21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1553 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2018

Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 5 en 6 november 2018 te Brussel.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Verslag Eurogroep en Ecofinraad 5 en 6 november 2018

Eurogroep (in reguliere samenstelling1), 5 november

Bankenunie – presentatie ECB en SRB

Op grond van het memorandum van overeenstemming (MoU) tussen de Raad en Europese Centrale Bank (ECB) neemt de voorzitter van het Single Supervisory Mechanism (SSM) (Danièle Nouy) twee keer per jaar deel aan de vergadering van de Eurogroep. Tijdens deze gedachtewisseling worden de activiteiten en het functioneren van het SSM besproken. Tijdens de Eurogroep van november 2016 is afgesproken dat ook de voorzitter van de Single Resolution Board (SRB) (Elke König) elk half jaar een toelichting geeft over de werkzaamheden van de SRB (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1404).

Voor de Eurozone en lidstaten die willen deelnemen aan de bankenunie is het SSM als toezichthouder ingericht. De grootste banken vallen onder het directe toezicht van de ECB. Op alle andere banken houdt de ECB indirect toezicht via de nationale toezichthouders. Daardoor is er op alle banken in de Eurozone vergelijkbaar toezicht van kracht. Om snel en effectief in te kunnen grijpen wanneer banken in de problemen komen is ook een resolutiemechanisme opgezet. Hiervoor maakt een centraal orgaan (SRB) vooraf per bank een resolutieplan. De SRB heeft tevens de beschikking over een door banken gevuld fonds.

Danièle Nouy sprak in de Eurogroep over ontwikkelingen in de Europese bankensector. Zij ging in op de recente EBA stress test voor Europese banken waar 2 november jl. over is gepubliceerd2, waaruit naar voren kwam dat de meeste banken weerbaarder zijn geworden. Over het algemeen stijgen de kapitaalratio’s van banken en nemen niet-presterende leningen (NPLs) af. Wel blijven er risico’s voor financiële instellingen, zoals negatieve effecten van geopolitieke ontwikkelingen en cyberrisks. Elke König sprak over de werkzaamheden van de SRB ten aanzien van het vaststellen van de buffereisen die bail-in mogelijk maken (Minimum Requirement for own funds and Eligible Liabilities; MREL). Daarbij gaf zij aan dat banken voortgang maken met het opbouwen van MREL.

Dit was de achtste en laatste keer dat Danièle Nouy als voorzitter van het SSM deelnam aan de Eurogroep. Haar termijn loopt af op 31 december 2018. Bij de vergadering is niet gesproken over haar opvolging. Op 7 november jl. heeft de Europese Centrale Bank Andrea Enria voorgedragen als kandidaat.3 De benoeming van de nieuwe voorzitter van het SSM moet goedgekeurd worden door de Raad, nadat het Europees parlement hiermee heeft ingestemd.

Thematische discussie: Financiële stabiliteit EMU

De Eurogroep heeft een thematische discussie gehouden over financiële stabiliteit in de Economische en Monetaire Unie (EMU), mede op basis van een analyse van Jean Tirole (Franse Nobelprijswinnaar in de economie). Ten aanzien van financiële stabiliteit in Europa zijn volgens Tirole substantiële stappen gezet (bv. door hogere kapitaal- en liquiditeitseisen), maar het financiële stelsel kan volgens hem nog steeds aan weerbaarheid winnen. Hij waarschuwde daarbij voor een nieuwe trend van deregulering, gaf aan dat nagedacht kan worden over betere prudentiële behandeling van staatsobligaties en onderstreepte de mogelijke negatieve effecten van een lage-renteomgeving. Ook ging Tirole in op Europese integratie en risicodeling. Hij gaf daarbij aan dat Europa onder andere nog stappen kan zetten ten aanzien van het vervolmaken van de Bankenunie.

Er was beperkte inbreng vanuit de lidstaten. Een lidstaat legde nadruk op schaduwbankieren als onderdeel dat extra aandacht verdient in relatie tot de financiële stabiliteit. Ook werd er gerefereerd aan de voor- en nadelen van verdere consolidatie van de Europese bankensector. Nederland onderstreepte het belang van voldoende kapitaal en MREL bij banken en benoemde de risico’s van deregulering.

Ontwerpbegrotingen/Italië

De Eurogroep heeft gesproken over de ontwerpbegrotingen (Draft Budgetary Plans; DBP’s) voor 2019 die door alle Eurolanden recentelijk zijn ingediend.4 De Commissie heeft op 19 oktober een brief gestuurd aan Spanje, Italië, Frankrijk, Portugal, Slovenië en België, omdat hun ontwerpbegrotingen mogelijk niet zouden voldoen aan de eisen uit het SGP. Deze zes landen hebben op deze brief gereageerd. De Commissie heeft de ontwerpbegroting voor Italië als enige teruggestuurd.

Zodoende was er in deze Eurogroep specifieke aandacht voor de begroting van Italië. De Commissie heeft aangegeven dat Italië tot 14 november heeft om de ontwerpbegroting te herzien. Na het indienen van deze nieuwe ontwerpbegroting zal de Commissie binnen twee weken met een nieuwe opinie komen. Italië gaf aan voor 14 november met een antwoord te komen en noemde daarbij dat de Italiaanse schuld de komende jaren daalt en dat extra uitgaven juist nodig zijn om de economische groei te verhogen. Nederland heeft aangegeven zich zorgen te maken over de begroting van Italië mede vanwege wederzijdse afhankelijkheden van eurolanden van elkaar. Een groot aantal lidstaten sprak uit de Commissie te steunen in haar optreden tot nu toe. Ook Nederland sprak steun uit voor de Commissie en onderstreepte dat naleving en handhaving van de Europese begrotingsregels, zoals vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), cruciaal is.

De Eurogroep kwam een Terms of Reference5 overeen waarin steun wordt uitgesproken voor de Commissie, waar het belang van schuldreductie en het pad naar MTO (middellangetermijndoelstelling) wordt benadrukt en waar Italië wordt opgeroepen om haar begroting aan te passen om deze in lijn te brengen met het SGP (zie bijgevoegd document)6.

Uiterlijk eind november maakt de Commissie haar opinies over alle DBP’s bekend (dus ook de landen die nu geen brief hebben gekregen, zoals Nederland). Tijdens de Eurogroep van 3 december zal hierover een discussie volgen.

Eurogroep (in inclusieve samenstelling7), 5 november

Terugkoppeling Eurotop oktober

De Eurogroep heeft een korte terugkoppeling ontvangen van de informele Eurotop over de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU) dat en marge van de Europese Raad op 18 oktober jongstleden plaatsvond (met regeringsleiders van de EU27). Regeringsleiders hebben tijdens deze informele Eurotop de Eurogroep opgeroepen om, conform de verklaring van regeringsleiders in juni jl. over de EMU8, verder te werken aan de Bankenunie, het ontwikkelen van het ESM en andere onderdelen uit de brief van de voorzitter van de Eurogroep aan president Tusk9. Uw Kamer is geïnformeerd over de uitkomst van informele Eurotop door middel van het verslag van de Europese Raad.10 Er volgde geen discussie in de Eurogroep.

Toekomst van de EMU

De Eurogroep heeft van gedachten gewisseld over verdieping van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Bij de Eurotop van 29 juni jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1354) is een verklaring opgesteld over de EMU.11 Daarin staat onder andere dat er consensus was onder de lidstaten om het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) de gemeenschappelijke achtervang (common backstop) van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (Single Resolution Fund; SRF) te maken en tegelijkertijd het ESM te versterken. Daarbij zal gewerkt worden op basis van alle elementen van een ESM-hervorming uit de brief van de voorzitter van de Eurogroep aan president Tusk.12 Tijdens de Eurotop van december 2018 zal opnieuw gesproken worden over de toekomst van de EMU. Om in december eventueel besluiten te kunnen nemen, wordt in de Eurogroep over deelonderwerpen gesproken.

Bij deze bespreking in de Eurogroep was aandacht voor de hervorming van het ESM en specifiek de gemeenschappelijke achtervang voor het SRF, het instrumentarium van het ESM en de rol van het ESM in programma’s.

Bij deze discussie heeft Nederland een korte toelichting gegeven op het recent gepubliceerde paper van tien lidstaten met voorstellen voor het versterken van het ESM. Het non-paper gaat in bijzonder in op het versterken van het ESM. De 10 lidstaten pleiten voor een sterkere crisisstructuur in Europa met een grotere rol voor het ESM bij gewenste bezuinigingen en hervormingen van eurolanden die het fonds om geld vragen. Daarnaast is het van belang dat wanneer een lidstaat in problemen komt door een onhoudbare overheidsschuld eerst de betrokken investeerders en beleggers hun verlies nemen alvorens – onder strikte voorwaarden – kan worden overgegaan tot steun vanuit het ESM. Ik proefde brede steun van een substantieel aantal lidstaten voor dit non-paper tijdens de Eurogroep. Uw Kamer is hier op 2 november jl. over geïnformeerd.13

Gemeenschappelijke achtervang SRF

Ten aanzien van de grootte van de achtervang wordt in de brief van Centeno aan Tusk gesteld dat deze gebaseerd zal worden op de doelomvang van het SRF. Sommige lidstaten pleiten daarbij voor een automatische link, waarbij de omvang van de achtervang meegroeit in het geval dat de doelomvang van het SRF stijgt. Nederland is geen voorstander van het automatisch meegroeien van de achtervang, omdat daarmee een risico ontstaat dat een steeds groter deel van het ESM in de toekomst gereserveerd moet worden voor de achtervang. Nederland heeft zodoende aangegeven een plafond vast te willen stellen, dat alleen unaniem door de Raad van gouverneurs van het ESM aangepast kan worden.

Wat betreft besluitvorming bij de inzet van middelen zijn sommige lidstaten voorstander van besluitvorming over het verstrekken van leningen door de directeur van het ESM of door middel van gekwalificeerde meerderheid in de Raad van bewind. In hun ogen zou dat de efficiëntie van besluitvorming bevorderen, omdat in een crisissituatie snelle beslissingen noodzakelijk zijn. Nederland heeft, net als sommige andere lidstaten, aangegeven voorstander te zijn van unanieme besluitvorming door de Raad van bewind van het ESM. Dit hoeft efficiënte en snelle besluitvorming niet in de weg te staan. Het ESM zal wel een bijzondere besluitvormingsprocedure moeten ontwikkelen die garandeert dat op de zeer korte termijn kan worden besloten. Tijdens het Algemeen Overleg van 1 november jl. heeft de Kamer gevraagd om nadere duiding bij de mogelijke aanpassingen in het informatieprotocol die daardoor nodig zijn. In het huidige informatieprotocol is het uitgangspunt dat bij de inzet van middelen de Kamer voorafgaand aan de besluitvorming daarover geïnformeerd wordt. Omdat de besluitvorming over leningen uit de gemeenschappelijke achtervang zeer snel moet zijn is informeren vooraf wellicht niet mogelijk, en zullen met uw Kamer afspraken moeten worden gemaakt over het achteraf informeren over de genomen besluiten.

Ten aanzien van het gebruik van de achtervang lijkt er brede steun om de looptijd van leningen van het ESM aan het SRF op 3 jaar te zetten, met een beperkte mogelijkheid om deze terugbetaaltermijn te verlengen. Ook steunen veel lidstaten dat het ESM de eigen financieringskosten, verhoogd met een rentemarge, in rekening brengt bij de SRB. Net zoals bij leningen aan lidstaten moet het ESM wat veel lidstaten betreft daarnaast voor leningen aan de SRB voorwaarden en waarborgen eisen, om terugbetaling zeker te stellen. Dit is ook conform de Nederlandse inzet.

Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat het van belang is dat het waarborgen wil voor het voortduren van het juridische resolutieraamwerk voor financiële instellingen. Als bijvoorbeeld ooit de regels voor bail-in worden gewijzigd, waardoor mogelijk eerder aanspraak gemaakt kan worden op de gemeenschappelijke achtervang, dan zou op zijn minst de Raad van gouverneurs in staat gesteld moeten worden om een besluit te nemen over al dan niet continuering van de achtervang in deze nieuwe context. Voor het SRF is een dergelijke waarborg opgenomen in de intergouvernementele overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (de IGA).

In aanloop naar de Eurotop van december zal verder worden gesproken over hervorming van het ESM, inclusief de vormgeving van de achtervang. Daarbij zal in ieder geval nog gesproken worden over de voorwaarden voor eventueel vervroegde invoering van de achtervang (eerder dan eind 2023) en over het al dan niet aanpassen van de IGA.

Hervorming ESM (instrumentarium en rol ESM)

In de discussie over het instrumentarium van het ESM gaat het vooral over het aanpassen van bestaande preventieve instrumenten. Volgens Nederland heeft het ESM, met onder andere leningen met bijbehorend aanpassingsprogramma en preventieve kredietlijnen, al voldoende instrumenten om lidstaten van noodsteun te voorzien. Sommige lidstaten geven echter aan dat de effectiviteit van deze instrumenten vergroot kan worden door het aantal toegangscriteria te verminderen, de toegangscriteria te verduidelijken en minder voorwaarden te stellen aan het gebruik ervan, omdat de instrumenten tot op heden nog nooit gebruikt zijn. Andere lidstaten, waaronder Nederland, geven aan open te staan voor het verduidelijken van de toegangscriteria, om de doeltreffendheid van deze instrumenten te vergroten, maar dat de huidige waarborgen, in de vorm van passende toegangscriteria en voorwaarden moeten blijven gelden. De preventieve instrumenten moeten voorbehouden blijven aan lidstaten die in een fundamenteel gezonde financiële en economische staat verkeren en dienen alleen ingezet te worden als dit onontbeerlijk is voor het vrijwaren van de financiële stabiliteit van het eurogebied in haar geheel en van de lidstaten ervan.

Wat betreft de rol van het ESM in programma’s bleek er brede steun onder lidstaten voor uitbreiding van de rol van het ESM. Grootste discussiepunt op dit vlak is het voorkomen van overlap tussen de verantwoordelijkheden van het ESM en de bevoegdheden van de Europese Commissie. Het Nederlandse uitgangspunt is daarbij dat de rol van het ESM binnen de totstandkoming en uitvoering van programma’s kan worden vergroot, zonder dat dit tot overlap leidt met de bevoegdheden van de Europese Commissie, zoals die zijn vastgelegd in de Europese verdragen. De Nederlandse inzet op dit vlak is, zoals hierboven al besproken, ook opgenomen in het recent gepubliceerde paper van tien lidstaten met voorstellen voor het versterken van het ESM.

In aanloop naar de Eurotop van december zal verder worden gesproken over hervorming van het ESM, inclusief het instrumentarium van het ESM, de rol van het ESM in programma’s en het raamwerk om bij de aanvraag van stabiliteitssteun met schuldhoudbaarheidsvraagstukken om te gaan.

Routekaart Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS)

De Eurogroep heeft tenslotte van gedachten gewisseld over de route richting een Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS). EDIS is een belangrijke pijler binnen de bankenunie en wordt ook wel gezien als het sluitstuk van de bankenunie. In de routekaart ter voltooiing van de bankenunie van 2016 is afgesproken dat de Raad de werkzaamheden met betrekking tot EDIS op technisch niveau voorzet. De onderhandelingen op politiek niveau gaan van start zodra voldoende vooruitgang is geboekt met de maatregelen inzake risicoreductie. Na afronding van het bankenpakket in mei jl., heeft de Eurotop in juni geconcludeerd dat er gewerkt moet worden aan het opstellen van een routekaart om politieke onderhandelingen over EDIS te starten, waarbij vastgehouden wordt aan alle elementen van de routekaart van 2016.

Verschillende opties voor voorfases van een volledig geharmoniseerd EDIS zijn technisch onderzocht. Zo zijn ideeën uitgewerkt waarbij de nationale Depositogarantiestelsels (DGSen), die door bijdrages van banken zelf worden gevuld, slechts tijdelijk aan elkaar uitlenen, zonder in verliezen te delen. Daarbij zou dan nog geen sprake zijn van risicodeling. Daarna zou alsnog geleidelijk kunnen worden toegewerkt naar een volledig EDIS. Op technisch niveau is ook gekeken naar de opties en discreties in de huidige DGS-richtlijn wat betreft tijdelijk hogere deposito’s, alternatieve maatregelen en risicogebaseerde premies in relatie tot EDIS. Doel van deze besprekingen was slechts het verkennen van opties. Er is geen keuze gemaakt voor een optie, omvang of verdeling van middelen.

Veel lidstaten onderstreepten dat EDIS nuttig is en dat het daarom goed is als het (op termijn) opgericht wordt. De meningen verschillen over wanneer, hoe en onder welke voorwaarden. Sommige lidstaten willen het liefst zo snel mogelijk starten met EDIS of een van de uitgewerkte voorfases en stellen dat daarvoor voldoende stappen zijn bereikt ten aanzien van risicoreductie. Andere lidstaten benadrukken dat EDIS pas kan worden ingevoerd als in hun ogen voldoende risicoreductie is bereikt, wat in ieder geval inhoudt dat het in mei jl. afgeronde bankenpakket zonder afzwakking door de triloog (Commissie, Raad en Europees parlement) gaat. Verder hebben sommige lidstaten, inclusief Nederland, het belang benadrukt van een betere prudentiële behandeling van staatsobligaties vóór verdere stappen op EDIS. Nederland heeft dan ook aangegeven dat parallel aan de politieke onderhandelingen over EDIS gesproken dient te worden over betere prudentiële behandeling van staatsobligaties op bankbalansen. Ook kan door uitvoering van een nieuwe gezondheidstoets (asset quality review, AQR) een oordeel worden gegeven over de gezondheid van banken. Dit is voor Nederland belangrijk om te bepalen of over kan worden gegaan tot risicodeling via een EDIS.

De komende tijd zal verder gesproken worden over voltooiing van de Bankenunie in aanloop naar de Eurotop van december. Daarbij zal onder andere aandacht zijn voor prudentiële behandeling van staatsobligaties, insolventiewetging, NPLs en het bankenpakket van mei jl.

EFTA-bijeenkomst, 6 november

Op 6 november vond de jaarlijkse EFTA-bijeenkomst plaats (European Free Trade Association), waarbij de Ministers van Financiën van Noorwegen, Liechtenstein, IJsland en Zwitserland worden uitgenodigd om in gesprek te gaan met de Ecofinraad. Het thema dat deze keer centraal stond was FinTech. De Commissie gaf aan dat FinTech veel potentie heeft en kan bijdragen aan economische groei. Daarnaast benoemde de Commissie het belang van een goede band tussen de EU en de EFTA-landen. De vier EFTA landen gaven ieder afzonderlijk een korte beschrijving van de economische ontwikkelingen in hun land en onderstreepte dat de (economische) relatie met de EU voor deze landen cruciaal is.

Ecofinraad, 6 november

Ecofin-ontbijt

Tijdens het ontbijt kregen de Ministers een terugkoppeling uit de Eurogroep en een update over de economische situatie in de EU. Daarnaast gaf de European Fiscal Board (EFB) een toelichting over haar jaarlijkse rapport over (toepassing van) het SGP.14 De EFB is kritisch over de ruimhartige toepassing van de regels door de Commissie en geeft aan dat additionele flexibiliteit binnen het SGP in de afgelopen jaren heeft geleid tot procyclische effecten en een beperkte afbouw van hoge schulden. Ook gaf de EFB aan voorstander te zijn van een herziening van het SGP die onder meer zorgt voor een minder complex raamwerk. Nederland intervenieerde als enige lidstaat en ondersteunde in algemene zin de boodschappen van het rapport, in het bijzonder over het belang van strikte handhaving van het SGP. Een uitgebreidere reactie van het kabinet op het EFB-rapport vindt u in de antwoorden op de schriftelijke vragen van lid de Vries van 1 november jl. (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 502).15

Belastingheffing digitale economie

In de Ecofinraad is gesproken over het richtlijnvoorstel voor een digitaledienstenbelasting. Vrijwel alle lidstaten geven aan dat het wenselijk is om fiscale systemen te moderniseren in het licht van de digitaliserende economie. Omdat digitalisering een mondiale ontwikkeling is geven veel lidstaten de voorkeur aan een mondiale benadering in OESO-verband. Zolang er echter nog geen mondiale oplossing is, en gegeven het feit dat veel lidstaten anders tot unilaterale maatregelen overgaan, zijn meerdere lidstaten voorstander van het verkennen van een Europese interim-oplossing: het richtlijnvoorstel voor een digitaledienstenbelasting. De opvattingen over dit voorstel liepen uiteen. Sommige lidstaten willen zo snel mogelijk overeenstemming bereiken over het richtlijnvoorstel voor de digitale-dienstenbelasting. Veel lidstaten hebben echternog wel technische vragen, onder andere over de reikwijdte, bij het huidige voorstel. Tijdens de Ecofinraad hebben de meeste lidstaten aangegeven een horizonbepaling in het voorstel te willen opnemen. Ook hebben lidstaten vragen over de rechtsbasis van de richtlijn en de samenloop met belastingverdragen. Enkele lidstaten hebben aangegeven niet te kunnen instemmen met het huidige richtlijnvoorstel. Nederland heeft zich tot dusver constructief kritisch opgesteld in de onderhandelingen en ook in de Ecofinraad heeft Nederland zich positief uitgelaten over het werk om tot een gebalanceerde oplossing te komen voor een belasting op de digitale economie, al heeft ook voor Nederland uiteindelijk een mondiale oplossing de voorkeur. Daarbij heeft Nederland aangegeven dat een duidelijke horizonbepaling essentieel is en dat voldoende tijd moet worden genomen voor implementatie van de richtlijn.

Het Oostenrijkse voorzitterschap heeft aangegeven graag een akkoord te willen bereiken tijdens zijn voorzitterschap en lijkt nu voornemens het richtlijnvoorstel weer te agenderen tijdens de Ecofinraad van december.

Jaarverslag van de Europese Rekenkamer over de EU-begroting 2017

In de Ecofinraad heeft de Europese Rekenkamer (ERK) haar jaarverslag over de EU-begroting 2017 gepresenteerd.16 De ERK geeft voor het tweede achtereenvolgende jaar geen afkeurende verklaring maar een verklaring «met beperking» (qualified opinion). Het gemiddelde foutenpercentage van de EU-begroting 2017 schat de ERK op 2,4% met een statistische onzekerheid van circa 1 procentpunt. De ERK vermeldt dat het financieel beheer is verbeterd en dat sprake is van een gestage verbetering van het gemiddelde foutenpercentage: van 3,8% in 2015 naar 3,1% in 2016 en 2,4% in 2017.

De ERK maakt onderscheid in definitie tussen betalingen ter vergoeding van kosten enerzijds (46,7 miljard euro) en betalingen die volgen uit een systeem van rechten (entitlements, 53,5 miljard euro) anderzijds. Voor het geheel van de op rechten gebaseerde betalingen ligt het foutenpercentage onder de tolerantiegrens van 2%. Het gaat om het landbouwbeleid en beurzen voor studenten en onderzoekers. Samen met de administratiekosten vormt dit circa de helft van de EU-begroting. Bij EU-fondsen met vergoedingen van kosten ligt het gemiddelde foutenpercentage al jaren aanzienlijk hoger, te weten op 3,7%.

Verder noemde de ERK dat voor het komende Meerjarig Financieel Kader (MFK) ook gekeken moet worden naar de hoge RAL (Reste à Liquider: totaal van verwachte betalingen die nog moet worden verricht voor projecten die reeds gestart zijn) en dat volgens de ERK de toegevoegde waarde van de EU-begroting centraal moet staan in de onderhandelingen over het nieuwe MFK.

In de Ecofinraad van februari 2019 zal naar verwachting besloten worden over Raadsaanbevelingen ten aanzien van de decharge. Vervolgens beslist het Europees parlement of zij overgaat tot het verlenen van kwijting aan de Europese Commissie.

EU-statistieken

Jaarlijks in het najaar spreekt de Ecofinraad over de ontwikkelingen op het terrein van de statistiek in de Europese Unie. Hierover worden Raadsconclusies opgesteld. De Raad heeft dit keer vooral gekeken naar vooruitgang bij informatievereisten voor de EMU, naar statistieken voor de procedure bij buitensporige tekorten, naar statistieken voor de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) en naar ontwikkelingen op het gebied van modernisering en innovatie in statistische infrastructuur. De Raadsconclusies werden zonder discussie aangenomen.

Internationale Klimaatfinanciering

In de Ecofinraad is gesproken over Klimaatfinanciering in voorbereiding op de 24e Conference of the Parties (COP24) die op 3–16 december gehouden wordt in Katowice onder de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). Hiertoe zullen Raadsconclusies worden aangenomen om de EU-positie uiteen te zetten. De Ecofinraad is verantwoordelijk voor de financiële aspecten van de internationale klimaatonderhandelingen, gegeven de potentiële budgettaire en economische implicaties die de onderhandelingen kunnen hebben. De Raadsconclusies onderstrepen het belang van het in lijn brengen van financiële stromen met een lage uitstoot en klimaatbestendige toekomst, zoals afgesproken in het Parijs akkoord (Art. 2.1.c). De exacte uitwerking van deze afspraak moet echter nog verder uitgewerkt worden en er moeten nog methodes ontwikkeld worden om de vooruitgang t.a.v. dit doel te kunnen meten. Daarnaast is aandacht voor het belang van groene investeringen en het verkrijgen van inzicht in klimaatgerelateerde financiële risico’s. Ook wordt er in de conclusies ingegaan op de belangrijke rol van Multilaterale Ontwikkelingsbanken (MDB’s) waarbij MDB’s ook worden opgeroepen investeringen in kolencentrales verder terug te schroeven (daarbij wel rekening houdend met de behoeften van ontwikkelingslanden). De Raadsconclusies werden zonder discussie aangenomen.

Follow up G20

In de Ecofinraad heeft de Commissie kort stilgestaan bij de vorige G20 bijeenkomst van de Ministers van Financiën in Bali. Ook is kort vooruitgekeken naar de komende G20 bijeenkomst voor regeringsleiders op 30 november en 1 december in Buenos Aires. Daarbij zal de EU vooral oproepen om de positieve economische vooruitzichten te gebruiken om de economische risico’s voor de toekomst aan te pakken, waarbij de aandacht zou moeten verschuiven naar het opnieuw opbouwen van financiële buffers en het waarborgen van lange-termijngroei. De EU roept daarnaast de G20 op om de hoogste prioriteit te geven aan het vinden van oplossingen voor de belasting van de digitale economie. Op het gebied van internationale belastingen is het tevens van belang dat de G20 het werk ten aanzien van fiscale transparantie intensiveert en dat het onder het Turks voorzitterschap omarmde Base Erosion and Profit Shifting (BEPS)-raamwerk wordt geïmplementeerd en gemonitord.

Overig

Minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen

Minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen stond initieel op de agenda van de Ecofinraad van 6 november, maar is daar uiteindelijk niet besproken omdat op 31 oktober jl. de ambassadeurs daarover al een raadsakkoord hadden bereikt die past binnen de Nederlandse randvoorwaarden. Het gaat om het belangrijkste onderdeel van het EU actieplan voor niet-presterende leningen (NPLs). Het plan voorziet in «minimumdekking» op toekomstige leningen die NPL worden. Dit raadsakkoord dient als basis voor de triloog-onderhandeling met het Europees parlement. Op grond van de tekst moeten banken nieuwe leningen, die NPL worden dekken. Dat gebeurt door middel van voorzieningen te nemen of door af te schrijven op de waarde van een lening. Daartoe legt het voorstel een geleidelijk opbouwende minimumeis op, van uiteindelijk 100%. Dat moet voorkomen dat verliezen niet genomen worden en zich op termijn opstapelen. Dit maakt de Europese bankensector weerbaarder: wanneer verliezen voldoende zijn gedekt, vormt een NPL niet per se een probleem. In de brief over risicoreductie uit april dit jaar is dit genoemd als belangrijk onderdeel van risicoreductie.17

Mogelijkheden voor de ECB om het opkoopprogramma te herpakken voor uitsluitend Italië

Bij het AO Eurogroep/Ecofin van 1 november jl. heb ik het lid Van Rooijen (50PLUS) toegezegd terug te komen op de vraag of de ECB kan besluiten om het opkoopprogramma te herpakken voor uitsluitend Italië. Zoals eerder richting de kamer gecommuniceerd (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1536) heeft het Eurosysteem de intentie uitgesproken om de netto-aankopen onder het Asset Purchase Programme (APP), beter bekend als QE, per 2019 te beëindigen. Vanaf oktober 2018 zijn de netto maandelijkse aankopen van obligaties onder het APP reeds gehalveerd tot 15 miljard euro. Momenteel herinvesteert de ECB de middelen die vrijkomen na terugbetalingen op aflopende obligaties. Het Eurosysteem is voornemens om voor langere tijd na afloop van de netto-aankopen de terugbetalingen te herinvesteren, en in ieder geval zo lang als noodzakelijk is om gunstige liquiditeitscondities en een ruime mate van monetaire accommodatie te handhaven. De Raad van Bestuur verwacht dat de basisrentetarieven van de ECB ten minste de hele zomer van 2019 op hun huidige niveau zullen blijven, en in ieder geval zo lang als noodzakelijk is om te zorgen voor een verdergaande duurzame convergentie van de inflatie naar een niveau onder maar dicht bij 2% op de middellange termijn.

Binnen het APP geldt de kapitaalsleutel als leidend bij het verdelen van de aankopen. Daarom is het onder het APP niet mogelijk om louter staatspapier van een specifiek Euroland aan te kopen. Het opkopen van uitsluitend obligaties van een Euroland is alleen mogelijk via de Outright Monetary Transactions (OMT). Om hiervoor in aanmerking te komen, moet de overheid van het land een aanvraag indienen voor een ESM-programma (volledig macro-economisch programma of een preventief programma in de vorm van een Enhanced Conditions Credit Line), wat gepaard gaat met economische hervormingen. Ook zal de betrokkenheid van het IMF gezocht worden. OMT is nog nooit toegepast.

Blootstelling van Nederlandse banken op Italië

Tijdens het AO Eurogroep/Ecofin van 1 november jl. vroeg de heer Snels (GroenLinks) naar de (indirecte) blootstelling van Nederlandse banken op Italië. Uit de «2017 EU-wide Transparency Test» van de European Banking Authority (EBA) valt af te leiden dat de blootstelling van de Nederlandse grootbanken aan de Italiaanse staatsschuld («sovereign exposures») op 30 juni 2017 gelijk was aan 1,89 miljard EUR. Daarnaast publiceert de Bank of International Settlements (BIS) data over de claims op alle tegenpartijen, dus inclusief de private sector. Hieruit valt af te leiden dat de totale grootte aan claims die alle Nederlandse banken hebben op alle partijen in Italië medio dit jaar gelijk was aan 32,53 miljard USD. Daarbij valt op dat de omvang van alle claims van Nederlandse banken op partijen uit Italië over de afgelopen tien jaar flink is afgenomen. Deze bedroeg in het eerste kwartaal van 2008 namelijk nog 155,15 miljard USD.

Extra Eurogroep 19 november

Op 19 november zal een extra Eurogroep plaatsvinden. Hier zal verder worden gesproken over de onderwerpen in het kader van de toekomst van de EMU. Deze onderwerpen zijn reeds uitgebreid toegelicht in de Geannoteerde Agenda18 van 26 oktober jl.

Naar boven