21 501-28 Defensieraad

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2010

Op 9 december a.s. komen de ministers van Defensie bijeen in het kader van de Raad Buitenlandse Zaken, onder voorzitterschap van Hoge Vertegenwoordiger Ashton. Tevens zullen de ministers van Defensie bijeenkomen in de bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap en een informeel overleg hebben met de SG NAVO.

Militaire Capaciteiten

Het hoofdonderwerp op de agenda van de Raad met ministers van Defensie is militaire capaciteitenontwikkeling. Hierover zal gesproken worden in het kader van de verlenging van de EU militaire capaciteitendoelstelling, de militaire Headline Goal 2010. Daarnaast staat militaire capaciteitenontwikkeling centraal in de discussie over de mogelijkheden om defensiesamenwerking in Europa te bevorderen. Hierbij zal het positieve overleg tijdens de EU informele ministeriële in Gent, van 23 en 24 september jl., worden voortgezet. U bent over de uitkomsten van de vergadering in Gent geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-28, nr. 62).

Wat Nederland betreft moet de bijeenkomst van de ministers van Defensie in het kader van de Raad Buitenlandse Zaken worden benut voor een strategische discussie over het belang van diepere defensiesamenwerking tussen de Lidstaten, in het licht van de bezuinigingen op de defensiebudgetten in verschillende Europese landen en de blijvende noodzaak dat Europa een krachtige bijdrage kan leveren op gebied van vrede en veiligheid. Het European Air Transport Command (EATC) is hierbij een goed voorbeeld. De verantwoordelijkheid en het initiatief om concrete stappen te zetten liggen vanzelfsprekend bij de Lidstaten zelf, maar discussie en coördinatie tussen de landen op Europees niveau kan hen daarbij helpen en aanmoedigen.

Toekomst Headline Goals

Het formele besluit tot verlenging van zowel de militaire als de civiele capaciteitenambities zal genomen worden door de ministers van Buitenlandse Zaken tijdens de RBZ op 13 december a.s. De ministers van Defensie bereiden de defensieaspecten van dit besluit voor. Ik zal ervoor blijven pleiten dat de EU geen nieuwe ambities nodig heeft, maar zich primair moet richten op het oplossen van de bestaande Europese civiele en militaire tekorten. Nederland heeft zich hiervoor, in Benelux-verband, al sterk gemaakt. De voorstellen die thans worden uitgewerkt voldoen aan deze uitgangspunten: geen nieuwe ambities, geen nieuw proces, maar wel een hernieuwde focus en committering van de EU ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken om werk te maken van civiele en militaire capaciteitsversterking binnen de bestaande kaders om een geloofwaardig GVDB te kunnen garanderen. Door middel van een politiek-strategisch document, aan te nemen door de RBZ op 13 december a.s., zal de Raad tussentijdse richtlijnen kunnen geven aan het capaciteitenproces. Dit is conform het Nederlandse voorstel.

Nederland hecht aan de uitwerking van de geïntegreerde benadering van crisisbeheersing («comprehensive approach»), waarvoor de EU bij uitstek geschikt is met zijn brede instrumentarium. In verband daarmee is de bevordering van synergieën tussen civiele en militaire capaciteitenontwikkeling een belangrijk aandachtspunt voor het toekomstige capaciteitenproces. Op dit punt worden thans de mogelijkheden binnen de EU onderzocht, bijvoorbeeld ten aanzien van informatienetwerken, strategisch transport, beschermingsmaatregelen en inlichtingenvergaring. Nederland steunt dit streven, juist om civiel-militaire samenwerking ook bij operationele inzet beter mogelijk te maken. Overigens ben ik van mening dat de civiele en militaire capaciteitenontwikkeling weliswaar in samenhang moeten worden bezien, maar in gescheiden processen moeten plaatsvinden. Dit omwille van de helderheid en om samenwerking met de NAVO te blijven bevorderen.

Wat de Europese militaire capaciteiten betreft is mijn inzet dat de nadruk blijft liggen op het wegwerken van tekorten ten aanzien van de benodigde capaciteiten om eenheden snel te transporteren naar een inzetgebied en ze binnen het inzetgebied effectief te verplaatsen, te beschermen en te laten beschikken over een superieure informatiepositie. De tekorten op deze gebieden zijn in 2007 formeel vastgesteld op advies van het EU Militair Comité, waarbij de aanbiedingen van de lidstaten zijn afgezet tegen de behoefte aan eenheden die voortvloeide uit de Headline Goal. Sinds die tijd zijn er diverse waardevolle initiatieven tot stand gekomen, zoals de realisatie van het C17 initiatief en het EATC op het vlak van strategisch luchttransport, echter er bestaan op de genoemde terreinen nog steeds tekorten. Deze lacunes komen grotendeels overeen met de tekorten die ook NAVO signaleert. Verbeteringen in nationale capaciteiten als gevolg van EU-initiatieven komen dus ook de Navo ten goede.

