21 501-20 Europese Raad

Nr. 751 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2013

Hierbij bij bied ik u aan, mede namens de minister-president, de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 7 en 8 februari a.s. te Brussel.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Geannoteerde Agenda van de Europese Raad d.d. 7–8 februari 2013

Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020

Het is de intentie van Europese Raadsvoorzitter Van Rompuy om tijdens de Europese Raad (ER) van 7 februari a.s. een akkoord te bereiken over de meerjarenbegroting van de EU. Tijdens de ER van 22–23 november jl. bleken de posities nog te ver uiteen te liggen om tot een akkoord te komen. Wel werd vastgesteld dat voldoende toenadering was bereikt om overeenstemming begin 2013 mogelijk te maken.

De heer Van Rompuy heeft laten weten dat hij op de dag van de ER met een aangepast voorstel zal komen en dat hij daarbij de stand van zaken zoals die was aan het einde van de ER in november jl. als uitgangspunt wil nemen. Verwacht wordt dat het nieuwe voorstel van Van Rompuy aanpassingen betreft aan zowel de uitgavenkant als de inkomstenkant.

De Nederlandse inzet blijft onveranderd. Het kabinet houdt vast aan de koers zoals die is vastgelegd in brieven aan uw Kamer van maart en september 2011 (Kamerstuk 21 501-20, nrs. 529 en 553), de diverse geannoteerde agenda’s, alsook de vier kwartaalbrieven over het MFK (Kamerstukken 21 501-20, nrs. 601 en 628 en Kamerstukken 32 833, nrs. 8 en 9). De hoofdinzet van het kabinet is een moderne en sobere EU-begroting, waarbij fondsen voor het Landbouw- en voor het Cohesie-beleid worden verlaagd ten gunste van investeringen in innovatie en duurzaamheid. Nederland blijft inzetten op behoud van de korting op de afdrachten en behoud van de perceptiekostenvergoeding alsook op een lager plafond. Het kabinet wil ten opzichte van de onderhandelingsbox zoals die voorlag aan de november-ER nog 30 miljard euro extra besparen, waarbij, in lijn met de moties Klaver, Pechtold en Lucas, het Horizon 2020 programma (onderzoek en innovatie) zoveel mogelijk dient te worden ontzien. Ten slotte zal Nederland zich hard maken om de administratieve uitgaven van de EU zoveel mogelijk te beperken.

Handel

De ER zal de balans opmaken van het EU-handelsbeleid en de bijdrage die handel levert aan groei en banen in Europa. Naar verwachting zal de ER het belang van open markten en verdere handelsvrijmaking onderstrepen. Ook zal de ER stil staan bij de belangrijkste ontwikkelingen in multilateraal verband (met name binnen de WTO) en de bilaterale handelsagenda van de EU.

De inzet van Nederland is gericht op een duidelijke boodschap van de ER zowel wat betreft het belang van open markten, het tegengaan van protectionisme en het blijvend belang van de WTO als wat betreft het geven van een impuls aan de bilaterale vrijhandelsagenda van de EU.

De WTO blijft van cruciaal belang voor een soepel verloop van het mondiale handelsverkeer gezien de in WTO-kader vastgelegde afspraken over handel en de naleving daarvan. Ook blijft de WTO van belang als platform voor onderhandelingen over verdere afspraken, bijvoorbeeld op het terrein van diensten, ondanks de impasse in de alomvattende Doha onderhandelingsagenda.

Wat betreft de handelsrelaties met een aantal belangrijke handelspartners die tijdens de ER de revue zullen passeren, is het voor Nederland vooral van belang dat de staatshoofden en regeringsleiders een duidelijk en positief signaal afgeven over het verdiepen van de handelsrelaties met de VS in de vorm van een vrijhandelsakkoord. Nederland met zijn open economie heeft veel te winnen bij een dergelijk akkoord en hecht in het bijzonder aan een positief signaal over verdieping van de handelsrelatie met de VS.

Arabische regio

Tijdens de ER zal worden gesproken over de ontwikkelingen in de Arabische regio, met het oog op het voortzetten van een effectief EU-beleid voor die regio.

De Arabische regio vertoonde in 2012 een divers beeld. In een aantal landen was sprake van voorzichtige positieve ontwikkelingen in de richting van democratisering; in andere landen leek vooruitgang te worden afgewisseld met stagnatie, terwijl in Syrië een breed begin van een transitieproces helaas onmogelijk bleek.

Het kabinet benadrukt dat lange termijn betrokkenheid van de EU bij de Arabische regio noodzakelijk is. Ook met het oog op de stabiliteit en welvaart van Europa zijn, naast de eigen verantwoordelijkheid van de zuidelijke buurlanden zelf, betekenisvolle investeringen in de zuidelijke buurlanden van cruciaal belang, met name in democratiseringsprocessen, ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld, handel en economische ontwikkeling en verantwoorde mobiliteit. Via dialoog en engagement met de betrokken landen moet de Unie fundamentele waarden, als inclusieve democratie, vrije media, versterking van de rechtsstaat, respect voor rechten van vrouwen en bescherming van minderheden expliciet blijven benadrukken en bevorderen.

Het kabinet steunt, twee jaar na de eerste omwentelingen in de Arabische regio, de uitgangspunten van het in 2011 herziene Europese beleid ten aanzien van de zuidelijke buurlanden, met een meer flexibele, op maat gesneden benadering en met nadruk op het aanhalen van banden met het maatschappelijk middenveld, het steunen van democratiseringsprocessen, handel en economische ontwikkeling. Het toepassen en verfijnen van EU-conditionaliteit is hiervan een integraal onderdeel, zodat landen waar hervormingen goed van de grond komen meer steun ontvangen, terwijl landen waar hervormingen stagneren of uitblijven hiervan ook de consequenties ondervinden.

Mali

Tijdens de ER zal mogelijk aandacht worden besteed aan de recente ontwikkelingen in Mali, alsmede de stand van zaken met betrekking tot de Franse operatie, de voorbereidingen van de EU Trainingsmissie (EUTM) in Mali, de ontplooiing van «African-led International Support Mission in Mali» (AFISMA) en de voortgang met het politieke proces.

Onder verwijzing naar de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 31 januari 2013 (Kamerstuk nog niet beschikbaar, kenmerk DIE-2013.5540) uw Kamer toegezonden op 26 januari jl. en de brief inzake mensenrechtenschendingen in Mali (idem., kenmerk: DAF-2013.6390) uw Kamer toegezonden op 29 januari jl., benadrukt het kabinet het belang van samenhang tussen politieke, militaire en OS inspanningen en de noodzaak van goede inbedding van de EU-initiatieven in de bredere internationale inspanningen in Mali.

Het is primair aan de Malinese interim--regering een spoedige transitie naar een democratisch gekozen regering te verzorgen. De onlangs gepresenteerde routekaart is hierbij een belangrijke eerste stap. Het kabinet steunt de versterkte en versnelde inzet van de internationale gemeenschap in het kader van de relevante VNVR-resoluties ter ondersteuning van de constitutionele orde en ter handhaving van de territoriale integriteit van Mali. Op 29 januari jl. kondigde het kabinet aan AFISMA met een bijdrage van vijf miljoen euro te steunen. Hiermee steunt Nederland de inspanningen van Afrikaanse landen om de stabiliteit en veiligheid in Mali te herstellen. Het kabinet is van mening dat de EUTM zo snel mogelijk van start moet gaan, met inachtneming van een zorgvuldige beoordeling van de aandachtspunten en risico’s. De missie zal ruime aandacht besteden aan training op het gebied van mensenrechten. Als aangekondigd in de Kennisgevingsbrief van 18 januari jl. (Kamerstuk Kamerstuk 29 521, nr. 202) onderzoekt het kabinet de wenselijkheid en mogelijkheid van een eventuele nationale bijdrage aan EUTM.

Naar boven