21 501-20 Europese Raad

Nr. 1064 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN FINANCIËN EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2015

De Europese Commissie heeft op donderdag 26 november de start van het Europees Semester van 2016 ingeluid met de publicatie van een aantal documenten. Dit betreft de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de EU voor 2016 (Annual Growth Survey, AGS), het jaarlijkse waarschuwingsmechanismeverslag (Alert Mechanism Report, AMR) van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) en de aanbevelingen voor de eurozone, die dit jaar voor het eerst aan het begin van het Europees Semester worden gepubliceerd. Het Europees Semester is de jaarlijkse cyclus waarin lidstaten hun economisch- en begrotingsbeleid met elkaar coördineren.

De Commissie benadrukt in haar publicaties het belang van drie gestelde prioriteiten (gezonde overheidsfinanciën, structurele hervormingen en investeringen) en de samenhang ertussen. Het kabinet hecht veel aan deze geïntegreerde aanpak en herkent zijn eigen inzet op economisch gebied. Het is van belang dat alle lidstaten ambitieus invulling geven aan deze EU-brede prioriteiten en uitdagingen. Dit is in het belang van de lidstaten zelf, maar ook in het belang van de EU als geheel.

Deze brief geeft de visie van het kabinet weer op de analyse en economische beleidsprioriteiten die in de mededelingen van de Commissie toegelicht worden.

Naast deze drie documenten heeft de Commissie gelijktijdig tevens een voorstel gepubliceerd voor een verordening inzake het oprichten van een Structural Reform Support Programme. Uw Kamer wordt via het reguliere BNC-traject nader over dit voorstel geïnformeerd.

Annual Growth Survey

In de Annual Growth Survey (AGS) blikt de Commissie vooruit op de belangrijkste beleidsuitdagingen voor economische groei en werkgelegenheid voor het komende jaar. De Commissie stelt voor om het economisch beleid van de EU in 2016 te richten op dezelfde prioriteiten als in 2015. Deze drie prioriteiten betreffen het opnieuw aanzwengelen van de investeringen, het verder moderniseren van economieën door het bevorderen van structurele hervormingen en het voeren van verantwoord begrotingsbeleid. De drie prioriteiten die de Commissie beschrijft, sluiten aan bij de grootste beleidsuitdagingen waar de EU momenteel voor staat. De Commissie benadrukt dat de drie prioriteiten zo veel mogelijk in samenhang bezien moeten worden, daar zij elkaar versterken in het bereiken van de doelstelling van het aanjagen van groei en het creëren van werkgelegenheid in de EU. Deze prioriteiten vormen het kader van de Commissie in het komende Europees Semester.

Meer dan in voorgaande jaren wordt in de AGS voor 2016 de nadruk gelegd op economische convergentie naar het beste beleid. De Commissie zal hiertoe benchmarks voorstellen en de uitwisseling van best practices op verschillende beleidsterreinen faciliteren. Dit was ook één van de speerpunten uit het rapport van de Vijf Presidenten voor de verdieping van de EMU dat in juni 2015 gepubliceerd werd. Daarnaast kondigt de Commissie enkele wijzigingen aan in het Europees Semester. Zo zal er vanaf het Semester van 2016 meer samenhang zijn tussen de Europese fase (van november tot februari), waarin de Europese prioriteiten worden vastgesteld, en de nationale fase (van februari tot juni), waarin de Europese prioriteiten worden meegenomen. Vanuit dit idee worden de aanbevelingen voor de coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten van de eurozone dit jaar voor het eerst aan het begin van het Europees Semester gepubliceerd. Hier wordt later in de brief separaat bij stilgestaan.

Hieronder volgt per prioriteit een omschrijving van de insteek van de Commissie en een beschrijving van de wijze waarop het kabinet deze wil invullen.

