21 501-28 Defensieraad

Nr. 254 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 mei 2023

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 10 mei 2023 over de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 23 mei 2023 te Brussel (Kamerstuk 21 501-28, nr. 253).

De vragen en opmerkingen zijn op 16 mei 2023 aan de Minister van Defensie voorgelegd. Bij brief van 22 mei 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Goorden

Inleiding

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de schriftelijke vragen zoals gesteld namens de vaste commissie voor Defensie over de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 23 mei 2023.

Tevens maak ik van deze beantwoording gebruik om u te informeren dat Nederland in het kader van de EU Military Assistance Mission (EUMAM) Oekraïne extra bijdraagt aan een collectieve training voor Oekraïense militairen in Duitsland. Het gaat om het trainen van een brigade. Nederland zet hiervoor op verzoek van Duitsland, voor de duur van ongeveer twee weken (tot begin juni 2023), tien militairen in. Deze inzet is aanvullend op de Nederlandse bijdrage aan collectieve trainingen in Duitsland zoals eerder aan uw Kamer gemeld.1

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Defensie en hebben daar een aantal vragen en opmerkingen over. De leden van de VVD-fractie hebben tevens kennisgenomen van de Europa-lezing van Minister Ollongren van 3 mei jl.

1.

De VVD leden vragen zich af in welke mate de standpunten uit de Europa lezing van 3 mei jl. in lijn zijn met het kabinetsbeleid.

Deze zijn in lijn met het kabinetsbeleid. Het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) spreekt over een ambitieuze inzet van Nederland op versterking van het EU defensiebeleid en versterking van de NAVO. Dat is ook de rode draad in mijn Europalezing.

2.

De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een nadere onderbouwing op welke wijze er op korte termijn extra investeringen gedaan kunnen worden om de Europese productiecapaciteit te verbeteren. Hoe verhoudt het verbeteren van de Europese productiecapaciteit zich tot de huidige voorstellen van de Europese Commissie? Welke aanvullende maatregelen zijn er mogelijk om de industrie langdurige zekerheid te bieden?

Voor het opschalen van de Europese productiecapaciteit moet een aantal knelpunten worden geadresseerd. Het gaat daarbij o.a. om toegang tot financiering om de nodige investeringen te doen, en toegang tot grondstoffen en personeel. Ook heeft de industrie baat bij langjarige vraagzekerheid, die is er nu in de zin dat lidstaten hun defensiebudgetten hebben verhoogd vanwege de verslechterende veiligheidssituatie. De defensie-industrie onderstreept daarnaast het belang van getekende contracten voor het doen van grote investeringen.

De voorstellen van de Commissie in de op 3 mei jl. gepresenteerde Act in Support of Ammunition Production (ASAP) leveren hier een belangrijke bijdrage aan. Het budget van € 500 mln. in ASAP zal de defensie industrie ondersteunen om o.a. hun productiefaciliteiten te moderniseren of uit te bouwen en om personeel (om) te scholen. De EU dekt tussen de 40 en 60 procent van de kosten. Voor de rest zal het bedrijf in kwestie zelf financiering moeten regelen. Daarmee komt de totale investering rond de € 1 mld. te liggen.

Naast het ASAP-voorstel wordt gewerkt aan het versterken van gezamenlijke aanschaf van munitie via het op 5 mei jl. aangenomen Raadsbesluit. waarmee € 1 mld. vanuit de Europese Vredesfaciliteit beschikbaar wordt gesteld om lidstaten te compenseren bij gemeenschappelijke aanschaf van o.a. 155 mm munitie ten behoeve van Oekraïne. Via dit spoor wordt gewerkt aan het bundelen van de vraagzijde, zodat grote bestellingen kunnen worden geplaatst bij de industrie. Nederland draagt in dit kader met € 130 mln. bij het aan het EDA-project en met € 130 mln. aan het Duitse-project op het gebied van gezamenlijke aanschaf van 155mm munitie. Het tekenen van de raamcontracten voor beide projecten wordt verwacht in juli 2023.

3.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de oproep van de Minister om andere Europese landen net als Nederland op operationeel niveau meer samen te laten werken met andere landen. Hoe ziet de Minister dat precies voor zich? Op welke wijze wordt daarbij de soevereiniteit van landen gewaarborgd en hoe wordt voorkomen dat operationele samenwerking geen impliciete opstap is in de richting van een Europees leger? In welke mate is daar draagvlak voor bij andere Europese lidstaten?

Het is belangrijk om in Europa de krachten te bundelen door concrete afspraken over samenwerking op operationeel niveau. Voorbeelden hiervan zijn de Nederlandse en Belgische marine samenwerking (BENESAM) en de recente integratie van de 13 Lichte Brigade in de Duitse 10. Panzerdivision. In zowel bilaterale- als multilaterale bijeenkomsten blijf ik de boodschap uitdragen dat Europese krijgsmachten goed op elkaar ingespeeld moeten zijn en landen actief de samenwerking blijven zoeken. Samenwerking op operationeel niveau leidt tot betere samenwerking bij inzet.

Het oppergezag over de krijgsmacht berust bij de Nederlandse regering, conform artikel 97, lid 2 van de Grondwet. In het geval van de eenheden die onderdeel zijn van een integratieproject met Duitsland, beslissen Nederland en Duitsland afzonderlijk, maar in goed overleg, of ze hun eigen militairen inzetten en onder welke voorwaarden.

4.

Deze leden vernemen ook graag hoe andere Europese landen aankijken tegen het vaker bijeenkomen van de Ministers van Defensie en het aanstellen van een eurocommissaris van Defensie.

Er is een breed gevoelde urgentie om de Europese defensiesamenwerking te versterken. Ik zal aandacht blijven vragen voor het vaker bijeenkomen van de Ministers van Defensie.

De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de voorgestelde Act in Support of Ammunition Production (ASAP).

5.

Welke analyse ligt eraan ten grondslag om hiervoor geld weg te halen bij het Europees Defensiefonds en het voorgenomen aankoopinstrument European defence industry reinforcement through common procurement act (EDIRPA)? Zijn er argumenten aangedragen door de Europese Commissie waarom deze instrumenten niet meer voldeden of met minder geld toe konden?

De noodzaak om de munitieproductie op te schalen ter ondersteuning van Oekraïne en het aanvullen van de nationale voorraden is groot. Echter, de budgettaire ruimte binnen het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027 is zo goed als uitgeput. De Commissie heeft daarom financiële dekking voor het voorstel binnen de defensiebudgetten van het MFK gezocht.

De Commissie stelt voor om € 240 mln. uit EDIRPA en € 260 mln. uit het Europees Defensiefonds (EDF) te halen. Het EDIRPA voorstel van de Commissie is nog onderwerp van onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement. De Commissie had aanvankelijk voorgesteld om voor de periode 2023–2024 € 500 mln. beschikbaar te stellen. Voor het EDF is voor de periode 2021–2027 in totaal 8 € mld. euro beschikbaar. Beide instrumenten blijven een belangrijke rol spelen in respectievelijke gezamenlijke aanschaf en gezamenlijk onderzoek en ontwikkeling. Gezien de beschikbare budgettaire ruimte in het MFK is het Commissievoorstel te begrijpen. Nederland acht het wel van belang dat het nieuwe initiatief bij voorkeur niet ten koste gaat van bestaande inspanningen om defensiesamenwerking te bevorderen. Ik zal hiervoor aandacht vragen bij de RBZ Defensie en verzoeken om alternatieven te inventariseren.

6.

Klopt het dat Frankrijk en Eurocommissaris Breton minder tevreden waren met EDIRPA omdat dit ook openstond voor bedrijven die hun toeleveringsketen deels buiten de Europese Economische Ruimte (EER) hebben?

De Raad heeft ingestemd met de Raadspositie op EDIRPA. Het kabinet gaat niet in op individuele posities van lidstaten die worden uitgedragen tijdens de onderhandelingen. De Europese Commissie staat achter haar voorstel ten aanzien van EDIRPA.

7.

De leden van de VVD-fractie vragen ook of de Minister kan aangeven wat de omgang van ASAP is met toelevering of deelname van buiten de EER aan productie. In hoeverre wijkt dit af van de aanpak in het EDF en EDIRPA?

Het voorgestelde financiële instrument van ASAP is gericht op onder andere de ondersteuning van Europese industrie bij het moderniseren of uitbreiden van hun productiecapaciteit. Het ASAP-voorstel ziet niet op de aankoop van munitie of ander defensiematerieel en daarom is betrokkenheid in productie van buiten de EER dan ook niet van toepassing.

Financiële ondersteuning uit het ASAP-voorstel gaat naar bedrijven die zijn gevestigd in de EU of een geassocieerd land.2 Dit is ook het geval bij het Europees Defensiefonds. Het EDIRPA voorstel ziet op het bevorderen van samenwerking tussen de lidstaten bij de gezamenlijke aankoop van defensiecapaciteiten. Een consortium van lidstaten kan in dit kader aanspraak maken op financiële ondersteuning indien gezamenlijk defensiematerieel wordt aanschaf. De gezamenlijke aanschaf moet plaatsvinden bij de Europese industrie, wel is beperkte betrokkenheid van bedrijven uit derde landen in de toeleveringsketen toegestaan.

8.

Deze leden vragen ook of het onttrekken van geld aan EDIRPA niet juist contraproductief kan zijn. In hoeverre schat de Minister in dat het dan voor problemen zorgt om nu al geld te onttrekken aan toegezegde gezamenlijke inkoop?

Zie het antwoord op vraag 5.

9.

De VVD fractie wilt weten hoe de Minister zelf aankijkt tegen het functioneren van EDIRPA en het Europese Defensiefonds in relatie tot het ASAP-instrument. Klopt het dat bedrijven in de defensiesector vooral behoefte hebben aan zekerheid over langjarige afname, alvorens zij hun productie willen uitbreiden? Hoe wordt deze behoefte gewaarborgd?

Het doel van EDIRPA is om gemeenschappelijke aanschaf van defensiecapaciteiten door lidstaten te stimuleren. Het EDF is gericht op het stimuleren van samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling van toekomstige defensiecapaciteiten. Het ASAP-instrument ziet toe op het opschalen van productiecapaciteit van de defensie-industrie. De instrumenten hebben verschillende doelen en vullen elkaar aan.

Zekerheid over langjarige afname is inderdaad een cruciale factor voor defensiebedrijven om hun productie uit te breiden en daarbij achten zij afgesloten contracten van groot belang. Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 is die langjarige zekerheid er ook in de vorm van hogere defensiebudgetten van de lidstaten. Commerciële bedrijven, ook bedrijven die munitie produceren, kijken naar de «terugverdientijd» alvorens extra investeringen te doen in productiecapaciteit. Langjarige vraagzekerheid verlaagt het risico van deze investeringen en helpt daarmee in hun afweging. Zo biedt Nederland langjarige vraagzekerheid met langjarige raamcontracten voor levering van conventionele munitie. Dit werkt goed.

10.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister de toegang van Nederlandse bedrijven, waaronder ook het mkb, inschat voor het ASAP-instrument, en hoe ze zich daarvoor gaat inzetten. Wanneer zal de Kamer het BNC-fiche ontvangen over ASAP? Kan de Minister toezeggen dat dit op tijd zal zijn zodat Kamer eventueel nog bij kan sturen?

ASAP is gericht op munitiecapaciteit. Nederland heeft geen munitie-industrie maar wel andere bedrijven in de toeleveringsketen voor de productie van munitie. Defensie, EZK en de NIDV zetten zich in voor de toegang van Nederlandse bedrijven tot de beschikbare instrumenten, waaronder ASAP.

De Kamer ontvangt het BNC-fiche binnen de daarvoor afgesproken termijn van zes weken, dat wil zeggen uiterlijk op 9 juni a.s.

De leden van de VVD-fractie merken op dat ASAP beoogt de financiering voor defensiebedrijven te stimuleren.

11.

Deze leden vragen de Minister in hoeverre hier een rol ligt voor de EU, en in hoeverre voor de private sector en investeringsbanken. In dat kader, hoe staat het met de bereidheid van de Europese Investeringsbank (EIB) om te investeren in de defensiesector? Erkent de Minister dat dit een belangrijke stap zou zijn, omdat ook veel private partijen het beleid van de EIB volgen?

Het kabinet acht het van belang dat bedrijven voldoende toegang hebben tot private en publieke investeringen en zet zich hier actief voor in (zie tevens het antwoord op vraag 12). De EU pakt hierin diens rol via o.a. het ASAP-voorstel. De EIB ondersteunt de Europese defensie-industrie via het Strategic European Security Initiative (SESI). Via dit initiatief wordt door de EIB EUR 6 miljard geïnvesteerd in Europese bedrijven die zich bezighouden met dual-use technologieën, inclusief Nederlandse bedrijven. Het initiatief heeft een looptijd van 6 jaar en is met name gericht op R&D, civiele infrastructuur en technologieprojecten. Gegeven het huidige uitleenbeleid van de EIB kan de bank niet investeren in de ontwikkeling en productie van wapensystemen. In het ASAP-voorstel roept de Commissie de EIB op verdere stappen te zetten op het gebied van financiering van de Defensie-industrie.

Het kabinet is van mening dat op een constructieve wijze onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheden voor de EIB om meer op het gebied van defensie te doen, waarbij oog wordt gehouden voor het effect op de toegang tot de kapitaalmarkt voor de EIB. De EIB is een grote speler in de financiering van projecten onder de klimaatopgave en is daarmee sterk afhankelijk van investeerders die strenge vereisten stellen.

12.

De VVD fractie vraagt hoe de Minister zich gaat inzetten voor betere toegang tot private financiering voor defensiebedrijven binnen Europa? Deelt de Minister de mening dat de defensiesector juist een belangrijke bijdrage kan leveren aan innovatie en aan regionale economische ontwikkeling? Is daarom niet bijvoorbeeld het gebruik van structuurfondsen voor investeringen in munitieproductie in Oost-Europa een betere investering?

Via verschillende kanalen, waaronder de RBZ Defensie, heb ik de afgelopen periode aandacht gevraagd voor toegang tot financiële dienstverlening voor defensiebedrijven. Dit wordt ook door de Commissie onderkend. Mede daarom zijn eerdere plannen op de ESG-criteria met betrekking tot de defensie industrie on hold gezet.

Daarnaast zijn gesprekken gevoerd met banken en pensioenfondsen over het belang van toegang tot financiële dienstverlening door defensiebedrijven. Banken voeren zelf beleid waarin ze het maatschappelijk draagvlak beoordelen. Ik zet me wel graag in om samen met banken en bedrijven het belang van een goede Defensie technologische en industriële basis onder de aandacht te brengen. Ook biedt bijvoorbeeld het NATO innovation fund van de NAVO, dat in Nederland zal worden gevestigd, kansen voor de defensiesector.

In het ASAP voorstel wordt voorgesteld dat lidstaten de EU structuurfondsen en de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) benutten voor het ondersteunen van de Europese defensie-industrie bij het opschalen van de productiecapaciteit. De Kamer wordt over dit aspect nader geïnformeerd via het BNC-fiche.

De leden van de VVD-fractie hebben ook kennisgenomen van het gezamenlijk aanschaffen van munitie en monitoren van productieprocessen.

13.

De fractie vraagt welke instantie moet toezien op monitoring en hoe wordt voorkomen dat de industrie met grote administratieve lasten te maken krijgt?

In ASAP-voorstel stelt de Europese Commissie voor dat zij de monitoring van de productiecapaciteit van de Europese industrie zal uitvoeren. De Commissie zal daarbij een verzoek tot informatie alleen neerleggen bij de industrie als de lidstaat waarin het bedrijf is gevestigd daartoe toestemming geeft. Op deze manier behouden de lidstaten hierop controle.

14.

De leden vragen op welke wijze de afgelopen maanden is gewerkt aan het versterken van de gezamenlijke aankoop van munitie, naast het ASAP-voorstel? Welke gezamenlijke aankopen worden er dit jaar nog verricht? Wat is daarin de laatste stand van zaken?

Zie het antwoord op vraag 2.

De leden van de VVD-fractie vernemen dat er beoogde maatregelen zouden zijn om bedrijven te verplichten om EU-orders voorrang te geven.

15.

Deze leden vragen zich wel af op welke termijn deze verplichting ingevoerd zal worden. Ook vragen zij zich af welke effecten er voorzien zijn op beslissingen van bedrijven om investeringen in productie al dan niet buiten de EU te vestigen. Hoe wordt voorkomen dat bedrijven in de defensiesector een minder aantrekkelijke leverancier worden voor afnemers in derde landen, omdat zij riskeren dat hun levering vertraagd wordt op het moment dat zich een EU-klant meldt? Hoe kijkt de Minister aan tegen dergelijke maatregelen?

Het ASAP-voorstel voorziet dat de Commissie door middel van «priority rated orders» een bedrijf kan opleggen om prioriteit te geven aan de productie van artilleriemunitie of raketten (of componenten daarvan) voor levering aan Oekraïne, of als deze bestelling wordt gedaan door minimaal drie lidstaten. De Commissie komt alleen in actie als daartoe wordt verzocht door de lidstaten die dergelijke bestellingen willen plaatsen. De herprioritering van productie gebeurt in overeenstemming met de lidstaat waarin het bedrijf is gevestigd. Het BNC-fiche zal hier uitgebreid op ingaan.

De leden van de PVV fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie van de onderliggende voorstellen inzake de Raad Buitenlandse Zaken Defensie.

16.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie van de onderliggende voorstellen inzake de Raad Buitenlandse Zaken Defensie. Deze leden vinden het onwenselijk om een verhoging van het fonds van de Europese Vredesfaciliteit met 3,5 miljard te willen overwegen. Hun oproep aan de Minister is dan ook om dit tegen te gaan, in plaats van erin mee te gaan.

Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell heeft op 16 mei jl. een voorstel met de lidstaten gedeeld voor de tweede ophoging van het EPF-budget met € 3,5 mld. Dit is gebaseerd op de verwachting van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) dat voor de periode 2024–2027 € 2,5 mld. nodig is voor de financiering van de militaire EU-missies en operaties, de implementatie van het Strategisch Kompas en steunmaatregelen voor partners (los van Oekraïne), en dat er € 1 mld. gereserveerd dient te worden voor aanvullende steunpakketten voor Oekraïne. Nederland is voorstander van deze ophoging.3

17.

De leden van de PVV-fractie willen vervolgens graag weten van de Minister hoe een sterkere Europese defensie-industrie zich verhoudt tot de Nederlandse Defensie-industrie en tot de NAVO. Waarom vindt de Minister EU-onafhankelijkheid belangrijker dan Nederlandse onafhankelijkheid?

Nederland heeft baat bij een sterkere Europese defensie-industrie die in staat is om in de sterk toegenomen vraag van EU lidstaten en NAVO bondgenoten te voorzien, en die ons in staat stelt de militaire steun aan Oekraïne voort te zetten. Vandaar dat nu in EU-verband wordt ingezet op meer gezamenlijke ontwikkeling en aanschaf van defensiecapaciteiten, en op maatregelen die de Europese defensie industrie helpen om hun productiecapaciteit op te schalen. Het kabinet verwelkomt deze stappen. Deze zullen de krijgsmachten in Europa versterken en daarmee ook de NAVO.

18.

De leden van de PVV-fractie willen vervolgens graag weten waarom de Minister pleit voor het aanstellen van een Eurocommissaris voor Defensie. Deze leden willen graag weten of het aanstellen van een Eurocommissaris voor Defensie niet haaks staat op de autonomie van Nederland en Nederlandse zeggenschap over de eigen Defensie. De oproep is dan ook om niet in het voorstel mee te gaan.

Gezien het belang van Europese defensiesamenwerking heb ik in mijn Europalezing gezegd dat in de nieuwe Commissie wat mij betreft de nieuwe portefeuilleverdeling dat belang dit moet weerspiegelen. Ik zie graag dat er een Commissaris komt die zich kan focussen op die terreinen van het Europese defensiebeleid waar de Commissie nu al bevoegd is, zoals het Europese defensie industriebeleid en het stimuleren van de gezamenlijke Europese ontwikkeling en aanschaf van defensiecapaciteiten.

19.

Gelet op de stelling van de Minister van Financiën in april jl. dat het financieren van defensie-uitgaven in klassieke zin is uitgesloten van de EU-begroting, willen de leden van de PVV-fractie graag weten welke defensie-uitgaven volgens de Minister vanuit de EU-begroting gefinancierd kunnen worden en welke niet, dit mede in het licht van artikel 41, lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en tevens hoe dit artikel door andere lidstaten wordt geïnterpreteerd.

Er is geen algemeen verbod in het EU-Verdrag om uitgaven gerelateerd aan defensie te financieren uit de EU-begroting. EU-beleid dat ook defensie gerelateerde uitgaven omvat, kan uit de EU begroting worden gefinancierd. Op basis van artikel 173 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU) kan de EU het concurrentievermogen van de industrie van de Europese Unie bevorderen, waaronder ook de defensie-industrie. Op basis van dat artikel is onder meer het Europees Defensiefonds opgericht. Ook de EDIRPA en ASAP voorstellen zijn op artikel 173 VWEU gebaseerd.

In artikel 41, lid 2 VEU is bepaald dat de uitgaven voortkomend uit militaire GBVB operaties niet uit de EU-begroting kunnen worden gefinancierd. Om die reden staat bijvoorbeeld de Europese Vredesfaciliteit buiten de EU-begroting. Deze faciliteit financiert EU missies en operaties en militaire steun aan derde landen.

20.

De leden van de PVV-fractie willen ten slotte graag weten waarom de Minister samen met Denemarken 14 tanks wil aanschaffen voor een bedrag van 165 miljoen euro om weg te kunnen geven, terwijl de Nederlandse Defensie geen enkele tank bezit en terwijl tevens in de pers van 12 mei 2023 (onder andere de Telegraaf) een Nederlandse generaal tijdens een NAVO-oefening klip en klaar stelt: «Er is geen alternatief. Nederland moet gewoon tanks hebben.» Deze leden roepen de Minister op om voor zover er tanks worden gekocht die uitsluitend aan te schaffen voor de Nederlandse Defensie.

Nederland steunt Oekraïne onverminderd en zo lang als dat nodig is. Samen met bondgenoten en internationale partners steunt Nederland Oekraïne in zijn strijd tegen Russische agressie. Bij elke vorm van militaire steun die Nederland levert is de behoefte van Oekraïne leidend. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is de Nederlandse inzet hierbij om Oekraïne zo goed mogelijk in staat te stellen zich te verdedigen tegen de Russische agressie.4

Met de Defensienota 2022 heeft het kabinet focus aangebracht en zijn keuzes gemaakt. Er is hierbij gekozen om in andere capaciteiten dan tanks te investeren.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van de EU-Ministers van Defensie.

Het is logisch dat de oorlog in Oekraïne hoog op de agenda staat. Oekraïne heeft steun vanuit Europa hard nodig om zich te verdedigen tegen de Russische agressie. De leden van de CDA-fractie steunen de nieuwe tranche steun voor de levering van militair materieel aan Oekraïne, die naar verwachting tijdens de RBZ van 23 mei a.s. met de Ministers van Buitenlandse Zaken aangenomen wordt. Daarmee komt de bodem van het budget van de Europese Vredesfaciliteit (EPF) opnieuw in zicht en ligt een nieuwe verhoging met € 3,5 miljard in de rede, om de steun aan Oekraïne voort te zetten en ruimte te houden voor andere prioriteiten.

21.

Met het politieke akkoord tijdens de «Jumbo» RBZ van 20 maart jl. zijn er drie sporen in gang gezet om de levering van munitie aan Oekraïne op te schroeven. Nederland draagt via spoor II bij aan de leverantie van 155 mm artilleriemunitie. De Minister geeft aan dat het totale bedrag van € 260 miljoen zal worden gedeclareerd bij de EPF en spreekt de verwachting uit dat ongeveer de helft zal worden gecompenseerd. Hoe wordt het Ministerie van Defensie financieel voor het resterende bedrag gecompenseerd binnen de rijksfinanciën?

Het resterende bedrag zal worden gedekt uit generale middelen die naar de Defensie begroting overgeheveld zijn ten behoeve van de steun aan Oekraïne.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel ASAP van de Europese Commissie. Deze leden steunen in algemene zin de ambitie om de productiecapaciteit van de Europese munitie-industrie te versterken, in het kader van spoor III. De oorlog in Oekraïne heeft blootgelegd dat Europa kampt met grote tekorten aan munitie. De Europese munitie-industrie kan momenteel de sterk toegenomen vraag niet voldoende aan. Vandaar dat maatregelen nodig en wenselijk zijn.

22.

De CDA fractie vraagt of de Kamer het BNC-fiche in dat licht spoedig tegemoet kan zien? Het voorstel roept namelijk wel vragen op, bijvoorbeeld het voorstel van de Europese Commissie om bedrijven te kunnen verplichten om munitieorders van EU-lidstaten voorrang te geven op andere orders.

Zie het antwoord op vraag 15.

23.

De leden vragen of het klopt dat de Europese Commissie een bedrag van € 500 miljoen wil vrijmaken binnen de EU-begroting, door het budget van het Europees Defensiefonds en het voorgestelde instrument voor gezamenlijke aanschaf van defensiematerieel (EDIRPA) te verlagen met respectievelijk € 260 miljoen en € 240 miljoen? Wat zijn de voorziene gevolgen daarvan, met name voor EDIRPA, waarvan het voorgestelde budget voor dat fonds (500 miljoen euro) zou worden gehalveerd?

Zie het antwoord op vraag 5.

24.

De CDA fractie vraagt hoe de Minister de door de Europese Commissie voorgestane mogelijkheid beoordeelt om voor EU-lidstaten geld dat aan hen is toegekend vanuit Europese structuur- en investeringsfondsen of het coronaherstelfonds toe te voegen aan het budget voor investeringen in munitieproductie?

Dit maakt inderdaad onderdeel uit van het ASAP-voorstel van de Commissie. De Kamer wordt over dit aspect nader geïnformeerd via het BNC-fiche.

25.

De CDA leden vragen of er binnen de regering overeenstemming is over welke defensie-uitgaven vanuit het EU-budget kunnen worden gefinancierd en welke niet? De Minister van Defensie stelde in juni 2022 dat Artikel 41, lid 2 VWEU uitsluitend financiering van GVDB-operaties buiten de EU verbiedt (Kamerstuk 22 112, nr. 3453 ). De Minister van Financiën stelde in april jl. echter nog dat het financieren van defensie-uitgaven in klassieke zin (wapens, materieel) is uitgesloten van de EU-begroting (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1946 ). In hoeverre strekt de interpretatie van de Minister van Financiën tot een verbod op de investeringen in munitieproductie vanuit de EU-begroting?

Zie het antwoord op vraag 19.

Met immer grote belangstelling hebben de leden van de SP-fractie kennisgenomen van de vermoedelijke agenda voor de RBZ voor de Ministers van Defensie en de andere agendastukken. Bij deze leden komen in toenemende mate vragen op die noodzakelijkerwijs besproken moeten worden op basis van de uitgangspunten van parlementaire controle, maar waarvan zij vrezen dat in het licht van geheimhouding bij oorlogsvoering en oorlogsvoorbereiding deze waarschijnlijk niet beantwoord worden. Vanwege het benadrukken van het belang van parlementaire controle stellen zij de vragen desalniettemin.

De actualiteit van een rondreizende president van Oekraïne op zoek naar meer en sterkere wapens roept vragen op over het concrete doel van de Oekraïense verlangens. «De overwinning» is de samenvatting van dat doel, maar wat daar voor nodig is en wat van Nederland en de EU in concreto verlangd wordt blijft onduidelijk. Vorige week heeft president Zelensky gezegd dat het veelbesproken voorjaarsoffensief nog niet kan beginnen, omdat er niet voldoende wapens en munitie zijn en nu beginnen met het offensief te veel Oekraïense levens zou eisen. Meer dan Zelensky verantwoord vindt. Los van de vraag of dit een gemeende opmerking is – over het uitstel, wel te verstaan – blijft de vraag wat er nog voor tekortkomingen zijn.

26.

De leden van de SP fractie vragen wat de EU van de Oekraïense verlangens uitvoerbaar acht? Deelt de Minister de indruk dat Nederlandse of EU-prioriteiten nu meer ondergeschikt worden gemaakt aan de Oekraïense verlangens of is dat niet zo? Wat is met andere woorden het minimum dat Nederland moet houden aan materieel om eventualiteiten elders op te vangen?

Oekraïne vecht voor het herstel van haar soevereiniteit en daarmee het herstel van de internationale rechtsorde, iets wat ook voor Nederland en de EU van levensbelang is. Er wordt goed gekeken naar de behoefte van Oekraïne en wat Nederland daaraan kan bijdragen. De voortdurende ondersteuning van Oekraïne en met name leveringen uit (operationele) voorraden hebben consequenties voor de eigen gereedstelling en inzet. De effecten van de geleverde steun op de gereedheid van de Nederlandse strijdkrachten worden, gezien de omstandigheden, door Defensie nog steeds als acceptabel beoordeeld. Waar leveringen invloed hebben op de eigen gereedheid, vult Defensie deze zo snel als mogelijk weer aan.

Het militair steunen van Oekraïne is een hoge EU-prioriteit en dat is volgens Nederland terecht. De inzet van de Europese Vredesfaciliteit en de militaire EU trainingsmissie waarmee Oekraïense militairen op EU-grondgebied worden getraind zijn daar voorbeelden van. Daarnaast wordt er in EU-verband mede in het kader van de uitvoering van het EU Strategisch Kompas ook hard gewerkt aan het versterken van de samenwerking bij de gezamenlijke ontwikkeling en aanschaf van defensiecapaciteiten, het opschalen van productie, het versterken van militaire EU missies en het versterken van onze weerbaarheid op terreinen als cyber en hybride dreigingen.

Afgelopen week werd duidelijk dat het Verenigd Koninkrijk een kruisraket voor de luchtmacht heeft geleverd, de Storm Shadow. De Storm Shadow-raket bereikt doelen met een afstand die tot dan toe als ongepast of taboe werden geacht. Meldingen in de pers stellen dat deze leverantie uit een fonds wordt betaald waaraan Nederland bijdraagt.

27.

De leden vragen waarom Nederland heeft ingestemd met de leverantie met dit «grensverleggende» wapen? Wat is de financiële bijdrage daaraan geweest? Onderkent de Minister het escalatiegevaar hiervan en welke afspraken zijn daarover gemaakt?

De levering van de Storm Shadow raket is niet gefinancierd door het International Fund for Ukraine, het fonds waar Nederland financieel aan bijdraagt. Over leveringen van bondgenoten doet Nederland verder geen uitspraken.

28.

De SP fractie vraagt of president Zelensky plannen heeft gedeeld om meerdere offensieven dan het gewenste voorjaarsoffensief? Zo ja, om welke offensieven en doelen gaat het daarbij?

Hierover doet het kabinet geen uitspraken.

29.

Vrij korte tijd na de vorige verhoging van het European Peace Initiative zal de EU besluiten tot een nieuwe verhoging van het fonds. Nu met 3,5 miljard euro. Waarom 3,5 miljard? Wat is de verwachting van de duur en van de besteding van dit geld? Wat is de strategie met het EPF?

Zie het antwoord op vraag 16.

30.

Een bedrag van 500 miljoen zal worden besteed aan de opbouw van de capaciteit van de Europese wapenindustrie. Wat is de planning voor deze extra industriële capaciteit als de oorlog in Oekraïne is beëindigd? Wordt deze capaciteit dan weer ontmanteld? Waartoe, kortom, moet dit beleid van de ontwikkeling van een Europese wapenindustrie leiden?

De oorlog in Oekraïne onderstreept dat om Europese slagkracht en zelfstandigheid te vergroten een volwaardige en krachtige Europese defensie en technologische basis en productiecapaciteit nodig zijn. Het is daarom van belang dat, ook als de oorlog in Oekraïne is beëindigd, productiecapaciteit in stand wordt gehouden om die binnen korte tijd te kunnen opschalen. Vanuit het financiële instrument van ASAP is budget beschikbaar voor het opbouwen van snel opschaalbare productiecapaciteit.

31.

Naast deze militaire en bewapeningspolitiek wensen de leden van de SP-fractie de snelle ontwikkeling van een tweede spoor door de EU: een diplomatiek spoor met een verkenning van de verschillen van opvatting tussen het plan-Zelensky en diverse andere vredesvoorstellen, waaronder het Chinese. Deze leden vragen dan ook een reactie op het Braziliaanse streven om steun te verwerven van andere landen voor een vredesinitiatief. Is de EU bereid daarover te praten met Brazilië?

Ten aanzien van alle huidige en toekomstige vredesplannen geldt dat het eerste oordeel daarover aan Oekraïne is. Het kabinet stelt serieuze pogingen om tot onderhandelingen te komen op prijs, maar stelt ook vast dat Rusland de agressor is en het dus in de eerste plaats aan Rusland is om de oorlog te beëindigen en de Oekraïense soevereiniteit te respecteren. Voor de EU geldt daarnaast – zoals als uitgesproken door HV Borrell – dat al deze initiatieven niet moeten afleiden van het originele Oekraïense vredesplan: de Peace Formula.

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de RBZ Defensie van 23 mei en hebben daar nog enkele vragen over.

De leden van de Volt-fractie lezen dat de Hoge Vertegenwoordiger (HV) naar verwachting kort stil zal staan bij de situatie in Soedan. Op 20 april organiseerde de Afrikaanse Unie (AU) een wereldtop over de situatie in Soedan waar onder andere de HV bij aanwezig was en besloot om Soedanese belanghebbenden te steunen via een gezamenlijk AU-VN-mechanisme gericht op de coördinatie van internationale actie om een einde te maken aan het geweld en de destabilisatie van Soedan, de regio en het continent. Leidend voor de AU hierin zijn de basisprincipes: 1) dat geen enkele militaire actie de crisis kan oplossen, 2) dat elk politiek proces een inclusief Soedanees proces moet zijn en 3) de krachtige afwijzing van elke buitenlandse inmenging in wat toch al een gevaarlijk gebied is.

32.

Volgens AU Commissaris Bankole is het dringend noodzakelijk dat de internationale gemeenschap met één stem spreekt en in coördinatie met de AU. De leden van de Volt fractie vragen hoe belangrijk de Minister de rol van de AU acht in het oplossen van dit conflict? Hoe uit zich dat in het contact met de AU? Waarom is de AU niet betrokken bij de onderhandelingen die geleid worden door de VS en Saudi-Arabië?

De Afrikaanse Unie (AU) heeft mandaat op binnenlandse vrede en veiligheidskwesties. Voordat het huidige conflict in Soedan uitbrak, speelde de AU reeds een belangrijke rol in het transitieproces. Dit maakt de AU tot een van de belangrijkste actoren die ervoor kunnen zorgen dat er een oplossing wordt gevonden. Het kabinet acht het daarom van belang dat wij als Nederland en de EU de inspanningen van de AU ondersteunen. Het kabinet brengt dit op in gesprekken met de AU.

De leden van de Volt-fractie lezen dat de Europese Commissie op 3 mei een voorstel heeft gepubliceerd met maatregelen voor het opschalen van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie. De verordening ASAP beoogt door middel van financiële steun aan de industrie de productiecapaciteit uit te breiden.

33.

De fractie vraagt hoe de allocatie van dit geld naar verschillende Europese bedrijven is bepaald? Welke criteria zijn hiervoor opgesteld? Klopt het dat er 500 miljoen euro van het EU-budget wordt gebuikt om de uitbreiding van de Europese productie van munitie te co-financieren?

Over de precieze werking van het instrumenten en de toekenningscriteria wordt nog gesproken. De Commissie heeft voorgesteld dat gebruik wordt gemaakt van een werkprogramma, waarin de financieringsprioriteiten uiteen worden gezet. Bedrijven kunnen reageren op de oproep tot voorstellen die de Commissie zal uitschrijven, net zoals bij het EDF. De Commissie beoordeelt de voorstellen aan de hand van een aantal toekenningscriteria, zoals de mate waarin het voorstel bijdraagt aan het opschalen van de productiecapaciteit, het terugdringen van leveringstijden en het opzetten van grensoverschrijdende samenwerking.

34.

Klopt het dat volgens artikel 41.2 van het Verdrag van Lissabon het EU-budget niet gebruikt mag worden voor uitgaven met een militair karakter? Hoe rijmt de Minister deze discrepantie?

Zie het antwoord op vraag 19.

35.

Is deze financiële injectie daadwerkelijk nodig om de productiecapaciteit van de vaak toch al winstgevende wapenindustrie te bewerkstelligen? Klopt het dat de grootste drempel om de productie uit te breiden een tekort aan lange termijn opdrachten is? Hoe doelmatig is het dan om winstgevende bedrijven een financiële injectie te geven, terwijl er ook voor het verlenen van lange termijn opdrachten gekozen had kunnen worden?

Het is noodzakelijk om de productiecapaciteit van de industrie zo snel mogelijk op te schalen. Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 9 verlaagt langjarige vraagzekerheid het risico van de benodigde investeringen en helpt daarmee in de afweging van de industrie. Langjarige raamcontracten dragen daar ook aan bij, maar kunnen niet altijd (op korte termijn) worden afgegeven. Financiële ondersteuning vanuit de EU kan het risico voor bedrijven verkleinen en is daarmee een nuttig instrument richting het opschalen van de productiecapaciteit. Op deze manier kan op kortere termijn snelheid worden gemaakt met het opschalen van de productiecapaciteit.

36.

Welke voorwaarden worden er aan de financiële steun gesteld op het gebied van het uitkeren van dividend aan aandeelhouders, het uitkeren van bonussen aan bestuurders, werkomstandigheden en duurzaamheid? Klopt het dat artikel 18 van de verordening voorstelt om de arbeidstijdenrichtlijn – die minimale rusttijden, jaarlijkse vakanties, pauzes, maximale wekelijkse arbeidsuren en nachtwerk oplegt – te omzeilen?

Over de precieze werking van het instrument wordt nog gesproken. De Commissie heeft voorgesteld dat bedrijven aanspraak kunnen maken op financiële steun voor de activiteiten beschreven in art. 8 van het ASAP-voorstel. Zij kunnen o.a. in aanmerking komen voor financiering wanneer hun voorgestelde acties gerelateerd zijn aan het moderniseren of uitbreiden van hun productiefaciliteiten moderniseren of uitbouwen, personeel (om)scholen of het testen en certificeren van de relevante defensieproducten. Financiële steun kan dus niet worden gebruikt voor de uitkering van bijvoorbeeld bonussen van bestuurders.

Lidstaten en bedrijven moeten zich houden aan de toepasselijke EU richtlijnen en regelgeving. Artikel 18 benadrukt de mogelijkheid voor de lidstaten om gebruik te maken van de uitzonderingen die zijn vastgesteld in artikel 17, lid 3 van richtlijn 2003/88.

37.

Op welke financiering doelt de Minister precies met: «Nederland acht het noodzakelijk om te werken aan toegang tot financiering voor de industrie om de nodige hervorming door te voeren»? Gaat dit over het gemakkelijker maken voor financiële instellingen om in de Europese defensie-industrie te investeren? Aan welke criteria moet er volgens het kabinet voldaan worden voordat financiële instellingen in de defensie-industrie kunnen investeren?

Zie het antwoord op vraag 12.

In het verslag van de vorige RBZ Defensie lezen de leden van de Volt-fractie dat de Minister aan de HV voorstelde om op korte termijn in EU-verband ook in gesprek te gaan met de Europese defensie-industrie over de mogelijkheden tot opschaling van productie en de mogelijke knelpunten daarbij. Deze leden zijn blij verrast dat de Minister dit voorstel dat het lid Dassen vorig jaar aan premier Rutte deed – waar toen terughoudend op gereageerd werd – ten uitvoer heeft gebracht en dat de HV hier positief op reageerde.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de documenten omtrent de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 23 mei 2023. Hier zijn nog een aantal vragen over.

Bij de laatste Raad Buitenlandse Zaken Defensie is er ook weer gesproken over munitie en wapenleveringen. Zo valt er te lezen dat de Europese productiecapaciteit op het gebied van munitie wordt opgevoerd.

38.

Het lid van de BBB-fractie ziet hier zeker het belang van in en ziet hier ook grote kansen voor Nederland. Zo zou dit een uitgelezen kans kunnen zijn om een munitiefabriek in Nederland te realiseren. Nederland kan dan een grote speler worden op het wereldtoneel. Ziet de Minister hier ook kansen?

Nederland heeft sinds 2003 geen nationale munitie-industrie meer. Wel kan de Nederlandse defensie-industrie mogelijk een rol spelen in de toeleveringsketen voor munitieproductie. Defensie, EZK en de NIDV zetten zich in voor de toegang van Nederlandse bedrijven tot de beschikbare instrumenten ter ondersteuning van het opschalen van de munitieproductie, waaronder ASAP.

Verder maakt het lid van de BBB-fractie zich grote zorgen over de veiligheid op onze Noordzee. Nederland is via de Noordzee een binnenkomstland voor vele internationale kabels. Steeds vaker is in de media te horen dat deze veiligheid steeds verder in het geding lijkt te komen.

39.

Dit lid wil graag van de Minister weten hoe hier nu precies op ingespeeld wordt. Wat gebeurt er nu allemaal? Wat is er in de toekomst nodig? Hoe maakt zij dit bespreekbaar in de Europese Unie?

Zoals vermeld in de Kamerbrief5 Strategie ter bescherming van Noordzee-infrastructuur en de Kamerbrief Defensie inzet voor bescherming Noordzee-infrastructuur6, heeft het kabinet de bescherming van de infrastructuur op de Noordzee hoog op de agenda staan. Op donderdag 25 mei aanstaande spreek ik hierover met uw Kamer tijdens het commissiedebat Strategie ter bescherming van Noordzee-infrastructuur.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat coördineert de uitwerking van de gezamenlijke strategie ter bescherming van Noordzee-infrastructuur en hiervoor is recent een programma opgestart. Dit programma richt zich hoofdzakelijk op veiligheid (security) op de Noordzee en het voorkomen van aantasting daarvan door zowel statelijke als niet-statelijke actoren en heeft een looptijd van ca. 2 jaar. De primaire verantwoordelijkheid voor de bescherming van vitale processen ligt bij de vitale aanbieders. EU richtlijnen bieden daarbij de wettelijke kaders voor het verhogen van de weerbaarheid van vitale infrastructuur. De afgelopen periode zijn zowel door publieke als private partijen extra maatregelen genomen. Zo hebben betrokken partijen hun samenwerking geïntensiveerd en aanvullende meldprocedures afgesproken, ook ten aanzien van (internationale) zeekabels op de Noordzee. Defensie draagt bij aan het in kaart brengen en detecteren van dreigingen en investeert in Intelligence, Surveillance en Reconnaissance (ISR) capaciteit op de Noordzee.

Dit onderwerp wordt regelmatig besproken in o.a. EU, NAVO, JEF en bilateraal verband. De EU heeft naar aanleiding van de Russische inval in Oekraïne en de Nord Stream 1 en 2 incidenten een voorstel gepresenteerd over het verhogen van de weerbaarheid van vitale infrastructuur waaronder het uitvoeren van stresstesten. In het kader van de herziening van de EU Maritime Security Strategy pleit Nederland voor de versterking van de weerbaarheid en bescherming van onderzeese infrastructuur.7


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-28, nr. 252 en Kamerstuk 36 045, nr. 151.

X Noot
2

Geassocieerde landen zijn landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Dit zijn IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2639.

X Noot
4

Kamerstukken 36 045 en 22 054, nr. 157.

X Noot
5

Kamerstuk 33 450, nr. 118.

X Noot
6

Kamerstuk 33 450, nr. 119.

X Noot
7

Kamerstuk 22 112, nr. 3660.

Naar boven