21 501-20 Europese Raad

Nr. 1261 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2017

Op 24 november 2017 vindt in Brussel de vijfde Top van staatshoofden en regeringsleiders plaats tussen de EU en de zes landen van het Oostelijk Partnerschap (Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië, Oekraïne en Wit-Rusland). De Top wordt elke twee jaar gehouden. De vorige Top vond in 2015 in de Letse hoofdstad Riga plaats (Kamerstuk 21 501-20, nr. 985). Via deze brief informeert het Kabinet uw Kamer over de Nederlandse inzet met betrekking tot uitkomsten van deze Top.

Context

Het Oostelijke Partnerschap (OP) is een samenwerkingsverband tussen de EU en de zes landen in de regio, gericht op het verdiepen van politieke en economische samenwerking op basis van gedeelde Europese waarden. Doel is het opbouwen van betere relaties met de buurlanden van de EU en bijdragen aan een stabiele, veilige en welvarende regio rond de Unie. Na de herziening van het Europees Nabuurschapsbeleid in 2015 is er meer ruimte gekomen voor differentiatie in de betrekkingen, waardoor op maat gesneden partnerschappen kunnen worden ontwikkeld. Dit heeft als voordeel dat er snel, flexibel en gericht kan worden ingespeeld op de behoeften van het partnerland met een juiste focus op de belangen en waarden van de Unie1.

Het Oostelijk Partnerschap is geen voorportaal voor EU-lidmaatschap. De 28 Staatshoofden en regeringsleiders van de EU Lidstaten legden in hun besluit van 15 december 2016 met betrekking tot het EU-Oekraïne Associatie Akkoord vast dat het Associatie Akkoord Oekraïne niet de status van kandidaat-lidstaat voor toetreding tot de Unie verleent en geen toezegging tot de toekomstige verlening van die status aan Oekraïne inhoudt. In de Slotverklaring van de OP-Top dient een verwijzing naar dit Besluit te staan.

Met Georgië, Moldavië en Oekraïne werden in 2013 en 2014 Associatie Akkoorden (inclusief Diepe en Brede Vrijhandelszone) met de EU afgesloten, die alle in werking zijn getreden. Voor het Associatie Akkoord met Oekraïne heeft Nederland met succes bewerkstelligd dat op 15 december 2016 het bovengenoemde Besluit van de 28 staatshoofden en regeringsleiders is aangenomen2. Het is van belang dat de implementatie van deze akkoorden goed gemonitord wordt. In het kader van het versterken van de mobiliteit zijn eveneens afspraken over visumliberalisatie gemaakt, waarbij houders van biometrische paspoorten uit Georgië (28 maart 2017) en Oekraïne (11 juni 2017) visumvrij kunnen reizen. Voor Moldavië geldt dit reeds sinds 2014. Hierbij is echter wel de kanttekening gemaakt, dat indien de partnerlanden zich niet aan de voorwaarden voor visumliberalisatie houden, deze kan worden opgeschort3. Nederland heeft zich sterk gemaakt voor deze noodrem.

Vanwege de toetreding van Armenië tot de Euraziatische Economische Unie (EEU) in 2015, zijn de onderhandelingen over een Associatie Akkoord, inclusief vrijhandelszone, stopgezet. In plaats daarvan is gekozen voor een minder vergaande Brede en Versterkte Partnerschapsovereenkomst, waarbij de focus vooral op politieke en socio-economische samenwerking ligt en slechts beperkt op handel, aangezien dat wringt met het Armeense lidmaatschap bij de EEU. Het is de verwachting dat de formele ondertekening van de overeenkomst en marge van de Top zal plaatsvinden. Aangezien het hier een gemengd akkoord betreft zal uw Kamer op termijn worden betrokken bij de ratificatieprocedure.

Momenteel vinden gesprekken tussen de EU en Azerbeidzjan plaats over een kaderovereenkomst voor samenwerking, waarbij de thema’s vergelijkbaar zijn met die van de overeenkomst met Armenië. Met Wit-Rusland vinden op dit moment gesprekken plaats over de prioriteiten van de samenwerking. Daarin hecht Nederland aan een prominente bespreking van het thema mensenrechten en rechtsstaat. Voor deze landen geldt dat zij minder ver willen gaan in hun samenwerking met de EU en dit zal tot uitdrukking komen in een beperkt bereik van de samenwerking.

Nederlandse inzet

De OP-regio is van strategisch belang voor de EU en Nederland. Nederland onderschrijft de doelstellingen van het Oostelijk Partnerschap en ziet een duidelijke meerwaarde in intensieve samenwerking met deze regio aan de grens van Europa. De geopolitieke en veiligheidscontext speelt daarbij een belangrijke rol. Met de illegale annexatie van de Krim door Rusland en de crisis in Oekraïne is deze regio instabieler geworden. Europa heeft een sterk belang bij stabiele en welvarende buren. Daarnaast bieden de OP-landen ook interessante handels- en investeringskansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Het Kabinet zal bij de partnerlanden aandringen op verdere implementatie van democratische transitie en hervormingsprocessen op diverse terreinen, zoals economie, rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden. Een effectief terugkeerbeleid, waar de partnerlanden zich houden aan terug- en overnameverplichtingen, is onderdeel van deze agenda. Hierbij is het voor Nederland van belang dat er sprake is van concrete resultaten aan de hand van duidelijke benchmarks en afspraken, zoals ook op 22 februari aan uw Kamer is toegezegd tijdens het debat over de ratificatie van de EU-Associatieovereenkomst met Oekraïne.

Nederland hecht ook waarde aan concrete resultaten voor de burgers van deze regio, zodat de effecten van de samenwerking tussen de EU en het Oostelijk Partnerschap voor iedereen, dus ook voor de EU-burgers, zichtbaar zijn. In dat kader steunt Nederland het initiatief van de Europese Commissie en EDEO «20 deliverables for 2020». Hierin worden concrete resultaatsgebieden voor de burgers uit de Oostelijk Partnerschapslanden benoemd op de bij de Top van Riga geïdentificeerde prioritaire thema’s (economische ontwikkeling, goed bestuur, transport/energie/klimaat en mobiliteit). Dit initiatief zal door de EU, de EU-lidstaten en partnerlanden tijdens de Top worden verwelkomd. Daarnaast heeft Nederland met succes bij de EU aangedrongen op effectievere en efficiëntere samenwerking in het kader van het Oostelijk Partnerschap, door onder andere het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld meer te betrekken bij de uitvoering van dit initiatief. Ook zet Nederland zich in dit kader actief in voor meer projecten waarbij de jeugd centraal staat.

Ik zal uw Kamer na de Top nader informeren over de uitkomsten.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H. Zijlstra

Naar boven