Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2023
Hieronder ontvangt uw Kamer het verslag van de Raad Algemene Zaken («RAZ») – Cohesie
van 30 november jl. te Brussel.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
Verslag Raad Algemene Zaken – Cohesie – 30 november te Brussel
Tijdens de Raad Algemene Zaken – Cohesie in Brussel, is van gedachten gewisseld over
twee agendapunten, namelijk 1) de afsluiting van de vorige programmaperiode (2014–2020)
en 2) de rol van cohesiebeleid in het bevorderen van de soevereiniteit en strategische
autonomie van de Unie. Daarnaast zijn ook de Raadsconclusies over de toekomst van
het cohesiebeleid aangenomen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd middels de Geannoteerde
Agenda1 en de beantwoording van de vragen uit het schriftelijk overleg2.
Het Spaans voorzitterschap vroeg de lidstaten wat gedaan kan worden om de programma’s
van de vorige periode 2014–2020 volledig af te sluiten. Vrijwel alle lidstaten, waaronder
ook Nederland, gaven aan voorstander te zijn van een verlenging van de administratieve
deadline met een jaar, zoals ook benoemd in het BNC fiche over de tussentijdse herziening
van het Meerjarig Financieel Kader3. De afgelopen programmaperiode werd gekenmerkt door crises: als gevolg van COVID-19,
de Russische inval in Oekraïne en de energiecrisis. Mede hierdoor hebben veel programma's
vertraging opgelopen. Het verlengen van de administratieve deadline geeft de beheersautoriteiten
(BA's) van de programma's onder het cohesiebeleid meer ruimte om de programma's en
projecten op een goede manier af te ronden. Een enkele lidstaat gaf aan dat er al
genoeg flexibiliseringsinstrumenten zijn ingezet in de afgelopen periode en zij dus
geen noodzaak zien voor deze verlenging.
Met name Zuid- en Oost-Europese lidstaten riepen op tot een 100% EU-cofinancieringspercentage
voor het laatste boekjaar. Dit zou helpen de cohesiemiddelen volledig te absorberen.
Nederland, samen met andere Noord-Europese lidstaten, heeft aangegeven hier geen voorstander
van te zijn. Dit verkleint namelijk het eigenaarschap van lidstaten en vergroot de
kans op fraude, zoals eerder opgebracht door de Europese Rekenkamer4. Ook leidt het tot minder investeringen dan eerder gedacht.
In het tweede deel van de Raad werden de lidstaten gevraagd te reflecteren op hoe
cohesiebeleid kan bijdragen aan de soevereiniteit en strategische autonomie van de
Unie. Hierbij onderstreepten vrijwel alle lidstaten het belang van cohesiebeleid als
investeringsinstrument. Meerdere Zuid en Oost-Europese lidstaten riepen op tot het
openstellen van cohesiemiddelen aan grote ondernemingen. Nederland, samen met andere
Noord-Europese lidstaten, is hier geen voorstander van, omdat dit het gelijke speelveld
in de EU in gevaar kan brengen. Daarnaast werd opgeroepen tot interregionale samenwerking
en investeringen in onderzoek en innovatie om zo de open strategische autonomie van
de Unie te versterken.
Ook zijn er tijdens deze RAZ Cohesie Raadsconclusies aangenomen over de toekomst van
het cohesiebeleid. Voor Nederland is het van belang dat de Raadsconclusies ambitie
uitstralen op het gebied van economische en rechtstatelijke hervormingen. Ook moet
voorkomen worden dat er al conclusies worden getrokken in de raadsconclusies over
de Herstel en Veerkracht Faciliteit (HVF), terwijl deze nog niet nader geëvalueerd
is. Deze punten waren voldoende terug te zien in de finale versie van de Raadsconclusies
en zijn unaniem aangenomen.