21 501-20 Europese Raad

Nr. 1317 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2018

Zoals in de geannoteerde agenda voor de informele bijeenkomst van de Europese Raad op 23 februari jl. is aangekondigd, ontvangt uw Kamer hierbij een nadere appreciatie van de mededeling van de Europese Commissie «Een Europa dat resultaten boekt; institutionele opties om de werkzaamheden van de Unie doeltreffender te maken». De Commissie heeft deze mededeling opgesteld in het licht van deze informele bijeenkomst van de Europese Raad. Hierover ontving uw Kamer eerder de geannoteerde agenda (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1296) en het verslag (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1307).

Topkandidaten

De Commissie is in de mededeling positief over Spitzenkandidaten (of topkandidaten in de Nederlandse vertaling van de mededeling). De Commissie stelt dat in 2014 de topkandidaten-procedure er in belangrijke mate aan bijdroeg dat de Commissie Juncker meer politiek en uitgesprokener in haar beleidskeuzes kan zijn. De Commissie wil het experiment van de topkandidaten procedure voortzetten en verbeteren. Het gaat de Commissie dan om het vroeger benoemen van de topkandidaten door de Europese politieke partijen en het versterken van de banden tussen Europese en nationale politieke partijen.

Het kabinet is duidelijk over de rol van de Commissie. EU-instellingen, in het bijzonder de Commissie en het Hof van Justitie, dienen hun belangrijke taak waar te maken ten aanzien van het bewaken van het gelijke speelveld en naleving van uitvoering van afspraken, door deze te controleren en af te dwingen. Een politieke taakopvatting van de Commissie kan hier potentieel mee schuren. Wat het kabinet betreft, zou dat een onwenselijke ontwikkeling zijn.

Ten aanzien van de benoemingsprocedure voor de voorzitter van de Europese Commissie, houdt het kabinet dan ook vast aan de procedure zoals voorzien in artikel 17 (7) van het EU-verdrag. In een zeer grote mate van eensgezindheid is tijdens de Europese Raad op 23 februari de voorkeur uitgesproken tot handhaving van deze procedure. Uitgangspunt is de autonomie van de ER om te komen tot zijn besluit tot voordracht van een kandidaat als voorzitter van de Commissie, zoals voorzien in artikel 17 (7) van het EU-verdrag.

In reactie op hetgeen de Commissie stelt over Europese politieke partijen, benadrukt het kabinet grote waarde te hechten aan de autonomie van politieke partijen, een pluriforme democratie en participatie van burgers binnen de democratie. Ten aanzien van Europese politieke partijen loopt besluitvorming over de aanpassing verordening statuut en financiering Europese politieke partijen ten einde. Na aanpassing zal gelden dat de aangesloten nationale politieke partijen duidelijkheid zullen moeten geven over de aansluiting bij een Europese politieke partij om in aanmerking te kunnen komen voor Europese financiering (zie Kamerstuk 22 112, nr. 2500). Ik verwijs uw Kamer hierbij naar de waarborgen die het kabinet in de behandeling van de behandeling van de herziening van de EPP-verordening heeft bedongen (zie Kamerstuk 22 112, nr. 2507). In de lopende herziening van de Kiesakte is opgenomen dat politieke partijen de keuze hebben of zij op het stembiljet vermeld willen hebben of zij lid zijn van een Europese politieke partij. Het kabinet is van mening dat hiermee de onafhankelijkheid van nationale politieke partijen niet in het geding is.

Samenstelling Europees Parlement

De Commissie spreekt zich uit voor een rechtskader voor de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2019. Het gaat daarbij in op de samenstelling van het Europees Parlement. De Commissie verwijst naar voorstellen van het Europees Parlement en lidstaten over een transnationaal kiesdistrict en de hervorming van de kieswet van de Europese Unie.

Het kabinet verwijst voor zowel de samenstelling van het Europees Parlement als het transnationaal kiesdistrict naar de geannoteerde agenda en het verslag van de informele Europese Raad van 23 februari 2018. Ten aanzien van de hervorming van de kiesakte benadrukt het kabinet dat de door de Commissie vermelde kiesdrempel van tussen de 3 en 5 procent van de uitgebrachte stemmen niet meer actueel is. Thans wordt in de onderhandelingen gesproken over een kiesdrempel tussen de 2 en 5 procent voor lidstaten met meer dan 35 zetels in het Europees Parlement. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, moeten deze voorwaarden Nederland ook in de toekomst vrijwaren van het instellen van een kiesdrempel bij de Europese verkiezingen (zie Kamerstuk 34 361, nr. 12).

Commissarissen per lidstaat

Ten aanzien van de samenstelling van de Europese Commissie roept de Commissie de leiders op te beslissen of een Europese Commissie met een lid per lidstaat te handhaven dan wel de Commissie kleiner te maken. Uw Kamer heeft over dit onderwerp voorafgaand aan de informele Europese Raad van 23 februari met Kamerbrede steun de motie Verhoeven aangenomen waarin uw Kamer zich uitspreekt voor een kleinere Commissie met minder Commissarissen (zie Kamerstuk 21 501-20, nr. 1305). Dit onderwerp is tijdens de informele Europese Raad evenwel niet aan de orde gekomen. Het kabinet zal de lijn als vastgelegd in de motie-Verhoeven bij toekomstige agendering van dit onderwerp uitdragen.

Combinatie voorzitterschappen

Ook heeft de Commissie voorgesteld de functies van voorzitter van de Europese Raad en de Europese Commissie te combineren. Het kabinet is hier geen voorstander van en wijst in dit verband op de geannoteerde agenda voor de informele Europese Raad (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1296). Wat het kabinet betreft gaat het om verschillende taken die in verschillende artikelen zijn vastgesteld (art. 15 (6) en art.17 (6) van het EU-verdrag). Daarenboven acht het kabinet een combinatie ook onwenselijk gezien de nadelige invloed voor het evenwicht tussen de Europese instellingen.

Maatschappelijke dialoog

Tot slot wijst de Commissie op de dialoog met de burgers op weg naar de informele top van de regeringsleiders in Sibiu in het voorjaar van 2019. Het kabinet onderschrijft het belang van maatschappelijke debat over de Europese Unie. Hierbij is het evenwel van belang dat deze dialoog in elke lidstaat op een wijze wordt gevoerd die goed aansluit bij de politiek-maatschappelijke verhoudingen en gebruiken in elke lidstaat. Op dit moment wordt in EU-kader nog gesproken over de verschillende wensen van de lidstaten en de kaders waarbinnen de maatschappelijke dialoog kan worden opgezet. Het kabinet acht het van belang dat de maatschappelijke dialoog in de Nederlandse context ruimte laat aan uiteenlopende politieke perspectieven, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat politieke partijen in dezelfde periode de eigen verkiezingsprogramma’s voor de Europese verkiezingen in 2019 vaststellen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven