21 501-28 Defensieraad

Nr. 74 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2011

Geannoteerde agenda

EU informele ministeriële in Polen

Op 22 en 23 september a.s. komen de ministers van Defensie van de EU-lidstaten bijeen voor een informele vergadering in Wroclaw, Polen. De agenda betreft vooral een voortzetting van de eerdere discussies over defensiesamenwerking, de GVDB-agenda en piraterijbestrijding.

Capaciteiten

Capaciteitsversterking en de bevordering van defensiesamenwerking staan hoog op de agenda. Zo moet het Europese Defensie Agentschap een lijst met mogelijke samenwerkingsgebieden opstellen waarop landen kunnen intekenen. Naast dit EU-spoor, waaraan landen uiteraard op vrijwillige basis deelnemen, blijft het belangrijk dat landen ook op bilaterale en regionale basis hun defensiesamenwerking versterken. Om deze twee sporen samen te brengen zou een buitengewone ministeriële conferentie, zoals ik eerder heb voorgesteld, een belangrijk richtpunt kunnen zijn. De ministers zouden daar hun concrete voornemens op gebied van defensiesamenwerking kunnen toelichten. De aankondiging van een dergelijke conferentie kan landen aanmoedigen initiatieven te ontwikkelen. Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton heeft een ministeriële conferentie als optie opgenomen in haar GVDB-rapport van 11 juli jl.

GVDB-agenda: civiel-militaire samenwerking

Civiel-militaire samenwerking is een belangrijk aandachtspunt voor het Poolse EU-Voorzitterschap. Ook HV Ashton besteedde er aandacht aan in het GVDB-rapport dat tijdens de RBZ op 18 juli jl. met de ministers werd besproken (zie Kamerstuk 21 501-02, nr. 1081). Tijdens de informele ministeriële in Polen kan het onderwerp opnieuw aan de orde komen, overigens zonder dat besluitvorming aan de orde is. Zoals bekend steunt Nederland het streven om GVDB-missies en operaties meer geïntegreerd en efficiënter te plannen. Verbeterde planningsstructuren dienen wat Nederland betreft vooral in plaats te komen van bestaande structuren, en er niet bovenop.

EU Battlegroups

Het rooster voor de gereedstelling van EU Battlegroups kent in 2012 en 2013 nog onvoldoende aanbiedingen om per semester twee EU Battlegroups gereed te hebben. Gelet op de korte tijd die nog resteert, is het niet waarschijnlijk dat landen alsnog eenheden aanbieden om de gaten in het rooster te vullen. De oorzaak van dit tekort ligt voor een deel in de afgenomen capaciteit bij de lidstaten, onder andere vanwege operationele verplichtingen elders. Vandaar dat enkele maatregelen zijn voorgesteld, zoals langere gereedheidstermijnen (bijvoorbeeld twaalf maanden) of verschillende reactietermijnen voor de twee Battlegroups die gelijktijdig gereed staan, zodat in totaal minder EU Battlegroups nodig zijn om het rooster te vullen.

In Nederlandse optiek kunnen deze voorstellen verder worden bezien, al gaat het niet alleen om een capaciteitstekort. In de praktijk is gebleken dat landen terughoudend zijn om hun aangeboden Battlegroup in te zetten, mede omdat een Battlegroup gevormd wordt door een klein groepje landen dat (in het bijzonder de lead nation) in voorkomend geval buitenproportioneel wordt belast met de politieke risico’s en de financiële lasten. Vandaar dat Nederland zich verder zal inzetten voor een eerlijker lastendeling, bijvoorbeeld door vooral op logistiek gebied te streven naar meer samenwerking tussen de verschillende Battlegroups. Vanuit de gedachte dat het expeditionaire vermogen van de Europese krijgsmachten moet worden bevorderd, moeten de betrokken landen, in het bijzonder de lead nation, zelf voor hun Battlegroup alle logistiek beschikbaar maken. Inmiddels wordt echter juist op logistiek gebied gestreefd naar allerlei vormen van samenwerking (EATC, NAMSA, etc). Door het accent te verleggen naar samenwerking wordt het meer landen mogelijk gemaakt een bijdrage te leveren aan een Battlegroup-operatie dan in de huidige situatie waarin de landen van een EU Battlegroup in beginsel zelf alle capaciteiten moeten opbrengen. Zo kunnen de lasten dus beter worden verdeeld. Ook de bilaterale en multilaterale defensiesamenwerking in Europa zou hiermee, in overeenstemming met het kabinetsbeleid, mogelijk een impuls krijgen. Voorts zou nadere samenwerking met de Navo denkbaar zijn, aangezien de Nato Response Force met vergelijkbare problemen kampt.

Piraterijbestrijding / Hoorn van Afrika

De ministers zullen van gedachten wisselen over de operatie Atalanta en de stand van zaken van de strijd tegen de piraterij voor de kust van Somalië. Er wordt een begin gemaakt met de activiteiten die moeten leiden tot een proactiever en effectiever militair optreden, als onderdeel van een bredere, geïntegreerde internationale aanpak. Ik zal me sterk blijven maken voor slimmer en proactiever optreden in de operatie Atalanta. De EU moet evenals de Navo het initiatief zien te behouden, terwijl piraten steeds hun tactieken aan het optreden van de internationale gemeenschap aanpassen.

Libië

Gelet op de actualiteit zou ook de EU-inzet in Libië aan de orde kunnen komen. Hierover verwijs ik u kortheidshalve naar de brief van het kabinet van 6 september jl.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven