21 501-08 Milieuraad

Nr. 671 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 maart 2017

Graag informeer ik u over de Milieuraad die op 28 februari jl. bijeenkwam in Brussel. Hier is een algemene oriëntatie overeengekomen over de herziening van het EU emissiehandelssysteem. Daarnaast vonden er discussies plaats over de 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling, het Europees Semester en de Environmental Implementation Review. Onder Diversen heeft Nederland samen met Frankrijk aandacht gevraagd voor de implementatie van het Parijs Akkoord.

De volgende Milieuraad zal plaatsvinden op 19 juni 2017. Het Maltees Voorzitterschap streeft ernaar om dan een algemene oriëntatie aan te nemen over de inspanningenverdeling tussen de lidstaten voor de vermindering van broeikasgasemissies in de niet-ETS sectoren (Effort Sharing Regulation) en de opname van de landgebruiksector in het EU klimaat- en energieraamwerk (LULUCF).

Herziening EU emissiehandelssysteem (ETS)

De Milieuraad is tot een algemene oriëntatie gekomen over de herziening van het ETS. Nederland is hiermee akkoord gegaan. Hoewel het akkoord niet op alle punten aan de Nederlandse wensen tegemoet komt, ben ik – ook gelet op het krachtenveld in de Raad – tevreden met dit resultaat, aangezien het ETS hiermee structureel wordt versterkt.

Om het ETS te versterken zijn maatregelen nodig om het overschot aan emissierechten te beperken en daarmee de CO2-prijs te verhogen. Aanvankelijk lag hiertoe een voorstel op tafel om het percentage van het overschot aan emissierechten dat jaarlijks in de marktstabiliteitsreserve wordt opgenomen, tijdelijk te verdubbelen. Voor mij was dat echter niet voldoende. Samen met andere ambitieuze lidstaten heb ik in de Milieuraad concrete voorstellen ingediend om het overschot aan emissierechten verder aan te pakken. Uiteindelijk heeft mede dat ertoe geleid dat is opgenomen dat er vanaf 2024 jaarlijks overtollige rechten uit de marktstabiliteitsreserve worden vernietigd. Om precies te zijn gaat het om alle rechten bóven de hoeveelheid rechten die in het voorafgaande jaar is geveild. Hiermee heb ik zo goed mogelijk invulling gegeven aan de wens van de Kamer om in te zetten op structurele versterking van het ETS (conform o.a. motie Van Veldhoven, Kamerstuk 21 501-08, nr. 667).

Daarnaast is afgesproken dat het ETS-plafond vanaf 2021 jaarlijks met 2,2% zal dalen. Voor het verhogen van dit percentage naar 2,4% (motie Dijkstra, Kamerstuk 21 501-08, nr. 668) was echter vrijwel geen draagvlak.

Het tweede belangrijke discussiepunt was de bescherming tegen koolstoflekkage. Alle lidstaten waren het erover eens dat het moeten toepassen van een generieke korting («kaasschaaf») op de gratis toewijzing van emissierechten aan bedrijven zo veel mogelijk voorkomen moet worden. Dit is ook voor Nederland een belangrijk uitgangspunt om te zorgen dat bedrijfssectoren met een daadwerkelijk risico op koolstoflekkage afdoende worden beschermd. Ik had het liefst gehad dat de lijst met bedrijfssectoren die voor gratis emissierechten in aanmerking komen, sterk werd ingekort, conform de motie Dijkstra/Van Veldhoven (Kamerstuk 21 501-08, nr. 591). Hiervoor was echter geen draagvlak.

Uiteindelijk is er in de Milieuraad afgesproken dat er indien nodig méér emissierechten gereserveerd worden voor gratis toewijzing aan bedrijven ten koste van de hoeveelheid te veilen emissierechten. Het percentage te veilen rechten kan hiervoor tijdelijk verlaagd worden van 57% naar maximaal 55%. Hoewel dit een richting is waartegen Nederland zich in beginsel heeft verzet, is dit – gezien het krachtenveld – momenteel de minst slechte oplossing. Deze oplossing heeft er bovendien aan bijgedragen dat voldoende lidstaten de hierboven beschreven versterking van het ETS konden steunen.

Voor een aantal lidstaten was harmonisatie van indirecte kostencompensatie tevens een belangrijk punt. Hieraan is tegemoet gekomen door te stellen dat lidstaten trachten de mate waarin ze compensatie geven te beperken, binnen de daartoe geldende regels.

In het standpunt van de Raad is verder opgenomen dat de benchmarks voor de allocatie van gratis rechten worden geactualiseerd aan de hand van recente productiegegevens (conform motie Dijkstra, Kamerstuk 21 501-08, nr. 639). Voor wat betreft het moderniseringsfonds is expliciet opgenomen dat investeringen moeten bijdragen aan de doelen van de Overeenkomst van Parijs en het EU 2030 klimaat- en energieraamwerk. In de Raad was echter onvoldoende draagvlak voor het toevoegen van een specifieke emissiestandaard voor investeringen. Ik heb mij hier in de Raad, conform de motie Van Veldhoven (Kamerstuk 21 501-08, nr. 665) wel voor ingespannen. Hetzelfde geldt voor het ophogen van het innovatiefonds naar 600 miljoen rechten (motie Van Veldhoven, Kamerstuk 21 501-08, nr. 666). Op dit laatste punt constateer ik dat het Europees Parlement wel voor ophoging van het innovatiefonds is. In de triloogfase zal Nederland toenadering tot het Europees Parlement vanuit de Raad op dit punt dan ook steunen.

Lidstaten behouden de mogelijkheid om op eigen initiatief rechten uit de markt te halen bij het nemen van nationale maatregelen in de ETS-sectoren (conform motie Van Veldhoven, Kamerstuk 31 793, nr. 145). Tot slot heeft Nederland met succes vereenvoudiging van het ETS op de agenda gezet in de onderhandelingen (conform motie Van Veldhoven/Dijkstra, Kamerstuk 21 501-08, nr. 579). Dit zal verdere invulling krijgen bij de nadere uitwerking van de richtlijn in de onderliggende regelgeving.

Als volgende stap starten binnenkort de onderhandelingen met het Europees Parlement. Op het moment van schrijven is nog niet bekend welke planning het Maltese Voorzitterschap voorziet voor de aanvang van de triloog.

Met het resultaat dat in de Raad is bereikt in deze eerste fase beschouw ik de bovengenoemde moties als afgedaan. In de verdere EU onderhandelingen over dit dossier zal ik wel blijven inzetten langs de lijn die, onder andere met deze moties, met uw Kamer is overeengekomen.

Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling

In november 2016 presenteerde de Commissie haar mededeling «Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst»1 over de implementatie van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) in de EU. Naar aanleiding hiervan vond een gedachtewisseling plaats in de Milieuraad. Centraal stond de vraag of het bestaande EU beleid en instrumentarium adequaat zijn om de milieuaspecten van de SDG’s te kunnen realiseren en wat er nodig is om beleidsinstrumenten meer coherent te maken.

Alle lidstaten onderstreepten dat de SDG’s een uitdaging vormen voor alle EU beleidsterreinen en dus in de diverse verschillende Raadsformaties besproken moeten worden. Daarnaast benadrukten lidstaten dat de SDG’s geïntegreerd moeten worden in belangrijke beleidsinstrumenten, zoals het Meerjarig Financieel Kader, het Europees Semester en het Milieuactieprogramma. Ook verwelkomden veel lidstaten het door de Commissie opgerichte multistakeholderplatform als een goede manier om een brede betrokkenheid bij de implementatie van de SDG’s te bewerkstelligen.

Diverse lidstaten gaven aan teleurgesteld te zijn in het ambitieniveau van de Commissie, omdat haar mededeling beperkt is gebleven tot een beleidsinventarisatie. Net als Nederland vinden deze lidstaten dat een betere analyse nodig is van waar het ingezette EU-beleid tekortschiet om de SDG’s te bereiken. Enkele lidstaten riepen de Commissie op hiertoe nog dit jaar met een substantiëlere vervolgmededeling te komen. Volgens de Commissie zit de uitdaging echter vooral in de betere implementatie van bestaand beleid.

Het Maltees Voorzitterschap zal de discussie in de Milieuraad gebruiken als input voor de Raadsconclusies die voorzien zijn voor de Raad Algemene Zaken van juni 2017.

Europees Semester en de Environmental Implementation Review (EIR)

Centraal in deze discussie stond de vraag hoe het Europees Semester en de EIR inzicht kunnen geven in factoren die de implementatie van milieuregelgeving en het bereiken van een goede milieukwaliteit in de weg staan. Het Europees Semester is bedoeld om het economisch en budgettair beleid van de lidstaten te monitoren en op elkaar af te stemmen. De EIR is gericht op het aanpakken van implementatietekorten in de EU milieuwetgeving. De Commissie gaf dan ook aan dat het vergroenen van het Europees Semester en de EIR parallelle, complementaire processen zijn.

Wat betreft het Europees Semester spraken veel lidstaten hun teleurstelling uit over het uitblijven van (verdere) vergroening. Deze lidstaten benadrukten dat de positieve (economische) effecten van milieubeleid beter moeten worden meegenomen in andere sectoren, zoals landbouw en transport.

Wat betreft de EIR spraken veel lidstaten hun steun uit, en benadrukten de winst die behaald kan worden met de betere implementatie van milieuwetgeving. Ook zagen veel lidstaten de toegevoegde waarde van de peer-to-peer tool die in mei/juni 2017 gelanceerd zal worden, waarmee lidstaten of regio’s goede praktijken met elkaar kunnen delen.

Tevens willen veel lidstaten, net als Nederland, in de dialoog met de Commissie ook zelf suggesties aan kunnen dragen om de Europese milieuregels beter uitvoerbaar en handhaafbaar te maken. De Commissie gaf ook aan dat het Make it Work-project, waarbinnen dit al gebeurt, de EIR kan ondersteunen. Tot slot wees een aantal lidstaten op (vermeende) tekortkomingen in de gegevens waar de Commissie zich op heeft gebaseerd bij het opstellen van de landenrapporten, waarin per land de implementatie van de Europese milieuregels beoordeeld wordt.

Diversen

Parijs Akkoord: internationale ontwikkelingen

In de Milieuraad heb ik aandacht gevraagd voor de uitvoering van het Parijs Akkoord. Steeds meer actoren – bedrijven, burgers, lokale overheden – komen in actie om klimaatverandering tegen te gaan. Tegelijkertijd zijn er zorgwekkende signalen vanuit de federale overheid van de VS. Ik heb de andere EU lidstaten daarom opgeroepen om onze bereidheid te blijven tonen om het Parijs Akkoord uit te voeren. Deze transitie is noodzakelijk en onomkeerbaar, en biedt tegelijkertijd economische kansen. De Nederlandse oproep werd door enkele lidstaten en de Commissie gesteund. Zij onderstreepten ook het belang van nauwe samenwerking met mondiale partners.

Tevens heb ik aangekondigd om dit voorjaar een Climate First Conference te organiseren met progressieve Amerikaanse staten, Canada, kleine eilandstaten en andere EU lidstaten. Hiermee beschouw ik de motie Dijkstra/Vos (Kamerstuk 21 501-08, nr. 626) over het wereldwijd onder de aandacht brengen van CO2-beprijzing als afgedaan.

Kerncentrale Wit-Rusland

De Litouwse delegatie vroeg, gesteund door een aantal andere lidstaten, aandacht voor de aanleg van een kerncentrale in Wit-Rusland, vlakbij de Litouwse grens. Volgens Litouwen is de bouw in strijd met internationale afspraken. Deze zaak is nog steeds aanhangig bij het implementatiecomité van het Espoo-verdrag over internationale milieueffectrapportages.

Nederland deelt de zorgen van Litouwen omtrent de mogelijke milieugevolgen en nucleaire veiligheid, maar wil niet vooruit lopen op de conclusies van het implementatiecomité.

Conferentie duurzame ontwikkeling in Warschau

De Poolse delegatie gaf een terugkoppeling van de internationale conferentie over duurzame ontwikkeling en klimaat die op 15 oktober jl. plaatsvond in Warschau. De encycliek van Paus Franciscus, «Wees geprezen – over de zorg voor het gemeenschappelijke huis», stond hier centraal. Deze conferentie werd georganiseerd door de Poolse milieuminister Jan Szyszko in samenwerking met kardinaal Gerhard Müller, ter gelegenheid van 1050-jarig bestaan van Polen.

Implementatie richtlijnen milieuaansprakelijkheid en mijnbouwafval

Op verzoek van Hongarije informeerde de Commissie de Raad over twee recente evaluatierapporten m.b.t. de Richtlijn milieuaansprakelijkheid en de Richtlijn winningsafval van de mijnbouwindustrie. Volgens Hongarije laten deze rapportages zien dat het ondanks EU-regelgeving mogelijk is dat de partij die verantwoordelijk is voor vervuiling de schade niet kan herstellen. Hongarije is voorstander van een fonds op EU-niveau (Disaster Risk Sharing Facility) dat snelle financiering van herstelmaatregelen mogelijk maakt. De Commissie gaf echter aan dat er geen wetgevende initiatieven gepland zijn op dit terrein. Nederland zou ook geen voorstander zijn van een Europees fonds, omdat dit geen recht doet aan het principe «de vervuiler betaalt».

Luxembourg Circular Economy Hotspot

De Luxemburgse delegatie kondigde aan dat er, in navolging van het eerdere Nederlandse initiatief, van 20–22 juni 2017 een Luxembourg Circular Economy Hotspot event plaatsvindt. Hier wordt de geboekte voortgang op Circulaire Economie van de afgelopen twee jaar gedemonstreerd. Er zullen onder andere debatten en bedrijfsbezoeken plaatsvinden.

EU actieplan circulaire economie

De Commissie informeerde de Milieuraad over de ontwikkelingen rondom circulaire economie. Hiertoe publiceerde de Commissie op 26 januari jl. een «minipakket» met daarin onder andere een voortgangsrapport over de implementatie van het EU Actieplan Circulaire Economie, de lancering van een platform voor circulaire financiering met de Europese Investeringsbank, een mededeling over energiewinning uit afval en een aanpassing van de reikwijdte van de Richtlijn inzake beperking van gebruik van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (RoHS).

Solidariteitskorps en Natura 2000

De Commissie informeerde de Milieuraad over mogelijkheden voor jongeren om zich, in het kader van het Solidariteitskorps, in te zetten voor onderhoud van Natura 2000 gebieden (bijv. aanplanten van bos, preventie van bosbranden en aanpak van invasieve exoten) en daarmee specifieke kennis en kunde op te doen.

EU ETS voor de luchtvaart

De Commissie lichtte haar voorstel toe over de toekomst van het EU ETS voor de luchtvaart. Op 3 februari jl. heeft de Commissie voorgesteld het EU ETS voor alleen intra-Europees vliegverkeer te continueren tot aan de invoering van het mondiale systeem in 2021. Dit houdt verband met het akkoord dat onlangs bereikt is door de International Civil Aviation Organisation (ICAO) over een mondiaal systeem voor het terugdringen van de CO2-uitstoot in de luchtvaartsector.

Emissiearme mobiliteit en NER300

Tot slot vroeg de Commissie aandacht voor de implementatie van de EU strategie voor emissiearme mobiliteit. Het doorontwikkelen van accu’s en het uitrollen van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen zijn volgens de Commissie belangrijke aandachtspunten voor deze transitie naar emissiearme mobiliteit. De Commissie wil hiervoor overgebleven geld uit het NER300 fonds gebruiken en zal hiertoe een voorstel indienen bij het Climate Change Committee in april 2017. Nederland staat in principe positief tegenover dit idee en wacht de precieze voorstellen van de Commissie af.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 2270

Naar boven