21 501-20 Europese Raad

Nr. 614 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2012

Hierbij bieden wij u aan, mede namens de minister-president, de geannoteerde agenda van de Europese Raad en Eurozone Top van 1 en 2 maart 2012 te Brussel.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, H. P. M. Knapen

Geannoteerde agenda Europese Raad en Eurozone top, 1 en 2 maart 2012, Brussel

Op de concept-agenda van de Europese Raad staan drie onderwerpen: economisch beleid, internationale topontmoetingen en buitenlands beleid. Daarnaast voorziet de concept-agenda «overige punten», waaronder wordt begrepen Servië en de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone. Tevens zal aan de orde komen de benoeming van de voorzitter van de Europese Raad.

Voorts spreken de leiders van de landen van de eurozone elkaar op 2 maart, in een lunch na afloop van de Europese Raad, over het EFSF en het ESM en over de benoeming van de voorzitter van de Eurozone Top.

In de marge van de Europese Raad zal het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de EMU («Begrotingspact») worden ondertekend. Na ondertekening zal de parlementaire goedkeuringsprocedure worden gestart.

Economisch beleid

Het Europees semester, de periode waarin op Europees niveau een intensieve coördinatie plaatsvindt van het economische en budgettaire beleid van de lidstaten, wordt dit jaar voor de tweede keer doorlopen.

Vooruitblikkend zal de Europese Raad op basis van de Annual Growth Survey van de Europese Commissie, een overkoepelende analyse van groeiversterking in de EU voor 2012, algemene aanwijzingen geven voor beleidsontwikkeling op EU- en nationaal niveau. Daarbij zal nadruk worden gelegd op werkgelegenheid en concurrentievermogen. Lidstaten worden geacht de aanwijzingen mee te nemen bij het opstellen van de Nationale Hervormingsprogramma’s onder de Europa 2020-strategie en de Stabiliteits- en Convergentieprogramma’s onder het Stabiliteits- en Groei Pact (SGP). Op basis van deze programma’s zal de Europese Commissie landenspecifieke aanbevelingen voor economische hervormingen opstellen voor alle lidstaten. Deze zullen worden voorgelegd aan de Europese Raad van 28–29 juni a.s.

Het kabinet kan zich goed vinden in de vijf prioriteiten die de Commissie in de Survey stelt: begrotingsconsolidatie, het verschaffen van krediet aan bedrijven en huishoudens, bevordering van economische groei, tegengaan van werkeloosheid en de sociale consequenties van de crisis en tot slot het moderniseren van overheden.

Gezien de ernst van de economische situatie is het essentieel te blijven inzetten op budgettaire consolidatie en het versterken van het groei- en concurrentievermogen. Zonder begrotingsconsolidatie kunnen we in Europa het vertrouwen niet herstellen, zonder groeibevorderende maatregelen verbetert de economische situatie niet. Het kabinet is van mening dat door de lidstaten in dit kader te nemen groeibevorderende maatregelen er niet toe mogen leiden dat de afspraken over begrotingsdiscipline en consolidatie worden teruggedraaid.

Nederland heeft op 20 februari jl.1 met elf gelijkgezinde landen een brief over het belang van het versterken van het groei- en concurrentievermogen in de EU aan de voorzitter van de Europese Commissie en de voorzitter van de Europese Raad gestuurd. Zoals in deze brief aangegeven (kopie bijgevoegd), hecht Nederland eraan dat in de Europese Raadsconclusies voortgang wordt geboekt met concrete dossiers (inclusief tijdlijnen) als de interne markt voor diensten, de digitale interne markt, de interne markt voor energie, het unitair octrooi, het stimuleren van onderzoek en innovatie, toegang tot financiering (venture capital), het bevorderen van externe handel en het terugdringen van administratieve lastendruk.

Nieuw onderdeel van het semester is het Alert Mechanism Report, dat verscheen op 14 februari jl. In dit rapport, dat onderdeel is van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure, worden die lidstaten aangewezen die naar het oordeel van de Commissie grote onevenwichtigheden hebben opgelopen, of het risico lopen daardoor geraakt te worden. De Commissie kan in dat geval een «diepte-analyse» starten. Wanneer op basis van deze analyse inderdaad sprake blijkt te zijn van schadelijke onevenwichtigheid, kan dat leiden tot aanbevelingen tot de betreffende lidstaat en aanvullend, voor euro lidstaten, tot een boete in geval onvoldoende maatregelen worden genomen om de onevenwichtigheden te adresseren. De Commissie kondigt in het rapport onderzoek aan bij een flink aantal landen, maar niet bij Nederland.

Terugblikkend zal de ER de uitvoering van de landenspecifieke aanbevelingen die de lidstaten hebben gekregen in het kader van het vorige Europees semester bespreken, alsmede de toezeggingen die de daaraan deelnemende landen hebben gedaan onder het Europluspact. Nederland acht het essentieel dat aan het Europees Semester uiterst serieus invulling wordt gegeven. Het is zaak dat alle lidstaten zich hiervoor maximaal inzetten en elkaar kritisch de maat nemen.

Internationale topontmoetingen

G20 en G8

De Europese Raad zal een gezamenlijke EU-positie voor de G20 top op 18 en 19 juni in Los Cabos, Mexico bepreken. Nederland is betrokken bij het voortraject van deze top. Nederland zal zelf niet bij de G20 top aanwezig zijn. Het kabinet steunt de Europese inzet op effectieve coördinatie ten behoeve van duurzame economische groei, het nakomen van eerdere G20 toezeggingen op het gebied van financiële regelgeving en de aanpak van jeugdwerkloosheid.

Voorts verwelkomt het kabinet de ontwikkelingsagenda zoals die tijdens de aanstaande G20 top zal worden besproken, in het bijzonder de aandacht voor voedselzekerheid en verhoging van duurzame landbouwproductie en – productiviteit, het thema «groene groei» en de financiering van maatregelen tegen klimaatverandering.

De Europese Raad zal tevens worden geïnformeerd over de voorbereidingen voor de G8-bijeenkomst in april a.s. in Chicago.

Rio+20

De Europese Raad zal voorts de voorbereidingen voor de Rio+20 Top bespreken. Deze VN Conferentie over Duurzame Ontwikkeling (UN Conference on Sustainable Development, CSD) vindt plaats in Rio de Janeiro van 20 tot 22 juni 2012. De milieuraad van 9 maart a.s. zal eveneens conclusies aannemen.

De belangrijkste thema’s van Rio+20 zijn groene economie in de context van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding en een Institutioneel Raamwerk voor Duurzame Ontwikkeling (IFSD). De EU heeft de ambitie een grote en constructieve rol te spelen bij deze VN Conferentie. Voor de EU is groene economie het belangrijkste onderwerp op de Rio+20-agenda. Afspraken hierover moeten concrete doelen en acties bevatten op basis van een zogenaamde roadmap.

Voor het tweede hoofdonderwerp van Rio+20, een Institutioneel Raamwerk voor Duurzame Ontwikkeling, bestaan diverse opties en scenario’s om de VN te reorganiseren. Algemeen doel daarvan is om de VN krachtiger en slagvaardiger te maken op het gebied van duurzame ontwikkeling en milieubeleid wereldwijd. De EU is bereid te overleggen over alle opties en pleit voor het omvormen van UNEP tot een gespecialiseerde VN organisatie (in Nairobi). Een van de opties is de oprichting van een VN Sustainable Development Council (SDC) die peer reviews op basis van vrijwilligheid uitvoert en in de plaats komt van de Commission on Sustainable Development. Het kabinet steunt deze optie.

Buitenlands beleid

Zuidelijk nabuurschap

De Europese Raad zal kort spreken over het zuidelijk nabuurschap, een jaar na het begin de Arabische transitie, en hierover conclusies aannemen. Het kabinet steunt het door de EU gevoerde beleid, waarbij landen die hervormen worden beloond («more for more» ) en waarbij landen die politieke hervormingen nalaten daarvan ook de gevolgen ondervinden («less for less»). Zo heeft Egypte, vanwege het uitblijven van voortgang op het gebied van democratisering, vooralsnog geen middelen ontvangen uit het nieuwe EU fonds voor zuidelijke buurlanden SPRING (Support to Partnership, Reform and Inclusive Growth). Het kabinet zal blijven aandringen op respect voor mensenrechten, met name vrijheid van meningsuiting en bescherming van de rechten van religieuze en seksuele minderheden en vrouwen, als voorwaarden voor EU hulp conform de motie-Ormel (Kamerstuk 21 501-2, nr. 1122). Het kabinet blijft daarnaast in EU-verband pleiten voor het vergroten van de markttoegang van producten uit de zuidelijke buurlanden conform de motie-Ten Broeke (Kamerstuk 32 623, nr. 39). Inmiddels zijn de onderhandelingsmandaten voor vergaande vrijhandelsakkoorden met vier zuidelijke buurlanden goedgekeurd en heeft het Europees Parlement op 16 februari jl. ingestemd met een akkoord dat landbouwproducten uit Marokko betere toegang geeft tot de Europese markt.

Syrië

De Europese Raad zal waarschijnlijk een verklaring aannemen over Syrië. Het kabinet maakt zich grote zorgen over de situatie in Syrië en het toegenomen geweld sinds het dubbele veto van Rusland en China tegen een veroordelende resolutie van de VN-Veiligheidsraad in januari jl. De EU moet het Syrische regime andermaal oproepen het geweld onmiddellijk te beëindigen. President Assad heeft zijn legitimiteit verloren en moet opstappen. Zolang dit niet is bereikt, zal het kabinet zich inzetten voor verdere EU-sancties die het Syrische regime in het hart treffen en de bevolking waar mogelijk ontzien.

De internationale gemeenschap dient zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken. De Group of Friends of the Syrian People, die op het moment van verzending van deze brief bijeenkomt in Tunis, kan hierin een belangrijke rol spelen. De Arabische Liga is een factor van betekenis in dit kader. Het kabinet zal de ondersteuning van de Syrische oppositie intensiveren en daarbij aandringen op samenwerking, inclusiviteit en representativiteit. Ook de EU dient op deze weg verder te gaan. De ER zal ook moeten aandringen op verbetering van de toegang tot Syrië voor humanitaire hulpverleners.

Overige punten Europese Raad

Servië

De Europese Raad zal, in navolging van de conclusies van de Europese Raad van 9 december 2011 (verslag Europese Raad 9 december 2011 d.d. 13 december 2011, Kamerstuk 21 501-20, nr. 602), mogelijk besluiten over het verlenen van de kandidaat-lid status aan Servië, op basis van conclusies die hierover door de Raad Algemene Zaken op 28 februari 2012 worden aangenomen ( geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 28 februari 2012, Kamerstuk 21 501-02, nr. 1120).

Het kabinet is van mening dat de dialoog tussen Servië en Kosovo de enige weg is naar normalisatie van de nabuurschappelijke betrekkingen. Het kabinet is positief over de tot nu toe bereikte resultaten. De dialoog is op 21 februari hervat en is op het moment van verzending van deze brief nog gaande. Nederland kan instemmen met het verlenen van de kandidaat-lid status mits Servië voldoet aan de voorwaarden die de ER van 9 december 2011 stelde. Zo moet Servië gecommitteerd blijven aan de dialoog, de tot nu toe bereikte akkoorden (inclusief over geïntegreerd grensbeheer) te goeder trouw implementeren en een akkoord sluiten over de deelname van Kosovo aan regionale fora. Nederland zal daarbij de inschatting van andere relevante lidstaten meewegen.

Schengen – toetreding van Bulgarije en Roemenië

Zoals uw Kamer per brief van 14 februari (Kamerstuk 23 987 nr. 122) is gemeld, staat voor Nederland vast dat er, voordat een besluit over toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Schengen-zone kan worden genomen, in genoemde landen sprake moet zijn van duurzame en onomkeerbare voortgang op het gebied van de hervorming van de rechtsstaat en de bestrijding van corruptie en, in het geval van Bulgarije, van de strijd tegen de georganiseerde misdaad. In juli, na verschijning van het volwaardige rapport van de Europese Commissie in het kader van het Coöperatie en Verificatiemechanisme, zal het kabinet zich opnieuw op het standpunt bezinnen. Nederland zal tijdens de Europese Raad van 1 en 2 maart dan ook niet kunnen instemmen met toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Schengen-zone.

Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de EMU

In de marge van de Europese Raad zullen de leiders van de lidstaten die de euro als munt hebben, samen met de leiders van de lidstaten van buiten de eurozone die aan het verdrag willen deelnemen, het nieuwe Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de EMU («begrotingspact») ondertekenen. Het Verenigd Koninkrijk en Tsjechië zullen niet ondertekenen. Na ondertekening zal het verdrag ter goedkeuring worden voorgelegd aan de parlementen van alle lidstaten die het verdrag hebben ondertekend.

Voor Nederland betekent dit dat binnen afzienbare tijd een ontwerp-goedkeuringswet en een memorie van toelichting aan de Raad van State zullen worden aangeboden, waarmee het parlementaire goedkeuringsproces begint. Het verdrag zal in werking treden zodra 12 eurolanden het hebben geratificeerd.

Het kabinet verwelkomt de bijdrage die de totstandkoming van dit verdrag levert aan de versterking van de Economische en Monetaire Unie, in het bijzonder door de aanscherpingen op het vlak van de begrotingsdiscipline. Een uitgebreide appreciatie van het verdrag ging u toe in het verslag van de informele Europese Raad van 30 januari (Kamerstuk 21 501-20 nr. 611). Naar aanleiding van het debat over de Staat van de Unie nam de Tweede Kamer op 14 februari de motie-Schouw aan (Kamerstuk 33 001, nr. 14) over communautaire besluitvorming. Deze motie verzoekt de regering zich maximaal in te spannen om de onderdelen in dit akkoord communautair te regelen. De motie sluit volledig aan bij de inzet van het kabinet bij de totstandkoming van dit verdrag, zoals onder meer blijkt uit de brief van 18 januari jl. over de stand van zaken in de onderhandelingen en de inzet van Nederland (Kamerstuk 21 501-20, nr. 603). Het kabinet had een voorkeur voor het vastleggen van de gemaakte afspraken onder alle 27 lidstaten, maar daarover kon geen overeenstemming worden bereikt. Vandaar dat het kabinet zich heeft ingezet om het verdrag zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de EU-verdragen, en deze vanzelfsprekend volledig te respecteren. Dientengevolge staat in artikel 2 van het verdrag dat het verdrag door de verdragsluitende partijen moet worden toegepast en uitgelegd in overeenstemming met het EU-recht, en staat in artikel 16 dat binnen vijf jaar na inwerkingtreding van het verdrag initiatief zal worden genomen om de inhoud op te nemen in het juridische raamwerk van de EU. De aansluiting bij het EU-recht heeft daarnaast geresulteerd in a) een zo groot mogelijke rol voor de Europese Commissie en het Europese Hof van Justitie bij de tenuitvoerlegging van het verdrag en b) in het uitwerken van nadere afspraken in secundaire regelgeving onder EU-recht. Bij het vaststellen van die regelgeving zullen volgens de normale communautaire procedures de Commissie, de Raad en het Europees Parlement hun respectieve rollen vervullen. Zoals vermeld in het verslag van de informele Europese Raad van 30 januari jl. (Kamerstuk 21 501-20 nr. 611) is de verdragstekst naar het oordeel van de Europese Commissie verenigbaar met de EU-verdragen.

Conform de toezegging van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, tijdens het Algemeen Overleg van 16 februari jl. over de Raad Algemene Zaken van 28 februari a.s., wordt hieronder ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in de uiteindelijke tekst van het verdrag ten opzichte van de conceptversie die u op 23 januari jl. ontving (Kamerstuk 21 501-20 nr. 609).

Mede op verzoek van Nederland wordt in artikel 4 onderstreept dat het (sinds de inwerkingtreding van het «sixpack» in december 2011) mogelijk is om een buitensporigtekortprocedure te starten op basis van ongewenste schuldontwikkelingen. In de preambule wordt er daarnaast op gewezen dat het in te stellen correctiemechanisme zich mede moet richten op het tegengaan van afwijkingen in het schuldniveau (paragraaf 14) en dat lidstaten verplicht zijn hun schuld boven 60% BNP terug te brengen met gemiddeld 1/20e per jaar (paragraaf 18). Met deze bepalingen onderstrepen de verdragspartijen het belang van het onder controle brengen van niet enkel het begrotingstekort maar evenzeer de overheidsschuld, conform de afspraken zoals deze in het «sixpack» zijn gemaakt.

Een tweede substantiële wijziging betreft de deelname van verdragspartijen die geen euroland zijn aan de Eurotoppen, die minimaal twee maal per jaar informeel bijeen zullen komen. In artikel 12 wordt nu bepaald dat Eurotoppen zullen worden gehouden om te spreken over de specifieke verantwoordelijkheden van de eurolanden, het bestuur van de eurozone, en strategische richtsnoeren voor het economische beleid. Niet-eurolanden die wel verdragspartij zijn zullen hierbij aansluiten indien wordt gesproken over concurrentievermogen, de toekomstige architectuur van de eurozone en, ten minste eenmaal per jaar, de implementatie van dit verdrag. Met deze nieuwe formulering van artikel 12 wordt in meer detail bepaald over welke onderwerpen de Eurotop in welke samenstelling zal spreken, en wordt een adequate betrokkenheid van verdragspartijen die geen euroland zijn gewaarborgd.

Naast redactionele aanpassingen zijn er ook enkele kleinere wijzigingen in de uiteindelijke tekst doorgevoerd. Zo is de formulering van artikel 3, tweede lid, aangescherpt door te stellen dat de nationale wettelijke regels inzake begrotingsevenwicht niet enkel in acht dienen te worden genomen maar dienen te worden nageleefd gedurende de nationale begrotingsprocessen. Zoals bekend kan het Europese Hof worden gevraagd de naleving van artikel 3, tweede lid, te toetsen. Daarnaast is in artikel 12, vierde lid, opgenomen dat de Eurogroep belast is met de voorbereiding van de Eurozonetop. Verder is in artikel 13 de formulering over de organisatie van een interparlementaire conferentie zo aangepast dat het aan nationale parlementen wordt gelaten van welke commissies zij vertegenwoordigers sturen.

Eurozonetop

Griekenland

Naar alle waarschijnlijkheid zal de Eurozonetop kort terugblikken op het principe-akkoord over het tweede steunpakket voor Griekenland dat tijdens de Eurogroep van 20 februari jl. werd bereikt. Het besluit over het daadwerkelijk verlenen van de programmasteun zal in de eerste helft van maart a.s. worden genomen, na het bekend worden van de resultaten van de PSI-operatie en de evaluatie van de Trojka over het uitvoeren van de resterende «prior actions». De besluitvorming in de IMF-board over de bijdrage van het IMF zal pas na deze twee resultaten plaatsvinden.

Het principe-akkoord respecteert de belangrijkste parameters van het akkoord van de Eurozonetop van 26 oktober 2011. In het tweede steunpakket zal sprake zijn van een bijdrage van de publieke sector van maximaal 130 miljard euro en een schuldniveau van Griekenland in 2020 van 120,5%.

Om dit akkoord mogelijk te maken zal het PSI-aanbod een grotere afslag op de nominale waarde van de Griekse staatsobligaties bevatten (53,5% in plaats van 50%). Daarnaast is afgesproken dat de aan de lidstaten uitgekeerde winst die de ECB en de nationale centrale banken maken op Griekse staatsobligaties, die zij onder de nominale waarde hebben gekocht, gebruikt kan worden om bij te dragen aan de schuldhoudbaarheid van Griekenland. Verder heeft de Eurogroep overeenstemming bereikt over een verlaging van de rente opslag (percentage) op de reeds aan Griekenland verstrekte bilaterale leningen wat de schuldhoudbaarheid van Griekenland verbetert. Voor wat betreft de bespreking over Griekenland wordt kortheidshalve verwezen naar de verslaglegging die uw Kamer toeging over de Eurogroep van 20 februari jl.

EFSF/ESM

In vervolg op de verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de Eurozone van 9 december 2011 zal de Eurozonetop de gecombineerde leencapaciteit van EFSF/ESM evalueren en mogelijke versnelde storting van kapitaal in het ESM. Een verhoogde leencapaciteit en snellere opbouw van kapitaal kunnen bijdragen aan de financiële stabiliteit en het verminderen van besmettingsrisico’s. Een verhoging van de gecombineerde leencapaciteit en versnelde storting van kapitaal zouden daarnaast de bereidheid van andere landen voor een grotere inzet van IMF middelen, o.a. in het tweede steunprogramma voor Griekenland, kunnen verbeteren. Nederland staat als onderdeel van een totaalpakket open voor een eventuele verhoging van het gezamenlijke leenplafond EFSF/ESM en/of vervroegd inleggen van kapitaal in het ESM.

Benoeming voorzitter Europese Raad en voorzitter Eurozone Top

De Europese Raad kiest zijn voorzitter met gekwalificeerde meerderheid voor een periode van tweeënhalf jaar. De voorzitter is eenmaal herkiesbaar, zo is in het EU-verdrag afgesproken. Het mandaat van de huidige voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, verloopt eind mei a.s. Deze Europese Raad zal worden gevraagd zich uit te spreken over zijn eventuele herbenoeming.

Ook de Eurozone Top (aansluitend op de Europese Raad) zal een voorzitter benoemen. Daarover is in het nieuwe verdrag afgesproken dat de voorzitter van de Eurotop gelijktijdig wordt benoemd met de verkiezing van de voorzitter van de Europese Raad en voor dezelfde ambtstermijn door de staatshoofden en regeringsleiders van de verdragsluitende partijen die de euro als munt hebben. Besluitvorming is in dit geval met gewone meerderheid.

Tot slot: Naar aanleiding van het debat over de Staat van de Unie nam de Tweede Kamer op 14 februari de motie-Albayrak aan (Kamerstuk 33 001, nr. 7). Deze motie verzoekt de regering te bevorderen dat het Europees Parlement meer betrokken wordt bij de belangrijke besluiten die voorliggen in de Europese Raad. De minister-president heeft op 16 februari jl. dit verzoek besproken met voorzitter Van Rompuy. Omdat de EU-verdragen verhinderen dat het Europees Parlement een formele rol krijgt bij de besluitvorming van de Europese Raad, heeft de minister-president voorgesteld dat een inhoudelijke discussie met de voorzitter van het Europees Parlement voortaan standaard onderdeel uitmaakt van de Europese Raad. Op deze manier kan de zienswijze van het Europees Parlement bij de besluiten die voorliggen beter worden gehoord. Minister-president Rutte verwees hierbij naar de positieve ervaring tijdens de informele Europese Raad van 30 januari 2012. De voorzitter van de Europese Raad zei in een reactie dit aan te moedigen.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven