21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 251 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 juni 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 13 mei 2022 over de geannoteerde agenda Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 20 mei 2022 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 250)

De vragen en opmerkingen zijn op 17 mei 2022 aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 19 mei 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Wuite

De griffier van de commissie, Meijers

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

2

 

Inbreng VVD-fractie

2

 

Inbreng D66-fractie

0

 

Inbreng CDA-fractie

0

 

Inbreng SP-fractie

0

 

Inbreng GroenLinks-fractie

0

 

Inbreng Partij voor de Dieren-fractie

0

     

II

Volledige agenda

0

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Inbreng leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden geannoteerde agenda. Zij hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.

Voedselzekerheid

De Minister schrijft dat de Raad voornamelijk zal spreken over de wereldwijde gevolgen van de oorlog in Oekraïne, met name de toenemende voedselonzekerheid in derde landen. De oorlog in Oekraïne toont aan dat een sterke importafhankelijkheid van voedsel, landen (met name de MENA regio, maar ook overig Afrika), kwetsbaar maakt voor externe schokken. Ook het recente besluit van India om de export van graan te verbieden zal hieraan gaan bijdragen. Zeker omdat India na China de grootste producent van graan ter wereld is. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat Nederland met haar kennis en kunde op het gebied van landbouw en water, kan bijdragen om de voedselproductie in Afrika te verhogen en te verduurzamen, om zo het risico op hongersnoden en vluchtelingenstromen te verminderen. De leden van de VVD-fractie kunnen een structurele verhoging voor het voedselzekerheidsprogramma steunen, als dit binnen de begroting past. De Minister schrijft dat dit programma wordt uitgevoerd in samenwerking met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en dat Nederlandse kennis en kunde op het gebied van agrifood nauw worden betrokken bij de inzet. De leden van de VVD-fractie willen aan de Minister vragen wat de beoogde effecten van de focus op het voedselzekerheidsprogramma zijn en aan wat voor een bijdragen (inzet met bijbehorende budgetten) wordt gedacht?

1. Antwoord van het kabinet:

De inzet van het kabinet op voedselzekerheid beoogt de volgende effecten: terugdringen van ondervoeding; verbeteren van de lokale voedselproductie; en verduurzamen van gebruik van natuurlijke hulpbronnen, zoals gesteld in de Kamerbrief «Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet»1.

Kernresultaten van de inzet worden gerapporteerd in het Jaarverslag en een uitgebreidere resultatenrapportage wordt jaarlijks online gepubliceerd (voor 2021 is deze gepubliceerd op 18 mei jl.2). Bij de BHOS-begroting 2022 (Kamerstuk 35 925 XVII) bedraagt het voedselzekerheidsbudget voor 2022 (artikel 2.1) EUR 328,7 miljoen. Het kabinet blijft aan het bevorderen van voedselzekerheid prioriteit geven en de budgettaire consequenties worden verwerkt in de komende zgn. BHOS-nota die uw Kamer in juni ontvangt.

Zij willen ook graag van de Minister weten wat de ministeries verstaan onder kennis en kunde en hoe er grotere stappen gezet kunnen worden om een daadwerkelijke impact te maken?

2. Antwoord van het kabinet:

Onder kennis en kunde wordt in dit verband verstaan: alles wat Nederland aan wetenschappelijke inzichten en (innovatie-)praktijkervaringen in huis heeft op gebied van landbouw en voedsel, zowel bij kennisinstellingen als bedrijven en maatschappelijke partners. Belangrijke samenwerkingen, zowel op projectmatige basis als via multilaterale verbanden, vinden nu al plaats, zoals in de zaaizaad-, melk- en andere sectoren. De ambitie van het kabinet is om impact op schaal te bereiken en de geboekte resultaten getuigen daarvan. Zo werden in het afgelopen jaar dankzij de Nederlandse inzet 18,5 miljoen mensen direct bereikt met interventies gericht op het verbeteren van hun voeding waar onder circa 10 miljoen zwaar ondervoede kinderen, werden 9,6 miljoen lokale voedselproducenten direct bereikt met interventies om hun landbouwproductiviteit duurzaam te verbeteren en werden op 0,8 miljoen hectare landbouwgrond duurzame teeltpraktijken toegepast.

Voorts willen de leden van de VVD-fractie graag van het kabinet weten wat de gevolgen van het exportverbod van graan door India zijn? Hoe gaan de Raad en de Europese Commissie hier op reageren?

3. Antwoord van het kabinet:

De effecten van het exportverbod op graan vanuit India zijn vooralsnog onbekend. Het exportverbod zal echter zonder twijfel niet bijdragen aan de wereldvoedselzekerheid: ongerechtvaardigde exportrestricties zijn onwenselijk en verergeren de problematiek omtrent voedselzekerheid. Ze ondermijnen de veerkracht van leveringsketens en hebben het risico op een domino-effect: andere landen kunnen het aangrijpen om ook zulke maatregelen te treffen. Het kabinet zet daarom in op open handel en het voorkomen van nieuwe handelsbeperkende maatregelen op landbouwproducten, onder andere in WTO-verband, in de RBZ/Handel en in de Landbouw- en Visserijraad. Ik zal dit ook aankaarten tijdens de RBZ/Handel van 3 juni a.s.

Heeft de Minister gesprekken met de WTO en andere relevante internationale partners over de gevolgen van de nieuwe handelsbeperkende maatregelen? Wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken?

4. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet in op open handel en het voorkomen van nieuwe handelsbeperkende maatregelen op landbouwproducten. Met name tijdens de aankomende 12e Ministeriële Conferentie (MC12) van de WTO, van 12 tot en met 15 juni in Genève, zal dit een belangrijk onderwerp zijn. Het kabinet heeft het voorkomen van handelsbeperkende maatregelen reeds aangekaart in gesprekken met internationale partners, en zal dit in de aanloop naar MC12 blijven doen. Inzet voor de uitkomst van deze gesprekken is een verklaring tijdens MC12 waarin WTO-leden zich uitspreken voor voedselzekerheid en tegen nieuwe exportbeperkingen. Tevens steunt het kabinet de inzet van de EU op open handel en voedselzekerheid via onder meer: (i) uitzonderingen voor humanitaire aankopen door World Food Program voor wat betreft exportrestricties, (ii) transparantie op het gebied van exportbeperkingen en goederenvoorraden.

En wat zijn volgens de Minister de gevolgen voor Nederland, de Europese Unie en vooral de lage en middeninkomens landen in met name Afrika door deze nieuwe handelsbeperkende maatregelen?

5. Antwoord van het kabinet:

Het prijsopdrijvende effect van handelsbeperkende maatregelen zal negatieve gevolgen hebben voor de voedselzekerheid in minst ontwikkelde landen, waar een groot deel van het huishoudbudget aan voedsel wordt besteed. De Wereldbank schat dat voor elke 1% stijging van de voedselprijzen 10 miljoen mensen in de extreme armoede belanden. Zoals hierboven in antwoord op vraag 3 uiteengezet, is het risico van dergelijke handelsbeperkende maatregelen dat dit tot een kettingreactie leidt. Dit prijsopdrijvend effect zal ook invloed hebben op voedselprijzen in Nederland en de EU.

Afrika

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het wenselijk is om geschikte gebieden in Afrika te zoeken voor het bevorderen van duurzame voedselproductie om schaalvoordelen te behalen. Er kan dan gedacht worden aan nieuwe teeltechnieken (zoals zuinig watergebruik, zilte teelten, gebruik kassen, slimme genetica, inzet van drones en precisielandbouw) om op een grotere schaal landbouw te produceren. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat dit nodig is in het belang van Afrikaanse landen om haar eigen bevolking goed te kunnen voeden en in het belang van de EU. Zij willen de Minister dan ook vragen of zij deze mening deelt, en zo ja, hoe zij zich namens het kabinet gaat inzetten om dit te kunnen bevorderen?

6. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat voor voedselzekerheid in Afrika zowel betere toegang tot voedsel is vereist, als verbetering van de voedselproductie. Uitgangspunt voor beide zijn duurzame en veerkrachtige voedselsystemen. De VN 2021 Food System Summit heeft daarvoor aanzetten geleverd, door landen door vertaald in nationale food system pathways. De Nederlandse inzet sluit daar op aan. Resultaatbereik en impact staan daarbij voorop. Goede planning van landgebruik, benutten van schaalmogelijkheden en effectieve toepassing van kennis en technologie zijn onderdeel van de inzet.

Tot slot zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat het zinnig is om binnen de Europese Unie en met andere gelijkgestemde landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, samen te werken. Ook op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Onlangs heeft de Britse overheid «The UK Government’s Strategy for International Development» gepresenteerd. Wat is de reactie van de Minister op deze strategie?

7. Antwoord van het kabinet:

Het Verenigd Koninkrijk is van oudsher een belangrijke speler en samenwerkingspartner van Nederland op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Ook na Brexit blijft Nederland samenwerken met het Verenigd Koninkrijk.

De strategie die de Britse overheid op 16 mei presenteerde, bevat 4 prioriteiten voor het nieuwe beleid van het VK voor ontwikkelingssamenwerking: 1) eerlijke en betrouwbare investeringen in duurzame economische groei, 2) empowerment, onderwijs en veiligheid voor vrouwen en meisjes, 3) het bieden van levensreddende humanitaire hulp, en 4) het voortzetten van de inzet op klimaatverandering, natuur en mondiale gezondheid. Deze vier prioriteiten sluiten aan bij de inzet van het Nederlandse OS beleid op duurzame economische ontwikkeling, gender en vrouwenrechten, humanitaire hulp en inclusieve groei. Een opvallende wijziging van het Britse beleid op ontwikkelingssamenwerking is de verschuiving van multilaterale naar meer bilaterale inzet. Nederland blijft grote toegevoegde waarde zien van de financiering via het multilaterale systeem vanwege de schaal, impact, normstellende functie en het belang van het multilaterale systeem voor de wereld. In de nieuwe Britse strategie wordt de expliciete wens herhaald om aan de International Development Act (2015) te voldoen en terug te gaan naar een budget van 0,7% ODA zodra de «fiscale situatie dat toelaat». Het kabinet verwelkomt dat streven gezien de hoge noden wereldwijd.

Ziet de Minister aanknopingspunten om samen te werken, bijvoorbeeld op het gebied van groen, investeringen en de koppeling met Britse expertise?

8. Antwoord van het kabinet:

Zonder vooruit te lopen op de aangekondigde nota voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, zullen er veel terreinen zijn waarop Nederland en Verenigd Koninkrijk gelijkgestemd blijven en samen blijven optrekken. Voorbeelden van terreinen waar het kabinet mogelijkheden ziet, zijn klimaat en de opvolging van COP26 in Glasgow van afgelopen november, de wereldwijde COVID-19 respons, de inzet op empowerment van vrouwen en meisjes en gendergelijkheid en humanitaire hulp.

Inbreng leden van de D66-fractie

De leden van de fractie van D66 maken zich, net als de Minister, ernstig zorgen over de wereldwijde voedselonzekerheid als resultaat van de oorlog in Oekraïne. De aan het woord zijnde leden voorzien hierdoor grote risico’s op humanitair gebied, maar ook voor de wereldwijde vrede en stabiliteit en spreken dan ook waardering uit voor het feit dat het onderwerp een prioriteit lijkt te zijn voor de Minister. De leden hebben eveneens met belangstelling kennisgenomen van het plan van de Europese Commissie om binnen een tijdsbestek van drie maanden de helft van de nu nog in Oekraïne aanwezige graan, gerst en zonnebloemolie het land uit te krijgen door alternatieve corridors op te zetten anders dan de door de oorlog onbruikbare haven. Om dit plan effectief te kunnen volbrengen zijn treinwagons, graanwagens en schepen benodigd. Daarnaast is noodzakelijk dat lange inklaringsprocedures in grenslanden worden opgeheven dan wel verkort. Kan de regering toelichten welke praktische hulp Nederland kan bieden bij het opzetten van alternatieve corridors voor de export van voedsel uit Oekraïne?

9. Antwoord van het kabinet:

Het ombuigen van agro-logistieke stromen zal een grote logistieke operatie zijn die niet zonder internationale coördinatie kan worden uitgevoerd. In dit kader bestudeert het kabinet de Commissiemededeling van 12 mei jl. over zogenoemde Solidarity Lanes3. Het kabinet beziet momenteel welke mogelijkheden er zijn om hulp te bieden bij het faciliteren van deze corridors. Gelet op de urgentie zal de appreciatie van deze mededeling uw Kamer spoedig toekomen per brief, ter vervanging van een BNC-fiche, conform de geldende EU-informatie-afspraken.

Zijn er Nederlandse bedrijven met geschikt materieel, zoals treinwagons, graanwagens en schepen, en heeft de regering hen reeds verzocht tot medewerking?

10. Antwoord van het kabinet:

Het is mogelijk dat Nederlandse bedrijven beschikken over goederen (materieel) en expertise die relevant zijn voor het plan van de Europese Commissie om binnen een tijdsbestek van drie maanden de helft van de nu nog in Oekraïne aanwezige graan, gerst en zonnebloemolie (tarwe, gerst, mais en zonnebloemolie) het land uit te krijgen. Het kabinet zal onderzoeken of de Europese Commissie hierin ondersteuning behoeft en in hoeverre Nederlandse bedrijven hierin kunnen voorzien.

Pleit de regering in multilateraal verband bij grenslanden voor het opheffen van lange inklaringsprocedures?

11. Antwoord van het kabinet:

De EU zet zich in WTO-verband in voor open handel, het voorkomen van exportbeperkingen en maatregelen gericht op handelsfacilitatie. Tevens zetten Nederland en de EU binnen de WTO in bredere zin in op het wegnemen van onnodige restricties bij de handel in landbouwgoederen. In geval van concrete knelpunten worden deze ook met handelspartners besproken.

De leden van de fractie van D66 wijzen daarnaast op het feit dat een groot deel van de landbouwgrond op de wereld wordt gebruikt voor het verbouwen van veevoer. Ruim driekwart van de door Europa geïmporteerde granen wordt gebruikt voor veevoer. De aan het woord zijnde leden wijzen op de voordelen voor de stabiliteit van de wereldvoedselvoorziening door het reduceren van het gebruik van landbouwgrond voor het telen van veevoer. Kan de regering toelichten op welke manier de landbouwtransitie op nationaal, maar ook op Europees niveau wordt ingezet voor het verbeteren van de wereldwijde voedselzekerheid?

12. Antwoord van het kabinet:

Honger en ondervoeding worden veroorzaakt door gebrek aan toegang tot voedsel, als gevolg van armoede, uitsluiting, conflicten en lokale misoogsten. In absolute zin is er wereldwijd geen voedseltekort. Wel is wereldwijd een transitie nodig naar duurzame en veerkrachtige voedselsystemen. Uit een oogpunt van duurzaamheid en klimaat past daarin een zich wijzigend dieetpatroon van minder dierlijk naar meer plantaardig eiwit. Een dergelijke transitie draagt niet alleen nationaal of Europees, maar ook wereldwijd bij aan de voedselzekerheid, mede omdat meer landbouwgrond voor humane voedselproductie kan worden gebruikt en ontbossing kan worden verminderd of voorkomen. In de EU wordt hier onder meer invulling aan gegeven binnen de «Van boer tot bord»-strategie. Een dergelijke transitie heeft tijd nodig en is geen oplossing voor de korte termijn problemen op het gebied van voedselzekerheid buiten de EU als gevolg van de oorlog in Oekraïne.

De leden van de fractie van D66 zijn daarnaast bezorgd over het feit dat een tekort aan inzet door Nederland en Europa in de dreigende humanitaire noodsituatie de invloed van China en Rusland in de grootste risicogebieden kan vergroten. Kan de regering uiteenzetten welke mogelijke impact op het geopolitieke speelveld zij in dat kader voorziet?

13. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorg van de fractie van D66. Lage en middeninkomenslanden zijn vaak extra vatbaar voor destabiliserende ontwikkelingen in de wereld. Zij hebben minder middelen voor handen om bijvoorbeeld de dreigende voedselcrisis en de hoge inflatie het hoofd te bieden. Dat kan ertoe leiden dat zij ontvankelijker worden voor autocratische landen die door middel van financiële inzet hun invloed proberen te vergroten, zoals bijvoorbeeld te zien is aan de Chinese en Russische invloed in Afrika.

Dit vergroot de noodzaak voor de EU om te blijven investeren in de brede relatie met partnerlanden en specifiek in de ontwikkeling van duurzame voedselsystemen en economische samenwerking, zodat lage en middeninkomenslanden schokken die veroorzaakt worden door internationale crises beter kunnen opvangen. Daarnaast is het zaak dat de EU richting partnerlanden goed blijft communiceren op welke manier stabiele en intensieve betrekkingen met de EU bijdragen aan duurzame ontwikkeling.

Kan de regering toelichten of er voldoende besef van dit risico in Europees verband bestaat? Vraagt de regering hiervoor aandacht in Europees verband?

14. Antwoord van het kabinet:

In Europese discussies wordt, mede op aandringen van Nederland, veel gesproken over de vraag welke consequenties de oorlog in Oekraïne heeft voor de landen die niet direct bij het conflict betrokken zijn. In die discussies wordt ook de vraag gesteld of de oorlog noopt tot ander of intensiever engagement met die landen. Daarbij gaat de aandacht vooral uit naar de landen in Afrika en in de Indo-Pacific. Wat het kabinet betreft moet de EU zich hierbij vooral richten op die landen die zich geconfronteerd zien met de stevige negatieve (economische) gevolgen van het conflict, vooral vanwege de oplopende voedselprijzen. Ook moet hier aandacht gegeven worden aan het tegengaan van desinformatie. Het kabinet acht het een goede zaak dat deze discussies in Europees verband worden gevoerd.

De leden van de fractie van D66 onderstrepen ten zeerste de grote steun en solidariteit die vanuit de EU en in breder internationaal verband wordt betoond richting Oekraïne, onder meer via steun op humanitair en economisch terrein en met het oog op de wederopbouw. De aan het woord zijnde leden spreken hun steun uit voor het oprichten van een solidariteitsfonds op EU-niveau om wederopbouw van het door de oorlog verwoeste Oekraïne te financieren, maar benadrukken daarnaast de noodzaak van een integrale aanpak op lokaal, nationaal, Europees en internationaal niveau. Daarnaast zien de aan het woord zijnde leden schrijnende, acute problemen waarmee de bevolking van Oekraïne op dit moment kampt. Nu de Europese inzet op wederopbouw voornamelijk is gericht op de lange termijn en de start ervan nog in afwachting is van het eindigen van de oorlog, benadrukken de leden van de fractie van D66 het belang van Nederlandse inspanningen die op dit moment het lijden van de Oekraïense bevolking kunnen verlichten. De aan het woord zijnde leden benadrukken bijvoorbeeld het belang van een snel herstel van de infrastructuur zodat hulpgoederen en wederopbouwmateriaal kunnen worden vervoerd, maar ook van het zo snel mogelijk herontwerpen van verwoeste steden en dorpen zodat na beëindiging van de oorlog zo snel mogelijk kan worden herbouwd. Kan de Minister toelichten hoe zij de Nederlandse gemeenten die reeds hebben uitgesproken partnerschappen aan te willen gaan met Oekraïense steden en dorpen om hen te ondersteunen bij de wederopbouw gaat faciliteren?

15. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet staat positief ten aanzien van de samenwerking tussen Nederlandse en Oekraïense steden. De vormgeving van partnerschappen van Nederlandse gemeenten met Oekraïense steden en dorpen aan de wederopbouw ligt primair bij decentrale overheden en organisaties als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Enkele Nederlandse gemeenten hebben al een stedenband of relatie met een stad of dorp in Oekraïne, of overwegen een band aan te gaan. Daarnaast beoogt de VNG om in samenwerking met de Association of Ukrainian Cities steun te verlenen aan het herstel en de wederopbouw van getroffen Oekraïense gemeenten.

Conform motie van het lid Kuzu (Kamerstuk 36 045, nr. 53) zal het kabinet bezien hoe deze steun kan worden gefaciliteerd, eventueel met aanvullende expertise. Daarbij wordt zorgvuldig overwogen waar onze inzet meerwaarde heeft. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van expertise op het gebied van landbouw, aanleg van infrastructuur of ontmijning. Dat moet zich echter nog gaan uitwijzen.

Kan de Minister toelichten welke bilaterale steun Nederland op korte termijn kan leveren om de meest acute problemen in Oekraïne te bestrijden? Kan de Minister uiteenzetten op welke manier zij van plan is Nederlandse kennis en expertise in te zetten in dat kader?

16. Antwoord van het kabinet:

Op dit moment is in Oekraïne vooral behoefte aan humanitaire goederen, zoals medicijnen, medische apparatuur, voedsel en water, alsmede aan psychosociale hulp. Daarnaast heeft Oekraïne grote behoefte aan liquiditeitssteun om in publieke (basis-)voorzieningen te kunnen blijven voorzien. Hierover wordt in internationaal verband, waaronder in de EU, gesproken. Over de mogelijke Nederlandse bijdrage hieraan wordt uw Kamer geïnformeerd bij een concreet en gecoördineerd verzoek.

Verder draagt Nederland bij aan de noden in Oekraïne, met name via humanitaire organisaties. Nederland maakte een bedrag van EUR 39,5 miljoen beschikbaar voor humanitaire hulp, naast de ongeoormerkte bijdragen aan VN-organisaties en fondsen en het Internationale Rode Kruis. Op verzoek van Oekraïne worden ook bijdragen geleverd in de vorm van bijvoorbeeld veldhospitalen, medicijnen, vaccinaties, ambulances, brandstof en experts op het terrein van water en geestelijke gezondheid en psychosociale steun.

Zoals ook in de Kamerbrief «Wederopbouw Oekraïne» van 17 mei4 is aangegeven, voerde Nederland al jarenlang relatief kleinschalige programma’s uit in Oekraïne. Na de Russische inval heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken samen met partnerorganisaties in Oekraïne deze programma’s nogmaals bezien en afgewogen of voortzetting, herbestemming of uitbreiding van deze lopende bilaterale programma’s mogelijk is. Vanuit het Stabiliteitsfonds worden mogelijkheden verkend om lopende programma’s rondom ontmijning, Vrouwen, Vrede en Veiligheid en Recovery and Resilience uit te breiden. Zo neemt de noodzaak van ontmijning in Oekraïne door de oorlog snel toe, is capaciteitsopbouw van noodhulpdiensten nodig en groeit de vraag naar psychosociale en mentale hulp voor slachtoffers van seksueel geweld.

Inbreng leden van de CDA-fractie

De leden van CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking en hebben hier nog enkele vragen over.

Deze leden zijn blij te lezen dat voedselzekerheid en de secundaire gevolgen van de oorlog op de agenda staan. In de reportages lezen de leden terug dat er nog veel van de oogst in Oekraïne opgeslagen is, maar het land niet kan verlaten doordat schepen bijvoorbeeld Odessa niet kunnen verlaten. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of er met behulp van de Europese Unie alternatieve transportkanalen worden opgezet en of hier al vooruitgang in zit. Zo nee, waarom niet? Zijn er andere redenen dan het voortdurende dreigende oorlogsgeweld?

17. Antwoord van het kabinet:

De oorlog en de praktische handelsbarrières die deze teweegbrengt, zoals de schade aan lokale infrastructuur en de blokkades van havens aan de Zwarte Zee, zijn hoofdzakelijk verantwoordelijk voor de moeilijkheden voor Oekraïne om producten in en uit te voeren.

Op 12 mei jl. heeft de Commissie een mededeling gepubliceerd over zogenoemde Solidarity Lanes5. De Commissie beoogt met dit voorstel alternatieve logistieke routes voor verschillende transportmodaliteiten te faciliteren zodat onder andere voedsel en gewassen uit Oekraïne beter de wereldmarkt kunnen bereiken. De Commissie roept daarbij onder andere lidstaten op om meer vervoersmodaliteiten ter beschikking te stellen, zoals vrachtwagens en treinwagons.

De Commissie kijkt in het kader van de mededeling ook naar lidstaten om eventuele administratieve knelpunten zoveel mogelijk te voorkomen. Dit betreft bijvoorbeeld een oproep aan de lidstaten met grensovergangen met Oekraïne voor maximale capaciteit op de locaties van veterinaire en fytosanitaire (SPS) controles. Daarnaast wil de Commissie inzetten op verbeterde internationale financieringsmogelijkheden van transport. Gelet op de urgentie van dit voorstel zal de kabinetsappreciatie van deze Commissie mededeling uw Kamer spoedig per brief toekomen, ter vervanging van een BNC-fiche, conform de geldende EU-informatie-afspraken.

Een belangrijk aspect in het bieden van hulp, is te luisteren naar de wensen van het ontvangende land. De Oekraïense premier, Denys Shmyhal, heeft in een interview in The Economist6 zijn ideeën ontvouwd over wat er nodig is om Oekraïne weer op te bouwen. Onderdeel daarvan is een herstelfonds waarvan hij voorstelt om het deels te vullen door bevroren tegoeden van de Russen. Deze leden vragen zich af hoe de Minister dit idee beoordeelt om de bevroren tegoeden van Russen in Nederland hiervoor in te zetten. Is de Minister van plan om te kijken of ook andere Europese landen hieraan willen meewerken?

18. Antwoord van het kabinet:

Het idee om bevroren tegoeden in te zetten voor een herstelfonds van Oekraïne is het verder verkennen waard. Moreel is er veel voor te zeggen, maar daarbij dient aangetekend te worden dat er grote juridische hordes zijn. Gelet op sterke verankering van het eigendomsrecht in de rechtsordes van de lidstaten van de EU moet dit goed bekeken worden. In het slechten van die hordes en het verkennen wat allemaal mogelijk is, ligt een duidelijke rol voor de Europese Commissie, die het idee ook al eerder noemde bij monde van de Hoge Vertegenwoordiger Borrell.

Nederland neemt actief deel aan de door de Commissie opgezette Seize & Freeze Taskforce. Deze Taskforce richt zich onder andere op mogelijke bestemmingen van bevroren tegoeden. Op dit moment is de situatie dat met sancties alleen tegoeden kunnen worden bevroren, niet geconfisqueerd. Tegoeden van personen en entiteiten kunnen enkel op strafvorderlijke titel in beslag worden genomen, dus als er een verdenking is van een strafbaar feit. Enkel het feit dat een persoon of entiteit op een sanctielijst staat is hiervoor niet voldoende.

Daarnaast vragen deze leden zich af hoe de Minister kijkt tegen het idee van premier Shmyhal om bij de wederopbouw oude overheidsinstituties te herijken en te komen tot een nieuw wetgevingsstelsel dat gebaseerd is op Europese principes.

19. Antwoord van het kabinet:

Zoals uiteengezet in de Kamerbrief «Wederopbouw Oekraïne» van 17 mei 20227 is het kabinet voorstander van het koppelen van de wederopbouw aan de hervormingsagenda van Oekraïne. Dit draagt bij aan het bewerkstelligen van een weerbare en duurzame economie en zal de relatie tussen Oekraïne en de Europese Unie verder bevorderen.

Inbreng leden van de PvdA-Fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 20 mei 2022 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 250). Zij hebben daarbij enkele vragen en opmerkingen.

Wereldwijde gevolgen van de oorlog in Oekraïne

De leden van de PvdA-fractie onderschrijven naast de ongekende humanitaire crisis in Oekraïne zelf, ook de genoemde zorgen over de forse secundaire impact van de oorlog in Oekraïne. Armoede en honger zijn toegenomen, tekenen van een mondiale voedselcrisis zijn reeds te ontdekken. Hierdoor vinden de leden van de PvdA-fractie het van het grootste belang dat er een integrale en multilaterale aanpak komt om hongersnoden en tekorten in de voedselvoorziening op te vangen, waarin ontwikkelingspartners allen hun financiële steentje bijdragen. Gealarmeerd door het bericht dat Zweden heeft besloten een vijfde van het humanitaire budget toe te wijzen aan de eerstejaars opvang van vluchtelingen uit Oekraïne, waardoor andere ontwikkelings- en hulpinitiatieven niet meer op financiering kunnen rekenen, hebben de leden de volgende vragen. Is de Minister van plan de eerstejaarsopvang van Oekraïners in Nederland te bekostigen uit het ODA-budget? Zo ja, is er een berekening van hoeveel dit zal kosten?

20. Antwoord van het kabinet:

Met de opvang van vluchtelingen uit de Oekraïne in Nederland is een substantieel bedrag gemoeid. Over de dekking daarvan wordt uw Kamer bij de Voorjaarsnota geïnformeerd.

Is de Minister het met de leden van de PvdA-fractie een dat het onwenselijk is om budget dat gebruikt had kunnen worden om de voedseltekorten en de voedselzekerheid in de Sahel te verbeteren, uitgegeven wordt in eigen land?

21. Antwoord van het kabinet:

Op basis van de OESO-DAC richtlijnen geldt in algemene zin dat Nederland de politieke afspraak heeft dat een deel van de uitgaven voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen wordt toegerekend aan ontwikkelingssamenwerking. Deze opvang wordt door OESO-DAC beschouwd als een vorm van humanitaire hulp. Ook andere landen passen deze richtlijn toe. Wel houdt het ministerie scherp in de gaten dat deze afspraken op de juiste wijze worden toegepast, opdat alleen de kosten die hiervoor volgens OESO-DAC in aanmerking komen onder deze regeling worden gebracht.

De huidige situatie vanwege Oekraïne is uitzonderlijk. Het kabinet heeft hiervoor oog en zal de Kamer bij de Voorjaarsnota informeren over de bekostiging van de opvang van Oekraïense vluchtelingen in Nederland.

Hoe is de Minister van plan om het budget dat wordt gehaald uit het ODA-budget ten behoeve van Oekraïense vluchtelingen te compenseren?

22. Antwoord van het kabinet:

Uw Kamer wordt hierover bij de Voorjaarsnota geïnformeerd.

Verder zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat het in deze situatie extra pijnlijk is dat Nederland, net als veel andere Europese lidstaten, niet voldoet aan de internationaal overeengekomen 0,7% BNP aan ontwikkelingshulp. Is de Minister het met de PvdA-fractie eens dat het nu meer dan ooit noodzakelijk is om de 0,7% norm te halen?

23. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft met het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) de uitgaven aan Ontwikkelingssamenwerking vanaf 2022 structureel verhoogd met EUR 300 miljoen en vanaf 2025 met EUR 500 miljoen, richting de internationale norm van 0,7%. Naast de structurele verhoging van het ODA-budget is de EU-toerekening geactualiseerd. Door de intensivering en de actualisatie van de EU-toerekening stijgt de ODA-prestatie. Aan het eind van de kabinetsperiode Rutte IV komt de verwachte ODA-prestatie daarmee uit op 0,65%. Voorafgaand aan deze intensiveringen was de verwachte ODA-prestatie in 2026 0,56%.8

Wat gaat de Minister doen om deze norm zo snel mogelijk wel te halen?

24. Antwoord van het kabinet:

Zoals in het antwoord op vraag 23 weergeven, zal het aan het einde van de kabinetsperiode Rutte IV de verwachte ODA-prestatie uitkomen op 0,65%. Voorafgaand aan de intensiveringen uit het Coalitieakkoord was de verwachte ODA-prestatie in 2026 0,56%.9

Is de Minister bereid om in de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking lidstaten op te roepen om hier aan te voldoen, en om te benadrukken dat dit geld ook daadwerkelijk besteed dient te worden aan bijvoorbeeld het scheppen van voedselzekerheid, ontwikkelingssamenwerking en hulp in crisisgebieden in plaats van opvang in eigen land?

25. Antwoord van het kabinet:

Uit de meest recente OESO-DAC cijfers over officiële ontwikkelingshulp10 blijkt dat in 2021 de EU en haar lidstaten 0,49% van BNI uitgeven aan ODA. De EU en haar lidstaten zijn daarmee de grootste donor van ontwikkelingssamenwerking wereldwijd, zij besteedden gezamenlijk EUR 70,2 miljard euro aan ODA. Hiermee wordt de 0,7% norm nog niet bereikt. De EU en haar lidstaten hebben het streven om aan deze norm te voldoen voor 2030. De Raad is voornemens om tijdens deze RBZ/OS Raadsconclusies vast te stellen over een hernieuwd partnerschap van de EU met de minst ontwikkelde landen, waarin wordt bevestigd dat de EU en haar lidstaten alles in het werk willen stellen om in 2030 ook de doelstelling te behalen dat in 2030 gezamenlijk 0,20% van het BNI wordt besteed aan minst ontwikkelde landen.

Voor de inzet van deze middelen worden de OESO-DAC richtlijnen gehanteerd. Voor meer informatie over de uitgaven voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 21.

Voedselzekerheid

De door de Europese Commissie voorgestelde solidariteitscorridors vormen een belangrijk kanaal om humanitaire hulp in te voeren en landbouwproducten uit Oekraïne te exporteren. Wat is nu de stand van zaken van deze corridors? Wat kan Nederland doen om bij te dragen aan het faciliteren van deze corridors?

26. Antwoord van het kabinet:

Zie het antwoord op vraag 17 over de stand van zaken ten aanzien van de mededeling van de Commissie over zogenoemde Solidarity Lanes.

Het kabinet beziet momenteel welke mogelijkheden er zijn om hulp te bieden bij het faciliteren van deze corridors. Zie de beantwoording in vraag 10 over geschikt materieel van Nederlandse bedrijven.

Ook lezen de leden van de PvdA-fractie dat door de toenemende voedsel(on)zekerheid, naast de gedwongen exportrestricties van Oekraïne en Rusland, een aantal voedselproducerende landen al vormen van exportrestricties hebben ingevoerd om eigen voedselprijzen te drukken. India is hier een voorbeeld van, als tweede exportland van graan. Deze voedselbron is op dit moment cruciaal, maar gezien de slechte oogst en de stijgende prijzen zette India de export stil. De landen die het hardst geraakt worden zijn Indonesië, de Filippijnen en Thailand. Ook binnen de EU hebben Hongarije en Bulgarije dergelijke exportbeperkingen ingevoerd. Hoe kan Nederland landen bijstaan die hierdoor in nood verkeren?

27. Antwoord van het kabinet:

Nederland en Europa ondersteunen daartoe de voor voedselzekerheid meest relevante multilaterale organisaties: het World Food Program, de Food and Agriculture Organization, het International Fund for Agricultural Development (IFAD), UNICEF en de Wereldbank. Deze organisaties analyseren en monitoren de wereldwijde voedselzekerheidssituatie op de voet, hebben crisisresponsinitiatieven geformuleerd en helpen de kwetsbaarste en meest getroffen landen. Zo draagt Nederland inmiddels EUR 10 miljoen bij aan het Crisis Response Initiative van IFAD. Daarnaast wordt via het bilaterale kanaal ingezet op voedselzekerheid in 17 partnerlanden, met name landen in Sub Sahara Afrika die al voedsel-onzeker waren en hard worden geraakt.

Gaat de Minister Hongarije en Bulgarije oproepen om hun exportbeperkingen te beëindigen, en om gezamenlijk andere landen op te roepen om bij te dragen aan de mondiale voedselzekerheid? Zo nee, waarom niet?

28. Antwoord van het kabinet:

Nederland ondersteunt de oproep van o.a. de Verenigde Naties en de Directeur-Generaal van de WTO om voedselmarkten open te houden en handelsbeperkingen zoals exportrestricties met betrekking tot voedsel te voorkomen. Tijdens de Raad zal Nederland het belang benadrukken van het open houden van voedselmarkten en handel.

Exportrestricties zijn onwenselijk en verergeren de problematiek omtrent voedselzekerheid. Dergelijke restricties ondermijnen de veerkracht van leveringsketens. Juist die veerkracht is essentieel voor het waarborgen van voedselzekerheid. Exportverboden hebben bovendien het risico van een domino-effect: andere landen kunnen het aangrijpen om ook dergelijke maatregelen te gaan treffen om voldoende voorziening van de desbetreffende producten in eigen land te garanderen. Het is daarom van belang dat er transparantie en marktwerking is op de wereldmarkt, waarbij bedrijven snel en efficiënt kunnen handelen tussen vraag en aanbod.

Bij het rondetafelgesprek van de commissie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over Mondiale voedselzekerheid in tijden van oorlog van vorige week, werd duidelijk dat de oorlog nog een tijdje zal duren en voedselprijzen nog jarenlang hoog zullen zijn. Clingendael waarschuwt dat zomaar ergens de vlam in de pan kan slaan. In de MENA-regio, in Afrika en zelfs bij ons in Europa in de Westelijke Balkan. Er werd de suggestie gedaan om vooral lokale voedselproductie, net name door vrouwen, te stimuleren. Is de Minister het met de leden van de PvdA-fractie eens dat dit een effectieve manier is om de aanstaande voedselcrisis te bestrijden?

29. Antwoord van het kabinet:

Ja, het kabinet beschouwt versterking van lokale voedselsystemen, met een belangrijke rol voor vrouwen, als een effectieve manier om de weerbaarheid tegen crises te vergroten.

Wat kan Nederland doen om dit voor elkaar te krijgen?

30. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet investeert, samen met bedrijfsleven, kennisinstellingen en ngo’s, al sinds 2008 in lokale voedselsystemen, met name in Sub-Sahara Afrika, met een jaarbudget van momenteel circa EUR 330 miljoen. Jaarlijks wordt over de voortgang van die inzet gerapporteerd, op kernresultaten in het Jaarverslag en uitgebreider online. Voor de verdere inzet van het kabinet verwijs ik naar de komende BHOS-nota.

Gaat de Minister dit bespreken tijdens de Raad?

31. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zal tijdens de Raad het belang benadrukken van een, Europees en multilateraal gecoördineerde, inzet op duurzame, weerbare lokale voedselsystemen en de Commissie en Lidstaten oproepen om de inzet op voedselzekerheid te intensiveren met specifieke aandacht voor de rol van vrouwen als consument en producent.

Cruciaal hierbij is dat producten uit de lokale voedselproductie niet van de markt worden gedrukt door (gesubsidieerde) producten uit de EU. Ziet de Minister ook dit gevaar? Is de Minister bereid hier paal en perk aan te stellen?

32. Antwoord van het kabinet:

De landbouwsubsidies, vallend onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, moeten voldoen aan de eisen van de zogenaamde «Green box» en «Blue box» van de WTO en mogen geen of minimale handelsverstorende effecten hebben. Exportsubsidies maken al geruime tijd geen onderdeel meer uit van het EU Gemeenschappelijk Landbouw Beleid instrumentarium.

Ook werd door meerdere partijen duidelijk benoemd dat meer grond in de EU en de rest van de wereld ingezet moet worden voor de productie van menselijk voedsel en minder voor veevoer en brandstof. Dit ligt in lijn met het doel van het kabinet om de stikstofvervuiling in Nederland te halveren en de landbouw grondgebonden te maken. Door nu aan te sturen op meer humane voedselproductie voor het volgende zaaiseizoen kunnen we anticiperen op de verwachte voedselschaarste. Is de Minister bereid dit te bespreken in de Raad en er gezamenlijk op te sturen dat het volgende zaaiseizoen erop gericht is om meer menselijk voedsel te produceren en om ervoor te zorgen dat er minder veevoer en brandstof wordt geïmporteerd zodat landbouwgrond buiten de EU vrijkomt voor voedselproductie?

33. Antwoord van het kabinet:

Zie het antwoord op vraag 12.

Inbreng leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben de agenda van de aankomende RBZ Ontwikkelingssamenwerking van 20 mei (Kamerstuk 21 501-04, nr. 250) gelezen. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.

De leden constateren dat de agenda gedomineerd wordt de toenemende voedselonzekerheid ten gevolge van de oorlog in Oekraïne. Een levensgroot thema dat ook grote effecten heeft buiten Oekraïne en vooral diegenen raakt die het al moeilijk hadden. De grote functie die Oekraïne heeft in de productie van voedsel komt met de oorlog bijna volledig tot stilstand. Dit zorgt helaas ook voor een schokeffect qua voedselzekerheid in verschillende landen in de wereld. Het kan ook niet onbenoemd blijven dat het aantal mensen dat in acute hongersnood verkeerd zelfs al voor de oorlog enorm is toegenomen. De leden van de SP-fractie willen de Minister vragen welke belangrijke conclusies er vrijdag genomen gaan worden in Brussel?

34. Antwoord van het kabinet:

De Raad is voornemens om tijdens deze RBZ/OS Raadsconclusies vast te stellen over een hernieuwd partnerschap van de EU met de minst ontwikkelde landen. In deze Raadsconclusies wordt ingegaan op de negatieve gevolgen van de Russische agressie tegen Oekraïne voor de wereldwijde voedselzekerheid en voedselprijzen, en onderstreept de Raad onder meer het belang van goede internationale coördinatie en van het wegnemen van belemmeringen voor open handel in voedselsystemen.

Zitten hier ook conclusies of beslissingen tussen waarin er nog een spanningsveld is tussen verschillende lidstaten?

35. Antwoord van het kabinet:

Er wordt consensus verwacht tussen de leden van de Raad over de Raadsconclusies over een hernieuwd partnerschap van de EU met de minst ontwikkelde landen. Deze conclusies zullen in dat geval tijdens de Raad worden vastgesteld.

Op welke manier kan Nederland vrijdag het verschil maken om voedselgaranties te versnellen en acute hulp te bieden?

36. Antwoord van het kabinet:

Nederland stelt in aanvulling op de bedragen die aan de Kamer zijn gecommuniceerd in de Kamerbrief «Humanitaire Hulp en Diplomatie 2022»11 nog eens EUR 47 miljoen beschikbaar ten behoeve van mitigatie van de impact van het Oekraïneconflict op de wereldwijde voedselcrises. Zoals in de Hoorn van Afrika waar momenteel sprake is van één van de ergste droogteperiodes in de recente geschiedenis. In Ethiopië, Kenia en Somalië zijn momenteel meer dan 15 miljoen mensen ernstig voedsel-onzeker.

Vindt de Minister ook dat de inspanningen omtrent voedselzekerheid vanuit de internationale gemeenschap, en dus ook Nederland, moet worden verhoogd?

37. Antwoord van het kabinet:

Ja. Het huidige voedselzekerheidsbudget voor 2022 (artikel 2.1) bedraagt EUR 328,7 miljoen.

Nederland stelt daarnaast zoals hiervoor vermeld nog eens EUR 47 miljoen beschikbaar ten behoeve van mitigatie van de impact van het Oekraïneconflict op de wereldwijde voedselcrises. Voor de verdere inzet van het kabinet verwijs ik naar de komende BHOS-nota.

Is de Minister het eens, ook gezien de cijfers van het rapport van het Global Network Against Food Crisis, dat het onderwerp voedselzekerheid de hoogste prioriteit moet hebben als het aankomt op Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?

38. Antwoord van het kabinet:

Voedselzekerheid is reeds een van de prioriteiten binnen het Nederlandse BHOS-beleid. Voor de toekomstige inzet van het kabinet op voedselzekerheid verwijs ik naar de komende BHOS-nota.

Inbreng leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 20 mei 2022. Ze hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

Voedselzekerheid

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich ernstig zorgen over de stijgende voedselprijzen en groeiende voedselongelijkheid. Net als het kabinet benadrukken de leden dat de voedselzekerheid ook voor de oorlog al onder druk stond, met name door de klimaat- en biodiversiteitscrisis. Sinds de oorlog zijn de ontwikkelingen in een stroomversnelling geraakt en is er een acute noodsituatie ontstaan in veel landen die om directe actie vraagt, voor zowel de lange als korte termijn.

Op korte termijn is het noodzakelijk dat Nederland, de Europese Commissie en de internationale gemeenschap voldoende geld beschikbaar stellen voor noodhulp. Is de Minister bereid de bijdrage van Nederland ten behoeve van voedselzekerheid te verhogen en er bij de Europese Commissie op aan te dringen hetzelfde te doen?

39. Antwoord van het kabinet:

Ja. Zoals hierboven vermeld, bedraagt het huidige voedselzekerheidsbudget voor 2022 (artikel 2.1) EUR 328,7 miljoen en stelt Nederland in aanvulling op de bedragen die aan de Kamer zijn gecommuniceerd in de Kamerbrief «Humanitaire Hulp en Diplomatie 2022»12 nog eens EUR 47 miljoen beschikbaar ten behoeve van mitigatie van de impact van het Oekraïneconflict op de wereldwijde voedselcrises waaronder in de Hoorn van Afrika. Voor de verdere inzet van het kabinet verwijs ik naar de komende BHOS-nota.

Nederland steunt en waardeert de initiatieven en acties van de Commissie. Tijdens de Raad zal het kabinet de Commissie aanmoedigen de situatie proactief te blijven volgen en concrete acties en steunmaatregelen te ondernemen met onder meer de Hoorn van Afrika als prioritaire regio.

Zoals het kabinet zelf stelt in de geannoteerde agenda verhoogt de schuldenlast de kwetsbare positie van landen zoals Soedan en Eritrea. Is de Minister bereid er tijdens de Raad op aan te dringen om de schulden van deze landen kwijt te schelden en nieuwe leningen tegen gunstige voorwaarden beschik baar te stellen zodat er geïnvesteerd kan worden in lokale voedselproductie?

40. Antwoord van het kabinet:

Nee, daar ben ik niet toe bereid. Het kabinet is voorstander van structurele oplossingen voor de schuldenproblematiek. Hiertoe is door de G20 en de Club van Parijs in november 2020 het Common Framework for Debt Treatments beyond the DSSI voor opgericht. Het Common Framework is een belangrijke stap in de multilaterale samenwerking op het gebied van schuldkwetsbaarheden en biedt een kader voor internationale crediteurencoördinatie voor overeenstemming over schuldherstructureringen. Nederland neemt deel aan het Common Framework en de afspraken die daaruit voortvloeien. Sinds de oprichting van het Common Framework hebben Tsjaad, Ethiopië en Zambia zich aangemeld. Nederland heeft alleen uitstaande bilaterale schulden bij Zambia.

Zoals eerder aan de Kamer gemeld13 bereikten Nederland en de andere crediteuren in de Club van Parijs op 15 juli 2021 een akkoord over het toepassen van schuldkwijtschelding voor Sudan onder het zogenaamde Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) initiatief uit 1996. Dit proces ligt nu stil, omdat na de staatsgreep in het land het IMF programma – dat de basis vormt voor deze schuldverlichting – is stilgelegd en de situatie sindsdien niet verbeterd is. Eritrea heeft geen aanvraag ingediend voor schuldverlichting of -behandeling onder HIPC of het meer recente Common Framework, de eerste stap die nodig is om schuldbehandeling in overweging te nemen. Somalië, Sudan en Eritrea zijn de enige landen die nog in aanmerking voor schuldkwijtschelding onder HIPC. De behandeling van Somalië loopt sinds 2020.

Voorts vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de Minister of het klopt dat slechts 9% van het Nederlandse ontwikkelingsgeld voor landbouw- en voedselprojecten in de afgelopen tien jaar is besteed aan regionale agro-ecologische voedselproductie?

41. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet houdt niet bij welke ODA investeringen naar regionale agro-ecologische voedselproductie gaan en hanteert daar in het monitoringssysteem ook geen definitie van.

Is de Minister het met deze leden eens dat als al het geld dat Nederland via verschillende kanalen jaarlijks besteed aan landbouw- en voedselprojecten wereldwijd, wordt ingezet voor natuur-inclusieve landbouwproductie door lokale boeren, dit de sector een enorme impuls zou geven?

42. Antwoord van het kabinet:

De middelen die worden ingezet in het kader van het voedselzekerheidsbeleid worden besteed aan programma’s die de lokale landbouw- en voedselsystemen productiever, duurzamer en weerbaarder maken, binnen ecologische randvoorwaarden. Dit omvat ook wat doorgaans onder natuur-inclusieve landbouwproductie wordt verstaan, waarbij wordt aangetekend dat dit begrip in de praktijk niet eenduidig is. Nederland levert daarmee een significante bijdrage aan wereldwijde voedselzekerheid, zoals blijkt uit de Jaarverslagen en de online resultatenrapportages (voor 2021 is deze gepubliceerd op 18 mei jl.).14

Is de Minister bereid een groter deel van het ontwikkelingsgeld te besteden aan regionale agro-ecologische voedselproductie? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?

43. Antwoord van het kabinet:

Doelstelling van het kabinet is duurzame ontwikkeling van de lokale landbouw- en voedselsystemen, dat wil zeggen binnen ecologische, sociale en economische randvoorwaarden. De lokale vraag is daarbij leidend en er is een grote diversiteit aan oplossingen nodig om het doel te bereiken. Agro-ecologische vormen van voedselproductie zijn onderdeel van de inzet, maar om flexibel in te kunnen spelen op de vraag vanuit de lokale context acht het kabinet een input doelstelling daarop niet wenselijk.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen erop dat om tot een structurele oplossing te komen voor de mondiale voedseltekorten, een drastische ingreep in de vorm van de krimp van de veestapel moet plaatsvinden. Rijke landen, voornamelijk in het westen, leggen teveel beslag op landbouwgronden elders voor de productie van veevoer in plaats van de productie van voor menselijke consumptie bestemd voedsel. Investeringen moeten worden verlegd van exportgeoriënteerde, high-input monocultuur landbouw, naar ecologisch duurzame, diverse en kleinschalige landbouw en de ontwikkeling van lokale voedselmarkten in lage- en middeninkomenslanden. Is de Minister bereid haar inzet op bovenstaande punten te intensiveren, en zo ja, op welke manier? Is de Minister bereid dit in de Raad te agenderen?

44. Antwoord van het kabinet:

Zie ook antwoorden op vragen 12 en 33.

Het huidige voedselzekerheidsbudget voor 2022 (artikel 2.1) bedraagt EUR 328,7 miljoen. Voor de verdere inzet van het kabinet verwijs ik naar de komende BHOS-nota. Het kabinet zal tijdens de Raad het belang benadrukken van een, Europees en multilateraal gecoördineerde, inzet op duurzame, weerbare lokale voedselsystemen en de Commissie en Lidstaten oproepen om de inzet op voedselzekerheid te intensiveren.

Een van de grootste grondoorzaken van de huidige voedselcrisis is de klimaat- en biodiversiteitscrisis. Elke inzet om de voedselcrisis op te lossen zonder een langetermijnvisie waar klimaat en biodiversiteit integraal onderdeel van uitmaken zal daarom slechts symptoombestrijding zijn. Kwetsbare landen die de gevolgen van de klimaatcrisis voor hun voedselzekerheid en leefomgeving al jaren ondervinden, proberen via internationale fora zoals de VN het tij te keren. Zo deed de Republiek Palau in 2011 een poging om via de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) een resolutie in te dienen voor het inwinnen van advies over klimaatverandering en mensenrechten van het Internationaal Gerechtshof (IGH). Deze missie is opgepakt door de organisatie World’s Youth for Climate Justice en de Republiek Vanuatu. Is het de Minister bekend dat tijdens de 77ste sessie van de AVVN door Vanuatu een resolutie zal worden ingediend over de aanvraag van een advies van het IGH ten aanzien van de rechten van huidige en toekomstige generaties in de context van de mondiale klimaatcrisis? Hoe beziet de Minister het vragen om een advies van het IGH ten aanzien van mensenrechten en de klimaatcrisis?

45. Antwoord van het kabinet:

Het Kabinet is bekend met het initiatief van World’s Youth for Climate Justice en het voornemen van de Republiek Vanuatu tot het doen van een aanvraag om een Advisory Opinion tijdens de 77ste sessie van de AVVN. Nederland volgt de ontwikkelingen rondom het snijvlak tussen mensenrechten en klimaat nauwgezet en is – niet in de laatste plaats als gastland van het IGH – internationaal pleitbezorger van mensenrechten. Voor zover het Kabinet bekend is het initiatief nog niet geïntroduceerd bij de AVVN. Het Kabinet zal zich in aanloop naar de AVVN, wanneer het initiatief is aangebracht bij de AVVN, gelijktijdig met de afweging over andere aan de Algemene Vergadering voorliggende resoluties buigen over het Nederlandse standpunt.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich ook zorgen om geluiden dat de Braziliaanse overheid de oorlog in Oekraïne aangrijpt om plannen voor mijnbouw erdoor te krijgen in gebieden waar oorspronkelijke bewoners van het land wonen. In die mijnen zou fosfaat gewonnen kunnen worden, een grondstof die onder meer voor kunstmest wordt gebruikt. De Russische export daarvan ligt momenteel stil. Tegelijkertijd werd afgelopen week bekend dat de Amazone het kantelpunt nadert waarop het een savanne wordt. Wat vindt de Minister van deze pogingen van de Braziliaanse overheid?

46. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is bekend met een aantal wetsvoorstellen die voorliggen in het Braziliaanse parlement en die een negatieve impact kunnen hebben op ontbossing. Een van die voorstellen is wetsvoorstel PL191/2020 dat o.a. mijnbouw in inheemse gebieden makkelijker maakt. Het voorstel is nog niet plenair door het Braziliaanse Huis van Afgevaardigden en de Braziliaanse Senaat behandeld. Nederland heeft haar zorgen over het pakket aan wetsvoorstellen uitgesproken, met name in EU-verband, en houdt actief de vinger aan de pols over deze ontwikkelingen.

Is de Minister het ermee eens dat in deze tijd waarin de zelfredzaamheid, voedselzekerheid en levenswijze van oorspronkelijke bewoners wereldwijd onder druk staat, het essentieel is om ons uit te spreken tegen pogingen deze verder in het geding te brengen?

47. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt het belang van de bescherming van de rechten van inheemse volkeren en komt hiervoor op, zowel bilateraal als via de EU in contacten met de Braziliaanse autoriteiten. Nederland ondersteunt via het Mensenrechtenfonds, met name vanuit de prioriteiten mensenrechtenverdedigers en gelijke rechten voor vrouwen en meisjes, projecten van lokale ngo’s die de rechten van inheemse volkeren beschermen en bevorderen.

Is de Minister bereid er tijdens de Raad op aan te dringen om in EU-verband de Braziliaanse overheid op te roepen af te zien van haar plannen?

48. Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in antwoord op vraag 46 heeft Nederland met name in EU-verband haar zorgen uitgesproken over het pakket aan voorstellen, bijvoorbeeld tijdens de mensenrechtendialoog tussen de EU en Brazilië van december 2021. Nederland blijft de situatie nauwgezet volgen en de dialoog met Brazilië hierover aangaan.

Is de Minister bereid om ook zelfstandig stelling te nemen tegen de toename van ontbossing in het Amazonewoud en de aanstaande plannen van de Bolsonaro-regering, alsmede het Nederlandse aandeel hierin door te import van soja voor veevoer te erkennen?

49. Antwoord van het kabinet:

Nederland spreekt in contacten met de Braziliaanse overheid met regelmaat bezorgdheid uit over de voortschrijdende ontbossing in de Amazone, en zal dit blijven doen. Tegelijkertijd wordt ook geïnvesteerd in verdere samenwerking om de transitie naar duurzame, ontbossingsvrije productie van soja en andere gewassen te bespoedigen.

Tot slot hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een aantal vragen over het aandeel van Nederland en de Europese Commissie zelf aan het in geding brengen van de voedselzekerheid. Klopt het dat de Europese Unie in de onderhandelingen over het EU-Indonesië vrijhandelsverdrag druk uitoefent op Indonesië om de «1991 Act of the International Union for the Protection of New Varieties of Plants» op te nemen in het verdrag?

50. Antwoord van het kabinet:

De EU en Indonesië onderhandelen over een handelsakkoord, hierbij is voorgesteld om de 1991 Act of the International Union for the Protection of New Varieties of Plants op te nemen in het verdrag. Om tot een akkoord te komen, moeten beide landen tevreden zijn over het resultaat. Er is dus geen sprake van onder druk zetten.

Hoe staat de Minister tegenover het feit dat dit de rechten van (inheemse) boeren om zelf zaden te vermeerderen en/of telen zal beperken?

51. Antwoord van het kabinet:

Het Union for the Protection of New Varieties of Plants (UPOV)-Verdrag van 1991 heeft alleen betrekking op nieuw ontwikkelde rassen waarvoor de ontwikkelaar kwekersrecht op heeft verkregen. Aan gebruik, vermeerdering of verkoop van traditionele rassen of van moderne rassen die niet meer kwekersrechtelijk beschermd zijn, wordt geen beperking opgelegd. Lidmaatschap van UPOV betekent dat er een stimulans is voor plantenveredelaars om plantenrassen te ontwikkelen die geschikt zijn voor Indonesië.

Met lidmaatschap van UPOV krijgen boeren meer keuze om die rassen te kiezen die het best bij hun wensen aansluiten.

Hoe rijmt de Europese Commissie volgens de Minister dit verzoek met de inzet voor voedselveiligheid?

52. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet geen tegenstelling tussen genoemd verzoek en de inzet voor voedselveiligheid.

Immers neemt dit de mogelijkheid van boeren om zelf zeggenschap te houden over de zaden die ze produceren weg en werkt het daarmee voedselveiligheid tegen. Is de Minister het ermee eens dat dit niet in overeenstemming is met de aanbeveling van de Global Crisis Response Group on Food, Energy and Finance (GCRG) om boeren te helpen met de landbouwcyclus, onder andere door het verschaffen van toegang tot zaden? Waarom wel of niet?

53. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft, net als de UN Global Crisis Response Group on Food, Energy and Finance, het belang van toegang voor lokale voedselproducenten tot zaad, brandstof en kunstmest.

Is de Minister bereid de Europese Commissie hierop te wijzen en tijdens de Raad een oproep te doen om af te zien van deze eis aan Indonesië?

54. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet zoals gezegd geen spanningsveld tussen voedselveiligheid en lidmaatschap van het UPOV en dus geen noodzaak om hierover te spreken in de Raad.

Is de Minister daarnaast bekend met de aflevering van de Prijsknaller van 1 april jl.15 waarin te zien is hoe de (voornamelijk) Europese export van goedkoop kippenvlees naar Ghana ervoor heeft gezorgd dat de lokale markt in Ghana is ingestort?

55. Antwoord van het kabinet:

Ja, ik ben bekend met de genoemde aflevering van Prijsknaller van 1 april jl. over pluimveevlees.

Hoe kijkt de Minister naar het feit dat een derde van deze export uit Nederland komt?

56. Antwoord van het kabinet:

De vraag in Ghana naar pluimveevlees is groter dan het lokale aanbod. Daaruit vloeit voort dat vanuit Ghana pluimveevlees geïmporteerd wordt uit derde landen, zoals Nederland. Lokale productie en vervoer van pluimveevlees in Ghana zijn veelal inefficiënt, wat gedeeltelijk verklaart waarom het lokale aanbod achterblijft bij de vraag naar pluimveevlees producten in Ghana. Overigens kan een land in het geval van marktverstoring besluiten in te grijpen door een beroep te doen op de WTO-regels en tijdelijk bepaalde handelsdefensieve maatregelen in te voeren.

Is de Minister het met de leden eens dat het schokkend is dat Ghanese boeren in de jaren negentig 90% van de markt in handen hadden en dat dit vandaag de dag is gekrompen naar 5%, terwijl de import van kippenvlees door Ghana zes keer groter is geworden? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden dit verontrustend gezien het feit dat het cruciaal is voor de voedselzekerheid dat lage- en middeninkomenslanden hun eigen productiepotentieel benutten.

57. Antwoord van het kabinet:

De productie van landbouwgoederen is afhankelijk van klimatologische factoren, seizoensgebonden en geologische en geografische factoren. Landen zijn dus vaak wederzijds afhankelijk van elkaar voor import van bepaalde goederen. De lokale productie en het vervoer van pluimveevlees in Ghana zijn veelal inefficiënt. In het kader van het stimuleren van economische ontwikkeling en lokale en betaalbare voedselvoorziening voor de bevolking is in 2020 een studie gedaan naar de situatie in de Ghanese pluimveesector. Hierin zijn kansen geïdentificeerd om de Ghanese pluimveesector te versterken, waarvoor Stichting Solidaridad Nederland recentelijk een Impactcluster is gestart dat 17 juni formeel gelanceerd wordt. Hierin werken Ghanese en Nederlandse bedrijven samen, o.a. met technische assistentie uit Nederland.

Hoe rijmt dit volgens de Minister met de aanbeveling van de Global Crisis Response Group on Food, Energy and Finance om landen te helpen om voedsel binnenlands in te kopen?

58. Antwoord van het kabinet:

De Global Crisis Response Group on Food, Energy and Finance doet in het kader van de energie, voedsel en investeringsontwikkelingen vanwege de oorlog in Oekraïne een aantal aanbevelingen op het gebied van voedselzekerheid16. Zo benadrukt de groep dat overheden voldoende aanbod van voedsel zeker dienen te stellen, het belang van nationale plannen en onverstoorde handelsstromen. Het kabinet herkent zich niet in de opmerking dat een van de aanbevelingen is om landen te helpen met het binnenlands kopen van voedsel.

Welke actie is zij bereid hierop te ondernemen?

59. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet investeert in de versterking van lokale voedselsystemen, name in Sub Sahara Afrika. Met die inzet worden de lokale voedselproductie, ketenontwikkeling en markttoegang ondersteund, zodat lokale boeren zoveel mogelijk in de vraag naar voedsel kunnen voorzien. Bij de BHOS-begroting 2022 bedraagt het voedselzekerheidsbudget voor 2022 (artikel 2.1) EUR 328,7 miljoen. Jaarlijks wordt over de voortgang van die inzet gerapporteerd, op kernresultaten in het Jaarverslag en uitgebreider online (voor 2021 is deze gepubliceerd op 18 mei jl.17). Voor de verdere inzet van het kabinet verwijs ik naar de komende BHOS-nota.

II. Volledige agenda

Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 20 mei 2022. Kamerstuk 21 501-04, nr. 250 – Brief regering d.d. 13-05-2022, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher

Verslag Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 6-7 maart 2022. 21 501-04, nr. 249 – Brief regering d.d. 14-03-2022, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher

Naar boven