21 501-20 Europese Raad

Nr. 1173 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2016

Op 12 december ontving het kabinet een aantal verzoeken om aanvullende informatie aangaande de Europese Raad van 15 december 2016. Ten eerste een e-mail verzoek inzake openbaarheid van documenten van een aantal leden van de Tweede Kamer. Voorts een verzoek van de vaste commissie voor Europese Zaken. Tot slot een set schriftelijke vragen van het lid Omtzigt. Hierbij gaat u toe, mede namens de Minister-President, de reactie op voornoemde verzoeken.

Ten eerste het verzoek om in de openbaarheid te ontvangen een concept-besluit van de staatshoofden en regeringsleiders en een document van de juridische dienst van de Raad inzake de EU Associatieovereenkomst met Oekraïne.

Zoals uiteengezet in de geannoteerde agenda voor de Europese Raad (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1172), neemt het Kabinet tot de Europese Raad van 15 december de tijd om internationaal verder te onderhandelen om een juridisch bindende oplossing te vinden voor de uitkomst van het raadgevend referendum. Hier is op dit moment alle inzet van het kabinet op gericht. De inhoudelijke kaders voor deze inzet zijn uiteengezet in de geannoteerde agenda, en eerder al in de brief van 31 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1163) die op 8 november in een plenair debat is besproken (Handelingen II 2016/17, nr. 19, items 35 en 37). Deze Nederlandse inzet is ongewijzigd. De kern hiervan is dat het kabinet meent dat de meest geschikte vorm voor de gezochte juridisch bindende oplossing een besluit is van de staats- en regeringsleiders, bijeen in het kader van de Europese Raad. De Nederlandse inzet is dat het besluit vast legt dat de Associatieovereenkomst geen opstap is naar of recht geeft op lidmaatschap van de Europese Unie. Het besluit dient tevens duidelijk te maken dat er geen sprake is van een collectieve veiligheidsgarantie voor Oekraïne en dat de Associatieovereenkomst de Lidstaten geen verplichting tot militaire samenwerking oplegt. Eveneens moet worden geëxpliciteerd dat er geen recht wordt verleend aan Oekraïense werknemers op toegang tot de EU arbeidsmarkt, en evenmin dat de Associatieovereenkomst een verplichting inhoudt tot financiële steun aan Oekraïne. In dat besluit zou voorts worden vastgelegd dat versterking van de rechtsstaat en in het bijzonder corruptiebestrijding een centraal onderdeel zijn van de Associatieovereenkomst.

De besprekingen over het besluit van staatshoofden en regeringsleiders over de Nederlandse zorgen ten aanzien van de EU Associatieovereenkomst met Oekraïne zijn nog volop gaande. De voorbereidingen hiervan vergen dat op enig moment in een vertrouwelijke onderhandelingssessie documenten worden verspreid. Dit betreft werkdocumenten die zijn verspreid door het raadssecretariaat. Aangezien dit een proces met 28 lidstaten betreft is het helaas vrijwel onvermijdelijk dat informatie gefragmenteerd uitlekt. Er is evenwel nog geen sprake van teksten waarover overeenstemming is bereikt. Het is ook nog niet te zeggen of de Nederlandse inzet gerealiseerd zal worden, aangezien deze door een aantal andere lidstaten als verstrekkend wordt ervaren. Een beslissing hierover is pas te verwachten tijdens de Europese Raad zelf.

Het kabinet begrijpt de wens van de Kamer om nauw betrokken te zijn en om inzicht te krijgen in de betreffende documenten. Openbaarmaking zou evenwel de Nederlandse positie in de lopende onderhandelingen kunnen schaden. Dit zou de kans verkleinen dat een acceptabel akkoord wordt bereikt. In dit verband verwijst het kabinet naar de hierboven uiteengezette inhoudelijke inzet. In het debat ter voorbereiding op de Europese Raad kan hierover nader van gedachten worden gewisseld en kan van de zijde van het kabinet de laatste stand van zaken worden geschetst. Het kabinet zal u zo spoedig mogelijk na de Europese Raad op de hoogte stellen van de uitkomst van de besprekingen. Op die basis kan vervolgens in debat met uw Kamer worden vastgesteld in welke mate de door Nederland geformuleerde inzet is gerealiseerd.

Ten aanzien van het advies van de juridische dienst van de Raad: dit is een gerubriceerd document dat u vertrouwelijk kunt inzien via het Delegates Portal (EUCO 37/16). Dit is in lijn met de gebruikelijke behandeling van dergelijke documenten in de voorbereiding van bijeenkomst van de Europese Raad. Ook de overige officiële stukken bij de Europese Raad worden op deze wijze ter beschikking gesteld door het secretariaat van de Europese Raad.

Ten tweede het verzoek van de vaste commissie Europese Zaken, puntsgewijs:

  • 1) Een appreciatie van het rapport van de Europese Commissie over de EU-Turkije afspraken zal worden opgenomen in het verslag van de JBZ-raad van 8–9 december jl., dat de Kamer nog voor het debat over de Europese Raad zal toegaan (Kamerstuk 32 317, nr. 453).

  • 2) De uitkomsten van de JBZ-raad worden de Kamer in ditzelfde verslag meegedeeld.

  • 3) De bevindingen van mijn reis naar Mali en Niger van afgelopen weekend kunnen worden besproken tijdens het debat over de Europese Raad.

  • 4) Een actualisering van de stand van zaken t.a.v. de EU Associatieovereenkomst met Oekraïne zal, waar van toepassing, worden opgenomen in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 13 december, dat de Kamer nog voor het debat over de Europese Raad zal toegaan (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1707), en kan verder in dit debat worden besproken.

Tot slot, de schriftelijke vragen van het lid Omtzigt worden, voor zover niet behandeld in deze brief, meegenomen in het verslag van de Raad Algemene Zaken.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven