21 501-28 Defensieraad

Nr. 169 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2018

Inleiding

Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de Ministers van Defensie op 6 maart aanstaande. De Ministers van Defensie zullen spreken over permanent gestructureerde samenwerking (PESCO), het Europees industrieel ontwikkelingsprogramma (EDIDP) dat onderdeel is van het Europees Defensiefonds (EDF), GVDB-missies en -operaties met een nadruk op EU trainingsmissies en over militaire mobiliteit. Over dit laatste onderwerp zullen de Ministers ook spreken met de secretaris-generaal van de NAVO, de heer Stoltenberg, tijdens een EU-NAVO lunch. In deze brief licht ik de agendaonderwerpen en de Nederlandse inzet toe.

Agenda onderwerp 1: Permanent gestructureerde samenwerking (PESCO)

Tijdens deze RBZ zullen de Ministers van Defensie voor het eerst bijeenkomen in het zogeheten «PESCO-format». Dit betekent dat alle 28 EU-lidstaten aan tafel zitten, maar dat besluitvorming over PESCO-onderwerpen enkel plaatsvindt door de 25 aan PESCO deelnemende lidstaten (dat wil zeggen alle lidstaten met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Malta).

Het belangrijkste bespreekpunt is de aanpak van de implementatie van PESCO in de komende periode. Daartoe zal de Raad naar verwachting aanbevelingen aannemen over de inrichting van de jaarlijkse PESCO-cyclus. Onderdeel daarvan is de jaarlijkse actualisatie van de nationale implementatieplannen door de lidstaten ten behoeve van een jaarlijks rapport van de Hoge Vertegenwoordiger (HV) over de voortgang van de implementatie van PESCO. In de komende periode zullen ook afspraken worden gemaakt over het beheer (governance) van PESCO-projecten en over de voorwaarden waaronder derde landen aan PESCO-projecten kunnen deelnemen.

Daarnaast zal de Raad een besluit nemen over de eerste zeventien PESCO-projecten en vastleggen welke PESCO-landen daaraan deelnemen. Het betreft een formalisering van de lijst die eerder in een verklaring op 11 december jongstleden door de Raad werd aangenomen.

Inzet Nederland

Nederland verwelkomt het feit dat de RBZ de eerste lijst van PESCO-projecten zal aannemen, alsook aanbevelingen over de verdere implementatie van PESCO. Het is belangrijk dat PESCO de komende jaren tot concrete resultaten leidt en daarmee het Europese veiligheids- en defensiebeleid versterkt. Nederland legt daarom de nadruk op een succesvolle start en uitvoering van PESCO-projecten. Nadere afspraken over de jaarlijkse PESCO-cyclus, de governance van de projecten en de deelname door derde landen aan projecten is nodig om PESCO goed van de grond te krijgen. Nederland streeft hierbij eenvoudige afspraken na. Nederland zal zich verder pragmatisch opstellen in de discussies en zal waken voor teveel regeldruk.

Nederland is voornemens deel te nemen aan zeven van de eerste zeventien PESCO-projecten. Deze liggen op het gebied van logistiek, maritieme mijnenbestrijding, cyber, trainingsmissies, interoperabele radiocommunicatie en medische capaciteiten. De personele en financiële gevolgen van de verschillende PESCO-projecten worden nog nader uitgewerkt. Voor de benodigde middelen zal te zijner tijd dekking worden gevonden binnen de defensiebegroting.

De projecten waar Nederland de grootste nadruk op legt zijn «militaire mobiliteit», waarvan Nederland lead nation is, en het Belgisch-Nederlandse project op het gebied van mijnenbestrijding.

Nederland start op korte termijn met het PESCO-project «militaire mobiliteit». Het streven is nog voor de zomer eerste concrete afspraken te maken over het verbeteren van militaire mobiliteit in Europa. Daarbij wordt de samenhang met en tussen de verschillende initiatieven op het gebied van militaire mobiliteit van de Europese Commissie, het Europees Defensieagentschap en de NAVO, goed bewaakt.