De vastgestelde tekortkomingen en prioriteiten op gebied van capaciteitenontwikkeling vormen tevens het uitgangspunt voor het «Capability Development Plan» dat door het Europees Defensie Agentschap en de lidstaten is opgezet om oplossingen te vinden voor de tekorten en de Europese capaciteiten te versterken. Het CDP kan door lidstaten worden gebruikt om hun nationale defensieplanning te toetsen, maar dient vooral om mogelijkheden voor nieuwe projecten en vormen van samenwerking te identificeren. Wat Nederland betreft blijft het CDP de basis voor de inspanningen van de lidstaten binnen het EDA om tot capaciteitsversterking te komen.

Ten slotte zal ik mij ervoor inzetten dat in de richtlijnen voor het verdere capaciteitenproces een prominente plaats wordt gegeven aan de intensivering van defensiesamenwerking in Europa, juist tegen de achtergrond van de financieel-economische situatie en de krimpende defensiebudgetten in verschillende Europese landen.

Bilaterale en Multinationale samenwerking

Nederland steunt het streven naar meer multinationale defensiesamenwerking in Europa; gelet op de versnippering van de defensie-inspanningen en de teruglopende budgetten is schaalvergroting eens te meer nodig om de relatieve kosten te drukken en de operationele capaciteiten zoveel mogelijk overeind te houden en waar mogelijk te versterken. Ik zal mij de komende tijd daarom inspannen om met de EU ministers van Defensie zo concreet mogelijke afspraken te maken over de manier waarop defensiesamenwerking in Europa kan worden bevorderd. Als eerste stap gaat het vooral om het uitwisselen van informatie over nationale ontwikkelingen en het delen van ervaringen op gebied van samenwerking. Verder is het van belang dat de landen zich bij hun nationale besluitvorming rekenschap geven van de prioriteiten die gezamenlijk zijn vastgesteld op Europees niveau. Ten slotte moet de discussie bijdragen aan een grotere algemene bereidwilligheid tot samenwerking.

Nederland participeert in enkele van de meer vooruitstrevende vormen van defensiesamenwerking in Europa, zoals het EATC, de Belgisch-Nederlandse marinesamenwerking en het Duits-Nederlandse hoofdkwartier te Münster. Deze voorbeelden zijn ook tijdens de vergadering in Gent ter sprake gekomen en konden rekenen op veel steun. Ik zal mijn collega’s in Brussel melden dat Nederland, in het licht van de bezuinigingen op Defensie, de mogelijkheden voor verdieping van onze defensiesamenwerking met partnerlanden verder gaat onderzoeken. Ook zal ik ervoor pleiten dat de ministers van Defensie nauw de vinger aan de pols houden wat betreft de navolging van de genoemde capaciteitenrichtlijnen.

EDA Budget

Ten slotte zal de RBZ met ministers van Defensie het jaarbudget voor 2011 van het Europees Defensie Agentschap goedkeuren. Hoewel Nederland in beginsel uitgaat van nulgroei, kan Nederland als compromis een lichte stijging van het EDA budget, zoals voorgesteld door het Hoofd van het EDA, accepteren. Het functionele budget van het EDA daalt licht ten opzichte van vorig jaar, het operationele budget stijgt met 1,3 miljoen (waarvan ongeveer 5% neerslaat op de Nederlandse contributie die vanuit Defensie wordt betaald). Dit operationele budget wordt gebruikt voor de financiering van onderzoeksactiviteiten waar Nederland concreet van profiteert, omdat Defensie dergelijke onderzoeken dan niet zelf hoeft te doen, de kosten nu gedeeld worden met andere landen en ervaring leert dat Nederlandse kennisinstituten en -industrieën opdrachten binnenhalen die voortvloeien uit dit budget.

De EDA Bestuursraad

De Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap zal akkoord gaan met het werkprogramma voor 2011, waarvoor alle Lidstaten hun inbreng hebben kunnen geven. Ook zal de Bestuursraad instemmen met de regels voor het beheer van een gemeenschappelijk investeringsprogramma op gebied van CBRN-bescherming, waarin ook de Europese Commissie en het Europese Ruimte Agentschap (ESA) participeren. Nederland overweegt hieraan deel te nemen.

Verder wordt de Bestuursraad geïnformeerd over de voortgang in het creëren van een gelijk speelveld («Level Playing Field») bij de ontwikkeling van een open en transparante defensie materieelmarkt in Europa. Het EDA inventariseert op dit gebied de huidige belemmeringen in de Lidstaten, met het oog op mogelijkheden om te stroomlijnen en te harmoniseren.

Voorts zal ik instemmen met een machtiging aan het EDA om voorstellen te doen om de Lidstaten te helpen bij de implementatie van «Single European Sky» op het gebied van militaire luchtvaart. Nederland is hierbij wel van mening dat het EDA eerst moet kijken naar bestaande initiatieven alvorens nieuwe initiatieven ontplooien. Ten slotte zal de Bestuursraad de mogelijkheden voor samenwerking op gebied van technologie en onderzoek op EU-niveau bespreken. Op het gebied van «dual-use» onderzoek en technologie vindt er reeds samenwerking plaats met civiele instanties waaronder de Europese Commissie. Ik ben van mening dat deze vorm van samenwerking verder uitgewerkt en beproefd moet worden alvorens er nieuwe samenwerkingsverbanden worden aangegaan.

Lopende EU operaties

Tijdens de informele werklunch zullen de lopende militaire EU operaties de revue passeren, te weten operatie Althea in Bosnië-Herzegovina, de maritieme operatie Atalanta voor de kust van Somalië en de EU Training Mission Somalia (EUTM) die in Oeganda Somalische rekruten traint. Er worden hierover geen formele conclusies voorzien.

Althea

De RBZ heeft in oktober geconcludeerd dat de EU bereid is om ook in 2011 invulling te blijven geven aan het executieve mandaat van de militaire operatie in Bosnië-Herzegovina. De VN Veiligheidsraad heeft het mandaat voor Althea op 18 november 2010 verlengd met een jaar. Een aantal landen heeft aangekondigd zijn bijdrage te gaan terugtrekken of verkleinen (waaronder Italië, Spanje, Polen en Duitsland), maar de Operatiecommandant heeft verklaard de operatie met enkele aanpassingen te kunnen blijven uitvoeren. Ik zal U begin 2011 informeren over de Nederlandse bijdrage aan Althea na maart 2011 en het langere termijn perspectief van de regering over de veiligheidspresentie op de Westelijke Balkan.

Atalanta

Operatie Atalanta is succesvol gebleken in de bestrijding van piraterij voor de kust van Somalië en in de internationale «Transit Corridor». De piraterijbestrijding in het Somalië Bassin blijft een grotere uitdaging. De WFP- en AMISOM-schepen die zijn begeleid, zijn veilig in de plaats van bestemming aangekomen. Daarnaast zijn diverse kapingen voorkomen doordat eenheden van Atalanta of andere operaties die in het gebied aanwezig zijn een schip in nood te hulp konden komen. Verder is dankzij gerichte operaties dicht onder de kust van Somalië een groot aantal piratenskiffs preventief doorzocht, waarbij wapens en andere materialen zijn vernietigd. Hierdoor zijn meer aanvallen en kapingen voorkomen.

De EU heeft zich daarnaast ingespannen om het aantal overdrachtsovereenkomsten met landen in de regio uit te breiden. De onderhandelingen hierover met Mauritius zijn in een vergevorderd stadium. De discussie in de RBZ zal zich naar verwachting mede richten op de meer structurele aanpak van piraterij, en welke bijdrage de EU hieraan kan leveren. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan de verdere ondersteuning van de mogelijkheden tot berechting in de regio en capaciteitsopbouw in de landen in de regio op het gebied van de kustwacht en de marine.

EUTM

De training en opleiding van de eerste lichting Somalische rekruten door de EU Trainingsmissie, in samenwerking met Oegandese trainers, is bijna voltooid en succesvol verlopen. De selectie van de tweede lichting rekruten heeft enige vertraging opgelopen en zal waarschijnlijk eind december 2010 met de training en opleiding starten. Een belangrijke fase breekt nu echter aan wanneer de eerste lichting rekruten wordt teruggestuurd naar Somalië. Het blijft van belang dat de EU, in samenwerking met andere internationale organisaties zoals de AU en de VN, en internationale partners zoals de VS, eraan bijdraagt dat de re-integratie van deze rekruten zo goed mogelijk verloopt. Alle partners zijn zich hiervan bewust. Nederland heeft zich al eerder kritisch opgesteld over de randvoorwaarden om de trainingsmissie tot een duurzaam succes te maken en blijft dat ook doen.

Informeel overleg met SG NAVO

Tijdens het werkontbijt spreken de ministers van Defensie met SG NAVO. Deze zal naar verwachting verslag doen van de resultaten van de Lissabon-Top, vooral op gebied van capaciteiten en EU-NAVO samenwerking. Ik zal bepleiten dat we moeten proberen op concrete onderwerpen stappen vooruit te zetten om het strategisch partnerschap tussen de EU en de NAVO te versterken. Dit heeft in de eerste plaats betrekking op de operationele samenwerking van de EU en de NAVO in een aantal inzetgebieden. Tevens betreft het samenwerking op het gebied van militaire capaciteitsversterking. In het licht van de financieel-economische situatie moeten beide organisaties eens te meer gezamenlijk optrekken om duplicatie te minimaliseren en kostenefficiëntie te maximaliseren.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven