebied is uitgebreid tot en met de kuststrook van Somalië. Inzet van Nederlandse militairen op het land is door de Tweede Kamer controversieel verklaard. Met het aantreden van het nieuwe kabinet komt het controversiële karakter te vervallen, en daarmee is de vraag aan de orde of de nieuwe regering de bereidheid van de vorige regering deelt om Nederlandse militairen ter beschikking te stellen aan operaties op de Somalische kuststrook.

De leden van de CDA-fractie zijn positief over de tot dusver bereikte resultaten van de EUTM en hebben een positieve grondhouding ten aanzien van de verlenging van de missie met twee jaar. Kan de minister toelichten of zij bijdrage aan deze missie overweegt, bijvoorbeeld financieel, logistiek of met Nederlandse trainers? Een geïntegreerde aanpak voor de veiligheidsproblemen in en rondom Somalië is nodig. Daaronder past ook regionale maritieme capaciteitsopbouw. Kan de minister nader ingaan op de civiele missie EUCAP NESTOR? Tot welke landen zal deze missie zich richten, wat zijn de doelstellingen en welke middelen worden daartoe ingezet?

De leden van de CDA-fractie zijn er niet verbaasd over dat de gereedstelling van de EU Battlegroups de komende jaren gaten vertoont. Het concept van de EU Battlegroups, dat de minister zegt onverminderd te steunen, is daar juist mede debet aan. De praktijk van militaire missies van de EU is een hele andere dan snelle interventie; namelijk stabilisatiemissies is een civiel-militaire «3D»-context. Daar ligt wat de leden van de CDA-fractie betreft dan ook de meerwaarde van de EU op het gebied van Defensie. Voor de meer robuuste militaire operaties is er primair de NAVO. Is de minister bereid om inbedding van de EU Battlegroups in een 3D-context te bepleiten bij de nadere analyse van de verschillende voorstellen om de EU Battlegroups anders gereed te stellen en in te zetten? Hoe beoordeelt de minister berichtgeving2 dat Hoge Vertegenwoordiger Ashton Frankrijk zal steunen bij de totstandkoming van een permanent militair hoofdkwartier voor de EU, en dat de Fransen missies zoals in Mali als «Trojaans paard» willen gebruiken om tot zo’n hoofdkwartier te komen? Welke positie kiest de Nederlandse regering, in het licht ook van het eerdere veto van het Verenigd Koninkrijk? Is de minister bereid, in het licht van deze berichtgeving, een brief naar de Kamer te sturen met haar visie op Europese defensiesamenwerking?

Een missie in de maak betreft Mali. Het noorden van dit Afrikaanse land is veroverd door moslimextremisten die terreur zaaien. Voorkomen moet worden dat Mali een vrijhaven wordt voor terrorisme zoals Afghanistan onder de Taliban. Optreden van de internationale gemeenschap is noodzakelijk. De leden van de CDA-fractie hebben een positieve grondhouding ten aanzien van een mogelijke EU trainingsmissie, ter ondersteuning van de regering van Mali en de Afrikaanse Unie. Kan de minister toelichten of zij een Nederlandse bijdrage overweegt, financieel, logistiek of anderszins militair?

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voornemen om de Letter of Intent over de Europese tankvliegtuigcapaciteit te ondertekenen. Het is mooi dat Nederland de leiding krijgt bij het onderzoek naar opties voor gezamenlijke verwerving en voor modellen voor gezamenlijke operationele inzet van tank- en transportvliegtuigen. Het betreft hier een Europese tekortkoming die pijnlijk aan het licht gekomen is tijdens de NAVO-operatie Unified Protector in Libië vorig jaar.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende stukken. Zij maken graag gebruik van dit schriftelijk overleg om hierover een aantal vragen te stellen aan de minister.

De leden van de D66-fractie vragen de minister om de laatste stand van zaken wat betreft de veiligheidsanalyse voor de piraterijbestrijding bij de Hoorn van Afrika (operatie Atalanta) te schetsen. Klopt het dat Hr. Ms. Rotterdam recent opnieuw onder vuur genomen is? Duidt dit op een verandering in de omstandigheden in de regio of een hoger dreigingsniveau? Kan de minister toelichten of er wijzigingen zijn opgetreden in de veiligheidsanalyse en of zij voornemens is om in verband met de verlenging van de operatie een nieuwe of bijgewerkte artikel 100-brief aan de Kamer voor te leggen?

De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de belofte van de minister dat verdere bezuinigingen niet ten koste van de troepen zullen plaatsvinden. Deze leden vragen de minister toe te lichten op welke wijze deze belofte geborgd kan worden in het kader van nieuwe wijzigingen in de nationale en internationale verplichtingen zoals bijvoorbeeld de hier genoemde EU Battlegroups. Kortom, wat wordt precies verstaan onder de noemer «de troepen»? Kan de minister in een nulmeting voorzien van de uitgaven aan de troepen (bijvoorbeeld via een afbakening van de operationeel inzetbare manschappen en hun directe ondersteuning) en de Kamer toezeggen dat zij steeds bij nieuwe beleidswijzigingen zal schetsen of en hoe deze hiervoor gevolgen hebben?

De leden van de D66-fractie vragen de minister of de mislukte fusiedeal tussen EADS en BAE naar verwachting ter sprake komt in de raad, en zo ja, hoe de minister zich zal opstellen.

De leden van de D66-fractie steunen van harte de inzet om nadere intensivering van de defensiesamenwerking in Europees verband op te zoeken. Deze leden vragen de minister bij de voorgenomen interventie tijdens de Raad nadrukkelijk onder de aandacht te brengen dat voor het zetten van verdere stappen een discussie over soevereiniteitsoverdracht in Europees verband nodig is. Kan de minister toezeggen dit te betrekken in het betoog voor de verdere intensivering van defensiesamenwerking, en daarbij aandringen op het verkennen van de mogelijkheden hiertoe in de aanloop naar de GDVB bijeenkomst in december 2013? De leden van de D66-fractie vragen de minister voorts het traject dat zij hoopt te bewandelen in de aanloop naar deze bijeenkomst alvast aan de Kamer te schetsen. Is de regering bijvoorbeeld van plan om met andere voorlopers op het vlak van defensiesamenwerking, zoals Duitsland, België en de Scandinavische partners, te komen tot een gezamenlijke inzet in de vorm van een «position paper»? Hoe pakt de minister haar rol als aanjager en voorloper op?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de berichtgeving over de eerste gesprekken tussen de minister van Buitenlandse zaken en zijn Belgische ambtsgenoot. Kan de minister toelichten of de nadere Benelux samenwerking op defensiegebied daarbij ter sprake gekomen is, en zo ja, wat in dit verband de laatste ontwikkelingen zijn?

De leden van de D66-fractie volgen de ontwikkelingen met betrekking tot de situatie in Mali nauwlettend. Zij vragen de minister de Kamer op de hoogte te houden van de actuele ontwikkelingen in dit verband. Ook vragen deze leden of de minister kan schetsen hoe de juridische kaders voor een eventuele interventie met een sterk hybride karakter zorgvuldig vormgegeven zouden kunnen worden, gelet op de gedeelde verantwoordelijkheid bij eventuele Europese betrokkenheid.

II Antwoord/reactie van de minister

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de minister van Defensie d.d. 25 oktober 2012 betreffende het Verslag EU informele bijeenkomst ministers van Defensie op 26 en 27 september 2012 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 84 ) en de brief van de minister van Defensie d.d. 8 november 2012 betreffende de Geannoteerde agenda EU Raad Buitenlandse Zaken ministers van Defensie op 19 november 2012 en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie vragen wat de uitbreiding van de EU trainingsmissie in Oeganda (EUTM) naar Mogadishu in de praktijk voor gevolgen heeft. Hoe wordt deze uitbreiding vormgegeven? Zijn er nieuwe doelen voor de missie?

De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) werkt in het kader van de verlenging met twee jaar van de EU Trainings Missie (EUTM) aan een Crisis Management Concept (CMC) dat waarschijnlijk eind november gereed zal zijn. Aan de hand van het CMC zal de EU besluiten op welke wijze de EUTM zal worden voortgezet. De nieuwe missie blijft in elk geval gericht op het trainen en opleiden van Somalische militairen in Oeganda, maar zal zich mogelijk ook gaan richten op de advisering van het Somalische ministerie van Defensie in Mogadishu. De doelstelling van de missie blijft ongewijzigd, namelijk de opbouw en de versterking van de Somalische krijgsmacht.

In de geannoteerde agenda staat dat de verkleining van de EUFOR missie Althea is voltooid. Wat zijn de veranderde doelen van de verlenging van de missie met een jaar?

Sinds 1 september 2012 is EUFOR Althea gericht op capaciteitsopbouw en training. Het doel is bij te dragen aan de stabiliteit van Bosnië-Herzegovina door de zelfredzaamheid en het voortzettingsvermogen van de Bosnische krijgsmacht te bewerkstelligen. Een veilige omgeving is daarbij een voorwaarde. Daartoe is het executieve deel van het mandaat deels gehandhaafd. Dat voorziet in een beperkte militaire capaciteit ter plaatse en reserve-eenheden («Over The Horizon Forces»).

Wat zijn de redenen van de oproep van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) om een meer systematische benadering te kiezen voor de vulling van het rotatierooster? Deelt de minister deze inzet? Wat zijn de gevolgen voor Nederland hiervan?

De EDEO is door de lidstaten gevraagd onderzoek te verrichten naar de belemmeringen die de lidstaten ervaren bij (besluitvorming over) het leveren van bijdragen aan de gereedstelling en de inzet van de EU-Battlegroups. Een van de aanbevelingen van de EDEO vormt een meer systematische benadering van de vulling van het rotatierooster. De vulling van het rotatierooster geschiedt op vrijwillige basis. Indien de lidstaten met een vaste regelmaat bijdragen zouden leveren ontstaat er meer inzicht in de verdeling van de lasten en minder onzekerheid over de invulling van het rooster. Ik steun nader onderzoek naar mogelijkheden om gaten in het rotatierooster te voorkomen. Een meer systematische benadering kan daarbij helpen. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van ministers van Defensie worden de resultaten gepresenteerd van een inventarisatie van de nationale ambities op dit terrein. Er zijn geen gevolgen voor Nederland. Nederland blijft bijdragen aan EU-Battlegroups en blijft dat, net als andere lidstaten, doen op basis van vrijwilligheid.

De leden van de VVD-fractie nemen kennis van het oprichten van de Task Force Defence Industries and Markets door Eurocommissaris Barnier. Waar bestaat deze task force uit? Wie zijn hierin vertegenwoordigd en welke doelen zijn geformuleerd? Is het de bedoeling dat er wetgeving uit dit proces voortvloeit?

De Task Force wordt voorgezeten door DG Markt en DG Ondernemingen. In de Task Force zijn de overige EU-directoraten-generaal vertegenwoordigd. Het EDA neemt als waarnemer deel aan de vergaderingen. De Europese Commissie heeft deze Task Force in het leven geroepen met de volgende doelen: 1) het toezien op een juiste implementatie en toepassing van de defensierichtlijn 81 door de lidstaten, 2) het uitwerken van initiatieven om de Europese defensie-industrie mondiaal competitief te houden, en 3) het onderzoeken van mogelijkheden voor de ontwikkeling van dual use toepassingen. De Task Force zal flankerend beleid uitwerken met het oog op de werkgelegenheidsgevolgen van de defensierichtlijn 81 en saneringen in de defensiesector. Het is niet de bedoeling dat nieuwe wetgeving uit dit proces voortvloeit.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Graag willen zij het onderstaande inbrengen.

Onduidelijk is waar de minister concreet aan denkt bij een Nederlandse bijdrage aan de EU Battlegroups. De formulering dat Nederland regelmatig een substantiële bijdrage levert is vrij algemeen. Wat is concreet de nationale ambitie voor de bijdrage van Nederland aan de EU Battlegroups? Wat moeten we verstaan onder zoveel mogelijke samenwerking zoeken met strategische partners? Wie zijn die strategische partners en wat zal de inzet met betrekking tot de samenwerking zijn? Betekent dit een gedeelde gezamenlijke bijdrage aan de EU Battlegroups of in overleg met strategische partners een rotatierooster opstellen? Kan de minister een overzicht geven van de verschillende voorstellen die nu voorliggen voor een andere analyse? Zijn er voorstellen bij die de voorkeur van de minister hebben? In hoeverre speelt de financieringsproblematiek een rol bij het vullen van een gezamenlijk rooster? Zal er ook gesproken worden over een eventuele wijziging van de financieringsproblematiek om de problemen met het vullen van het rotatierooster op te lossen of bij het zoeken naar een meer systematische benadering voor de vulling van het rotatierooster?

Nederland streeft ernaar elke twee jaar een bijdrage te leveren aan een EU-Battlegroup ter grootte van twee infanteriecompagnieën met eigen gevechtssteun en logistieke ondersteuning. Daarbij wordt tot op heden vooral samengewerkt met Duitsland of het Verenigd Koninkrijk als lead nation. In 2013 neemt Nederland deel aan een EU-Battlegroup onder Britse leiding. In de tweede helft van 2014 neemt Nederland deel aan een door België geleide EU-Battlegroup. Op langere termijn streeft Nederland naar het gereedstellen van een Nederlandse EU-Battlegroup, zoals dat eerder het geval was in 2011. In dat geval zou het kunnen gaan om enkele compagnieën of een bataljon, mogelijk ondersteund door een nationaal (operationeel) hoofdkwartier. Met België worden de mogelijkheden bezien om met enige regelmaat gezamenlijk een Battlegroup te formeren.

De bovengenoemde landen zijn strategische partners waarmee Nederland sinds jaar en dag nauw samenwerkt. Dat gebeurt structureel, onder meer met België in BENESAM en met Duitsland in het binationale legerkorps, en bij gelegenheid bij de gereedstelling van EU-Battlegroups. Ook de komende jaren zal samenwerking met strategische partners worden gezocht. Daarbij gaat het niet alleen om het regelmatig bijdragen aan de gereedstelling van eenheden voor de crisisbeheersingstaken van de EU, maar ook om het bestendigen en verdiepen van de militaire samenwerking.

Ik steun nader onderzoek van verschillende mogelijkheden om belemmeringen voor de lidstaten weg te nemen bij (de besluitvorming over) de gereedstelling en inzet van de EU-Battlegroups. Naast de mogelijkheid van een meer gestructureerde vulling van het rotatierooster wordt daarbij gekeken naar de ontwikkeling van specialistische (niche) capaciteiten om EU-Battlegroups af te stemmen op specifieke missies en naar het beperken van de kosten van (de voorbereiding op) de inzet. De bovengenoemde samenwerking met strategische partners kan daartoe bijdragen. Aanpassing van het Athena-mechanisme voor de financiering van EU-crisisbeheersingsoperaties is niet aan de orde.

Is het bekend wanneer de Task force Defence Industries and Markets met een (meer concrete) uitwerking van de beleidsinitiatieven komt?

Dat is nog niet bekend. De Task Force is nog bezig met de uitwerking van initiatieven. Zodra deze ontwikkeling meer gestalte krijgt, worden de lidstaten geconsulteerd.

Door de Letter of Intent (LoI) on a European Multi-Role Tanker Transport Initiative te ondertekenen maken lidstaten kenbaar te willen participeren in een onderzoek naar opties voor gezamenlijke verwerving en voor modellen voor gezamenlijke operationele inzet van tank/transportvliegtuigen. Is de minister van mening dat het onderzoek naar opties voor gezamenlijke verwerving van modellen voor gezamenlijke operationele inzet van tank/transportvliegtuigen uiteraard zorgvuldig moet gebeuren maar dat er tevens, gezien de urgentie van samenwerking als gevolg van bezuinigingen en het toch behouden van de benodigde slagkracht, noodzaak is dit onderzoek binnen een redelijke termijn af te ronden zodat er besluiten kunnen worden genomen? Op welke wijze zal de minister zich inzetten de voortgang in dit proces te bevorderen?

Verdieping en verbreding van defensiesamenwerking met strategische partners hebben de komende jaren prioriteit. Dat is ook buiten Nederland het geval, zoals het Smart Defence initiatief van de Navo en het Gent proces van de EU demonstreren. Alleen door de bundeling van militaire capaciteiten kunnen landen hun militaire slagkracht behouden. Het gezamenlijk ontwikkelen van capaciteiten door pooling and sharing is een krachtig instrument voor de verwezenlijking van dat perspectief. De voordelen van dergelijke samenwerkingsvormen blijken reeds uit succesvolle initiatieven zoals SAC C-17 en het European Air Transport Command (EATC). Tegelijkertijd is realiteitszin geboden. De ontwikkeling en de verwerving van militaire capaciteiten in internationaal verband vergen veel tijd vanwege de betrokkenheid van vele belanghebbenden en de complexe besluitvormingstrajecten, zowel internationaal als nationaal. Bovengenoemde initiatieven zijn tot stand gebracht door de aanhoudende politieke inzet van de betrokken landen. Dat is ook voorwaardelijk voor de verwezenlijking van het Air to Air Refueling initiatief. Ik zal mij dan ook krachtig inzetten om dit initiatief op de politieke agenda te houden en de nodige vooruitgang te boeken bij de uitvoering ervan.

De gedragscode op het terrein van pooling and sharing die het Europees Defensie Agentschap (EDA) heeft ontwikkeld zorgt voor betere verankering van pooling and sharing in nationale plannen en werkwijzen als lidstaten deze gedragscode volgen. Het volgen van een gedragscode is echter op vrijwillige basis. Heeft de minister nog andere instrumenten voor ogen die pooling and sharing zouden kunnen bevorderen? Dit, mede in het licht van de al eerder aangehaalde urgentie, gezien de bezuinigingen in de lidstaten en het behouden van de benodigde slagkracht.

Op Europees niveau is de gedragscode een belangrijke stap omdat zij de verschillende ideeën en initiatieven bundelt en de samenhang tot uitdrukking brengt, waardoor een uniforme benadering van pooling and sharing mogelijk wordt. Het blijven echter de lidstaten zelf die, gesteund door het EDA, de drijvende kracht vormen achter nieuwe vormen van defensiesamenwerking. Het is ook aan de lidstaten zelf om te bepalen met wie en in welke mate wordt samengewerkt wat planning en beleid betreft. Nederland richt zich hierbij in eerste instantie op de strategische partners België en Duitsland.

De gedachtewisseling over het Gemeenschappelijk Veiligheids en Defensiebeleid (GVDB) is in het kader van de Europese Raad die zich in december 2013 zal buigen over de defensieaspecten van het GVDB. Wat wordt bedoeld met de defensieaspecten van het GVDB? Wat is de inzet van Nederland op dit onderwerp? Valt dit niet onder het bredere kader van een Europese veiligheidsstrategie? In het in september 2012 uitgebrachte rapport door de reflectie groep «De toekomst van Europa», waaraan ook Nederland deelnam, heeft een aantal van de deelnemende landen onder leiding van de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Guido Westerwelle, expliciet opgeroepen tot de vorming van een Europees leger. Hoe denkt de minister over deze oproep? Overweegt de minister aansluiting bij een van de andere bestaande samenwerkingsverbanden naast de Benelux binnen de EU? Zo ja, is samenwerking met de Weimargroep, nu bestaande uit Frankrijk, Duitsland en Polen, overwogen? Is bekend of andere landen zich bij een bestaand samenwerkingsverband willen aansluiten? En zo ja, welke landen zouden zich bij welk samenwerkingsverband willen aansluiten?

De voorzitter van de Europese Raad heeft aangekondigd dat de Raad in december 2013 een debat zal houden over defensieaangelegenheden. De Europese Raad van volgende maand zal conclusies aannemen die richting zullen geven aan de voorbereiding van dit debat. De discussie tijdens de komende RBZ vormt in dit licht een eerste verkenning van de defensieonderwerpen die volgend jaar aandacht verdienen op het hoogste niveau. Naar verwachting zullen de onderwerpen capaciteitsontwikkeling, pooling and sharing en defensie en industrie aan de orde komen. Ik zal samen met de minister van Buitenlandse Zaken, mede naar aanleiding van de discussie tijdens de RBZ, de inzet van Nederland in dit traject uitwerken. Daarover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.

Wat de Weimar-groep betreft kan ik melden dat ook Italië en Spanje worden betrokken bij de overleggen. Nederland heeft vooralsnog geen deelneming overwogen.

Hoe oordeelt de minister over het besluit van de Economic Community of West African States (Ecowas) om troepen naar Mali te sturen? Welke invloed en welke gevolgen heeft het besluit van de Ecowas op de mogelijkheden tot ondersteuning van Mali voor de (eventuele) GVDB-missie? Welke EU-landen willen en kunnen een bijdrage leveren aan een eventuele GVDB-missie? Gaat Nederland eventueel een bijdrage leveren aan deze missie? En zo ja, waar zou deze bijdrage dan uit kunnen bestaan? Uitgaande van een missie die gericht is op versterking van de capaciteit en herstructurering van het Malinese leger is het -gezien de ervaringen in Congo- van belang voor het welslagen van een Nederlandse bijdrage dat er voldoende Franstalige militairen beschikbaar zijn. Zijn er voldoende militairen beschikbaar die voldoen aan de eisen die gesteld zouden kunnen worden aan deze militairen? Zal een mogelijke GVDB-missie naast versterking van de capaciteit en herstructurering van het Malinese leger vergezeld gaan met democratiseringsmaatregelen? Immers, met een militaire trainingsmissie steunen we een regering die niet lang geleden met een staatsgreep aan de macht is gekomen. Is het daarom niet van belang dat voor de versterking van stabiliteit op de lange termijn deze mogelijke GVDB-missie vergezeld gaat van democratiseringsmaatregelen? En zo ja, is de minister van plan dit tijdens de lunchbespreking in te brengen? Heeft de minister dit mogelijk al besproken met haar EU-collega’s? De leden van de PvdA-fractie benadrukken het belang van het gebruik van de 3D benadering als leidraad voor een mogelijke inzet in Mali. In hoeverre zal dit onderdeel uitmaken van de inbreng van de minister over de mogelijke missie?

Op welk deel van Mali zou een mogelijke GVDB-missie zich gaan richten? Zal er hierbij sprake zijn van een samenwerking of afstemming met het voornemen van de Ecowas om troepen te sturen?

Het besluit van de Economic Community of West African States (ECOWAS) om voorbereidingen te treffen voor een militaire missie in Mali volgt op een verzoek van de Malinese autoriteiten en resolutie 2071 van de VN Veiligheidsraad. Deze resolutie onderschrijft dat Afrika het initiatief neemt ten aanzien van veiligheidsproblemen op het Afrikaans continent. Het Concept of Operations dat door de ECOWAS is opgesteld wordt via de Afrikaanse Unie aangeboden aan de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties. Voor het eind van deze maand zal de Secretaris Generaal ten behoeve van de VN Veiligheidsraad een rapport uitbrengen met aanbevelingen over het pakket van maatregelen waartoe eerdergenoemde resolutie oproept. Een nieuwe GVDB-missie, gericht op de versterking van de capaciteit en de herstructurering van het Malinese leger, kan deel uitmaken van het brede pakket maatregelen zoals voorzien in resolutie 2071. Een nieuwe GVDB-missie zal goed moeten worden afgestemd op de ECOWAS missie.

Het eerste concept voor de missie (Crisis Management Concept) wordt deze week gepresenteerd en besproken in de EU-comités die de politieke besluitvorming voorbereiden. Nederland heeft in de eerdere Brusselse besprekingen over de mogelijkheden en risico’s van het instellen van een EU-missie in Mali de nadruk gelegd op samenhang tussen het politieke, militaire en ontwikkelingsspoor en lokaal ownership. In een dergelijke geïntegreerde aanpak zal er ook aandacht moeten zijn voor het ondersteunen van een stabiele, democratische rechtsstaat in Mali (inclusief een civiel bestuur van de strijdkrachten), als een van de factoren die de kans op succes van een internationale interventie bepalen. Een besluit over het al dan niet instellen van de missie wordt niet verwacht tijdens deze RBZ. Het CMC dient na de RBZ nader te worden uitgewerkt. Een besluit over een Nederlandse bijdrage en voorwaarden die Nederland daaraan zou willen stellen is daarom nog niet aan de orde.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken.

De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat de EU Battlegroups een mislukte en overbodige vorm van militaire samenwerking is. Wederom blijkt dat het rooster van de gereedstelling van de EU Battlegroups de komende jaren gaten vertoont. De afgelopen jaren hebben dezelfde problemen laten zien. De EU denkt nu dat een systematische benadering voor de vulling zal leiden tot een vaste regelmatige bijdrage van de lidstaten. De leden van de PVV-fractie zijn echter van mening dat de Europese landen de EU Battlegroups simpelweg niet serieus nemen, andere prioriteiten hebben voor hun krijgsmacht en verstek laten gaan. Welke nationale ambitie heeft de minister voor de EU Battlegroups en hoe staat zij tegenover de systematische benadering voor de vulling? Waarom blijft Nederland onverminderd steun geven aan dit failliete militaire EU-samenwerkingsverband, terwijl andere lidstaten minder bijdragen aan de lastenverdeling? Welke Nederlandse militaire bijdrage voorziet de minister de komende jaren?

Met de EU-Battlegroups beschikken de EU-lidstaten over een snel en veelzijdig inzetbare militaire capaciteit voor crisisbeheersingsoperaties. Er is onverminderd draagvlak onder de lidstaten voor het EU-Battlegroup concept. De problemen bij de vulling van het rotatierooster zijn aanleiding geweest precieze belemmeringen nader te bezien. De insteek daarbij is de systematiek te verbeteren en oplossingen te zoeken.

Nederland streeft ernaar elke twee jaar een bijdrage te leveren aan een EU-Battlegroup ter grootte van twee infanteriecompagnieën met eigen gevechtssteun en logistieke ondersteuning. Daarbij wordt tot op heden vooral samengewerkt met Duitsland of het Verenigd Koninkrijk als lead nation. In 2013 neemt Nederland deel aan een EU-Battlegroup onder Britse leiding. In de tweede helft van 2014 neemt Nederland deel aan een door België geleide EU-Battlegroup. Op langere termijn streeft Nederland naar het gereedstellen van een Nederlandse EU-Battlegroup, zoals dat eerder het geval was in 2008 en 2010. In dat geval zou het kunnen gaan om enkele compagnieën of een bataljon, mogelijk ondersteund door een nationaal (operationeel) hoofdkwartier. Met België worden de mogelijkheden bezien om met enige regelmaat gezamenlijk een Battlegroup te formeren.

De leden van de PVV-fractie zijn voorstander van internationale militaire samenwerking, maar wijzen erop dat samenwerking niet mag leiden tot het verlies van zeggenschap over onze eigen krijgsmacht. Samenwerkingsinitiatieven moeten vanuit de lidstaten zelf komen. Daar hebben wij de Europese Unie helemaal niet voor nodig. Dat het EDA, een overbodig EU-orgaan, nu een gedragscode heeft ontwikkeld voor Europese defensiesamenwerking is een slechte zaak. In hoeverre voelt ons land zich verplicht om deze gedragscode te volgen en op welke wijze wordt nationaal beleid om tot internationale samenwerking te komen, hierdoor beïnvloed?

De inhoud van de gedragscode sluit goed aan bij de uitgangspunten die Defensie reeds hanteert voor de intensivering van defensiesamenwerking. Nederland blijft zelf bepalen met welke landen het samenwerkt op defensieterrein.

De leden van de PVV-fractie zijn tegen het budgetvoorstel voor het jaar 2013 voor het EDA, te weten 31,1 miljoen euro. Kan de minister toelichten hoe hoog de Nederlandse bijdrage in 2013 is?

Alle deelnemende lidstaten dragen contributie af aan het EDA. Volgens de verdeelsleutel, die berust op het Bruto Nationaal Product, draagt Nederland ongeveer 5 procent van het totale EDA-budget bij. In 2013 bedraagt de contributie ongeveer € 1,6 mln.

Met betrekking tot de situatie in Mali, wijzen de leden van de PVV-fractie erop dat gekeken moet worden naar regionale verantwoordelijkheid en een nauwere betrokkenheid van Afrikaanse landen om de situatie in Mali onder controle te krijgen.

De Sahel is één groot trainingskamp voor terroristen geworden sinds de val van Qaddafi. Het recente bericht dat West-Afrikaanse landen overeenstemming hebben bereikt over de vorming van een internationale troepenmacht van 3 300 West-Afrikaanse militairen en 5 000 Malinese militairen die de orde in Mali moet herstellen, lijkt een stap in de goede richting. Kan de minister een appreciatie geven van deze stap van de West-Afrikaanse landen en in hoeverre dit gevolgen heeft voor de eventuele GVDB-missie in Mali? In hoeverre zal het aantal toegezegde militairen voldoende zijn om de terroristen in Noord-Mali te verslaan, mocht het daadwerkelijk tot een militair treffen komen?

Het duurt waarschijnlijk nog maanden voordat de troepenmacht effectief kan optreden, aangezien de VN-Veiligheidsraad de missie eerst nog moet goedkeuren. Op welke termijn verwacht de minister meer duidelijkheid vanuit de VN en welke obstakels dienen nog uit de weggeruimd te worden voor een groen licht van de VN- Veiligheidsraad?

De leden van de PVV-fractie zullen een dergelijke missie met VN-mandaat in ieder geval alleen steunen als glashelder is wat de te verwachten resultaten zijn.

De minister stelt dat Malinees ownership onontbeerlijk is voor een duurzame EU-bijdrage aan stabiliteit in Mali. Kan de minister de verwachtingen die zij heeft van Malinees ownership nader toelichten, mede gelet op de politieke instabiliteit in Zuid-Mali?

Het besluit van de ECOWAS om voorbereidingen te treffen voor een militaire missie in Mali volgt op een verzoek van de Malinese autoriteiten en resolutie 2071 van de VN Veiligheidsraad. Deze resolutie onderschrijft dat Afrika het initiatief neemt ten aanzien van veiligheidsproblemen op het Afrikaans continent. Het Concept of Operations dat door de ECOWAS is opgesteld wordt via de Afrikaanse Unie aangeboden aan de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties. Voor het eind van deze maand zal de Secretaris Generaal ten behoeve van de VN Veiligheidsraad een rapport uitbrengen met aanbevelingen over het pakket van maatregelen waartoe eerdergenoemde resolutie oproept. Een nieuwe GVDB-missie, gericht op de versterking van de capaciteit en de herstructurering van het Malinese leger, kan deel uitmaken van het brede pakket maatregelen zoals voorzien in resolutie 2071. Een nieuwe GVDB-missie zal goed moeten worden afgestemd op de ECOWAS missie.

Het eerste concept voor de missie (Crisis Management Concept) wordt deze week gepresenteerd en besproken in de EU-comités die de politieke besluitvorming voorbereiden. Nederland heeft in de eerdere Brusselse besprekingen over de mogelijkheden en risico’s van het instellen van een EU-missie in Mali de nadruk gelegd op samenhang tussen het politieke, militaire en ontwikkelingsspoor en lokaal ownership. In een dergelijke geïntegreerde aanpak zal er ook aandacht moeten zijn voor het ondersteunen van een stabiele, democratische rechtsstaat in Mali (inclusief een civiel bestuur van de strijdkrachten), als een van de factoren die de kans op succes van een internationale interventie bepalen. Een besluit over het al dan niet instellen van de missie wordt niet verwacht tijdens deze RBZ. Het CMC dient na de RBZ nader te worden uitgewerkt. Een besluit over een Nederlandse bijdrage en voorwaarden die Nederland daaraan zou willen stellen is daarom nog niet aan de orde.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie beperken hun inbreng tot het stellen van enkele vragen.

De leden van de SP-fractie vragen of bij de EUTM ook contractanten zijn betrokken, bijvoorbeeld omdat ze deel uitmaken van de missie? Als dit het geval is, om welke organisaties gaat het dan? Vallen ze onder EUTM bevel en opereren ze onder dezelfde juridische regels?

Deze leden vragen of er ook niet-EU landen actief zijn in Somalië. Indien dit het geval is, vragen ze welke activiteiten zij ondernemen. Zijn ze bijvoorbeeld ook actief in het trainen van een op te zetten Somalische krijgsmacht? Zo ja, botsen deze activiteiten niet met die van de EUTM, vragen deze leden.

Er zijn contractanten betrokken bij de EUTM. Zij leveren ondersteunende diensten ten aanzien van telecommunicatie, onderhoud, medische evacuatie en vertaaldiensten. De contractanten maken geen deel uit van de EUTM.

Er zijn naast de EU ook andere organisaties en landen actief in Somalië. Turkije verzorgt bijvoorbeeld trainingen van Somalische militairen. Deze inzet conflicteert niet met de EU-missie. De EU streeft ernaar om de verschillende activiteiten op elkaar af te stemmen en overlap te voorkomen.

De leden van de SP-fractie hebben altijd de EU Battlegroups afgewezen. Zij constateren dat de vulling van de EU Battlegroups steeds moeizamer gaat en de EU Battlegroups zelf nog geen enkele keer zijn ingezet. Deze leden zijn dan ook verbaasd in het verslag te lezen dat er geen draagvlak was om het EU Battlegroup concept ter discussie te stellen. Nog meer zijn ze verbaasd dat dit kabinet het EU Battlegroup concept ten volle steunt. Waarom denkt de minister, die aandringt op een nadere analyse om de gereed stelling en inzetbaarheid te vergroten, dat op korte termijn deze problemen worden opgelost? En betekent deze instelling niet dat er een disproportioneel beroep op de Nederlandse krijgsmacht wordt gedaan terwijl anderen hun toezeggingen niet nakomen?

Met de EU-Battlegroups beschikken de EU-lidstaten over een snel en veelzijdig inzetbare militaire capaciteit voor crisisbeheersingsoperaties. Er is onverminderd draagvlak onder de lidstaten voor het EU-Battlegroup concept. De problemen bij de vulling van het rotatierooster zijn aanleiding geweest precieze belemmeringen nader te bezien. De insteek daarbij is de systematiek te verbeteren en oplossingen te zoeken.

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre er in Mali al troepen van EU lidstaten aanwezig zijn. Indien dit het geval is, om welke landen gaat het en wat doen ze? Deze leden vragen naar meer details over waar het gebrek aan consensus tussen de verschillende partijen over gaat. Kan de Kamer een notitie krijgen over deze problemen?

Er is mij geen overzicht bekend van alle bilaterale activiteiten op veiligheidsgebied van de EU-lidstaten. Frankrijk heeft Mali de afgelopen jaren structurele ondersteuning geboden, onder meer met technische bijstand aan militaire opleidingsinstituten en de luchtmacht. Duitsland verzorgt trainingen voor en verstrekt materieel aan het Malian Engineers Battalion van de ECOWAS Stand-by Force. Het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf om bilaterale activiteiten af te stemmen op de inspanningen van de internationale gemeenschap via organisaties zoals de VN, de Afrikaanse Unie, ECOWAS en de EU. Er is brede consensus over de urgentie om een verslechtering van de situatie in Mali en de Sahel-regio te voorkomen. De verschillende plannen zijn in ontwikkeling en moeten goed op elkaar worden afgestemd. Daarbij moeten verschillende visies over de inzet en volgtijdelijkheid van beleidsinstrumenten en over noodzakelijke voorwaarden bij elkaar worden gebracht. Nederland pleit voor de inbedding van een GVDB-missie in het bredere VN-kader om een geïntegreerde aanpak van de problematiek te waarborgen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende stukken. Zij wensen de minister succes bij haar eerste Europese optreden en zijn benieuwd of zij de actieve opstelling van haar voorganger, als het gaat om Europese defensiesamenwerking, zal voortzetten.

Hetzelfde geldt voor de robuuste opstelling ten aanzien van piraterijbestrijding waar haar voorganger zich hard voor maakte. Op 5 april 2012 heeft de regering een brief1 naar de Kamer gestuurd, waarin aanpassing van het operatieplan van de EU-operatie Atalanta werd aangekondigd, waarmee het operatiegebied is uitgebreid tot en met de kuststrook van Somalië. Inzet van Nederlandse militairen op het land is door de Tweede Kamer controversieel verklaard. Met het aantreden van het nieuwe kabinet komt het controversiële karakter te vervallen, en daarmee is de vraag aan de orde of de nieuwe regering de bereidheid van de vorige regering deelt om Nederlandse militairen ter beschikking te stellen aan operaties op de Somalische kuststrook.

Dat is op dit moment niet aan de orde. De huidige Nederlandse bijdrage aan de anti-piraterij operaties Atalanta en Ocean Shield loopt tot eind 2012. Op dit moment is die bijdrage onderdeel van de Navo-operatie Ocean Shield. Over de Nederlandse bijdrage in 2013 en 2014 wordt u binnenkort geïnformeerd.

De leden van de CDA-fractie zijn positief over de tot dusver bereikte resultaten van de EUTM en hebben een positieve grondhouding ten aanzien van de verlenging van de missie met twee jaar. Kan de minister toelichten of zij bijdrage aan deze missie overweegt, bijvoorbeeld financieel, logistiek of met Nederlandse trainers? Een geïntegreerde aanpak voor de veiligheidsproblemen in en rondom Somalië is nodig. Daaronder past ook regionale maritieme capaciteitsopbouw. Kan de minister nader ingaan op de civiele missie EUCAP NESTOR? Tot welke landen zal deze missie zich richten, wat zijn de doelstellingen en welke middelen worden daartoe ingezet?

De EDEO werkt aan een Crisis Management Concept (CMC) dat waarschijnlijk eind november gereed zal zijn. Aan de hand van het CMC zal de EU besluiten op welke wijze de EUTM zal worden voortgezet. Nederland heeft de afgelopen twee jaar niet deelgenomen aan EUTM. Nederland zal de aankomende weken moeten bepalen of het de nieuwe missie kan steunen en in een later stadium of een Nederlandse bijdrage haalbaar en wenselijk is. Dat gebeurt in het licht van de geïntegreerde aanpak die Nederland voorstaat bij de bestrijding van piraterij en bij de oplossing van de veiligheidsproblemen in Somalië.

EUCAP NESTOR wordt een civiele missie met projecten in Djibouti, Somalië, Kenia, Tanzania en de Seychellen. De missie beoogt de ontwikkeling van de kustwachtcapaciteit in de regio te bevorderen door middel van opleiding en training, mogelijk aangevuld met materieelprojecten. Het hoofdkwartier wordt in Djibouti gevestigd, waar eveneens een deel van de training van het kustwachtpersoneel van Somalië gaat geschieden. De trainingen worden opgezet door een aantal permanente trainingsteams, regionale teams en bezoekende experts. De totale sterkte van de missie wordt geschat op ongeveer 150 personen. De duur van de missie zal in eerste instantie twee jaar zijn, waarbij een tussentijdse review als input wordt gebruikt voor een besluit over een langere inzet. Nederland levert de deputy head of mission van het kernteam dat de missie verder ontwikkelt. Besluitvorming over deelneming aan de missie is pas aan de orde wanneer de Brusselse planning is voltooid, waarschijnlijk begin 2013.

De leden van de CDA-fractie zijn er niet verbaasd over dat de gereedstelling van de EU Battlegroups de komende jaren gaten vertoont. Het concept van de EU Battlegroups, dat de minister zegt onverminderd te steunen, is daar juist mede debet aan. De praktijk van militaire missies van de EU is een hele andere dan snelle interventie; namelijk stabilisatiemissies is een civiel-militaire «3D»-context. Daar ligt wat de leden van de CDA-fractie betreft dan ook de meerwaarde van de EU op het gebied van Defensie. Voor de meer robuuste militaire operaties is er primair de NAVO. Is de minister bereid om inbedding van de EU Battlegroups in een 3D-context te bepleiten bij de nadere analyse van de verschillende voorstellen om de EU Battlegroups anders gereed te stellen en in te zetten? Hoe beoordeelt de minister berichtgeving2 dat Hoge Vertegenwoordiger Ashton Frankrijk zal steunen bij de totstandkoming van een permanent militair hoofdkwartier voor de EU, en dat de Fransen missies zoals in Mali als «Trojaans paard» willen gebruiken om tot zo’n hoofdkwartier te komen? Welke positie kiest de Nederlandse regering, in het licht ook van het eerdere veto van het Verenigd Koninkrijk? Is de minister bereid, in het licht van deze berichtgeving, een brief naar de Kamer te sturen met haar visie op Europese defensiesamenwerking?

De EU-Battlegroups worden gereedgesteld om een breed pakket taken te kunnen uitvoeren, van humanitaire hulp tot gewapende militaire interventies. De veelzijdige inzetbaarheid is juist de kracht van het concept. Ik steun nader onderzoek naar mogelijkheden om gezamenlijk specifieke (niche) capaciteiten te ontwikkelen, zodat de EU-Battlegroup makkelijker kan worden ingezet voor specifieke taken. Ik ben bereid om tijdens de Raad de inbedding van de EU-Battlegroups in een 3D-context te bepleiten. Nederland heeft zich onder meer ingespannen om te bezien hoe civiele deskundigheid beter kan worden betrokken bij de gereedstelling en inzet van de EU-Battlegroups.

Ik ben niet bekend met een concreet initiatief of voornemen dat erop is gericht een permanent EU-hoofdkwartier tot stand te brengen. Momenteel zijn er geen voorstellen om institutionele aspecten de aankomende periode te agenderen.

Een missie in de maak betreft Mali. Het noorden van dit Afrikaanse land is veroverd door moslimextremisten die terreur zaaien. Voorkomen moet worden dat Mali een vrijhaven wordt voor terrorisme zoals Afghanistan onder de Taliban. Optreden van de internationale gemeenschap is noodzakelijk. De leden van de CDA-fractie hebben een positieve grondhouding ten aanzien van een mogelijke EU trainingsmissie, ter ondersteuning van de regering van Mali en de Afrikaanse Unie. Kan de minister toelichten of zij een Nederlandse bijdrage overweegt, financieel, logistiek of anderszins militair?

Nederland heeft nog geen standpunt bepaald ten aanzien van steun voor de nieuwe EU trainingsmissie in Mali. Het CMC wordt deze week gepresenteerd en vervolgens nader uitgewerkt door de EU-comités die de politieke besluitvorming voorbereiden. Een besluit over het al dan niet instellen van de missie in Mali wordt niet verwacht tijdens deze RBZ, vanwege de vele vragen die nog beantwoord moeten worden. Een besluit over een Nederlandse bijdrage en de voorwaarden die Nederland daaraan zou willen verbinden is daarom nog niet aan de orde.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voornemen om de Letter of Intent over de Europese tankvliegtuigcapaciteit te ondertekenen. Het is mooi dat Nederland de leiding krijgt bij het onderzoek naar opties voor gezamenlijke verwerving en voor modellen voor gezamenlijke operationele inzet van tank- en transportvliegtuigen. Het betreft hier een Europese tekortkoming die pijnlijk aan het licht gekomen is tijdens de NAVO-operatie Unified Protector in Libië vorig jaar.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende stukken. Zij maken graag gebruik van dit schriftelijk overleg om hierover een aantal vragen te stellen aan de minister.

De leden van de D66-fractie vragen de minister om de laatste stand van zaken wat betreft de veiligheidsanalyse voor de piraterijbestrijding bij de Hoorn van Afrika (operatie Atalanta) te schetsen. Klopt het dat Hr. Ms. Rotterdam recent opnieuw onder vuur genomen is? Duidt dit op een verandering in de omstandigheden in de regio of een hoger dreigingsniveau? Kan de minister toelichten of er wijzigingen zijn opgetreden in de veiligheidsanalyse en of zij voornemens is om in verband met de verlenging van de operatie een nieuwe of bijgewerkte artikel 100-brief aan de Kamer voor te leggen?

Hr.Ms. Rotterdam was recent betrokken bij een schietincident met piraten. De veiligheidssituatie is ten opzichte van eerdere brieven aan de Kamer niet veranderd. Het risico van schietincidenten met vermeende piraten blijft aanwezig. Daarom worden bij elke nadering van een schip in het gebied de nodige voorzorgmaatregelen getroffen. Over de toedracht van het schietincident met Hr.Ms. Rotterdam wordt uw Kamer binnenkort bij brief geïnformeerd. Ook ontvangt uw Kamer op korte termijn een artikel 100-brief over de voorgenomen verlenging van de Nederlandse bijdragen aan de operaties Atalanta en Ocean Shield.

De leden van de D66-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de belofte van de minister dat verdere bezuinigingen niet ten koste van de troepen zullen plaatsvinden. Deze leden vragen de minister toe te lichten op welke wijze deze belofte geborgd kan worden in het kader van nieuwe wijzigingen in de nationale en internationale verplichtingen zoals bijvoorbeeld de hier genoemde EU Battlegroups. Kortom, wat wordt precies verstaan onder de noemer «de troepen»? Kan de minister in een nulmeting voorzien van de uitgaven aan de troepen (bijvoorbeeld via een afbakening van de operationeel inzetbare manschappen en hun directe ondersteuning) en de Kamer toezeggen dat zij steeds bij nieuwe beleidswijzigingen zal schetsen of en hoe deze hiervoor gevolgen hebben?

Mijn streven is om bij de uitwerking van de bezuinigingen de operationele eenheden te ontzien. De typen en aantallen operationele eenheden (de troepen) zijn in de begroting weergegeven in de doelstellingenmatrices per operationeel commando. De huidige aantallen in de matrices kunnen als nulmeting worden beschouwd.

De leden van de D66-fractie vragen de minister of de mislukte fusiedeal tussen EADS en BAE naar verwachting ter sprake komt in de raad, en zo ja, hoe de minister zich zal opstellen.

Dit onderwerp is niet geagendeerd. Naar verwachting komt wel de positie van de Europese defensie-industrie aan de orde, mede in het licht van de krimpende defensiebudgetten. Ik steun initiatieven die de versnippering van de defensiemarkt tegengaan en een open defensiemarkt bevorderen. Ik zal in deze discussie het belang onderstrepen van het midden- en kleinbedrijf (MKB).

De leden van de D66-fractie steunen van harte de inzet om nadere intensivering van de defensiesamenwerking in Europees verband op te zoeken. Deze leden vragen de minister bij de voorgenomen interventie tijdens de Raad nadrukkelijk onder de aandacht te brengen dat voor het zetten van verdere stappen een discussie over soevereiniteitsoverdracht in Europees verband nodig is. Kan de minister toezeggen dit te betrekken in het betoog voor de verdere intensivering van defensiesamenwerking, en daarbij aandringen op het verkennen van de mogelijkheden hiertoe in de aanloop naar de GDVB bijeenkomst in december 2013? De leden van de D66-fractie vragen de minister voorts het traject dat zij hoopt te bewandelen in de aanloop naar deze bijeenkomst alvast aan de Kamer te schetsen. Is de regering bijvoorbeeld van plan om met andere voorlopers op het vlak van defensiesamenwerking, zoals Duitsland, België en de Scandinavische partners, te komen tot een gezamenlijke inzet in de vorm van een «position paper»? Hoe pakt de minister haar rol als aanjager en voorloper op?

Het is nog te vroeg om te bepalen welke onderwerpen tijdens de Europese Raad in december 2013 de aandacht zullen krijgen. De Europese Raad van volgende maand zal conclusies aannemen die richting zullen geven aan de voorbereiding van dit debat. De discussie tijdens de komende RBZ vormt in dit licht een eerste verkenning van defensieonderwerpen die volgend jaar aandacht verdienen op het hoogste niveau. Naar verwachting zullen de onderwerpen capaciteitsontwikkeling, pooling and sharing en defensie en industrie aan de orde komen. Ik zal samen met de minister van Buitenlandse Zaken, mede naar aanleiding van de discussie tijdens de RBZ, de inzet van Nederland in dit traject uitwerken. Samenwerking met partnerlanden wordt daarin betrokken. Daarover wordt uw Kamer nader geïnformeerd.

Wat betreft de door uw fractie gewenste discussie over soevereiniteitsoverdracht in Europees verband wijs ik op de regeringsreactie op het AIV rapport over Europese defensiesamenwerking (Kamerstuk 33 279, nr. 2) van 11 mei jl. Hierover moeten kabinet en Kamer nog van gedachten wisselen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de berichtgeving over de eerste gesprekken tussen de minister van Buitenlandse zaken en zijn Belgische ambtsgenoot. Kan de minister toelichten of de nadere Benelux samenwerking op defensiegebied daarbij ter sprake gekomen is, en zo ja, wat in dit verband de laatste ontwikkelingen zijn?

De Belgische minister van Buitenlandse Zaken heeft in het gesprek de militaire samenwerking in Benelux-verband aan de orde gesteld. De ministers delen de opvatting dat verbreding en verdieping daarvan de doelmatigheid en de effectiviteit van militaire capaciteiten in Europa bevorderen. Uw Kamer wordt nog nader geïnformeerd over de vorderingen van de militaire samenwerking op deelterreinen.

De leden van de D66-fractie volgen de ontwikkelingen met betrekking tot de situatie in Mali nauwlettend. Zij vragen de minister de Kamer op de hoogte te houden van de actuele ontwikkelingen in dit verband. Ook vragen deze leden of de minister kan schetsen hoe de juridische kaders voor een eventuele interventie met een sterk hybride karakter zorgvuldig vormgegeven zouden kunnen worden, gelet op de gedeelde verantwoordelijkheid bij eventuele Europese betrokkenheid.

Het juridische kader voor een eventuele interventie zal in de eerste plaats moeten bestaan uit een rechtsgrondslag op basis van het internationaal recht. Dit kan onder andere een resolutie van de VN-Veiligheidsraad onder hoofdstuk VII van het VN-Handvest betreffen. De overgangsregering van Mali heeft de VN verzocht met een resolutie op basis van hoofdstuk VII van het VN-Handvest een internationale militaire troepenmacht te autoriseren de Malinese strijdkrachten te ondersteunen bij het herstel van gezag in het noorden van Mali. In resolutie 2071 van 12 oktober jl. heeft de VN-Veiligheidsraad zich bereid verklaard aan dit verzoek te voldoen. Ook heeft de Veiligheidsraad in deze resolutie expliciet de betrokken actoren opgeroepen tot gezamenlijke planningsinspanningen, met betrokkenheid van de VN. De EU is betrokken bij het vaststellen van een Concept of Operations voor de beoogde ECOWAS-missie. In de uitwerking van het Crisis Management Concept voor een nieuwe EU-trainingsmissie door de EDEO wordt aandacht besteed aan de afstemming op de ECOWAS-missie. Het juridische kader voor militaire inzet maakt deel daarvan uit. Nederland pleit voor de inbedding van een GVDB-missie in het bredere VN-kader om een geïntegreerde aanpak van de problematiek te waarborgen.

Naar boven