21 501-28 Defensieraad

Nr. 251 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 februari 2023

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 13 december 2022 over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 7 en 8 maart 2023 te Stockholm (Kamerstuk 21 501-28, nr. 250).

De vragen en opmerkingen zijn op 17 februari 2023 aan de Minister van Defensie voorgelegd. Bij brief van 22 februari 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Goorden

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vraag 1

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de toegenomen ambities om een dubbel aantal Oekraïense militairen te trainen. Deze leden vragen op welke termijn deze militairen operationeel zullen zijn. Tevens vragen zij of de opleidingscapaciteit van EUMAM Oekraïne de komende tijd nog verder zal toenemen. In welke mate is het aannemelijk dat de Nederlandse bijdrage aan trainingen van Oekraïense militairen verder zal toenemen?

Antwoord

De Oekraïense militairen zijn operationeel zodra zij een basisopleiding hebben afgerond, bijvoorbeeld via de EU Military Assistance Mission (EUMAM) of operatie Interflex in het Verenigd Koninkrijk. Vervolgens kan Oekraïne militairen laten deelnemen aan specialistische of collectieve trainingen van EUMAM op een veelvoud van terreinen, bijvoorbeeld het gebruik van wapensystemen, commandovoering of het opereren in groepen. Het doel van de EUMAM is om in 2023 in totaal 30.000 Oekraïense militairen te trainen.

Het kabinet heeft uw Kamer in de Kamerbrief «Terug- en vooruitblik na een jaar Russische oorlog in Oekraïne» geïnformeerd dat Nederland in het kader van EUMAM ongeveer 230 militairen zal inzetten voor het geven van gezamenlijke trainingen in Duitsland. Deze trainingen op tactisch niveau zijn van groot belang voor de Oekraïense strijdkrachten, omdat die zich richten op het opereren in grotere groepen, commandovoering, plannen en het aansturen van gevechtsoperaties. Het gaat om bataljonstraining en training aan brigadestaven. Hiervoor worden in de periode april-mei circa 30 militairen ingezet voor de duur van vier weken en in de periode augustus-september circa 200 militairen voor de duur van zes weken.

Vraag 2

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er voor 420 miljoen aan declaraties is ingediend bij de Europese vredesfaciliteit door Nederland. Deze leden willen graag van de Minister weten hoe groot de kans wordt geacht op volledige goedkeuring van de declaraties.

Antwoord

Vanuit de eerste twee tranches van de Europese Vredesfaciliteit (EPF), die gaan over leveringen tot en met 20 juli 2022, krijgt Nederland ongeveer 62,9 miljoen euro gecompenseerd. Besluitvorming in Brussel over de derde tranche declaraties, die geldt voor leveringen vanaf 21 juli 2022, loopt nog. Nederland heeft in deze derde tranche tot op heden ongeveer 249 miljoen euro gedeclareerd. Alleen leveringen die door de EU, op basis van de meest urgente behoefte van Oekraïne als prioriteit 1 worden aangemerkt, komen in aanmerking voor compensatie. Hoeveel daarvan daadwerkelijk wordt gecompenseerd hangt af van de hoogte van het totaal aan declaraties van alle lidstaten. Uw kamer wordt via de reguliere leveringenbrief Oekraïne op de hoogte gehouden van declaraties en compensatie via de EPF.

Vraag 3

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de eerste opties voor gezamenlijke aanschaf van materieel. Deze leden vragen zich af in welke mate er op dit moment een tijdlijn gegeven kan worden wanneer bepaald materieel gezamenlijk aangeschaft kan worden. Welk materieel binnen de eerste opties zal als eerste in aanmerking komen voor gezamenlijke aanschaf? In welke mate zijn er ideeën en/of mogelijkheden voor samenwerking op het gebied van productie van materieel binnen de Europese Unie?

Antwoord

In het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 15 november 20221 zijn de eerste mogelijkheden voor gezamenlijke aanschaf op de korte- en (middel)lange termijn opgenomen. Daarbij werd gewezen op samenwerkingsmogelijkheden met betrekking tot de Multi Missie Radar en 155mm munitie voor de Panzerhouwitsers, en het samenwerkingsverband Northern Naval Shipbuilding Cooperation 2 voor de (middel)lange termijn.

De tijdlijn voor de gezamenlijke aanschaf van defensiematerieel is afhankelijk van meerdere factoren. Zo speelt de mate waarin overeenstemming kan worden bereikt over de technische specificaties een rol en gaat het in bi- of multilateraal verband sneller als landen aansluiten bij bestaande (nationale) contracten, dan wanneer nieuwe contracten moeten worden opgesteld.

Nederland werkt reeds op bilaterale basis samen met Europese landen om gezamenlijk materieel aan te schaffen. Daarnaast lopen er al gezamenlijke projecten onder andere via de NAVO Support and Procurement Agency (NSPA) en is een nieuw EU-instrument (EDIRPA) in de maak, dat gezamenlijke aanschaf door lidstaten gaat bevorderen.

Verschillende landen hebben interesse getoond om aan te sluiten bij het Nederlandse contract voor de Multi Missie Radar. Eind 2021 maakte Noorwegen gebruik van de optie om via het Nederlandse contract het systeem aan te schaffen. Daarnaast voert Nederland momenteel gesprekken met Denemarken om van dezelfde constructie gebruik te maken.

In EU-verband wordt momenteel gesproken over het Estse voorstel om gezamenlijk 1 miljoen stuks 155mm munitie aan te schaffen voor Oekraïne. Dit voorstel is door Estland gedaan tijdens de Europese Raad op 9 en 10 februari jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1926) De Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) werken het voorstel momenteel verder uit. De Hoge Vertegenwoordiger Borrell is van plan om voorstellen te presenteren bij de informele Raad van de Ministers van Defensie van 7-8 maart in Stockholm. Het kabinet kijkt met interesse naar deze voorstellen. De urgentie om meer munitie te leveren aan Oekraïne is groot. Een Europese aanpak kan via vraagbundeling bijdragen aan het opschalen van de productiecapaciteit, de benodigde financiële middelen en lange termijncontracten bijeenbrengen.

Vraag 4

De leden van de VVD-fractie constateren dat de onderhandelingen tussen de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement over de voorgestelde «verordening ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen» (EDIRPA) nog niet gestart zijn. Deze leden hebben kunnen vernemen dat de onderhandelingen in juni starten en vragen hoe lang het onderhandelingsproces naar verwachting zal gaan duren. Zij hebben kennisgenomen van de voorgenomen verdrievoudiging van het budget naar 1,5 miljard en vragen zich af hoe dit hogere budget gefinancierd zal worden. Wat zijn daarbij de gevolgen voor Nederland? Tevens zouden zij willen weten hoe het midden- en kleinbedrijf betrokken wordt.

Antwoord

Op 1 december jl. bereikte de Raad een Raadspositie («algemene oriëntatie») op de concept-verordening «ter versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen» (EDIRPA). Het voorstel van de Commissie wordt op dit moment beoordeeld door het Europees Parlement (EP). Naar verwachting vindt de plenaire stemming van het EP plaats in juni 2023, waarna de onderhandelingen in de triloog van start kunnen gaan. Op dit moment kan niet worden ingeschat hoe lang het onderhandelingsproces zal duren, omdat dit grotendeels afhankelijk is van de positie van het EP. Nederland zal in ieder geval pleiten voor een snel akkoord, zodat de eerste projecten voor gezamenlijke aanschaf in het kader van EDIRPA snel van start kunnen gaan.

In de conceptrapporten van betrokken EP-commissies wordt inderdaad voorgesteld om het EDIRPA-budget te verhogen naar € 1,5 miljard. De plenaire EP-positie is echter nog niet bepaald.

Mede op verzoek van Nederland is in de Raadspositie het belang van betrokkenheid van het midden- en kleinbedrijf opgenomen in de doelstelling van het instrument en is dit vermeld als één van de toekenningscriteria bij de beoordeling van de voorstellen. Of dit ook onderdeel is van de finale versie van de verordening is afhankelijk van de onderhandelingen in de triloog. Het kabinet zal zich inzetten voor het behoud van deze passages.

Vraag 5

De leden van de VVD-fractie zijn zeer benieuwd naar het voorstel van de Europese Commissie voor een Europees Defensie Investeringsprogramma (EDIP). Deze leden vragen wat de Nederlandse positie is inzake het realiseren van een Btw-vrijstelling voor niet alleen productie van materieel, maar ook voor onderhoud en gebruik van materieel.

Antwoord

De Commissie heeft nog geen voorstel gepresenteerd voor een Europees Defensie Investeringsprogramma (EDIP). In beginsel staat het kabinet positief tegenover voorstellen die samenwerking op het gebied van Europese defensiesamenwerking bevorderen, waaronder een btw-vrijstelling. Voor een nadere beoordeling wacht het kabinet het voorstel van de Commissie af.

Vraag 6

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het startsein dat zal worden gegeven voor de militaire EU-missie in Niger (EUMPM). Deze leden zijn benieuwd wanneer de Kamer nader geïnformeerd zal worden over de mogelijke Nederlandse bijdrage.

Antwoord

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 12 december jl. is besloten om de EU Military Partnership Mission (EUMPM) Niger op te richten.3 De missie is gelanceerd tijdens de RBZ van 20 februari jl. Daarmee begint de eerste fase van de missie, waarvoor in maart een klein team naar Niger zal vertrekken om de missie op te starten, initiële ondersteuning te bieden en de eerste gespecialiseerde training te geven. Ook zal dit team voorbereidingen treffen voor het tweede deel van de missie, in nauwe samenwerking met de Nigerese autoriteiten. Nederland maakt geen onderdeel uit van de eerste fase van de missie. De tweede fase is voorzien voor medio 2023 en zal bestaan uit ongeveer 45 personen die permanent in Niger zijn, aangevuld met 40 personen voor ad-hoc ondersteuning. De precieze omvang hangt af van de uitkomsten van de eerste fase. Zoals aangegeven in de Kamerbief «Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten post-2022», kijkt het kabinet naar de wenselijkheid en mogelijkheid om een personele bijdrage aan de tweede fase van de missie te leveren.4 De uitkomsten van de eerste fase zijn nodig om deze eventuele Nederlandse bijdrage verder te onderzoeken. Zodra hier meer duidelijkheid over bestaat, wordt uw Kamer nader geïnformeerd.

Vraag 7

De leden van de SP hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda. De levering van wapens staat onder druk doordat de voorraden zijn uitgeput en er geen aanvullende productie op korte termijn mogelijk is. Is het correct dat de inzetbaarheid van de Nederlandse (en Europese) krijgsmacht(en) verder afneemt als gevolg van afgedragen wapensystemen en munitievoorraden? Op welke manier komt dit tot uiting? Hoe gaan de lidstaten hiermee om?

Antwoord

De voortdurende militaire steun aan Oekraïne en additionele leveringen uit operationele voorraden hebben consequenties voor de eigen gereedstelling, inzet en het realisatievermogen van andere verwervingstrajecten. Defensie neemt maatregelen om deze gevolgen te mitigeren. Geleverd materieel uit operationele voorraden wordt waar nodig zo snel mogelijk vervangen. De vervanging van onder andere geleverde vuursteun-, luchtverdedigingsmiddelen en munitie zijn langdurige projecten. Over de effecten bij andere lidstaten kan het kabinet geen uitspraak doen.

De materiële steun aan Oekraïne verschuift in toenemende mate naar commerciële verwerving en samenwerking met internationale partners, waardoor er minder uit eigen voorraad wordt geleverd. Wel heeft commerciële verwerving van materieel voor Oekraïne gevolgen voor het realisatievermogen van projecten, bijvoorbeeld doordat inkoopcapaciteit daarvoor wordt ingezet. De oorlog in Oekraïne dwingt Defensie tot effectievere en versnelde inkoop en slimmere samenwerking. Dit zijn veranderingen die ook nodig zijn tegen de achtergrond van de investeringen in Defensie.

Vraag 8

De leden van de SP-fractie vragen de Minister of het juist is dat er geen F-16's aan andere landen geleverd kunnen worden zolang de VS (als producent en leverancier) hiertegen zijn.

Antwoord

Zoals gebruikelijk bij wapens, militaire- of zogenoemde «dual-use» goederen rusten er (re-)export restricties op de Nederlandse F-16's. In dit geval is toestemming van de Verenigde Staten nodig om de F-16's te mogen leveren aan derden.

Vraag 9

De leden van de SP-fractie vragen tevens of de Minister de mening deelt dat een mogelijke verhoging van de NAVO-norm niet aan de orde kan zijn, omdat dit eerst en vooral in de Tweede Kamer besproken dient te worden.

Antwoord

Een besluit over een nieuwe zogeheten Defence Investment Pledge (DIP) is geagendeerd voor de aankomende NAVO-top in Vilnius op 11 en 12 juli 2023. De discussies hierover vinden nog plaats. Ook het kabinet beraadt zich op de Nederlandse inzet voor een nieuwe DIP. Voorafgaand aan de top informeert het kabinet uw Kamer over de voorgenomen Nederlandse inzet voor een nieuwe DIP.

Vraag 10

De leden van de SP-fractie vragen voorts of het een intentieverklaring betreft of zijn er concrete plannen om te komen tot verdere Europese samenwerking «van meer en betere gezamenlijke aanschaf van defensiematerieel en het vergroten van de productiecapaciteit in Europa»? Zo ja, wat houden die plannen in? In de discussie over wapenproductie heeft de Nederlandse regering bij herhaling op Europese productiefaciliteiten gewezen, in tegenstelling tot de organisatie van nationale productie die door sommigen wordt voorgesteld. Is er een Nederlands plan om dit te realiseren? Wat houdt het werk van de taskforce voor Gezamenlijke Aanbesteding op Defensiegebied in?

Antwoord

Het kabinet is voorstander van Europese samenwerking bij de aanschaf van defensiematerieel. Samenwerking draagt bij aan het vermogen om steun aan Oekraïne voort te kunnen zetten, voorraden aan te vullen en te werken aan een toekomstbestendige krijgsmacht. Ook leidt samenwerking tot interoperabiliteit en uitwisselbaarheid, schaalvoordelen, en biedt het mogelijkheden voor gezamenlijk onderhoud. Voor het opschalen van de productiecapaciteit heeft de industrie behoefte aan langere termijn contracten en grotere orders. Via vraagbundeling door middel van Europese samenwerking kunnen hierin stappen op worden gezet.

De Commissie en EDEO hebben in hun gezamenlijke mededeling over lacunes in defensie-investeringen plannen gepresenteerd om Europese samenwerking op dit gebied te jagen. Het gaat hierbij onder andere om EDIRPA, EDIP en de Task Force voor Gezamenlijke Aanbesteding op Defensiegebied. Het kabinet steunt deze plannen.5

De Task Force voor Gezamenlijke Aanbesteding op Defensiegebied bestaat uit vertegenwoordigers van de Commissie, het Europees Defensieagentschap (EDA) en EDEO. De Task Force heeft op basis van door de lidstaten aangeleverde informatie in kaart gebracht waar op korte termijn concrete samenwerkingsmogelijkheden liggen voor de gezamenlijke aanschaf van materieel. Daarnaast werkt de Task Force aan het in kaart brengen van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie.

Vraag 11

De leden van de SP-fractie zijn ongelukkig met de wildgroei van de Europese vredesfaciliteit (inmiddels bijna 8 miljard euro) en het daarmee gepaard gaande gebrek aan verantwoording. Deze leden vragen de Minister met klem erop aan te dringen veel meer openheid te bewerkstelligen – conform de wensen van de Algemene Rekenkamer. Zij ontvangen hierop graag een reactie.

Antwoord

Het kabinet onderschrijft het belang van transparantie inzake de EPF. Het zou graag zien dat de jaarrekening van de EPF en het jaarverslag van het EPF College of Auditors openbaar worden gemaakt. In 2023 vindt een evaluatie plaats van het EPF-Raadsbesluit met als doel in 2024 te komen tot een herziening van dit Raadsbesluit. Het kabinet zal zich bij deze herziening inzetten voor standaard openbaarmaking van de genoemde stukken, conform ook de motie van het lid Jasper van Dijk van 13 december 2022. Hiervoor zal wel unanimiteit moeten worden gevonden onder de lidstaten.

Vraag 12

De leden van de SP-fractie vragen wanneer de gezamenlijke strategie tot het ruimtedomein en maritieme veiligheid bekend wordt gemaakt?

Antwoord

De verwachting is dat deze mededelingen op 10 maart 2023 worden gepresenteerd.

Vraag 13

Met betrekking tot de EU-missie in Niger vragen de leden van de SP-fractie in hoeverre dit beleid past in een groter Afrika-beleid.

Antwoord

De Sahelregio blijft voor dit kabinet een onverminderd prioritaire regio. De Nederlandse veiligheidsinzet is erop gericht dat de Sahellanden op lange termijn de veiligheid en stabiliteit in hun eigen regio kunnen waarborgen. Op middellange termijn heeft de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel als doel verdere destabilisering in de Sahelregio tegen te gaan en verdere expansie van instabiliteit naar West-Afrikaanse kuststaten te beperken (containment). Een belangrijk uitgangspunt van Nederland voor nieuwe missiebijdragen in de Sahel is dat deze vraag gestuurd moeten zijn. De oprichting van EUMPM Niger is in lijn met deze Nederlandse wens. Deze missie is op verzoek van en in nauw overleg met de Nigerese autoriteiten tot stand gekomen. Het doel van de nieuwe EU-missie in Niger is om met trainingen op logistiek gebied, uitrusting en infrastructuur bij te dragen aan het verbeteren van de militaire capaciteiten van de Nigerese krijgsmacht, en daarmee Niger te steunen in het beschermen van haar bevolking tegen terroristische dreigingen. De missie heeft een flexibel en kleinschalig karakter. Het kabinet heeft dit verwelkomd.6


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-28, nr. 249

X Noot
2

Samenwerkingsverband op maritiem tussen Denemarken, Duitsland, Finland, Noorwegen, Zweden en Nederland

X Noot
3

Kamerstuk 33 279, nr. 35

X Noot
4

Kamerstuk 29 521, nr. 456

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 3449

X Noot
6

Kamerstuk 21 501-28, nr. 249

Naar boven