Prioriteiten van de Europese Commissie

  • 1. Investeringen opnieuw aanjagen

  • 2. Doorgaan met structurele hervormingen om onze economieën te moderniseren

  • 3. Verantwoord begrotingsbeleid

Ad 1. Investeringen

De Commissie benadrukt in de AGS nogmaals de noodzaak van het Europees Investeringsplan dat zij in november 2014 gepresenteerd heeft. Het niveau van investeringen in de EU is nog steeds laag. Dit kan de economische groei op korte en lange termijn schaden. In het kader van het investeringsplan is het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) opgericht, dat minimaal 315 miljard aan investeringen moet mobiliseren. Op 4 juli 2015 is de verordening voor het EFSI in werking getreden en op 22 juli is de daaruit voortvloeiende EFSI-overeenkomst getekend door de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB). Operationeel is EFSI zo goed als rond; op dit moment worden de vacatures voor het Investment Committee – die het gebruik van de EU-garantie voor EFSI projecten gaat beoordelen – ingevuld. In de voorselectie van het EFSI zijn dit jaar reeds 27 projecten in 13 landen (waaronder Nederland) geselecteerd, met een totale EFSI-component van EUR 4 miljard en een totale verwachte investering van EUR 19,5 miljard. Naast de oprichting van dit EFSI is één van de hoofddoelen van het Investeringsplan het investeringsvriendelijker maken van de Europese economie door barrières te verminderen, onder andere door het verdiepen van de interne markt en het inzetten op goede, voorspelbare regelgeving die ruimte biedt aan investeringen. Naast financiële investeringen gaat de Commissie ook in op de noodzaak tot het investeren in mensen, door onderwijs en educatie gericht op relevante vaardigheden en de noodzaak van hervormingen van de nationale onderwijsstelsels om onderwijsprestaties te verbeteren.

Het kabinet onderschrijft het doel van de Commissie om private investeringen te mobiliseren en te blijven investeren in onderwijs en training. In algemene zin is het kabinet van mening dat het bevorderen van het investeringsklimaat in sterke mate samenhangt met de voortgang van lidstaten bij het implementeren van structurele hervormingen (zie onder). Om de EU aantrekkelijker te maken voor investeerders, is het van belang om het ondernemersklimaat te verbeteren. Structurele hervormingen die de efficiënte werking van markten bevorderen zijn hiervoor essentieel. Daaronder valt ook het versterken van de interne markt. Het kabinet heeft hierom in een eerder stadium opgeroepen om op ambitieuze wijze uitvoering te geven aan de op 28 oktober door de Commissie gepresenteerde Strategie voor de interne markt1. Inzake het mobiliseren van private investeringen biedt het EFSI ook voor Nederland extra financieringskansen; mede hierom heeft het kabinet dit jaar het Nederlands Investeringsagentschap (NIA) opgericht. Uw Kamer is hierover op 9 oktober nader geïnformeerd.2 De Nederlandse inzet is altijd geweest dat het EFSI zal investeren in sectoren die bijdragen aan versterking van het groeipotentieel van de economie, zoals onderzoek en innovatie, de digitale economie, duurzaam transport en energie. Het is van belang dat voldoende kwalitatieve informatie beschikbaar komt over deze investeringen

Verder heeft de Commissie een bijlage bij de AGS gepubliceerd over nationale investeringsuitdagingen. In dit document heeft de Commissie per lidstaat inzichtelijk gemaakt wat de grootste uitdagingen zijn voor het aantrekken van investeringen. Voor Nederland identificeert de Commissie het blijvend belang van investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie en investeringsvriendelijke regelgeving in de bouw- en energiesector. De publicatie van deze investeringsuitdagingen per land dient ter ondersteuning van de besprekingen tussen lidstaten onderling en met de Commissie in het kader van het Europees Semester en vormt onder andere input voor de landenrapporten die in het voorjaar zullen verschijnen. Bovendien sluit deze publicatie aan bij de inzet op de derde pijler van het Investeringsplan, gericht op het wegnemen van niet-financiële investeringsbelemmeringen in de Europese economie. Het kabinet heeft steeds benadrukt dat uitrol van de agenda onder deze derde pijler cruciaal is voor het gehele investeringsplan inclusief het EFSI, en dat vooral de versterking en verdieping van de interne markt, de kwaliteit van regelgeving en het verbeteren van de toegang tot financiering belangrijke elementen zijn bij het wegnemen van investeringsbarrières. Het kabinet verwelkomt daarom deze inzet van de Commissie.

Ad 2. Structurele hervormingen

De Commissie stelt dat efficiënt functionerende economieën nodig zijn voor het aantrekken van investeringen en voor het scheppen van banen. Alle lidstaten zouden volgens de Commissie de huidige gunstige omstandigheden moeten aangrijpen om zich verder in te zetten voor goed functionerende arbeids-, product- en kapitaalmarkten, kwalitatief goed onderwijs en training en moderne en efficiënte sociale zekerheidsstelsels die innovatie en ondernemerschap stimuleren. De Commissie stelt dat het convergentieproces weliswaar is herstart maar dat de prestaties van lidstaten op cruciale beleidsterreinen nog steeds te sterk variëren. Om nationale economieën in de EU en de economie van de EU als geheel beter te laten functioneren stelt de Commissie acties voor langs drie lijnen.

Allereerst pleit de Commissie voor verbetering van coördinatie van structurele hervormingen. Als toevoeging op het Europees Semester stelt de Commissie voor om tijdens de huidige cyclus van economische beleidscoördinatie de prestaties van lidstaten te benchmarken. Dit kan bijdragen aan convergentie naar een hoog niveau door prestaties inzichtelijk te maken en het delen van best practices te bevorderen. Ten tweede wil de Commissie het economisch beleid in de EU nog sterker richten op het bevorderen van werkgelegenheid. In dit kader refereert de Commissie onder andere naar discussies in de Eurogroep over het verminderen van de belastingdruk op arbeid. Dit soort initiatieven kan volgens de Commissie bijdragen aan een efficiënter arbeidsmarktbeleid, waardoor de vraag naar arbeid toeneemt. In meer algemene zin stelt de Commissie dat een balans gevonden dient te worden tussen de modernisering van arbeidsmarktwetgeving en bescherming van werknemers en de mogelijkheden om te investeren in werknemers door middel van levenlang leren. De Commissie gaat ook specifiek in op de benodigde bevordering van de arbeidsparticipatie van vrouwen. De Commissie stelt ook dat lidstaten maatregelen moeten nemen het gebruik van grondstoffen doelmatiger te maken. Tot slot wil de Commissie het ondernemersklimaat versterken door het functioneren van product- en dienstenmarkten te verbeteren. Veel lidstaten hebben bijvoorbeeld de Dienstenrichtlijn nog onvoldoende geïmplementeerd. Dit beperkt de efficiënte allocatie van productieve middelen tussen sectoren, wat ten koste gaat van de groei, handel en keuzemogelijkheden voor consumenten.

Het kabinet deelt de inzet van de Commissie ten aanzien van de effectieve uitvoering van het Europees Semester. Nederland heeft eerder gepleit voor een centrale rol voor benchmarking. Het kabinet onderschrijft dat benchmarking behulpzaam kan zijn om de prestaties van lidstaten inzichtelijk en daarmee beter communiceerbaar te maken. Goed presterende lidstaten kunnen hun ervaringen delen en slecht presterende lidstaten kunnen zich committeren aan maatregelen om hun positie te versterken. Dit kan bovendien bijdragen aan het draagvlak voor structurele hervormingen. Met benchmarking zijn al goede ervaringen opgedaan in de Eurogroep. Benchmarking sluit tevens aan bij de eerder aan de Kamer gecommuniceerde inzet van het kabinet op beter openbaar bestuur in de lidstaten (Better Governance).3 Het kabinet steunt ook de inzet van de Commissie ten aanzien van het creëren van werkgelegenheid. Te veel lidstaten hebben een rigide arbeidsmarkt, waardoor het scheppen van banen wordt beperkt. Het kabinet heeft recentelijk belangrijke stappen op dit gebied gezet middels de Wet Werk en Zekerheid. Dit sluit aan op de oproep van de Commissie om een goede balans te vinden tussen zekerheid en flexibiliteit op de arbeidsmarkt om segmentatie tegen te gaan. Daarnaast is de inzet van de Commissie om grondstoffen efficiënter te gebruiken in lijn met het kabinetsbeleid voor Groene Groei. Tot slot steunt het kabinet de oproep van de Commissie tot het openen en flexibiliseren van diensten- en productmarkten. Dit is nodig om de schokbestendigheid van onze economieën te verbeteren en beter voor te bereiden op de toekomst. Hervormingen op deze terreinen kunnen bovendien bijdragen aan een betere werking van de interne markt.

Ad 3. Begrotingsbeleid

De Commissie geeft aan dat begrotingstekorten de afgelopen jaren effectief teruggedrongen zijn en dat overheidsschulden over hun piek heen zijn. Desalniettemin blijven tekorten en schulden in sommige lidstaten op een hoog niveau. Dit kan de economische groei schaden en vergroot de kwetsbaarheid voor negatieve schokken. De Commissie benadrukt dat het Stabiliteits- en Groeipact het juiste raamwerk biedt om de overheidsfinanciën op een houdbaar traject te brengen én te houden, terwijl de beschikbare begrotingsruimte toch volledig wordt benut. Daarnaast stelt de Commissie dat nationale belastingstelsels groeivriendelijker moeten worden. De Commissie benadrukt het belang van het verlagen van de belasting op arbeid, het wegnemen van de verschillende behandeling van vreemd vermogen en eigen vermogen en het bestrijden van belastingfraude en belastingontwijking. Tot slot gaat de Commissie in op het belang van de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën in het licht van de demografische ontwikkelingen in de lidstaten.

Het Stabiliteits- en Groeipact vormt voor het kabinet het anker van vertrouwen voor de stabiliteit van overheidsfinanciën. Solide begrotingsbeleid is noodzakelijk voor het vertrouwen van investeerders en moet voorkomen dat toekomstige generaties worden opgezadeld met onverantwoorde schulden. Van belang is dat de Commissie de beschikbare instrumenten gebruikt om te waarborgen dat de begrotingsregels worden nageleefd. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de lidstaten om te kijken in hoeverre zij budgettaire ruimte willen gebruiken en hoeveel afstand tot de normen van het Stabiliteits- en Groeipact zij willen bewaren.

Het kabinet ervaart het pleidooi voor het verlagen van de belasting op arbeid als steun voor het door het kabinet gevoerde beleid, waarbij het verlagen van de lasten op arbeid en het verkleinen van de «wig» uitgangspunten zijn. Het kabinet ziet de economische en financiële stabiliteitsvoordelen van een meer gelijke fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen. De Commissie stelt voor om deze meer gelijke behandeling te bereiken via een gemeenschappelijke geconsolideerde belastinggrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB). Dit voorstel wordt na de zomer van 2016 verwacht. Het kabinet zal het voorstel beoordelen zodra dit er is, maar is van mening dat het in ieder geval vergezeld dient te gaan van een grondige impactanalyse, waarin onder meer de gevolgen voor belastingopbrengsten, economische groei en het bedrijfsleven in kaart worden gebracht.

Het kabinet onderschrijft het belang van het bestrijden van belastingfraude en belastingontwijking. Bij belastingontwijking zet het kabinet in op afspraken in het kader van het BEPS-project van de OESO en bindende Europese regels.4 Nederland loopt voorop bij het vergroten van transparantie en heeft zich onder andere ingezet voor de automatische uitwisseling van informatie over rulings, waarover in EU-verband recent een richtlijn is aangenomen. Het kabinet deelt de visie van de Commissie dat een goede samenwerking tussen belastingdiensten belangrijk is om belastingfraude en belastingontduiking tegen te gaan. Nederland vervult een voortrekkersrol bij bi- en multilaterale controles. Een voorbeeld is de pilot van de Nederlandse Belastingdienst met Duitsland inzake gezamenlijke belastingcontroles. Ook helpt Nederland mee aan capaciteitsopbouw van belastingdiensten in ontwikkelingslanden, onder meer in het kader van het programma «Tax inspectors without borders». Nederland zal zich tijdens het komende EU-voorzitterschap inzetten voor het bereiken van een akkoord tussen de lidstaten over een EU-richtlijn tegen belastingontwijking («anti-BEPS-richtlijn»), waarvoor de Commissie begin-2016 een voorstel zal indienen.

Bijlage over het Joint Employment Report

Als bijlage bij de AGS heeft de Commissie tevens het jaarlijkse Joint Employment Report (JER) gepubliceerd, waarin de belangrijkste prioriteiten op werkgelegenheidsgebied uit de AGS verder worden uitgewerkt. Tevens bevat de JER een scorebord met indicatoren op werkgelegenheids- en sociaal gebied, die de ontwikkelingen op arbeidsmarkten in lidstaten inzichtelijk maakt.

De JER schetst de belangrijkste trends en uitdagingen voor werkgelegenheid en sociaal beleid. De Commissie schetst in dit document dat de situatie in het afgelopen jaar licht is verbeterd. Zo is de werkloosheid in bijna alle lidstaten afgenomen. Tegelijkertijd is de werkloosheid in veel lidstaten nog steeds zeer hoog en blijven er grote verschillen bestaan tussen lidstaten. Het aantal personen met risico op armoede of sociale exclusie is in 2013 en 2014 gestabiliseerd. Wel is er sprake van toenemende verschillen tussen lidstaten op dit gebied. De Commissie spoort ook in het rapport lidstaten aan om verdergaande arbeidsmarkthervormingen door te voeren en de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt verbeteren. Dit moet bijdragen aan goedwerkende, dynamische en inclusieve arbeidsmarkten. Het kabinet onderschrijft de analyse van de Commissie dat de situatie op de arbeidsmarkt en op het sociale terrein vragen om continue beleidsinspanningen en aanhoudende hervormingen om de economische groei verder aan te jagen en baancreatie te ondersteunen.

De Commissie gebruikt het scorebord met werkgelegenheids- en sociale indicatoren om ontwikkelingen op de arbeidsmarkten van de lidstaten beter zichtbaar te maken. De analyse die verbonden is aan dit scorebord kan door de Commissie gebruikt worden in de producten die zij publiceert in het kader van het Europees Semester, waaronder de landenrapporten en de landenspecifieke aanbevelingen. Aan de hand van het sociaal scorebord geeft de Commissie aan dat er nog steeds grote verschillen tussen de lidstaten bestaan op sociaal gebied.

Het kabinet deelt de analyse van de Commissie dat de werkloosheid in de EU onacceptabel hoog is. Overtuigende beleidsmaatregelen zijn nodig om de groei te bevorderen en banen te creëren. Het kabinet ziet de beleidsmix zoals eerder in deze brief beschreven als de juiste aanpak om dit te bewerkstelligen. Uit het scorebord blijkt ook dat Nederland relatief goed presteert op sociaal gebied. Niet alleen de werkloosheid, maar ook de jeugdwerkloosheid en langdurige werkloosheid zijn zeer laag in vergelijking met het EU-gemiddelde.

Alert Mechanism Report

Het Alert Mechanism Report (AMR) dient als het startpunt van de jaarlijkse cyclus van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP), die onderdeel uitmaakt van het Europees Semester. De verwevenheid van de economieën van de lidstaten betekent dat het van belang is dat Europese economische beleidscoördinatie erop toeziet dat het gevoerde beleid van de lidstaten niet tot negatieve grensoverschrijdende effecten leidt. Daarnaast is het van belang dat alle lidstaten er zorg voor dragen dat het concurrentievermogen en de toekomstbestendigheid van hun economie niet te veel uit de pas loopt met dat van de rest van de eurozone. Het voorkomen en aanpakken van dergelijke macro-economische onevenwichtigheden is een essentieel onderdeel van deze strategie.

Het AMR presenteert de economische lezing van een scorebord met indicatieve drempelwaarden. De economische lezing van dit scorebord door de Europese Commissie wijst uit welke lidstaten onderworpen worden aan een diepteonderzoek. Deze diepteonderzoeken moeten uitwijzen of en in welke mate de betreffende lidstaten te kampen hebben met macro-economische onevenwichtigheden. Het AMR identificeert dit jaar achttien lidstaten die in de komende maanden nader onderzocht worden om vast te stellen of en in welke mate zij kampen met onevenwichtigheden en in welke mate de in de vorige MEOP-cyclus geïdentificeerde onevenwichtigheden aangepakt zijn. Het betreft dezelfde zestien lidstaten die volgens de Commissie in 2015 te kampen hadden met (al dan niet buitensporige) onevenwichtigheden, aangevuld met Estland en Oostenrijk. Griekenland en Cyprus zijn voor de duur van hun macro-economisch aanpassingsprogramma uitgezonderd van de MEOP, omdat hun voortgang in de afbouw van onevenwichtigheden gemonitord wordt in het kader van de aanpassingprogramma’s. De resultaten van de diepteonderzoeken worden in het voorjaar van 2016 verwacht.

De Commissie zal evenals voorgaande jaren een diepteonderzoek uitvoeren naar mogelijke onevenwichtigheden in de Nederlandse economie. In februari 2015 heeft de Commissie al vastgesteld dat er een (niet-buitensporige) onevenwichtigheid in de Nederlandse economie bestaat met betrekking tot de hoge hypotheekschulden van huishoudens en de situatie op de woningmarkt. Het aanstaande diepteonderzoek zal derhalve toetsen in hoeverre het kabinetsbeleid van de afgelopen jaren en andere factoren hebben bijgedragen aan de afbouw van eerder geïdentificeerde onevenwichtigheden. Daarnaast kondigt de Commissie aan om evenals vorig jaar in het diepteonderzoek te gaan kijken naar mogelijke oorzaken van het spaaroverschot van de private sector in Nederland.

Indien een diepteonderzoek uitwijst dat een lidstaat met onevenwichtigheden kampt, kan de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen doen of, bij buitensporige onevenwichtigheden die een risico vormen voor de stabiliteit van de eurozone, overgaan tot plaatsing van een lidstaat in de buitensporige onevenwichtighedenprocedure (de correctieve arm van de MEOP). Bij plaatsing in de correctieve arm worden lidstaten verplicht om hun onevenwichtigheden aan te pakken. Het kabinet is van mening dat de aanpak van onevenwichtigheden in de Europese economie essentieel is. Effectieve toepassing van de MEOP kan dit doel ondersteunen.

Aanbevelingen voor de eurozone

Op 21 oktober jl. heeft de Commissie voorstellen gepresenteerd voor een nieuwe opzet van het Europees Semester.5 In deze nieuwe opzet vormen de aanbevelingen voor de eurozone het startsein van het Europees Semester, in plaats van het sluitstuk. De Commissie heeft de aanbevelingen voor de eurozone derhalve gelijktijdig met de AGS en het AMR op donderdag 26 november jl. gepubliceerd.

Box 1 – Voorstel van de Commissie voor aanbevelingen voor de eurozone

BEVEELT AAN dat de lidstaten van de eurozone in de periode 2016–2017, individueel en collectief, binnen de Eurogroep de volgende actie ondernemen:

  • 1. Beleid nastreven dat het herstel ondersteunt, convergentie bevordert, de correctie van macro-economische onevenwichtigheden faciliteert en het aanpassingsvermogen verbetert. Daartoe zouden de lidstaten, vooral die met grote particuliere en buitenlandse schuldstanden, hervormingen moeten doorvoeren om de productiviteit te verhogen, de schepping van banen te bevorderen, het concurrentievermogen te versterken en het ondernemingsklimaat te verbeteren. De lidstaten met grote overschotten op de lopende rekening zouden prioritair maatregelen ten uitvoer moeten leggen die helpen de spaaroverschotten naar de binnenlandse economie te kanaliseren en daardoor de binnenlandse investering te bevorderen.

  • 2. Hervormingen doorvoeren waarin het volgende wordt gecombineerd: i) flexibele en voldoende zekerheid biedende arbeidscontracten die arbeidsmarktovergang bevorderen en een tweeledige arbeidsmarkt voorkomen, ii) integrale strategieën voor een leven lang leren, iii) doeltreffend beleid om werklozen opnieuw op de arbeidsmarkt te doen komen, en iv) moderne socialebeschermingsstelsels die de behoeftigen ondersteunen en in stimulansen voorzien om op de arbeidsmarkt te integreren en v) open en concurrerende product- en dienstenmarkten. De loonwig op arbeid op een begrotingsneutrale wijze verminderen, vooral voor mensen met een laag inkomen, om de schepping van banen te bevorderen.

  • 3. In 2016 de geplande nagenoeg neutrale begrotingskoers aanhouden. Met het oog op 2017 de overheidsschuld verminderen om de budgettaire buffers te herstellen terwijl procycliteit wordt voorkomen, met volledige naleving van het stabiliteits- en groeipact. De budgettaire inspanning per lidstaat differentiëren, rekening houdend met hun respectieve situatie ten aanzien van de vereisten uit hoofde van het stabiliteits- en groeipact en hun noodzaak van stabilisering, alsook met overloopeffecten tussen de landen van de eurozone. Daartoe tijdig de begrotingskoers van de eurozone bespreken met het oog op de voorbereiding en indiening van de stabiliteitsprogramma's en de ontwerpbegrotingsplannen.

  • 4. De geleidelijke vermindering van de oninbare leningen van de banken faciliteren en de insolventieprocedures voor ondernemingen en huishoudens verbeteren. In lidstaten met grote particuliere schuldstanden een ordelijke schuldafbouw bevorderen, onder meer door de afwikkeling van oninbare particuliere schuld te faciliteren.

Er is een aantal aspecten uit de aanbevelingen waar het kabinet zich goed in kan vinden. Zo sluit beleid dat convergentie naar best practices bevordert goed aan bij de inzet van het kabinet. De Commissie benadrukt in de overwegingen dat convergentie kan worden bevorderd door middel van thematische discussies in de Eurogroep, met een focus op benchmarks en het uitwisselen van best practices. Zoals eerder in deze brief al aangegeven, zijn er het afgelopen jaar in de Eurogroep goede ervaringen opgedaan met het stimuleren van structurele hervormingen door middel van benchmarking. In verschillende lidstaten is bijvoorbeeld beleid geïmplementeerd om de belastingdruk op arbeid te verlagen. Het kabinet ziet mogelijkheden om ook op andere beleidsterreinen dit concept toe te passen.

Ook het verbeteren van insolventiewetgeving sluit goed aan bij de inzet van het kabinet. Het kabinet ziet voordelen van effectieve insolventiewetgeving in alle EU lidstaten, met name op terreinen als de duur en transparantie van insolventieprocedures. Adequate en transparante insolventiewetgeving heeft een positief effect op economische groei doordat het een optimale allocatie van middelen faciliteert en de bereidwilligheid tot kapitaal- en kredietverstrekking vergroot. Daarnaast bevordert effectieve insolventiewetgeving het schokabsorptievermogen van de muntunie.

Daarnaast refereert de Commissie in de aanbevelingen voor de eurozone opnieuw aan arbeidsmarkthervormingen om goed werkende, dynamische en inclusieve arbeidsmarkten te ondersteunen. Zoals reeds aangegeven kan het kabinet zich goed vinden in deze beleidsmix.

Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 6 november 2015 is het kabinet geen voorstander van een centrale plaats voor het concept «fiscal stance» van de eurozone (de begrotingssituatie van eurolidstaten op geaggregeerd niveau). Dit voegt een nieuw doel toe aan het Europese begrotingsraamwerk, waar wat betreft het kabinet de focus moet liggen op naleving van het Stabiliteits- en Groeipact door individuele lidstaten. Het kabinet wil dat lidstaten zijn gebonden aan transparante en voorspelbare begrotingsvereisten. Een dubbele doelstelling binnen het begrotingsraamwerk doet hier afbreuk aan. Nederland is er ook niet van overtuigd dat de in grote lijnen neutrale «fiscal stance» voor 2016 gepast is, aangezien slechts vijf lidstaten op grond van hun begrotingen volledig voldoen aan de eisen van het Stabiliteits- en Groeipact. De overige landen moeten hun budgettaire consolidatie-inspanningen voortzetten.

De Commissie roept lidstaten met een groot overschot op de lopende rekening op om maatregelen te nemen die spaaroverschotten omzetten in binnenlandse investeringen. Nederland heeft al decennialang een overschot op de lopende rekening. Een overschot op de lopende rekening gaat samen met een spaaroverschot, waarbij de totale besparingen door huishoudens, overheid en (niet-financiële) bedrijven groter zijn dan het totaal aan binnenlandse investeringen. Drijfveren van het overschot op de lopende rekening in Nederland zijn de relatief hoge besparingen en buitenlandse investeringen van pensioenfondsen en multinationals en een toename van de spaarquote van huishoudens in de nasleep van de financiële crisis. Er zijn echter geen directe aanwijzingen dat het niveau van binnenlandse investeringen dermate laag is dat er risico’s zijn voor innovatie, productiviteit en concurrentievermogen. Daarbij is het kabinet van mening dat de keuze die bedrijven maken voor de verdeling van kapitaal over binnenlandse en buitenlandse investeringsmogelijkheden primair een marktaangelegenheid moet zijn. De verwachting is bovendien dat het overschot op de lopende rekening vanzelf zal afnemen als gevolg van de toenemende vergrijzing in Nederland en het teruglopen van de gasexport.

Vervolgtraject

Onderstaande tabel is een weergave van de geplande besprekingen van de documenten in de verschillende Europese gremia.

Box 2 – Agenda Europees Semester

December 2015

– De Commissie presenteert de Annual Growth Survey, het Alert Mechanism Report en de aanbevelingen voor de eurozone aan de Ecofin-raad.

– De sociale en werkgelegenheidselementen van de aanbevelingen voor de eurozone worden besproken in de Raad WSBVC (Ministers van werkgelegenheid en sociale zaken). De Commissie zal de andere publicaties presenteren.

Januari 2016

– De Ecofin-raad neemt conclusies aan over de Annual Growth Survey, het Alert Mechanism Report en bespreekt de aanbevelingen voor de eurozone (op basis van behandeling in de Eurogroep).

Februari 2016

– De Europese Raad bekrachtigt de aanbevelingen voor de eurozone.

– De Commissie publiceert landenrapporten, inclusief eventuele diepteonderzoeken in het kader van de MEOP.

Maart 2016

– De Ecofin-raad neemt de aanbevelingen voor de eurozone formeel aan.

– De WSBVC neemt conclusies aan over de Annual Growth Survey en het Joint Employment Report.

– De Europese Raad bekrachtigt de Annual Growth Survey, op basis van bespreking in de relevante Raadsformaties.

April 2016

– De lidstaten dienen hun Stabiliteits- of Convergentieprogramma en hun Hervormingsprogramma in bij de Commissie.

Mei 2016

– Op basis van de programma’s van de lidstaten publiceert de Commissie haar voorstel voor de landenspecifieke aanbevelingen, die in de daaropvolgende maanden zullen worden behandeld in de relevante Raadsformaties.

– De Ecofinraad neemt conclusies aan over de landenrapporten en diepteonderzoeken.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 2028 (20 november 2015)

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 2008 (9 oktober 2015)

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-20 Nr. 996

X Noot
4

Kamerstuk 25 087, nr. 112

X Noot
5

Zie Kamerstuk 21 501-20, nr. 1051 voor de kabinetsappreciatie van deze voorstellen

Naar boven