Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 21501-08 nr. 945 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 21501-08 nr. 945 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 mei 2024
Hierbij doen wij u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister voor Natuur en Stikstof, en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 17 juni 2024 toekomen. Het kabinet is voornemens deel te nemen aan deze Milieuraad. De inhoud van deze geannoteerde agenda geeft de meest recente stand van zaken weer. Mocht de agenda op belangrijke punten veranderen, dan zullen wij u hierover informeren.
Tevens wordt uw Kamer in deze brief geïnformeerd over de Europese mededeling over essentieel gebruik.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Op de voorlopige agenda van de Milieuraad in Luxemburg op 17 juni 2024 is een drietal algemene oriëntaties voorzien op respectievelijk de richtlijn Bodemmonitoring, de Kaderrichtlijn Afvalstoffen en de Groene Claims-richtlijn. Daarnaast worden er naar verwachting Raadsconclusies aangenomen over het Achtste Milieuactieprogramma. Verder zullen er twee beleidsdebatten plaatsvinden over het Klimaatdoel 2040 en Klimaatadaptatie. Onder het punt «diversen» wordt er een aantal lopende wetgevingsvoorstellen op het gebied van milieu behandeld. Tot slot zal het inkomend Hongaars voorzitterschap zijn werkprogramma toelichten.
Richtlijn Bodemmonitoring
De Europese Commissie heeft op 5 juli 2023 het voorstel voor de richtlijn Bodemmonitoring en -veerkracht1 gepresenteerd. Onder het Spaans en Belgisch voorzitterschap zijn de onderhandelingen over het voorstel gevoerd. Uw Kamer is over de voortgang, de inzet en de uitvoering van de motie van de leden Olger van Dijk en Veltman2 (over het zoeken van een blokkerende minderheid) geïnformeerd via de brief met de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 25 maart 2024.3 Het Belgisch voorzitterschap is vooralsnog voornemens om tot een algemene oriëntatie te komen op de Milieuraad van 17 juni a.s.
Inzet Nederland
Het kabinet ondersteunt het belang van een gezonde bodem. Een gezonde bodem is essentieel voor de voedselproductie, voor de biodiversiteit, het binden van CO2 en kan helpen om de extremen van het weer op te vangen in droge en natte tijden. Daarnaast helpt een gezonde bodem bij de afbraak van verontreinigende stoffen en bescherming van de (grond)waterkwaliteit.
Zoals aangegeven in het BNC-fiche heeft het kabinet de subsidiariteit van het voorstel als positief beoordeeld, en de proportionaliteit deels negatief, deels positief. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen ingezet om de Nederlandse zorgpunten zoals verwoord in het BNC-fiche weg te nemen. Positief is bijvoorbeeld dat andere lidstaten, net als Nederland, kritisch waren over het one out all out-principe en dat dit is omgevormd tot een meer werkbaar alternatief waarbij lidstaten de voor hun meest relevante bodemgezondheidsindicatoren kunnen benutten voor communicatie over bodemgezondheid. Dit doet beter recht aan de diversiteit en het gebruik van de bodem. Ten aanzien van fosfor, en alle andere voor de landbouw relevante aandachtspunten, zijn deze naar tevredenheid aangepast. Het door het kabinet ingebrachte standpunt dat Europees vastgestelde normen voor bijvoorbeeld fosfor onwenselijk zijn en dat dubbele wet- en regelgeving met de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn water moet worden vermeden, zijn overgenomen.
Wat betreft ruimtebeslag heeft Nederland zich ingezet om gezamenlijk met een groep andere lidstaten aan alternatieve teksten te werken en in te zetten op zoveel mogelijk flexibiliteit en, conform BNC-fiche, het schrappen van het onderdeel over compensatie. Het schrappen van het onderdeel compensatie behoort gezien het krachtenveld niet tot de mogelijkheden, ondanks alle inspanningen die zijn gepleegd om meer lidstaten achter het standpunt van Nederland te scharen. Wel wordt ingezet op een duidelijke inspanningsverplichting en verwijzing naar de bevoegdheid van lidstaten op het gebied van ruimtelijke ordening. De indicator ruimtebeslag is vervangen door de indicator bodemafdekking wat een meer relevante indicator is voor het vaststellen van de bodemgezondheid en die meer flexibiliteit biedt dan het voorheen gebruikte «land take». Ook is bodemafdekking via satellietmonitoring eenduidiger te monitoren. Tegelijkertijd is er een groep grote lidstaten die hecht aan het expliciet opnemen van ruimtebeslag en het oorspronkelijke artikel liever niet gewijzigd zien. Nederland heeft samen met die groep grote lidstaten gewerkt aan een mogelijk compromis.
Het kabinet zet in op het aanpassen van het Commissievoorstel om tegemoet te komen aan het openstaande zorgpunt zoals hierboven aangegeven, en zal uiteindelijke instemming met de algemene oriëntatie af laten hangen van het definitieve compromistekstvoorstel.
Indicatie krachtenveld
Zoals het krachtenveld er nu uitziet behoort het bereiken van een algemene oriëntatie tot de mogelijkheden en zal er geen blokkerende minderheid zijn tegen het voorstel, waarbij dat mogelijk wel afhangt van een compromis op het gebied van de voor bergrijke landen relevante descriptor bodemerosie. De meeste lidstaten steunen de doelen van de bodemmonitoringrichtlijn omdat een monitoringsbeeld van de Europese bodems kan helpen met het identificeren van maatregelen. De monitoringsrichtlijn bevat geen bindende doelstellingen. De monitoringsrichtlijn is op onderdelen wel gewijzigd waardoor er bijvoorbeeld meer flexibiliteit is voor nationale invulling en het kunnen benutten van bestaande monitoringsystemen en monitoringinformatie.
Kaderrichtlijn Afvalstoffen
Om de milieu- en klimaateffecten van voedselverspilling en textielafval te verminderen heeft de Commissie op 5 juli 2023 een voorstel4 voor een herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen5 uitgebracht. Het voorstel bevat een verplichting voor lidstaten tot het invoeren van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor textiel. Ook bevat het voorstel wettelijk bindende doelstellingen voor het verminderen van voedselverspilling in de lidstaten. Uw Kamer is op 8 september 2023 geïnformeerd over de Nederlandse inzet in een BNC-fiche6 en vervolgens ook via een schriftelijk overleg7. Het eerste beleidsdebat over de herziening vond plaats tijdens de Milieuraad 25 maart jl.8 Tijdens de Milieuraad van 17 juni zal het Belgische Voorzitterschap mogelijk inzetten op een algemene oriëntatie over de herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen. Vervolgens zal in de tweede helft van 2024 naar verwachting de triloogfase starten tussen het Europees Parlement en de Raad.
Inzet Nederland
Het kabinet stelt zich, conform het BNC-fiche, constructief op in de onderhandelingen over de herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen. Zoals beschreven in het BNC-fiche onderschrijft het kabinet de doelen in het voorstel. Op de Milieuraad in juni zal het kabinet benadrukken dat een ambitieus resultaat van de onderhandelingen in de Raad essentieel is om te komen tot verduurzaming van de textiel- en voedselketens.
Het kabinet verwelkomt het voorstel om te komen tot een Europese uitgebreide productenverantwoordelijkheid voor textiel en ziet noodzaak voor het opnemen van maatregelen op EU-niveau voor het verduurzamen van de textielketen voor hergebruik, hoogwaardige recycling en preventie.
Ook blijft Nederland onverminderd de nadruk leggen op de noodzaak voedselverspilling tegen te gaan in de gehele voedselketen in de onderhandeling, waarbij vooral het opnemen van ambitieuze doelstellingen die meer in lijn zijn met Sustainable Development Goal 12.3 en het opnemen van een doelstelling voor de primaire sector onze bijzondere aandacht hebben. Het opnemen van een doelstelling voor de primaire sector lijkt op dit moment niet haalbaar. Nederland zal daarom blijven pleiten voor de opname van een zogenaamde herzieningsclausule waarin de Europese Commissie gevraagd zal worden een onderzoek uit te voeren naar verspilling en verliezen van voedsel in de primaire sector.
Nederland steunt het Voorzitterschap om te komen tot een algemene oriëntatie op dit dossier in juni. Deze herziening heeft de potentie om een flinke impuls te geven aan de verduurzaming van de Europese textiel- en voedselketens. Nederland zet als minimum in op behoud van de ambitie van het Commissievoorstel, en zal uiteindelijke instemming met de algemene oriëntatie laten afhangen van de definitieve compromistekst.
Indicatie krachtenveld
Gedurende de onderhandelingen in de Raad hebben de andere lidstaten net als Nederland een constructieve houding aangenomen. Tegelijkertijd is op dit moment nog niet duidelijk of er voor de compromistekst van het Voorzitterschap een gekwalificeerde meerderheid zal bestaan. De lidstaten zijn eensgezind over het belang van maatregelen om voedselverspilling tegen te gaan en de milieu- en klimaatimpact van de textielindustrie te verkleinen. In de Raad is meermalen stilgestaan bij de hoogte van de doelstellingen voor vermindering van voedselverspilling. Een klein aantal landen waaronder Nederland pleit voor hogere doelstellingen. Daarentegen is er ook een aantal landen dat de doelstellingen uit het voorstel te ambitieus vindt. Een compromis lijkt gevonden te worden in behoud van de doelstellingen zoals opgenomen in het voorstel. Met betrekking tot textiel zijn de meeste discussiepunten beslecht waarbij het ambitieniveau van het voorstel overeind is gebleven. De verwachting is dat de reikwijdte van het voorstel uitgebreid wordt door ook micro-ondernemingen hier in op te nemen, dat het mogelijk blijft voor landen om de bestaande inzamelinfrastructuur te blijven benutten en dat de export van textielafval verder beperkt wordt. Er is in de Raad meermalen gesproken over tweedehands textiel. Er is een aantal landen binnen de Europese Unie met een relatief grote tweedehands textielmarkt. Deze lidstaten hebben zorgen geuit dat ze als gevolg daarvan relatief minder tariefstromen genereren onder het UPV systeem omdat tweedehands textiel niet onder de reikwijdte valt. Nederland en gelijkgestemde lidstaten zijn geen voorstander van het uitbreiden van de UPV met tweedehands textiel, het Voorzitterschap poogt hier een passend compromis te vinden. Tot slot zal Nederland zich met steun van een aantal lidstaten ook in de laatste fase van de onderhandelingen hard blijven maken voor preventieve maatregelen die de milieu- en klimaatimpact van textiel verkleinen.
Green Claims
Op 22 maart 2023 heeft de Europese Commissie een voorstel voor een Groene Claims (Green Claims) richtlijn gepresenteerd.9 Het voorstel bevat eisen voor de onderbouwing van, en communicatie over, milieuclaims en -keurmerken over producten en bedrijven. Uw Kamer is over de inhoud van het voorstel en het kabinetsstandpunt geïnformeerd door middel van het gebruikelijke BNC-fiche10. Dit BNC-fiche is behandeld tijdens het Commissiedebat op 14 juni 2023 over de Milieuraad van 20 juni 202311. Het Belgisch voorzitterschap is voornemens om gedurende de Milieuraad op 17 juni a.s. tot een algemene oriëntatie voor de Groene Claims richtlijn te komen.
Inzet Nederland
Het kabinet steunt het doel van de richtlijn: het tegengaan van greenwashing door strenge eisen aan de onderbouwing van, en communicatie over, milieuclaims en keurmerken te stellen. Het kabinet zet daarom in op een voorspoedige afronding van het voorstel. Het kabinet is wel kritisch op een aantal elementen van de richtlijn, bijvoorbeeld op het ontbreken van een uniforme methode voor de onderbouwing van milieuclaims. Nederland heeft hier in de onderhandelingen voor gepleit en blijft zich inspannen om stappen richting een uniforme methode te zetten. Dit is wat het kabinet betreft een belangrijk element om een gelijk speelveld op de interne markt te garanderen, consumenten in staat te stellen milieuclaims en keurmerken makkelijker te begrijpen en met elkaar te vergelijken, en zowel markttoezichtautoriteiten als verificateurs beter in staat te stellen milieuclaims en keurmerken te beoordelen op juistheid. Daarnaast is het voor het kabinet van groot belang dat milieuclaims en keurmerken gekeurd worden door een onafhankelijke verificateur voordat handelaren deze mogen gebruiken. Het verplicht stellen van deze zogenaamde ex ante verificatie zal, zo verwacht het kabinet, greenwashing effectief tegengaan. Ten tijde van de verzending van deze geannoteerde agenda zijn de onderhandelingen nog gaande. Het kabinet is vrij positief over de voortgang die is bereikt gedurende de onderhandelingen in aanloop naar de Raad op 17 juni. Op basis van de laatste compromisteksten is de verwachting dat Nederland kan instemmen met de algemene oriëntatie tijdens deze Raad.
Indicatie krachtenveld
De lidstaten hebben vrijwel unaniem aangegeven dat zij waarde hechten aan de Groene Claims richtlijn omdat deze greenwashing tegengaat. In de Raad werd meerdere malen stilgestaan bij de samenhang van de richtlijn met andere gerelateerde wetgeving, zoals de richtlijn Grotere rol voor de consument bij de groene transitie.12 Wel heeft een invloedrijke groep lidstaten gepleit voor het uitzonderen van bestaande nationale Ecolabels en het uitzonderen van micro-ondernemingen. Daarnaast vindt een aantal lidstaten de ex ante verificatie van milieuclaims en milieukeurmerken te ver gaan omdat dit tot administratieve en financiële lasten voor het bedrijfsleven zou leiden. Nederland en gelijkgestemde lidstaten wijzen juist op het belang van ex ante verificatie en het opnemen van een uniforme methode in het voorstel voor het tegengaan van greenwashing en wijst daarbij op de vrijwillige aard van de claims. Een compromis lijkt te worden gevonden in een versimpelde verificatieprocedure voor bepaalde typen claims, die de regeldruk voor bedrijven verlichten. Nederland en een aantal gelijkgestemde lidstaten vinden het daarnaast belangrijk dat de richtlijn strenge onderbouwingseisen bevat voor het maken van klimaatclaims, die bedrijven stimuleren om emissies in hun eigen keten te reduceren. Aan de inzet van het kabinet om een uniforme methode op te nemen, bij voorkeur de Milieuvoetafdrukmethode, lijkt deels tegemoet te worden gekomen door in ieder geval een aanmoediging voor het gebruik van deze methode op te nemen. Hierin kunnen ook de andere lidstaten zich goed vinden. Het kabinet blijft zich daarnaast inzetten voor zoveel mogelijk geharmoniseerde eisen en procedures.
Achtste Milieuactieprogramma
Het voorzitterschap is voornemens om Raadsconclusies aan te nemen over het achtste milieuactieprogramma (8e MAP). Deze Raadsconclusies zijn een vervolg op de recente evaluatie van de Commissie van het 8e MAP. Over deze evaluatie is de Kamer eerder geïnformeerd via het verslag van de Milieuraad van maart jl.13 Daarnaast geeft de Raad in deze Raadsconclusies een boodschap aan de nieuwe Europese Commissie over de verdere uitvoering van het 8e MAP en over wat zij opgenomen willen zien in een eventuele herziening. Deze herziening zal door de nieuwe Europese Commissie vanaf 2025 opgepakt moeten worden.
Inzet Nederland
Het kabinet onderschrijft het belang van het 8e MAP als monitoringskader voor een op feiten gebaseerd natuur-, milieu- en klimaatbeleid en onderschrijft de doelen die het 8e MAP heeft vastgesteld. Het kabinet zal het belang benadrukken om de komende jaren in te zetten op implementatie en uitvoering van vastgestelde wetgeving om deze doelen te bereiken. Daarnaast moet ook gekeken worden naar waar aanvullende initiatieven of wetgeving – inclusief eerder door de Commissie aangekondigd maar nog niet uitgebracht beleid – nodig is om de zes doelstellingen te behalen. Hierbij valt te denken aan aanvullende maatregelen op het gebied van klimaat (mitigatie en adaptatie), circulaire economie, chemicaliën en biodiversiteit en natuur. Ook zal er aandacht moeten zijn voor de noodzakelijke ondersteunende elementen, zoals voldoende publieke en private financiering, het uitfaseren van subsidies voor fossiele brandstoffen, en onderzoek en innovatie. Hierbij moet vanzelfsprekend aandacht uitgaan naar de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen en de sociale kant van milieu-, klimaat- en natuurbeleid.
Indicatie krachtenveld
De Raad is eensgezind over de in het 8e MAP gestelde prioritaire doelstellingen en het belang van behoud van deze doelen. Hoe invulling te geven aan deze doelen verschilt per lidstaat. In de momenteel lopende onderhandelingen vragen de lidstaten vooral aandacht voor de verschillende nationale wensen t.a.v. het Europese milieu- en klimaatbeleid. Daarnaast benadrukken verschillende lidstaten het belang van ambitieuze uitvoering en implementatie van overeengekomen wetgeving, het belang van sociaal rechtvaardig beleid, en het belang van de samenhang tussen de verschillende beleidsterreinen.
Klimaatdoel 2040
Tijdens de Milieuraad zal naar verwachting een beleidsdebat plaatsvinden over het EU klimaatdoel voor 2040. Dit is de tweede politieke bespreking van het doel.14 Er is nog geen besluitvorming voorzien. Een wetgevend voorstel en nieuw beleid is aan de nieuwe Commissie.
De EU-Klimaatwet verplicht tot het vaststellen van een EU-klimaatdoel voor 2040, waarbij rekening gehouden moet worden met het advies van de EU Wetenschappelijke Klimaatraad die een 2040-doel van netto 90–95% reductie ten opzichte van 1990 heeft geadviseerd. Op 6 februari jl. publiceerde de Commissie een mededeling met daarin de aanbeveling dat het EU-klimaatdoel voor 2040 moet uitkomen op 90% netto broeikasgasemissiereductie ten opzichte van 1990. De mededeling bevat geen wetgevend voorstel of nieuwe beleidsmaatregelen, dit wordt overgelaten aan de nieuwe Commissie. De mededeling beoogt een brede maatschappelijke dialoog te starten over het doel en de acties die nodig zijn om dit doel te realiseren.
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van een EU-klimaatdoel voor 2040 van 90%.15 Dit is in lijn met wetenschappelijke inzichten, internationale toezeggingen over het binnen bereik houden van 1,5 graden Celsius en de voortrekkersrol van de EU. Het aanbevolen EU-klimaatdoel betreft een beperkte verhoging van de ambitie ten opzichte van de koers die is ingezet met het huidige beleid, dat bij continuering uitkomt op 88%. Uit het impact assessment van de Commissie blijkt dat het doel haalbaar is, mits voldaan wordt aan de geschetste randvoorwaarden, en dat er belangrijke voordelen zijn zoals hogere energie-onafhankelijkheid, verbeterde volksgezondheid en kansen voor toekomstig EU concurrentievermogen, terwijl de kosten van de transitie in de periode 2030–2050 niet significant verschillen ten opzichte van andere onderzochte doelstellingen.
Om het doel te kunnen behalen is een stevig uitvoeringspakket cruciaal om knelpunten in de uitvoering op te lossen en de transitie te versnellen. Conform motie Erkens zal het kabinet zich hier tijdens de Milieuraad voor uitspreken.16 Daarnaast zal het kabinet conform de motie Erkens uw Kamer voor de zomer informeren over de gewenste onderdelen van dit pakket.
De meeste lidstaten moeten nog een positie bepalen. In algemene zin leek een meerderheid te kunnen leven met een tussendoel van 90% in 2040 op het al afgesproken pad naar klimaatneutraliteit in 2050. Naar verwachting zal de discussie zich voornamelijk richten op manieren om het bereiken van het doel te faciliteren. Vrijwel alle lidstaten, waaronder Nederland, achtten een rechtvaardige transitie en draagvlak essentieel, alsook het versterken van het EU-concurrentievermogen en het creëren van een mondiaal gelijk speelveld.
Klimaatadaptatie
Tijdens de Milieuraad zal een beleidsdiscussie plaatsvinden over klimaatadaptatie in het kader van de Raadsconclusies over het achtste milieuactieprogramma. Via de Raadsconclusies wordt mede gereageerd op de European Climate Risk Assessment (EUCRA)17 van het Europese Milieuagentschap en daarop volgende mededeling van de Commissie over beheersing van klimaatrisico’s.18
In de EUCRA zijn de risico’s opgenomen die Europa de komende decennia loopt als gevolg van het veranderende klimaat. De uitgangspunten en conclusies van de EUCRA zijn in lijn met de klimaatscenario’s van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) van 9 oktober 2023.19 De gehele EU zal, net als Nederland, in de toekomst nog vaker dan nu het geval is, worden blootgesteld aan de gevolgen van klimaatverandering en deze gevolgen zullen steeds extremer worden. Op de gevolgen voor verschillende beleidsterreinen, zoals die volgen uit de KNMI-klimaatscenario’s, is ingegaan in de kabinetsreactie op die scenario’s van 8 mei jl.20
In de mededeling van de Commissie, is opgenomen dat de Commissie de klimaatbestendigheid van de EU wil vergroten via beter bestuur, betere ondersteuning van besluitvorming, benutting van structureel beleid en het stellen van de juiste voorwaarden voor financiële veerkracht. In het BNC-Fiche «Mededeling beheersing van klimaatrisico’s» dat op 19 april jl. aan de Kamer is gestuurd, is de reactie van het kabinet op de mededeling opgenomen.21
Inzet Nederland
Het kabinet acht een ambitieuze inzet op klimaatadaptatie van groot belang. Het recente rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) «Klimaatrisico's in Nederland, de huidige stand van zaken» dat op 14 mei jl. aan de Kamer is aangeboden,22 heeft laten zien dat klimaatverandering in Nederland nu al belangrijke risico’s met zich meebrengt. Gezien de omvang van het probleem en het grensoverschrijdende karakter van klimaatverandering acht het kabinet actie op EU-niveau noodzakelijk.
Het kabinet richt zich daarom op het actief bijdragen aan, en ondersteunen van, de EU inspanningen op het gebied van klimaatadaptatie. De inzet van het kabinet daarbij is beschreven in het hiervoor genoemde BNC-Fiche «Mededeling beheersing van klimaatrisico’s». Het kabinet ziet de integratie van adaptatie als een dwarsdoorsnijdend thema in EU-beleid, alsmede het versterken van monitoring op effectiviteit van beleid en uitvoering als speerpunten. De nadruk ligt op het concretiseren van doelstellingen en de integratie van adaptatie in alle betrokken beleidsvelden, waarbij het kabinet inzet op een veerkrachtig Nederland als onderdeel van een veerkrachtige EU, waarbij innovatieve maatregelen, zoals op de natuur gebaseerde oplossingen, meer de ruimte moeten krijgen.
Indicatie krachtenveld
Lidstaten zijn eensgezind over de noodzaak tot het sneller en intensiever werken aan klimaatbestendigheid en zien voordelen van een gezamenlijke inspanning om de uitvoering te versnellen en effectiever te maken. Er spelen dan ook geen grote discussies rondom de teksten over klimaatadaptatie in de Raadsconclusies. Lidstaten benadrukken de noodzaak te onderkennen dat veel maatregelen voor aanpassing aan het veranderende klimaat locatiespecifiek zijn en niet (of in ieder geval niet een-op-een) toepasbaar zijn op andere locaties. Voor elke regio is dus een eigen analyse en maatwerk nodig, met daarbij behorende individuele keuzes met betrekking tot de meest geschikte maatregelen.
Diversen
- Lopende wetgevingsvoorstellen
Het voorzitterschap zal informatie geven over de stand van zaken van lopende wetgevingsvoorstellen die op het gebied van milieu spelen, waaronder waarschijnlijk de Prioritaire stoffen in waterrichtlijn en de Verordening voorkoming pelletverlies.
° Prioritaire stoffen in waterrichtlijn
In het wijzigingsvoorstel «Prioritaire stoffen in waterrichtlijn» worden de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Grondwaterrichtlijn en de Richtlijn Prioritaire Stoffen gewijzigd. Op 12 december 2022 is uw Kamer over dit voorstel geïnformeerd middels een BNC-fiche.23 De onderhandelingen op de Prioritaire stoffen in waterrichtlijn lopen nog op het moment van schrijven. Belangrijke discussiepunten voor Nederland beslaan de norm voor PFAS (per- en polyfluoralkylstoffen) voor grondwater en de termijnen voor het voldoen aan de goede chemische toestand van een grondwaterlichaam zoals opgenomen in de Grondwaterrichtlijn. Daarnaast heeft Nederland samen met enkele lidstaten non-papers opgesteld en ingediend over de «definitie achteruitgang in de KRW» en «inzicht voortgang rapportage doelbereik KRW».24 Het Belgisch voorzitterschap pakt beide onderwerpen op. Het Europees Parlement heeft voor dit dossier haar standpunt in een eerste lezing bepaald.
° Verordening voorkoming pelletverlies voor vermindering microplasticvervuiling
Het Voorzitterschap zal verder tijdens de Milieuraad een stand van zaken geven van de lopende onderhandelingen van wetsvoorstellen, waaronder de verordening om pelletlekkages naar het milieu te voorkomen en te verminderen. Uw Kamer is via het BNC-fiche, dat op 24 november 2023 naar uw Kamer is gestuurd geïnformeerd over de positieve houding van het kabinet op dit voorstel25.
° Verordening Circulaire Voertuigen
Op 13 juli 2023 heeft de Europese Commissie een voorstel voor een Verordening betreffende circulariteitseisen voor voertuigontwerp en het beheer van afgedankte voertuigen gepresenteerd.26 Met deze verordening zal de Richtlijn betreffende autowrakken27 en de Richtlijn betreffende typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recyclebaarheid en mogelijke nuttige toepassing28 (3R Richtlijn) worden ingetrokken. Delen van de inhoud zullen daarvan worden overgenomen met toevoeging van nieuwe elementen, waardoor het voorstel de gehele levenscyclus van een voertuig van ontwerp tot afvalfase omvat. Voor dit voorstel is een BNC-fiche opgesteld dat op 15 september 2023 naar de Kamer is gestuurd.29 Het Voorzitterschap zal een korte toelichting geven over de stand van zaken van de onderhandelingen in de Raad.
- Werkprogramma inkomend Hongaars voorzitterschap
Het inkomend Hongaars voorzitterschap zal zijn inhoudelijke prioriteiten voor de tweede helft van 2024 presenteren.
Een van de openstaande acties uit de Strategie voor duurzame chemische stoffen30 is de mededeling31 die de Europese Commissie op 22 april 2024 heeft uitgebracht waarin uitwerking wordt gegeven aan het begrip essentieel gebruik. In de Strategie voor duurzame chemische stoffen (oktober 2022) heeft de Commissie het begrip essentieel gebruik geïntroduceerd met als doel om in specifieke gevallen zeer zorgwekkende stoffen te kunnen verbieden behalve daar waar de toepassing essentieel is. In de mededeling van 24 april jl. noemt de Commissie een aantal criteria die kunnen worden gebruikt om vast te stellen of een toepassing essentieel is. Deze invulling staat dicht bij de intentie zoals uitgesproken in de Strategie voor duurzame chemische stoffen. Die strategie werd door Nederland verwelkomd32 en het is goed dat met de Commissiemededeling over essentieel gebruik een onderdeel van die strategie verder wordt uitgewerkt. Wel wordt nadrukkelijk gesteld dat de daadwerkelijke invulling per regelgeving nader moet worden vastgelegd. De praktische consequenties daarvan zullen daarmee pas duidelijk worden als deze worden toegepast in voorstellen ter aanpassing van wetgeving of in nieuwe wetgevingsvoorstellen. Naar verwachting wordt dit als eerste gedaan in de aanpassing van de Europese verordening inzake het op de markt brengen van chemische stoffen en mengels (REACH) die nu is voorzien voor 2025. Aangezien pas met concrete wetgevingsvoorstellen duidelijk zal zijn welke criteria worden ingevoegd, hoe deze worden gebruikt in die context en wat daarvan de te verwachte gevolgen zijn, zal eerst dan een analyse plaatsvinden. Bij publicatie van een betreffend wetsvoorstel zal de Kamer via een BNC-fiche op de hoogte worden gesteld van de analyse met een appreciatie van een voorstel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-08-945.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.