21 501-28 Defensieraad

Nr. 69 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2011

Op 23 mei a.s. komt in Brussel de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) bijeen in formatie van de ministers van Defensie van de Europese Unie. De agenda betreft vooral de voortgang op het gebied van defensiesamenwerking. Daarnaast zal HV Ashton ook haar reactie presenteren op de GVDB-plannen van de Weimar-landen Duitsland, Frankrijk en Polen en zullen de ministers waarschijnlijk spreken over de operationele aspecten van de anti-piraterijoperatie Atalanta en van de plannen voor een eventuele militaire EU-ondersteuning van humanitaire hulp in Libië.

Capaciteiten

Het voornaamste punt op de agenda betreft de bevordering van defensiesamenwerking in Europa, mede in het licht van de krimpende defensiebudgetten. Het gaat hier om voortzetting van de discussie die is begonnen tijdens de informele ministeriële in Gent, in september 2010, onder het Belgische EU-voorzitterschap. U bent hierover in eerdere brieven geïnformeerd. Inmiddels hebben de EU Militaire Staf en het Europees Defensie Agentschap op basis van informatie vanuit de landen geïnventariseerd welke additionele mogelijkheden tot samenwerking zich voordoen. De resultaten worden thans geanalyseerd, maar landen lijken vooral voordeel te zien in samenwerking ten aanzien van materieelontwikkeling en opleidingen en trainingen. Het zal aan de landen zijn om op basis hiervan concrete initiatieven te nemen. Ik zal erop aandringen dat het proces er toe moet leiden dat de landen zich concreet gaan committeren aan nieuwe vormen van onderlinge samenwerking. De EU (in nauwe samenwerking met de NAVO) dient dit proces aan te jagen, hoewel de verantwoordelijkheid vanzelfsprekend bij de lidstaten zelf ligt. Nederland werkt in dit opzicht, zoals bekend, aan concrete samenwerkingsmogelijkheden met in het bijzonder het VK, Duitsland en de Benelux. Bovendien zal ik onderstrepen dat we onderling moeten leren van de manier waarop samenwerking kan leiden tot kostenbesparingen. Mede daarom blijft Nederland voorstander van een vertrouwensteam onder EDA auspiciën, bestaande uit enkele voormalige functionarissen van hoog niveau, dat op meer vertrouwelijke wijze met de hoofdsteden de mogelijkheden maar ook de knelpunten op gebied van defensiesamenwerking kan bespreken.

GVDB agenda

Zoals u bekend hebben de Weimar-landen Duitsland, Frankrijk en Polen in december 2010 ideeën gepresenteerd om het GVDB te verbeteren. In januari jl. heeft de RBZ de HV gevraagd om, in reactie op dit Weimar-initiatief, met voorstellen te komen voor de verbetering van onder meer de civiel-militaire planning van GVDB-missies en operaties, defensiesamenwerking en EU-NAVO samenwerking. Op 23 mei a.s. zal de HV waarschijnlijk haar ideeën over de defensieaspecten van deze voorstellen presenteren aan de ministers van Defensie. De overige onderdelen zal zij naar verwachting presenteren aan de ministers van Buitenlandse Zaken tijdens de RBZ in juni. De HV zal haar definitieve voorstellen naar verwachting voorleggen tijdens het Poolse EU-voorzitterschap in de tweede helft van 2011. Nederland steunt het streven om GVDB-missies en operaties geïntegreerder en efficiënter te plannen. Verbeterde planningsstructuren dienen echter wat Nederland betreft vooral in plaats te komen van bestaande structuren, en er niet bovenop. Ook ten aanzien van EU-NAVO samenwerking zal Nederland blijven aandringen op verbetering, zowel wat betreft de formele samenwerking als de informele manieren om beide organisaties zoveel mogelijk in contact te laten blijven. In dit verband juicht Nederland het toe dat ten aanzien van Libië de staven van beide organisaties nauw samenwerken en dat er een gezamenlijk overleg van de Noord-Atlantische Raad en het Politiek en Veiligheidscomité van de EU is gehouden op 6 mei jl.

Europees Defensie Agentschap

De ministers van Defensie komen tevens bijeen als Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA). Op de agenda staat onder meer de goedkeuring van de volgende stap in de ontwikkeling van de European Air Transport Fleet (EATF). Dit initiatief beoogt intensieve samenwerking tussen nationale en multinationale militaire luchttransportvloten te bevorderen om zo meer Europese standaardisatie en versterking van de beschikbare luchttransportcapaciteit te bereiken. Het is een overkoepelend raamwerk waarin concrete projecten op gebied van gezamenlijke verwerving van capaciteiten of reserve-onderdelen, trainingprogramma’s, onderhoud en dergelijke gelanceerd zouden kunnen worden. Het is complementair aan reeds lopende luchttransportinitiatieven zoals het European Air Transport Command te Eindhoven. Ook Nederland zal de programma-afspraken van de EATF mede ondertekenen, vanuit het belang van intensievere Europese samenwerking op dit gebied en vanuit de complementariteit met het EATC. Hieraan zijn nog geen concrete consequenties verbonden, aangezien nu alleen het raamwerk totstandkomt.

Verder zal ook het uitzendbare forensische laboratorium voor geïmproviseerde explosieven, waaraan ook Nederland experts levert, aan de orde komen. De deelnemende landen zullen tijdens de bestuursraad een «technical arrangement» voor dit project ondertekenen. Het is de bedoeling dat dit vanuit het EDA-budget en door de deelnemende landen bekostigde laboratorium door Frankrijk, als «lead nation», wordt ingezet in ISAF in Afghanistan. De capaciteit en de lessen die uit haar inzet geleerd kunnen worden zullen vervolgens ook beschikbaar zijn voor andere landen.

Ten slotte ontvangen de ministers een voortgangsrapportage ten aanzien van andere EU beleidsgebieden die van invloed kunnen zijn op defensie, zoals op gebied van ruimte, marktwerking en luchtruimregulering. Het EDA treedt hierbij op als behartiger van defensiebelangen bij de betreffende EU instituties of agentschappen.

Operaties: Atalanta en Libië

Met betrekking tot de militaire GVDB-operaties zullen de ministers van Defensie waarschijnlijk spreken over de operationele aspecten van de anti-piraterijoperatie Atalanta. Als uitvloeisel van het informele ministeriële overleg in Boedapest, waarover u bent geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-28, nr. 68), werkt de EU thans mogelijkheden uit om de effectiviteit van de operatie verder te verhogen, ondermeer door robuuster op te treden tegen piraten. Voor Nederland is het van belang dat de benodigde wijzigingen zo spoedig mogelijk worden toegepast.

Ten aanzien van de operationele aspecten van de planning voor eventuele militaire EU-ondersteuning van humanitaire hulp in Libië verwijs ik u kortheidshalve naar de Kamerbrief over dit onderwerp die 2 mei naar uw Kamer is verstuurd.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven