21 501-08 Milieuraad

Nr. 924 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2023

Hieronder ontvangt uw Kamer het verslag van de Raad Algemene Zaken («RAZ») – Cohesie van 30 november jl. te Brussel.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Verslag Raad Algemene Zaken – Cohesie – 30 november te Brussel

Tijdens de Raad Algemene Zaken – Cohesie in Brussel, is van gedachten gewisseld over twee agendapunten, namelijk 1) de afsluiting van de vorige programmaperiode (2014–2020) en 2) de rol van cohesiebeleid in het bevorderen van de soevereiniteit en strategische autonomie van de Unie. Daarnaast zijn ook de Raadsconclusies over de toekomst van het cohesiebeleid aangenomen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd middels de Geannoteerde Agenda1 en de beantwoording van de vragen uit het schriftelijk overleg2.

Het Spaans voorzitterschap vroeg de lidstaten wat gedaan kan worden om de programma’s van de vorige periode 2014–2020 volledig af te sluiten. Vrijwel alle lidstaten, waaronder ook Nederland, gaven aan voorstander te zijn van een verlenging van de administratieve deadline met een jaar, zoals ook benoemd in het BNC fiche over de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader3. De afgelopen programmaperiode werd gekenmerkt door crises: als gevolg van COVID-19, de Russische inval in Oekraïne en de energiecrisis. Mede hierdoor hebben veel programma's vertraging opgelopen. Het verlengen van de administratieve deadline geeft de beheersautoriteiten (BA's) van de programma's onder het cohesiebeleid meer ruimte om de programma's en projecten op een goede manier af te ronden. Een enkele lidstaat gaf aan dat er al genoeg flexibiliseringsinstrumenten zijn ingezet in de afgelopen periode en zij dus geen noodzaak zien voor deze verlenging.

Met name Zuid- en Oost-Europese lidstaten riepen op tot een 100% EU-cofinancieringspercentage voor het laatste boekjaar. Dit zou helpen de cohesiemiddelen volledig te absorberen. Nederland, samen met andere Noord-Europese lidstaten, heeft aangegeven hier geen voorstander van te zijn. Dit verkleint namelijk het eigenaarschap van lidstaten en vergroot de kans op fraude, zoals eerder opgebracht door de Europese Rekenkamer4. Ook leidt het tot minder investeringen dan eerder gedacht.

In het tweede deel van de Raad werden de lidstaten gevraagd te reflecteren op hoe cohesiebeleid kan bijdragen aan de soevereiniteit en strategische autonomie van de Unie. Hierbij onderstreepten vrijwel alle lidstaten het belang van cohesiebeleid als investeringsinstrument. Meerdere Zuid en Oost-Europese lidstaten riepen op tot het openstellen van cohesiemiddelen aan grote ondernemingen. Nederland, samen met andere Noord-Europese lidstaten, is hier geen voorstander van, omdat dit het gelijke speelveld in de EU in gevaar kan brengen. Daarnaast werd opgeroepen tot interregionale samenwerking en investeringen in onderzoek en innovatie om zo de open strategische autonomie van de Unie te versterken.

Ook zijn er tijdens deze RAZ Cohesie Raadsconclusies aangenomen over de toekomst van het cohesiebeleid. Voor Nederland is het van belang dat de Raadsconclusies ambitie uitstralen op het gebied van economische en rechtstatelijke hervormingen. Ook moet voorkomen worden dat er al conclusies worden getrokken in de raadsconclusies over de Herstel en Veerkracht Faciliteit (HVF), terwijl deze nog niet nader geëvalueerd is. Deze punten waren voldoende terug te zien in de finale versie van de Raadsconclusies en zijn unaniem aangenomen.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2785

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2787

X Noot
3

Kamerstuk 22 112, nr. 3757

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1988

Naar boven