In maart aanstaande zal de Commissie een actieplan presenteren op het gebied van militaire mobiliteit. Het BNC-fiche zal uw Kamer daarna op korte termijn toekomen, evenals een «overzicht naar aanleiding van de inventarisatie van grensoverschrijdende militaire mobiliteit» op basis van openbaar beschikbare informatie, zoals ik uw Kamer toezegde tijdens het Algemeen Overleg NAVO op 8 februari jongstleden.

Agenda onderwerp 2: Toekomst van veiligheid en defensie

De Ministers zullen ook spreken over de toekomst van Europese veiligheid en defensie in algemene zin. Daartoe zal de Commissie een briefing verzorgen over het Europees industrieel ontwikkelingsprogramma (EDIDP) dat onderdeel uitmaakt van het Europees Defensiefonds (EDF). Daarnaast zal de gezamenlijke werklunch met de secretaris-generaal van de NAVO, de heer Stoltenberg, worden voorbereid waarbij ook het thema militaire mobiliteit aan de orde zal komen.

Tijdens de Raad Algemene Zaken op 12 december jongstleden (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1810) is de Raadspositie over het EDIDP vastgesteld. Naar verwachting zal het Europees Parlement hierover op korte termijn een positie innemen, waarna de triloog tussen het Europees Parlement, het Bulgaarse voorzitterschap namens de Raad, en de Europese Commissie van start zal gaan.

In de komende periode wordt het werkprogramma van het EDIDP door de Commissie in samenwerking met de EU-lidstaten vastgesteld. In het werkprogramma wordt onder andere vastgesteld welke project-categorieën worden opgenomen in het programma, aan welke voorwaarden potentiele projecten moeten voldoen en hoe projecten worden geselecteerd en geëvalueerd. Het EDIDP kan ervoor zorgen dat de lidstaten de strategische capaciteiten kunnen ontwikkelen en verwerven die de EU nodig heeft om meer verantwoordelijkheid te nemen voor haar eigen veiligheid. Dit komt ook de NAVO ten goede. De NAVO blijft de hoeksteen van ons veiligheidsbeleid; een beter toegeruste en georganiseerde EU kan hieraan bijdragen.

Inzet Nederland

Over de Nederlandse positie inzake het EDIDP is uw Kamer via een BNC-fiche geïnformeerd (Kamerstuk 22 112, nr. 2374). Nederland hanteert als uitgangspunt dat het programma de positie van het innovatieve midden- en kleinbedrijf (MKB) moet versterken. Nederland heeft zich in de besprekingen in de Raad dan ook sterk gemaakt voor de bevordering van grensoverschrijdende markttoegang voor het MKB in de Europese toeleveringsketens. In de Raadspositie is dit goed geborgd.

Agenda onderwerp 3: GVDB-missies en -operaties

Tijdens deze sessie ligt de nadruk op de EU trainingsmissies (EUTM’s) Mali, Somalië en de Centraal Afrikaanse Republiek.

Inzet Nederland

EUTM Mali

De strategische herziening van EUTM Mali wordt momenteel besproken in de Raad. Hierin wordt voorgesteld om de missie met twee jaar te verlengen tot mei 2020 en het mandaat, mede in het kader van de G5-troepenmacht, te herzien. De herziening leidt naar verwachting tot een personele uitbreiding van de missie. Aan lidstaten zal een bijdrage hieraan worden gevraagd.

EUTM Mali levert een belangrijke bijdrage aan de capaciteitsopbouw van het Malinese leger. De missie speelt tevens een adviserende rol ten aanzien van de G5-troepenmacht en heeft onder andere ondersteuning geboden bij het opstellen van de concept of operations. Nederland acht het een positieve ontwikkeling dat de strategische herziening voorziet in de uitbreiding van de ondersteunende taken van EUTM Mali aan de G5-troepenmacht, in zowel Mali als de overige G5-landen. Internationale steun is immers vooralsnog noodzakelijk om de G5-troepenmacht in staat te stellen verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen regionale veiligheid. Zoals reeds vermeld in het verslag Raad Buitenlandse Zaken van 22 januari jongstleden (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1819), zal Nederland dan ook, mede afhankelijk van de behoeftestelling, bezien of een hernieuwde bijdrage aan EUTM Mali wenselijk en mogelijk is.

EUTM Somalië

Nederland draagt sinds 2010 bij aan EUTM Somalië. De missie heeft de capaciteitsopbouw van de Somalische veiligheidstroepen en het Somalische Ministerie van Defensie als doel. De complexe politieke en veiligheidscontext waarin de missie opereert heeft gevolgen voor de effectiviteit van de missie. Daarnaast ondervindt EUTM op het vlak van capaciteitsopbouw van de Somalische veiligheidstroepen concurrentie van bilaterale trainingsprogramma’s van o.a. Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. In het licht van bovenstaande, en zoals aan uw Kamer is gecommuniceerd in het RBZ-verslag van december 2017 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1813), heeft het kabinet besloten de Nederlandse bijdrage van zes stafofficieren per 2 april 2018 te beëindigen.

EUTM Centraal Afrikaanse Republiek

De EUTM in de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) speelt een belangrijke rol bij de opbouw van de veiligheidsstructuur en stabiliteit op de lange termijn in het door conflicten verscheurde land. Het mandaat van de missie werd in januari jongstleden verlengd tot 2 september 2020. Nederland levert zelf geen bijdrage aan EUTM CAR.

Agenda onderwerp 4: EU-NAVO samenwerking

Tijdens een gezamenlijke werklunch spreken de Ministers van Defensie met de secretaris-generaal van de NAVO, de heer Stoltenberg, over EU-NAVO samenwerking. De voortgang op de huidige 76 EU-NAVO activiteiten op diverse terreinen zal worden besproken en de EU-NAVO verklaring die en marge van de NAVO-top op 11 en 12 juli aanstaande zal worden aangenomen, zal worden voorbereid.

Op 5 december jongstleden namen de EU en NAVO de nieuwste strategische prioriteiten voor samenwerking aan, waaronder contraterrorisme, «vrouwen, vrede en veiligheid» en militaire mobiliteit.

Inzet Nederland

Nederland is groot voorstander van een verdieping van de EU-NAVO samenwerking. Nederland beschouwt de voorstellen die op tafel liggen als een goed startpunt voor de verdieping van de EU-NAVO samenwerking, maar concrete vervolgstappen zijn noodzakelijk. Daar riep Nederland in januari jongstleden samen met andere lidstaten toe op. Daarbij is naast overleg tussen de staven van de EU en de NAVO ook directe betrokkenheid van de lidstaten en NAVO-bondgenoten nodig.

In het bijzonder is Nederland verheugd dat militaire mobiliteit als nieuwe gezamenlijke strategische prioriteit door beide organisaties is aangenomen. Samenwerking tussen, en de expertise van, beide organisaties zijn essentieel om de militaire mobiliteit in Europa te verbeteren. Daarom heeft Nederland zich vanaf het begin ingezet voor een versterkte EU-NAVO samenwerking op het gebied van militaire mobiliteit. Nederland ziet de NAVO-top en de Europese Raad op 28–29 juni aanstaande als belangrijke momenten om ambitieuze afspraken te maken over militaire mobiliteit. Tijdens de bijeenkomst van de Ministers van Defensie van de NAVO op 14–15 februari jongstleden heeft Nederland een pledge op het gebied van militaire mobiliteit geïntroduceerd. Deze werd omarmd door veel NAVO-bondgenoten alsook door de secretaris-generaal van de NAVO. Nederland zal dit in de komende maanden nader uitwerken.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven