21 501-28 Defensieraad

Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 september 2010

Inleiding

De EU-ministers van Defensie zullen op 23 en 24 september a.s. in Gent informeel bijeenkomen. Deze informele vergadering kent een andere structuur dan voorgaande informele bijeenkomsten. Het Belgische voorzitterschap heeft er samen met Hoge Vertegenwoordiger Ashton voor gekozen één thema centraal te stellen, namelijk capaciteitsontwikkeling. Andere onderwerpen, zoals GVDB-operaties, zullen niet door de ministers worden besproken. De vergadering bestaat uit informele discussiesessies. Het doel is te spreken over nieuwe oplossingen voor de al langer bestaande capaciteitstekorten. Juist in financieel-economisch moeilijke tijden is er een dringende reden te bezien hoe defensiesamenwerking kan worden verdiept en uitgebreid. Daarom kan ik me in deze opzet vinden en hoop ik dat deze bijeenkomst kan leiden tot concrete voorstellen voor verdergaande Europese samenwerking op capaciteitengebied. In deze geannoteerde agenda geef ik mijn opvatting over dit vraagstuk en daarmee de contouren van de Nederlandse inzet.

Capaciteitsontwikkeling in de EU

Toekomst Headline Goals

De aandacht in Gent zal in eerste aanleg uitgaan naar het bestaande proces van capaciteitsontwikkeling in de EU. Zowel de civiele als de militaire Headline Goals hanteren het jaar 2010 als planningshorizon. Al enige tijd wordt er nagedacht over een vervolg op deze Headline Goals. Nederland blijft van mening dat beschikbare capaciteiten beter kunnen worden benut en dat de Europese samenwerking bij capaciteitsontwikkeling kan worden versterkt. Het ambitieniveau van de Headline Goals is niet minder relevant geworden. Wel is er in de loop der jaren toenemende erkenning van noodzaak van effectieve civiel-militaire samenwerking. Nederland pleit voor een korte evaluatie onder leiding van het EDA, zodat op basis van de Headline Goals en het Capability Development Plan kan worden vastgesteld welke vooruitgang is geboekt in het proces van capaciteitsontwikkeling.

Bijzondere aandacht moet daarbij uitgaan naar de terreinen waarvan we weten dat de EU met lacunes kampt, zoals de snelle verplaatsing van middelen, interoperabiliteit, inlichtingenvergaring en bescherming. Bij het zoeken naar oplossingen op deze terreinen moet zoveel mogelijk worden getracht synergie tussen civiele en militaire capaciteiten na te streven.

Daarnaast constateer ik dat de capaciteitsontwikkeling van de EU niet op zichzelf staat. Nog steeds hanteert Nederland het principe van «one single set of forces», wat betekent dat de capaciteitsversterking van de EU en de Navo synchroon moeten lopen. De tekorten waarmee de EU kampt, komen nagenoeg overeen met de tekorten die de Navo signaleert. Oplossingen zullen zoveel mogelijk in gezamenlijkheid moeten worden gezocht, ook al bemoeilijken politieke gevoeligheden de samenwerking tussen beide organisaties. Al deze elementen moeten wat mij betreft worden neergelegd in een document met politiek-strategische richtlijnen die aan het einde van dit jaar door de Europese Raad worden bekrachtigd. Daarmee pleit Nederland niet voor nieuwe Headline Goals, maar wel voor richtlijnen die, gekoppeld aan voldoende politieke wil, kunnen leiden tot nieuwe oplossingen voor de bestaande tekorten. Het ligt voor de hand de mogelijkheden voor bi- en multinationale samenwerking, mede in het licht van het Verdrag van Lissabon, bij deze exercitie te betrekken.

Bi- en multinationale samenwerking

Naast de toekomst van de Headline Goals zal in Gent ook worden gesproken over het vraagstuk van de financiële crisis en dalende defensiebudgetten in Europa. Een beter inzicht in de kosten en baten van verschillende vormen van defensiesamenwerking die sinds het einde van de jaren negentig tot stand zijn gekomen is daarbij behulpzaam. Het identificeren van succesfactoren en obstakels kan helpen de doelmatigheid van samenwerking te verbeteren en het draagvlak voor nieuwe initiatieven te vergroten. Het is daarom de bedoeling van het voorzitterschap en Hoge Vertegenwoordiger Ashton ervaringen te delen over bi- en multinationale samenwerkingsverbanden. Ik zal hierbij uiteraard de aandacht vestigen op het European Air Transport Command (EATC) dat op 1 september jl. in Eindhoven is geopend. Dit EATC is een goed voorbeeld van multinationale samenwerking die leidt tot besparingen en schaalvoordelen, waarbij de operationele output wordt verhoogd door bestaande capaciteiten gemeenschappelijk te gebruiken. Dit concept kan mogelijk op andere terreinen worden toegepast. Een ander voorbeeld dat ik zal noemen is de succesvolle samenwerking van Nederland en België op maritiem gebied in het kader van BENESAM. De voordelen van dit samenwerkingsverband liggen vooral in de gezamenlijke opleiding en training, een gezamenlijk hoofdkwartier en het gezamenlijke onderhoud van de schepen. Dit samenwerkingsverband zou wellicht als voorbeeld kunnen dienen voor andere Europese lidstaten. Enerzijds kunnen lidstaten door collectieve oplossingen zoals pooling en sharing, maar ook de gezamenlijke ontwikkeling en aanschaf van defensiematerieel, blijven beschikken over specifieke middelen en gelijktijdig de Europese capaciteiten versterken in overeenstemming met de Headline Goals. Anderzijds dienen ook de mogelijkheden voor taak- en rolspecialisatie te worden onderzocht, vooral op het vlak van ondersteunende capaciteiten. Meer ingrijpende vormen van taakverdeling vergen een verdere verdieping van Europese defensiesamenwerking. Het Verdrag van Lissabon biedt hiervoor nieuwe aangrijpingspunten.

Verdrag van Lissabon

Het voorzitterschap en Hoge Vertegenwoordiger Ashton willen de mogelijkheden bespreken die het Verdrag van Lissabon biedt voor verdergaande samenwerking op capaciteitengebied. In de notitie «GVDB onder het Verdrag van Lissabon» die uw Kamer op 16 juni jl. is toegezonden is het kabinet hierop uitgebreid ingegaan. In deze notitie staat ondermeer dat het Europees Defensie Agentschap (EDA) een specifieke rechtsbasis krijgt en dat het Verdrag meer mogelijkheden biedt voor betere samenwerking tussen het EDA en de Europese Commissie, bijvoorbeeld betreffende het gebruik van dual-use technologie. In Gent worden de eerste discussies gevoerd over de mogelijke invulling van Permanent Gestructureerde Samenwerking (PGS). De Nederlandse insteek hierbij is, zoals beschreven in de genoemde notitie, dat PGS moet voortbouwen op initiatieven die het EDA in het kader van het Capability Development Plan ontplooit. PGS moet niet leiden tot een tweedeling in Europa. Nieuwe vormen van samenwerking moeten van toegevoegde waarde zijn en niet leiden tot onnodige duplicering of bureaucratisering. PGS moet bijdragen tot de versterking van de Europese defensievermogens en de bevordering van de inzetbaarheid, ten bate van een geloofwaardig GVDB. Het is nog onduidelijk hoe aan deze voorwaarden het best tegemoet kan worden gekomen. De financiële crisis en de dalende defensiebudgetten dwingen ons echter alle mogelijkheden ter stimulering van multinationale defensiesamenwerking en -integratie te onderzoeken.

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

Naar boven