21 501-20 Europese Raad

Nr. 749 BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN EN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2013

In uw brief van 30 januari jl. brengt u het verzoek over van het lid Wilders om een nieuwe brief in aanvulling op de kabinetsreactie die uw Kamer op 29 januari jl. toeging (Kamerstuk 21 501-20, nr. 748) naar aanleiding van de toespraak die de Britse premier Cameron op 23 januari jl. hield over de toekomst van Europa.

Zoals in de reeds verstuurde kabinetsreactie gesteld, streeft het kabinet ernaar om in de Staat van de Europese Unie op coherente en alomvattende wijze in te gaan op de uitdagingen waarvoor Europa zich gesteld ziet, en de rol van Nederland daarbij. Ook zal het kabinet in «de Staat» uiteenzetten hoe het in die context invulling wil geven aan het begrip democratische legitimiteit. Daarmee geeft het kabinet onder meer uitvoering aan de motie-Merkies van 11 oktober 2012 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 676) en de motie-Servaes c.s. terzake van 12 december 2012 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 724).

Voorts zal het kabinet in deze «Staat» ingaan op de voorlichting van de Raad van State aan de Eerste Kamer (Vergaderjaar 2012–2013, 33 454) betreffende de verankering van de democratische controle bij de hervormingen in het economisch bestuur in Europa ter bestrijding van de economische en financiële crisis.

Ten slotte zal het kabinet in «de Staat» nader uiteenzetten hoe het invulling wil geven aan het voornemen in het regeerakkoord om een inventarisatie te maken van onderwerpen die de EU beter kan overlaten aan de nationale lidstaten. Op verzoek van minister Timmermans van Buitenlandse Zaken brengen alle ministeries op dit moment in kaart om welke onderwerpen het op hun terrein zou kunnen gaan. Minister Timmermans heeft tijdens een notaoverleg met de vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken d.d. 17 december 2012 gesteld dat hij zich ervoor zal inspannen dat deze inventarisatie tegen de zomer van dit jaar gereed zal zijn. Daarna kan over deze inventarisatie een besluit worden genomen in de ministerraad, waarna overleg kan volgen met de Kamer.

Het kabinet is voornemens de Staat van de Europese Unie binnen enkele weken aan uw Kamer toe te zenden, en ziet uit naar een gedachtewisseling met uw Kamer waarin alle bovengenoemde aspecten aan de orde kunnen komen.

De minister-president, minister van Algemene Zaken, M. Rutte

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven