21 501-20 Europese Raad

Nr. 985 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2015

Op 21 en 22 mei 2015 vond in Riga de vierde Top van het Oostelijk Partnerschap plaats. In vervolg op mijn brief van 8 mei jl. met de Nederlandse inzet (Kamerstuk 21 501-20, nr. 982) bied ik u hierbij het verslag aan van deze Top. Het belang van deze bijeenkomst voor de relaties tussen de EU en haar oosterburen bleek uit de aanwezigheid van 25 staatshoofden en regeringsleiders, evenals vele Ministers van Buitenlandse Zaken. Namens Nederland namen Minister-President Rutte en Minister Koenders deel aan de Top.

De herbevestiging van de sterke betrokkenheid van aanwezigen bij het Oostelijk Partnerschap was een belangrijke uitkomst in Riga. De doelstellingen van het Partnerschap en de intensieve betrekkingen die de EU met deze landen onderhoudt, werden bekrachtigd: een belangrijk signaal gezien de sterk veranderde regionale context. De EU-landen spraken hun steun uit voor de landen in de regio en gaven aan hun ondersteuning aan de hervormingen voort te willen zetten, in het bijzonder de hervormingen die voorkomen uit de associatieakkoorden. De Top heeft een concrete agenda voor het Partnerschap weten vast te leggen voor de komende jaren, zoals uiteengezet in bijgaande eindverklaring.

De Riga Top volgde relatief kort op de vorige Top in Vilnius in november 2013, wat een goede gelegenheid bood de balans op te maken van de samenwerking binnen het Partnerschap en stil te staan bij hetgeen in de tussentijd is bereikt. In de eerste plaats werd hierbij de voorlopige toepassing van de associatieverdragen met Georgië, Moldavië en Oekraïne verwelkomd, waarvan nu een klein jaar sprake is. Deze landen plukken de eerste vruchten van de politieke associatie en economische integratie met de EU. De EU moedigde daarbij deze landen aan hun hervormingstraject daadkrachtig te vervolgen en werk te maken van de duurzame implementatie van de afspraken uit de akkoorden. De formele inwerkingtreding van de associatieakkoorden kon in Riga nog niet worden aangekondigd omdat niet alle lidstaten het ratificatieproces hebben voltooid, waaronder Nederland.

De deelnemers aan de Top waren van mening dat het Russisch optreden tegen Oekraïne en de gebeurtenissen in Georgië hebben laten zien dat fundamentele principes van soevereiniteit en territoriale integriteit op het Europese continent helaas geen gegeven zijn in de 21ste eeuw. De EU blijft gecommitteerd aan de territoriale integriteit, onafhankelijkheid en soevereiniteit van alle partners. In de eindverklaring wordt benadrukt dat het Oostelijk Partnerschap gericht is op het creëren van een gezamenlijk gebied van gedeelde democratie, welvaart, stabiliteit en toegenomen samenwerking en niet gericht is tegen wie dan ook1. In de eindverklaring wordt eveneens een oproep gedaan aan alle betrokken partijen om hun verantwoordelijkheid te nemen in de afwikkeling rondom MH17.

Het soevereine recht van iedere partner om zelf het ambitieniveau in zijn relaties met de EU te bepalen werd tijdens de Top bevestigd. Tijdens de Top werd nog eens herhaald dat het Oostelijk Partnerschap geen voorportaal is voor EU-lidmaatschap. Ook in de eindverklaring wordt hier op geen enkele wijze op gezinspeeld, ondanks het feit dat enkele van de partners – en ook enkele EU-lidstaten – dit graag anders hadden gezien. Met het oog op de toekomstige ontwikkeling van het Partnerschap, werd in Riga afgesproken het beleid verder te differentiëren, om beter recht te doen aan de verschillende wensen en ambities van de zes partnerlanden. In het herziene nabuurschapsbeleid zal hierop met meer flexibiliteit en maatwerk moeten worden ingespeeld.

In dit kader werd de overeenstemming tussen de EU en Armenië over de reikwijdte van een toekomstige overeenkomst, gericht op het verder ontwikkelen en versterken van de brede samenwerkingsrelatie, verwelkomd. Eveneens verwelkomden de deelnemers de voortgang ten aanzien van een verruimd contractueel raamwerk voor de EU-relaties met Azerbeidzjan en de stappen die zijn gezet in de relaties met Wit-Rusland. Het Oostelijk Partnerschap blijft het kader waarin de EU haar relaties met alle zes partners zal vormgeven, op basis van fundamentele waarden als democratie, rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden en internationaal rechtelijke normen en principes. Ook in het licht van het Russisch optreden in de regio ligt hierin een krachtige boodschap besloten.

Hoewel het Partnerschap door alle aanwezigen werd omarmd en bevestigd, bleek opnieuw dat er ook gevoeligheden spelen, gerelateerd aan de differentiatie tussen de landen evenals de onderlinge verhoudingen. Azerbeidzjan en Wit-Rusland kondigden aan in te stemmen met de eindverklaring maar onder toevoeging van een eigen nationale verklaring. Azerbeidzjan sprak waardering uit voor het Oostelijk Partnerschap en de EU-inspanningen in dit verband, maar worstelt met de aanwezigheid van Armenië in het samenwerkingsverband. In het bijzonder maakte Azerbeidzjan bezwaar tegen de weergave van het conflict rond Nagorno-Karabach in de eindverklaring, waarin het de eigen positie onvoldoende weerspiegeld zag. Wit-Rusland was van mening dat de passages over de crisis in Oekraïne te anti-Russisch waren. Desondanks konden beide landen uiteindelijk instemmen met de tekst van de gezamenlijke verklaring zodat de eenheid binnen het Partnerschap kon worden bewaard. Het blijft van belang ervoor te zorgen dat – ook met de onvermijdelijke differentiatie tussen de partners – de fundamenten onder het idee van samenwerking in een partnerschap niet uit het oog worden verloren. Naast het inzetten op bilaterale trajecten voor het versterken van de relaties tussen de EU en afzonderlijke partners, blijft versterken van de onderlinge betrekkingen in het multilaterale kader van het Oostelijk Partnerschap van belang.

Tijdens de Riga Top werd ook de voortgang op het terrein van mobiliteit verwelkomd, in het bijzonder opheffing van de visumplicht voor Moldavië en de voortgang in de visumliberalisatietrajecten van Georgië en Oekraïne op grond van de meest recente voortgangsrapportages van de Commissie van 8 mei 2015. Voor de Oostelijk Partnerschapslanden blijft dit een van de meest tastbare resultaten van samenwerking met de EU. Tijdens de Top werd benadrukt dat wordt uitgekeken naar de afronding van de lopende trajecten, wanneer aan alle strikte voorwaarden is voldaan. In de eindverklaring werd dit nogmaals onderstreept.

In Riga werd tevens stilgestaan bij de geboekte voortgang in de sectorale samenwerking, waaronder op terreinen als energie en digitale economie. De openstelling voor de Oostelijk Partnerschapslanden van EU programma’s als Erasmus+ en COSME vergemakkelijkt uitwisseling en «people-to-people» contacten en vergroot de onderlinge verbondenheid. Studenten en wetenschappers uit deze landen kunnen nu gemakkelijker in Europa terecht voor studie of onderzoek en het MKB in de Oostelijk Partnerschapslanden wordt ondersteund om zo hun markttoegang te verbeteren. Side-events in Riga voor respectievelijk media, bedrijven en ngo’s leverden voorts een bijdrage aan het versterken van het maatschappelijk draagvlak van het Oostelijk Partnerschap.

Het kabinet is tevreden met het resultaat van de Riga Top, die overeenkomt met de Nederlandse inzet voor de Top. Zowel in de gezamenlijke Benelux interventie tijdens het diner van regeringsleiders als in de Nederlandse interventie tijdens de Top werden het belang en de doelstellingen van het Oostelijk Partnerschap onderstreept. Het ondersteunen van politieke en economische hervormingen is de beste manier om bij te dragen aan stabiliteit en welvaart aan de Oostgrens van de Unie. Uiteindelijk is de regio in zijn geheel, inclusief Rusland, hierbij gebaat. Nederland zal zich ook na Riga ervoor blijven inzetten dat de betrekkingen worden bestendigd en uitgebouwd, indachtig de inzet voor de herziening van het nabuurschapsbeleid waarbij differentiatie een centraal uitgangspunt is. Daarbij dient te worden ingezet op het versterken van het multilaterale spoor van het Partnerschap om ook onderlinge samenwerking en verwevenheid te versterken en grensoverschrijdende kwesties te adresseren. Hierbij is het van belang dat de doelstellingen van het Oostelijk Partnerschap goed worden gecommuniceerd, vooral ook aan de bevolkingen in de betrokken landen. Nederland is tevreden dat bovenstaande uitgangspunten een goede weerslag hebben gekregen in de eindverklaring van de Top.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven