21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 248 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 maart 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 18 februari 2022 over de geannoteerde agenda Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking 6–7 maart 2022 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 247) en over de brief van 24 november 2021 over het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 19 november 2021 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 245).

De vragen en opmerkingen zijn op 23 februari 2022 aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 1 maart 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Wuite

De griffier van de commissie, Meijers

Inhoudsopgave

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

2

 

Algemeen

2

 

Biodiversiteit

2

 

Versterkte EU-samenwerking, in geopolitieke context

13

 

Lunchbijeenkomst duurzame voedselsystemen en voedselzekerheid

28

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Algemeen

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden geannoteerde agenda. Zij hebben daarover enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 6 en 7 maart. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben de agenda voor de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 6 en 7 maart met interesse gelezen. De leden hebben hier nog een aantal vragen over.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking en hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Geannoteerde Agenda Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 6–7 Maart 2022.

Biodiversiteit

De Europese Commissie heeft de ambitie uitgesproken om de uitgaven voor biodiversiteit als onderdeel van externe financiering van de EU te verdubbelen. De Minister schrijft dat Nederland zich hierin met name gaat inzetten voor het mobiliseren van de financiële stromen vanuit de private financiële sector. De leden van de VVD-fractie willen aan de Minister vragen hoeveel gelden uit de private financiële sector dienen te worden opgehaald. Wat is het tijdspad?

Hoe gaan de private partijen hun financiële bijdrage leveren? Hebben zij al hun commitment uitgesproken c.q. vastgelegd?

1. Antwoord van het kabinet:

Nederland is van mening dat het financieringsgat voor biodiversiteit moet worden gedicht op basis van financiering uit alle bronnen en kanalen. In dit verband is Nederland dan ook positief over de verhoogde biodiversiteitsdoelstelling van het Meerjarig Financieel Kader 2021–20271. De verwachting van de Europese Commissie is dat dit EU-extern neerkomt op een verdubbeling t.o.v. het MFK 2014–2020, in het bijzonder wat betreft steun aan de meest kwetsbare landen. In het dichten van het mondiale financieringsgat, zet Nederland zelf met name in op het mobiliseren van financiële stromen vanuit de private financiële sector. Het verduurzamen van de financiële sector is van groot belang om investeringen die schadelijk zijn voor natuur en biodiversiteit uit te bannen (do no harm) en juist investeringen in natuurbehoud te stimuleren (do good). Dat vereist het in kaart brengen van biodiversiteitsimpact op financiële instellingen. Zo heeft De Nederlandsche Bank vanuit haar rol als toezichthouder samen met het Planbureau voor de Leefomgeving de mogelijke risico’s die de Nederlandse financiële sector wereldwijd loopt als gevolg van biodiversiteitsverlies in kaart gebracht en geraamd op een totaal van 510 miljard euro. Daarnaast steunt Nederland de verdere ontwikkeling van het Partnership for Biodiversity Accounting Financials en de Taskforce on Nature-related Financial Disclosure, twee initiatieven die zich richten op transparantie en herstructurering van financiële stromen ten behoeve van het behoud van biodiversiteit. In aanloop naar de Conference of the Parties to the Convention on Biological Diversity (CBD COP-15) zet Nederland zich ten slotte via de door Nederland opgezette Interface Dialogue on Biodiversity and Finance in om de Verdragspartijen en investeerders bij elkaar te brengen, zodat financieringsmogelijkheden voor biodiversiteit beter geïntegreerd worden in het Global Biodiversity Framework en daadwerkelijk meer private financiering kan worden gemobiliseerd. Het tijdpad voor deze ambitie is in overeenstemming met het tijdpad van de doelstellingen in het Global Biodiversity Framework, namelijk 2030. Mede door deze ontwikkelingen aangemoedigd, hebben de centrale banken van onder meer Frankrijk en Maleisië inmiddels het voorbeeld van de DNB gevolgd, staat het onderwerp momenteel prominent op de agenda van het Network Greening the Financial System waar 83 centrale banken bij zijn aangesloten en hebben 84 financiële instellingen vorig jaar de zogenoemde Finance for Biodiversity Pledge onderschreven. De ASN Bank heeft in november jl. het Biodiversiteitsfonds gelanceerd; het eerste fonds in Nederland waarmee in biodiversiteit kan worden belegd. Meerdere private partijen hebben daarnaast inmiddels toezeggingen gedaan over hun bijdrage aan biodiversiteit, bijvoorbeeld in de Nederlandse Actie Agenda voor biodiversiteit.

De leden van de D66-fractie hebben nog een aantal vragen over de Biodiversiteitstop die dit jaar gepland is in Kunming, China (COP15). Deze leden zijn van mening dat het zeer belangrijk is dat op deze top ambitieuze afspraken worden gemaakt, in navolging van de motie van de leden Jetten en De Groot over inzet voor ambitieuze en bindende doelstellingen in Beijing (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440). Zij hebben nog enkele vragen over de inzet van Nederland bij deze top. Zo heeft Von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, aangegeven de uitgaven voor biodiversiteit als onderdeel van de externe financiering van de EU te willen verdubbelen. Hoe kijkt de Minister aan tegen dit voornemen?

2. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet kijkt positief tegen de verdubbeling van de uitgaven voor biodiversiteit als onderdeel van de externe financiering van de EU en ondersteunt dit voornemen. De Nederlandse inzet voor de VN-top over biodiversiteit is beschreven in de Kamerbrief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 17 december jl.2

Daarbij lezen deze leden in de geannoteerde agenda van de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 6–7 maart 2022 dat de kabinetsinzet met name zal liggen bij «het mobiliseren van financiële stromen vanuit de private financiële sector». Kan de Minister dit verder toelichten?

3. Antwoord van het kabinet:

Voor de beantwoording van deze vraag van de leden van de D66-fractie verwijs ik naar de beantwoording van vraag 1 van de VVD-fractie in dit schriftelijk overleg.

Hoe ziet de Minister de verhouding tussen de bijdrage van de private sector en de publieke sector ten aanzien van biodiversiteit?

4. Antwoord van het kabinet:

In het concept Global Biodiversity Framework wordt gesproken over het mobiliseren van USD 700 miljard per jaar voor biodiversiteit in 2030. USD 500 miljard hiervan betreft het afschaffen van schadelijke subsidies en USD 200 miljard financiering die moet worden gemobiliseerd uit alle bronnen. Voor de financiering van biodiversiteit aan ontwikkelingslanden wordt waarschijnlijk een separaat doel van USD 10 miljard per jaar gesteld.

Nederland is van mening dat het financieringsgat voor biodiversiteit moet worden gedicht op basis van financiering uit alle bronnen en kanalen, waarbij zowel de private als de publieke sector van belang zijn. Voor wat betreft het publieke aandeel van de Nederlandse bijdrage aan de financiering voor biodiversiteit is het kabinet van mening dat dit bijdragen vanuit alle beleidsterreinen dient te omvatten. Bijdragen vanuit het natuurbeleid, waaronder de forse investering ten behoeve van de gebiedsgerichte aanpak van natuurkwaliteit en stikstof, vormen daarbij een belangrijk onderdeel. Verder zet ik in op het beter integreren van biodiversiteit als dwarsdoorsnijdend onderwerp in het ontwikkelingsbudget.

De Minister stelt in haar brief dat ter bevordering van de biodiversiteit ingezet moet worden op het mobiliseren van financiële stromen vanuit de private financiële sector. De leden van de CDA-fractie delen deze inzet op private financiering van klimaat- en ontwikkelingsdoelstellingen, maar vragen de Minister dit toe te lichten met cijfers. Wat is bijvoorbeeld het streven om via private bronnen op te halen als het gaat om bevorderen biodiversiteit?

5. Antwoord van het kabinet:

Zoals in het antwoord op vraag 1 van dit schriftelijk overleg is gesteld is Nederland van mening dat het financieringsgat voor biodiversiteit moet worden gedicht op basis van financiering uit alle bronnen en kanalen, met name door het mobiliseren van middelen uit de private en financiële sector. De inzet kent geen gedefinieerd kwantitatief streven.

De leden van de SP-fractie zien dat er zal worden gesproken over biodiversiteit in de aanloop naar de COP15. Ook de Nederlandse inzet betreffende deze COP15 is bekend. Deze inzet is echter op een aantal punten nog vaag. Wat zijn volgens de Minister «voldoende» middelen voor het mobiliseren van financiële stromen in de private sector?

6. Antwoord van het kabinet:

De Nederlandse inzet voor het mobiliseren van financiële stromen vanuit de private financiële sector kent geen gedefinieerd kwantitatief streven. Voor een nadere toelichting op deze Nederlandse inzet verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie in dit schriftelijk overleg.

Waarom wordt er expliciet gekozen voor het mobiliseren van middelen voor de private sector?

7. Antwoord van het kabinet:

Middelen vanuit de private en financiële sector zijn daarnaast van belang omdat middelen vanuit de publieke sector onvoldoende zullen zijn om het financieringsgat te dichten.

Hoe ziet de nationale ondersteuning er uit bij het opstellen van de biodiversiteitsplannen? Op welke wijze en door wie worden de middelen hiervoor gereserveerd?

8. Antwoord van het kabinet:

Het is de verwachting dat er een nieuw strategisch plan wordt afgesproken tijdens de COP-15), het zogenoemde Global Biodiversity Framework (GBF). Als onderdeel van dit GBF worden afspraken gemaakt over capaciteitsopbouw en -ontwikkeling en het mobiliseren van financiering voor ontwikkelingslanden ten behoeve van de implementatie van de gemaakte afspraken en rapportagevereisten. Capaciteitsopbouw en -ontwikkeling verloopt onder andere vanuit de CBD zelf via haar financieringskanaal, de Global Environment Facility (GEF), en de Wereldbank. Nederland levert hieraan een bijdrage via onder meer de contributie aan het CBD Secretariaat en zijn bijdragen aan de GEF en International Development Association (IDA). Tijdens COP-15 zullen in het licht van de besluitvorming over het GBF ook afspraken gemaakt worden over capaciteitsopbouw en -ontwikkeling bij het opstellen van de biodiversiteitsplannen.

Hoe staat de Minister tegenover de resolutie van het Europees Parlement betreffende een biodiversiteitswet?

9. Antwoord van het kabinet:

Ik ben bekend met deze aangenomen resolutie van 9 juni 2021, waarin het Europees Parlement ook op een «biodiversiteitswet» ingaat. In de EU-biodiversiteitsstrategie heeft de Europese Commissie voorstellen aangekondigd om het EU-rechtskader voor natuurherstel te versterken. Naar verwachting zal hiertoe in de vierde week van maart 2022 een voorstel voor een EU-verordening over natuurherstel bekend gemaakt worden. Na bekendmaking zal het kabinet de Nederlandse beoordeling van dit nieuwe Commissievoorstel in de vorm van een BNC-fiche aan de Eerste en Tweede Kamer sturen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn het roerend eens met het kabinet dat de afgelopen 50 jaar de achteruitgang van biodiversiteit en ecosystemen steeds sneller is gegaan, met als voornaamste oorzaak menselijk handelen, zoals landgebruik. Wat gaat de Minister doen om te voorkomen dat landgebruik in Nederland en elders bijdraagt aan biodiversiteits- en ecosysteemverlies?

10. Antwoord van het kabinet:

De kabinetsinzet is om uiterlijk in 2050 een halvering van de Nederlandse ecologische voetafdruk te bereiken. De Europese wetgeving met betrekking tot het voorkomen van het op de Europese markt brengen van producten die hebben bijgedragen aan ontbossing en bosdegradatie levert naar verwachting ook een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van biodiversiteits- en ecosysteemverlies elders.

Is de Minister het met de leden van de Partij voor de Dieren-fractie eens dat de Nederlandse intensieve veehouderij, die onder andere gebruik maakt van soja als voeder, bijdraagt aan biodiversiteits- en ecosysteemverlies? Zo nee, waarom niet?

11. Antwoord van het kabinet:

Voor antwoorden op vragen over de Nederlandse veehouderij verwijs ik u naar de Minister van LNV.

Is de Minister het ermee eens dat het stimuleren van het verbranden van bomen bijdraagt aan biodiversiteits- en ecosysteemverlies?

12. Antwoord van het kabinet:

Ik ben het met u eens dat het gebruik van bomen zonder dat er sprake is van duurzaam bosbeheer veelal ten koste gaat van de biodiversiteit en ecosystemen.

Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de Nederlandse consumptie en productie niet bijdraagt aan biodiversiteits- en ecosysteemverlies hier en elders?

13. Antwoord van het kabinet:

Als Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zet ik mij met diplomatieke inzet en door ondersteuning van programma’s in voor de verduurzaming van handelsketens. In het kader van de EU-verordening m.b.t. ontbossingsvrije producten pleit Nederland bijvoorbeeld voor zo spoedig mogelijke uitbreiding van de reikwijdte van de verordening naar andere waardevolle ecosystemen, naast bossen. Het kabinet zet voorts in op een halvering van de Nederlandse ecologische voetafdruk in 2050.

De leden lezen dat de financiering voor biodiversiteit wereldwijd tekort schiet. Ook lezen de leden dat het kabinet eraan hecht dat er voldoende financiële middelen voor biodiversiteit beschikbaar komen uit alle bronnen en kanalen, waarbij Nederland zich met name inzet voor het mobiliseren van financiële stromen vanuit de private financiële sector. Hoeveel geeft Nederland jaarlijks uit aan internationale biodiversiteit?

14. Antwoord van het kabinet:

Vanuit ontwikkelingssamenwerking werd in 2020 in totaal EUR 121 miljoen aan biodiversiteit besteed, waarvan een klein deel privaat gemobiliseerd. Een belangrijk deel daarvan is uitgegeven aan activiteiten die zijn gericht op verbeterde landbouw, bosbeheer, waterbeheer en de versterking van (de rol van) het maatschappelijk middenveld. Overeenkomend met de berekening van klimaatfinanciering, worden uitgaven aan biodiversiteit geschat door toerekening van aan activiteiten toegekende biodiversiteitsmarkers: 100 procent van de totale uitgaven als het een project betreft waar biodiversiteit een hoofddoelstelling is en 40 procent als het om een project gaat met biodiversiteit als nevendoelstelling. De Nederlandse bijdrage aan Global Environment Facility (GEF) heeft biodiversiteit als hoofddoelstelling. Daarnaast betreft het veelal projecten met biodiversiteit als nevendoelstelling. Bijvoorbeeld programma’s gericht op het tegengaan van ontbossing van tropische regenwouden, die een grote biodiversiteit kennen, of programma’s gericht op productiviteitsverbetering op bestaande landbouwgrond, die areaaluitbreiding ten koste van natuur voorkomen, of programma’s gericht op verbetering van waterbeheer en landschapsplanning, waardoor biodiversiteit beter beschermd wordt.

Hoeveel heeft Nederland aan multilaterale fondsen gegeven, zoals de Global Environment Facility (GEF), het Green Climate Fund (GCF) en de multilaterale ontwikkelingsbanken?

15. Antwoord van het kabinet:

Van de bestedingen in 2020 werd EUR 51 miljoen besteed via multilaterale fondsen en multilaterale ontwikkelingsbanken.

Hoeveel van de fondsen zijn besteed via lokale organisaties?

16. Antwoord van het kabinet:

Van de bestedingen in 2020 werd EUR 9 miljoen direct besteed via lokale organisaties. Het ministerie heeft geen overzicht van de indirecte bestedingen via lokale organisaties, bijvoorbeeld waar fondsen door uitvoeringspartners van het ministerie, zoals via RVO.nl of via internationale ngo’s, worden ingezet via lokale organisaties.

Hoeveel van de investeringen van het in 2019 gelanceerde Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) zijn biodiversiteitsrelevant? Waar is bovengenoemde geld aan besteed en welke resultaten zijn behaald?

17. Antwoord van het kabinet:

Het Dutch Fund for Climate and Development is opgericht om projecten op het gebied van klimaatadaptatie en klimaatmitigatie in ontwikkelingslanden te financieren. Een deel van de projecten is daarbij ook relevant voor het voorkomen en terugdraaien van biodiversiteitsverlies. Omdat biodiversiteit geen separate doelstelling van DFCD is, is er geen methode om bij te houden wat de impact van het fonds op biodiversiteit is. Het is daarom op dit moment nog niet mogelijk om aan te geven wat de resultaten zijn geweest. Samen met WNF, een van de consortiumpartners van het fonds, wordt onderzocht hoe een dergelijke methodiek kan worden ontwikkeld.

Daarbij lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de voorzitter van de Europese Commissie Von der Leyen tijdens de Staat van de Unie heeft aangegeven de uitgaven voor biodiversiteit als onderdeel van de externe financiering van de EU te willen verdubbelen. Steunt de Minister dit voornemen en gaat Nederland zich hier ook sterk voor maken? Hoeveel zal er extra gefinancierd worden en uit welk potje komt dit?

18. Antwoord van het kabinet:

Nederland steunt het voornemen de uitgaven voor biodiversiteit als onderdeel van de externe financiering van de EU te verdubbelen en zal dit binnen EU-discussies hierover uitdragen.

Om bij te dragen tot het tegenhouden en terugdraaien van biodiversiteitsverlies, is de ambitie dat in 2024 7,5% en in 2026 en 2027 10% van de jaarlijkse uitgaven onder het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de Europese Unie wordt besteed aan biodiversiteitsdoelstellingen. Dit is een verhoging ten opzichte van het MFK 2014–2020, waarvan 8% bijdroeg aan de strijd tegen het verlies van biodiversiteit.

Dit streefcijfer voor het MFK 2021–2027 geldt ook voor het Instrument voor Nabuurschapsbeleid Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI), rekening houdend met de bestaande overlappingen tussen klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen.3 De verwachting van de Europese Commissie is dat dit EU-extern neerkomt op een verdubbeling t.o.v. het MFK 2014–2020, in het bijzonder wat betreft steun aan de meest kwetsbare landen.

Is de Minister het met de leden van de Partij voor de Dieren-fractie eens dat het aanvullen van het financieringsgat additioneel zou moeten zijn aan het ontwikkelingsbudget?

19. Antwoord van het kabinet:

De strijd tegen biodiversiteitsverlies kan niet enkel gevoerd worden met gelden voor ontwikkelingssamenwerking. Nederland steunt dat het streefcijfer voor biodiversiteitsgerelateerde uitgaven in het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 een dwarsdoorsnijdende doelstelling is. Uitgaven uit verschillende hoofdstukken van het MFK dragen daarmee bij aan biodiversiteitsdoelstellingen, niet enkel ontwikkelingssamenwerkingsgelden.

Hoeveel heeft Europa in totaal in de afgelopen jaren uitgegeven aan biodiversiteit? Hoeveel hebben andere landen, zoals Duitsland, uitgegeven?

20. Antwoord van het kabinet:

Onder het Meerjarig Financieel Kader van de EU in de periode 2014–2020 betroffen biodiversiteitsgerelateerde uitgaven 8% van het EU-budget (EUR 85 miljard).4

Duitsland trok sinds 2013 500 miljoen euro per jaar uit voor biodiversiteit. Sinds 2021 wordt hiervoor 600 miljoen per jaar uitgetrokken.

Beaamt de Minister dat er sprake is van een mondiaal financieringsgat van 598–824 miljard dollar per jaar? Hoeveel zou Europa meer moeten bijdragen aan het mondiale financieringstekort, gezien de onevenredige druk waarmee Europa met haar consumptie en productiepatronen bijdraagt aan het verlies van biodiversiteit en ecosystemen?

21. Antwoord van het kabinet:

Ik ben bekend met het geraamde financieringsgat voor biodiversiteit. De Europese inzet is gericht op het afschaffen van schadelijke subsidies en het mobiliseren van financiering vanuit alle bronnen en kanalen met als doel het financieringsgat voor biodiversiteit te dichten. Binnen de onderhandelingen wordt geen verdeling gemaakt welk land of regio hoeveel zou moeten bijdragen, mede omdat het gaat om een veelheid van bronnen en kanalen. Voor de financiering van biodiversiteit aan ontwikkelingslanden wordt waarschijnlijk een eigenstandig doel gesteld.

Hoe verhouden deze bedragen zich tot de middelen die Europa heeft toegezegd?

22. Antwoord van het kabinet:

In de Europese Biodiversiteit Strategie (EBS) heeft Europa ambitieuze doelstellingen gesteld om het verlies van biodiversiteit tot stilstand te brengen en biodiversiteit te herstellen in 2030. Voor de implementatie van de EBS worden zowel op Europees niveau als op nationaal niveau budgetten vrijgemaakt. Europa zal daarmee naar verwachting een aanzienlijke bijdrage leveren aan het dichten van het financieringsgat voor biodiversiteit.

Hoeveel gaat Nederland jaarlijks extra bijleggen, gezien het mondiale financieringstekort?

23. Antwoord van het kabinet:

Voor wat betreft het publieke aandeel van de Nederlandse bijdrage aan het mondiale financieringsgat voor biodiversiteit is het kabinet van mening dat dit bijdragen vanuit alle beleidsterreinen dient te omvatten. Bijdragen vanuit het natuurbeleid, waaronder de forse investering ten behoeve van de gebiedsgerichte aanpak van natuurkwaliteit en stikstof, vormen daarbij een belangrijk onderdeel. De precieze omvang van de Nederlandse publieke bijdrage moet nader worden bepaald als over de implementatie van de Europese Biodiversiteit Strategie en de vertaling van doelen van het Global Biodiversity Framework naar nationale doelstellingen wordt gesproken. Het keren van biodiversiteitsverlies is ook deel van de ontwikkelingsagenda: vooruitgang op veel Sustainable Development Goals en het realiseren van klimaatdoelen wordt belemmerd door de ongekende achteruitgang van soorten en ecosystemen en juist de armsten en meest kwetsbaren zijn in hun levensonderhoud vaak van ecosysteemdiensten afhankelijk. Ook gezien de veelheid aan drivers achter biodiversiteitsverlies zet het kabinet daarom in op het beter integreren van biodiversiteit als dwarsdoorsnijdend onderwerp in het ontwikkelingsbudget. Het kabinet koppelt hier vooralsnog geen bedrag aan omdat de mogelijkheden voor integratie zich vooraf moeilijk laten kwantificeren.

Zal Nederland extra geld bijleggen wanneer Nederland er niet in slaagt om financiële stromen vanuit de private financiële sector te mobiliseren? Zo nee, waarom niet?

24. Antwoord van het kabinet:

De financiële stromen voor het financieringsgat van 598–824 miljard dollar en de financiële stromen naar ontwikkelingslanden zijn binnen het raamwerk twee verschillende zaken, waardoor de mate van private middelen voor het financieringsgat los staat van de steun aan ontwikkelingslanden.

Hoe ziet de Minister de verhouding tussen de bijdragen van de private sector, respectievelijk de publieke sector ten behoeve van biodiversiteit?

25. Antwoord van het kabinet:

Nederland is van mening dat het financieringsgat voor biodiversiteit moet worden gedicht op basis van financiering uit alle bronnen en kanalen, waarbij zowel bijdragen vanuit de private als vanuit de publieke sector noodzakelijk zijn. Voor de verhouding verwijs ik u naar het antwoord op de vraag van de D66-fractie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat onderzoek door subsidie-experts aantoont dat schadelijke overheidssubsidies wereldwijd oplopen tot minstens 1.800 miljard dollar (1.584 miljard euro) per jaar, of 2% van de wereldeconomie.5 Hiervan gaat 640 miljard dollar naar fossiele brandstoffen, 520 miljard naar landbouw, 350 miljard naar waterbeheer, 155 miljard naar bosbouw, 90 miljard naar de bouwsector, 85 naar transport en 50 miljard naar visserij. De subsidies zwengelen onder meer erosie, watervervuiling, ontbossing en verlies van biodiversiteit aan. Hoeveel wordt er jaarlijks door Europa uitgegeven aan subsidies en andere fiscale voordelen, inclusief exportkredietverzekeringen en andere belastingvoordelen, die negatief zijn voor biodiversiteit, zoals subsidies voor visserij, landbouw en fossiele brandstoffen, inclusief biomassa?

26. Antwoord van het kabinet:

Het is niet eenvoudig precies vast te stellen hoeveel er door Europa wordt uitgegeven aan subsidies en andere fiscale voordelen die negatief zijn voor biodiversiteit.

Hoeveel geeft Nederland jaarlijks uit aan subsidies en andere fiscale voordelen, inclusief exportkredietverzekeringen en andere belastingvoordelen, die activiteiten stimuleren die nadelig zijn voor biodiversiteit en ecosystemen?

27. Antwoord van het kabinet:

Hierover worden geen gegevens bijgehouden op nationaal niveau. Voor de exportkredietverzekering geldt overigens dat het geen subsidie is, maar een kostendekkend instrument. In lijn met het coalitieakkoord, ligt voor de handelsinstrumenten, inclusief de exportkredietverzekering, de nadruk op vergroening in lijn met de uitkomsten van de akkoorden van Parijs en Glasgow. Voor nationale instrumenten t.a.v. biodiversiteit verwijs ik naar de Minister van LNV, voor fiscale aangelegenheden naar de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst.

Wat gaat de Minister doen om deze fiscale voordelen en subsidies te stoppen, overeenkomstig de inzet van het Biodiversiteitsverdrag?

28. Antwoord van het kabinet:

Voor nationale instrumenten t.a.v. biodiversiteit verwijs ik naar de Minister van LNV, voor fiscale aangelegenheden naar de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst.

Is de Minister het met de leden van de Partij voor de Dieren-fractie eens dat alle vormen van fiscale voordelen en subsidies ten behoeve van het stimuleren van visserij gestopt moeten worden? Zo nee, waarom niet?

29. Antwoord van het kabinet:

Voor vragen over visserij verwijs ik naar de Minister van LNV, voor fiscale aangelegenheden naar de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst.

Tevens horen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie graag op welke wijze en hoe frequent er afstemming plaatsvindt over het Biodiversiteitsverdrag tussen de verschillende ministeries, gezien er meerdere Ministers bij het biodiversiteitsdossiers zijn betrokken.

30. Antwoord van het kabinet:

De coördinatie van de inzet inzake het Biodiversiteitsverdrag ligt bij het Ministerie van LNV dat ook delegatieleider is bij de biodiversiteitstop. Er is op diverse manieren interdepartementaal overleg, zowel formele overleggen in het kader van het afstemmen van de specifieke inzet bij bijeenkomsten van onderhandelingsgremia als ad hoc afstemming.

De Ministers van Ontwikkelingssamenwerking spreken over biodiversiteit in aanloop naar de COP15 van het VN-Biodiversiteitsverdrag, waarvan het tweede deel plaatsvindt in Kunming, China van 25 april – 8 mei 2022. Wat zijn de verwachtingen van de Minister voor de kansen van een totstandkoming van een breed gedragen nieuw strategisch plan, het Global Biodiversity Framework voor de periode tot 2030, zo vragen de leden van de Volt-fractie.

31. Antwoord van het kabinet:

Het is de verwachting dat er een nieuw strategisch plan, het zogenoemde Global Biodiversity Framework wordt afgesproken tijdens COP-15. Het is op voorhand moeilijk te zeggen of het mogelijk blijkt om met alle Partijen overeenstemming te vinden over een plan dat voldoende ambitieus is.

Verwacht de Minister dat er bindende doelstellingen zullen worden geformuleerd in het kader van de COP15?

32. Antwoord van het kabinet:

Het Global Biodiversity Framework komt, naar analogie van zijn voorgangers, tot stand middels een besluit daartoe van de COP en behoeft, anders dan bijvoorbeeld de Overeenkomst van Parijs, geen ratificatie; noch kent het een soortgelijk bindende karakter. Samenvattend bestaat het beoogde GBF op dit moment uit vier hoofddoelen voor 2050 gericht op het behoud van biodiversiteit, het duurzaam gebruik van ecosysteemdiensten, de eerlijke verdeling van baten uit het gebruik van genetische bronnen en het beschikbaar stellen van financiële en andere instrumenten voor implementatie. Voor 2030 zijn tussendoelen geformuleerd met bijbehorende acties, waardoor het mogelijk wordt beter te sturen op de implementatie. De doelstellingen voor 2050 en tussendoelen voor 2030 kunnen, vanwege de aard van het GBF, niet bindend geformuleerd zijn, maar Partijen verbinden zich wel aan de doelstellingen via eerder genoemd besluit van de COP. De inzet is dat iedere Partij zich in zijn National Biodiversity Strategy and Action Plan (NBSAP), committeert aan, van het GBF afgeleide, nationale doelstellingen. De aggregatie van deze nationale doelen moet zorgdragen voor het realiseren van de globale doelstellingen, tezamen met afspraken over versterkte implementatie. Een monitoringraamwerk zal ertoe dienen de implementatie van de doelen te kunnen volgen.

Hoe verhoudt de internationale inzet van biodiversiteit zich tot de Europese en nationale doelstellingen?

33. Antwoord van het kabinet:

De opgave op het gebied van biodiversiteit is dusdanig dat inzet op alle niveaus – nationaal, Europees, mondiaal – gewenst is.

Is de Minister voornemens zich in te zetten voor een bindende Europese biodiversiteitswet, zoals voorgesteld door het Europees Parlement, die als inzet gebruikt kan worden voor een mogelijke gezamenlijke positie van Europa op de COP15?

34. Antwoord van het kabinet:

Ik ben bekend met deze aangenomen resolutie van 9 juni 2021, waarin het Europees Parlement ook op een «biodiversiteitswet» ingaat. In de EU-biodiversiteitsstrategie heeft de Europese Commissie voorstellen aangekondigd om het EU-rechtskader voor natuurherstel te versterken. Naar verwachting zal hiertoe in de vierde week van maart 2022 een voorstel voor een EU-verordening over natuurherstel bekend gemaakt worden. Na bekendmaking zal het kabinet de Nederlandse beoordeling van dit nieuwe Commissievoorstel in de vorm van een BNC-fiche binnen de daarvoor geldende termijnen aan de Eerste en Tweede Kamer sturen.

Nederland heeft voor de biodiversiteitstop aangegeven zich voornamelijk in te zetten voor het mobiliseren van financiële stromen vanuit de private sector. Hoe verhoudt zich dit tot de wens van de Europese Commissie de uitgaven voor biodiversiteit als onderdeel van de externe financiering van de EU te verdubbelen? Uit welk fonds of welke hoek verwacht de Minister dat deze extra financiering voort zal komen?

35. Antwoord van het kabinet:

Nederland is van mening dat het financieringstekort voor biodiversiteit moet worden gedicht op basis van financiering uit alle bronnen en kanalen, waarbij zowel bijdragen vanuit de private als vanuit de publieke sector noodzakelijk zijn. De Nederlandse inzet op het mobiliseren van financiële stromen vanuit de private sector en het voornemen van de Europese Commissie de uitgaven voor biodiversiteit als onderdeel van de externe financiering van de EU te verdubbelen gaan daarom prima samen.

Versterkte EU-samenwerking, in geopolitieke context

De Minister schrijft rond het thema «Versterkte EU-samenwerking, in geopolitieke context» hoe de Europese Unie moet vertrouwen op de eigen kernwaarden en zoveel mogelijk ontwikkelingsimpact moet realiseren. Het is de leden van de VVD-fractie echter niet duidelijk in hoeverre de inzet de komende jaren nu nieuw of anders gaat zijn, los van het feit dat er de wens is om EU-lidstaten en instellingen meer gezamenlijk op te laten trekken. Kan de Minister dit toelichten? Klopt het dat de waarden en prioriteiten waar de EU op wil vertrouwen, de afgelopen jaren ook al golden?

36. Antwoord van het kabinet:

De inzet zoals uiteengezet in de Geannoteerde Agenda voor deze Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking sluit aan bij de al langer lopende ambitie van een geopolitieke Europese Commissie en een meer geïntegreerd EU-extern beleid. De verordening van het EU-externe financieringsinstrument NDICI (Neighbourhood, Development, International Cooperation Instrument) geeft duidelijke kaders voor de besteding van middelen in de periode 2021–2027, maar biedt ook ruimte voor het leggen van nieuwe accenten. De Global Gateway strategie bouwt de bestaande EU-inzet op connectiviteit uit en koppelt het aan een politiek narratief en herkenbare naam. Hiermee wil de EU zich nadrukkelijker presenteren als een betrouwbare en aantrekkelijker partner met een leidende rol voor hoge standaarden en waarden. Een voorbeeld van nieuwe programma’s onder de Global Gateway zijn de strategic corridors die tijdens de EU-AU Top zijn voorgesteld6.

In hoeverre zou inzet hierop dan nu voorkomen dat de geopolitieke belangen van de EU verder geraakt worden, omdat spelers uit derde landen zoals China hun invloed en handelspositie in Afrika uitbreiden?

37. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ondersteunt de ontwikkelingen richting een beter geïntegreerd EU-extern beleid. Hierbij speelt ook het ontwikkelingsinstrumentarium een rol, met in achtneming van bestaande leidende principes zoals het maximaliseren van ontwikkelingsimpact. Zo beoogt de EU met de Global Gateway strategie meer dan voorheen te investeren in connectiviteit, waaronder in infrastructuur. Deze inzet wordt door Afrikaanse partners verwelkomd, zoals ook bleek tijdens de recente EU-AU top. Met een op waarden gestoelde aanpak, waarin bijvoorbeeld hoge standaarden, meer gelijkwaardige partnerschappen, duurzaamheid en transparantie centraal staan, biedt de Unie een positief alternatief op bijvoorbeeld Chinese investeringen. Tegelijkertijd is de Global Gateway erop gericht om de Europese belangen op het gebied van connectiviteit beter te beschermen. De Hoge Vertegenwoordiger zal, namens de voorzitter van de Europese Commissie, en i.s.m. met de betrokken Eurocommissarissen sturing geven aan het initiatief en zich richten op waarborging van de verschillende doelstellingen. Ook de Raad zal bij de governance van de Global Gateway vanuit verschillende invalshoeken een rol spelen.

Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat investeringen vanuit Europa gekoppeld dienen te worden aan sectoren waarin Europa sterk is, en er in deze context ook gesproken moet worden over toegang tot onder meer grondstoffen en markten waar China nu controle over probeert te krijgen?

38. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is het met de VVD-fractie eens dat Europese investeringen in derde landen waar mogelijk kansen moeten opleveren voor Europese bedrijven en organisaties. Tegelijkertijd moet onder Global Gateway en het bredere Europese ontwikkelingsinstrumentarium de ontwikkelingsimpact van investeringen een centrale rol blijven spelen. In het kader van het streven naar open strategische autonomie acht het kabinet het van belang dat de EU zich inspant voor de leveringszekerheid en diversificatie in de levering van grondstoffen. Aan de basis hiervan ligt het EU Action Plan on Critical Raw Materials. Het kabinet zet zich, waar gepast, ook in voor deze belangen bij de implementatie van de Global Gateway strategie.

Verder wordt de Europese inzet op grondstoffen vormgegeven via de European Raw Materials Alliance, dat met name aandacht besteedt aan de inrichting van ketens en industriële ecosystemen, en via in ontwikkeling zijnde Raw Materials Partnerships tussen de EU en derde landen (waaronder Canada, Servië en waarschijnlijk een aantal Afrikaanse landen).

De leden van de D66-fractie onderschrijven net als de Minister het voortbouwen op eigen onderscheidende waarden en expertises in partnerschappen met derde landen. In de conclusies van de Raad van de EU over financiële architectuur voor ontwikkeling worden als strategische belangen en waarden van de EU onder andere mensenrechten en gendergelijkheid genoemd.7 De Raad pleit voor een investeringsstrategie die streeft naar het verwezenlijken van de Agenda 2030 en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen die daarin zijn vastgelegd.

Kan de Minister uiteenzetten in hoeverre de bescherming van kwetsbare vrouwen, meisjes en LHBTIQ+ en de inzet op seksuele en reproductieve rechten en gezondheid onderdeel uitmaken van de investeringsstrategie?

39. Antwoord van het kabinet:

In de Raadsconclusies over de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling zijn de leidende principes voor de investeringen van de betrokken financiële instellingen uiteengezet. Dit betekent dat waarden als gendergelijkheid en mensenrechten geborgd moeten worden in projecten van deze instellingen. Het is overigens primair aan de Europese en nationale ontwikkelingsbanken zelf om op de verschillende thema’s strategieën en beleid te ontwikkelen. Met garanties uit het Europese Fonds voor Duurzame Ontwikkeling + (EFSD+) kan de Europese Commissie harmonisering van de standaarden bevorderen, onder meer door de samenwerking tussen ontwikkelingsbanken te stimuleren. Er is verder binnen de Europese financiële architectuur geen sprake van een investeringsstrategie.

Onderschrijft de Minister dat Nederland binnen de EU zich specifiek op dit thema onderscheidt, maar dat meer en aanvullende steun van andere EU-landen hierop hard nodig is? Is de Minister bereid aandacht te vragen voor de inzet op deze thema’s bij de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking?

40. Antwoord van het kabinet:

Nederland zet zich in voor het bevorderen van gendergelijkheid, Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en gelijke rechten van LHBTI-personen, samen met een aantal andere gelijkgezinde lidstaten en de Europese Commissie. De uitdagingen omtrent deze thema’s blijven desalniettemin groot, waardoor extra inspanningen gewenst blijven.

In het Team Europe Initiative voor SRGR, dat zich specifiek richt op sub-Sahara Afrika wordt beoogd de bijdragen van EU-lidstaten en de Europese Commissie ter bevordering van SRGR te stroomlijnen en op te toppen.

Tijdens de Raad wordt gesproken over hoe de EU-samenwerking op het terrein van ontwikkelingssamenwerking kan worden versterkt, in het licht van de huidige geopolitieke context. Nederland zal onder dit agendapunt inbrengen dat het belangrijk is dat de EU in partnerschappen met derde landen voortbouwt op haar eigen onderscheidende waarden, zoals leave no one behind, gendergelijkheid en keuzevrijheid.

De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de wereldwijde klimaatfinanciering, zowel op klimaatadaptatie als -mitigatie. In 2020 was bijna 50% van de steun voor ontwikkelingslanden bestemd voor aanpassing aan klimaatverandering en horizontale maatregelen (initiatieven voor de beperking van én de aanpassing aan klimaatverandering). De EU en lidstaten hebben aangegeven internationale klimaatfinanciering verder op te voeren richting de collectieve doelstelling van de ontwikkelde landen om tot en met 2025 jaarlijks $ 100 miljard vrij te maken. In het kader van het klimaatfinancieringsplan dat donorlanden op 25 oktober 2021 hebben gepubliceerd, hebben zij onlangs concrete toezeggingen gedaan om hun bijdragen de komende jaren te verhogen. Kan de Minister aangeven hoe dit doel bereikt zal worden, en wat daarbij de bijdrage van Nederland zal zijn?

41. Antwoord van het kabinet:

In het klimaatfinancieringsplan dat donorlanden hebben opgesteld8, wordt in detail beschreven met welke extra gemobiliseerde klimaatfinanciering de donorlanden verwachten de USD 100 miljard in 2023 te bereiken. Het plan beschrijft een gestage groei van publieke klimaatfinanciering, een groeiende bijdrage aan klimaatfinanciering via multilaterale ontwikkelingsbanken en voortzetting van de mobilisatie van private klimaatfinanciering.

Nederland wil hier een eerlijke bijdrage aan leveren en heeft de afgelopen jaren gewerkt aan een gestage stijging van de publieke klimaatfinanciering naar verwachtte EUR 660 miljoen in 2022 – naast EUR 640 aan met publieke middelen gemobiliseerde private klimaatfinanciering. In 2023 liet de memorie van toelichting evenwel een daling zien van EUR 45 miljoen op het budget van beleidsartikel 2.3 «klimaat» dat een belangrijk onderdeel is van de klimaatfinanciering. Aangezien dit haaks staat op het voor COP26 gepubliceerde plan van donoren heb ik besloten deze teruggang ongedaan te maken. Deze aangevulde middelen vanaf 2023 worden ingezet in lijn met de prioriteiten voor deze kabinetsperiode. In de nota over BHOS informeer ik uw Kamer over mijn verdere inzet op klimaatfinanciering.

De leden van de D66-fractie stellen dat om het effect van Europese financiering op ontwikkeling te vergroten, het noodzakelijk is dat de ontwikkelingsbanken en financiële instellingen van het EU-externe instrumentarium beter samenwerken. Eerder heeft de regering toegezegd tijdens de Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken op 13 en 14 februari te zullen pleiten voor het beter benutten van de comparatieve voordelen van verschillende Europese en nationale financiële instellingen, het maximaliseren van de ontwikkelingsimpact en het verbeteren van de zichtbaarheid.9 De leden van de D66-fractie onderschrijven deze conclusie. Kan de Minister het bredere Europese krachtenveld ten aanzien van dit standpunt geven? Kan de Minister aangeven of en binnen welke termijn zij hier vervolgstappen op voorziet? Hoe gaat de Minister verder uitvoering geven aan deze prioriteit en welke koers heeft de Minister voor ogen voor de Nederlandse inzet?

42. Antwoord van het kabinet:

In juni 2021 heeft de Raad overeenstemming bereikt over Raadsconclusies over het versterken van de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling10. Hiermee wordt het streven naar een effectieve, efficiënte, ontwikkelingsgeleide, coherente en zichtbare architectuur breed gedragen. In de discussies die leidden tot deze Raadsconclusies was er grote overeenstemming tussen de lidstaten over deze inzet alsmede het belang van aansluiting bij de prioriteiten van het EU-financieringsinstrument NDICI (Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerkingsinstrument) en Europese waarden als democratie, mensenrechten en gendergelijkheid. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten daarnaast in deze onderhandeling dat ze grote waarde hechten aan het open architectuur principe, waarbij financiering aan de Europese en nationale ontwikkelingsbanken wordt toebedeeld op basis van toegevoegde waarde en ontwikkelingsimpact. Andere lidstaten waren uitgesprokener over een leidende rol van de Europese Investeringsbank (EIB) dan wel de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD).

In de nabije toekomst zal de Europese Commissie een update presenteren waarin zij een toelichting geeft op de voortgang bij het bereiken van de doelstellingen uit de Raadsconclusies over de Europese financiële architectuur. Ook de EIB en EBRD werken aan een update van een gezamenlijk rapport over de verbeterde samenwerking, onder meer door een betere taakverdeling bij gezamenlijke projecten. Nederland blijft bij de toekomstige besprekingen oog houden voor mogelijkheden voor het verder aanscherpen van de samenwerking en de aansluiting bij de Europese prioriteiten onder NDICI en de Global Gateway strategie. Ook steunt Nederland de recente ontwikkelingen van een toegewijde EU-externe tak binnen de EIB, «EIB Global», en pleit bij discussies over de vormgeving van deze tak onder meer voor de juiste prikkels om samenwerking tussen de EIB en de andere ontwikkelingsbanken op alle niveaus te bevorderen.

De Minister stelt dat actoren zonder democratische rechtsstaat zoals China en Rusland een steeds actievere rol spelen in partnerlanden, onder meer in Afrika. De leden van de CDA-fractie delen deze zorg om de toenemende rol van beide landen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of zowel China als Rusland zich hebben gecommitteerd aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s).

43. Antwoord van het kabinet:

Ja, alle 193 VN-leden hebben zich gecommitteerd aan de Agenda 2030. Het is uiteraard van belang om te kijken of en hoe deze committering wordt nageleefd.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er in kaart kan worden gebracht hoe landen in Afrika de hulp en inmenging van China en Rusland ervaren, en waar dit verschilt van Europese steun.

44. Antwoord van het kabinet:

De Europese Unie is nog steeds de belangrijkste partner voor Afrikaanse landen, vooral met betrekking tot veiligheid, duurzame ontwikkeling en economie en handel. Deze relatie is recentelijk nog tijdens de EU-AU top, die op 17 en 18 februari in Brussel plaatsvond, versterkt en bestendigd.

Chinese ontwikkelingsfinanciering wijkt af van wat westerse donoren hieronder binnen de OESO-DAC-regels verstaan. Wat China «hulp» noemt zijn meestal economische projecten gefinancierd met (zachte) leningen en uitgevoerd door Chinese bedrijven. Een groot gedeelte van China’s ontwikkelingsfinanciering betreft commerciële leningen van Chinese banken. Daarnaast wordt ruim 90% van China’s ontwikkelingsfinanciering bilateraal verstrekt, waarvan slechts een beperkt deel in de vorm van schenkingen. De inzet van Rusland is sterk ingegeven door geopolitieke overwegingen en niet zelden gekoppeld aan veiligheids- en militaire steun. In diens aanpak domineert de toegang tot waardevolle grondstoffen. Een voorbeeld is de recente inmenging van de Wagner groep in Mali. In het algemeen ervaren de Afrikaanse landen de samenwerking met enige ambivalentie. Het is evenwel niet mogelijk om precies in kaart te brengen hoe landen in Afrika de hulp en inmenging van China en Rusland ervaren, ook omdat verschillende actoren in deze landen deze relatie verschillend zullen waarderen.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de inzet van China en Rusland in Afrika vooral ingegeven is door economische belangen, deelt de Minister dat?

45. Antwoord van het kabinet:

Chinese en Russische activiteiten in ontwikkelingslanden zijn mede te verklaren vanuit hun eigen belangen, zoals het zekerstellen van economische en geopolitieke belangen en de behoefte aan grondstoffen. China positioneert zich verder als model voor andere landen met een focus op ontwikkelingslanden. Door zich te profileren als leider van de ontwikkelingslanden kan China «namens» deze groep meer invloed opeisen in multilaterale structuren. Afrikaanse landen blijken regelmatig bereid China politiek te steunen. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat Chinese hulp en investeringen ook tegemoetkomen aan een grote behoefte aan investeringen in Afrikaanse landen.

Kan de Minister aangeven of er ook werkelijk ontwikkelingsprojecten door deze landen worden gefinancierd?

46. Antwoord van het kabinet:

Het is lastig de financiering van Chinese activiteiten in ontwikkelingslanden goed in kaart te brengen, omdat deze niet altijd openbaar is en Chinese ontwikkelingsfinanciering afwijkt van wat westerse donoren hieronder binnen de OESO-DAC-regels verstaan. In algemene zin is het zo dat Chinese hulp en handel sterk gelieerd zijn. Wat China «hulp» noemt zijn meestal economische projecten gefinancierd met (zachte) leningen en uitgevoerd door Chinese bedrijven. Slechts een beperkt deel van China’s ontwikkelingsfinanciering betreft schenkingen.

Ruslands activiteiten in Afrika beperken zich tot het terrein van veiligheid en mijnbouw, energie (kernenergie), wapenhandel en in minder mate onderwijs. Economische activiteiten zijn nauw verweven met geopolitieke belangen en militaire aanwezigheid. Ook hier geldt dat wat er gebeurt, weinig zichtbaar is. Er is duidelijk sprake van een hernieuwd offensief van Rusland in Afrika.

De leden van de CDA-fractie zijn er daardoor van overtuigd dat er een sterke economische agenda ten grondslag moet liggen aan de strijd met deze landen. Een dergelijke agenda zou parallel aan de ontwikkelingsagenda moeten worden gevoerd. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe zij dat ziet, en verzoeken deze constatering en de Nederlandse inzet op het feit dat er landen in Afrika actief zijn met een van de SDG afwijkende agenda, op te nemen in de nog op te stellen Afrika Strategie.

47. Antwoord van het kabinet:

De inzet van het kabinet voor Afrika gebeurt vanuit verschillende perspectieven, waaronder armoedebestrijding, handel, klimaat, tegengaan irreguliere migratie en stabiliteit.

Vaak kunnen ontwikkelings- en handelsdoelstellingen hand in hand gaan en elkaar versterken, maar soms is een puur humanitaire of ontwikkelingsgerichte aanpak opportuun, waaronder in situaties van fragiliteit of conflict of ten bate van sociale doelstellingen zoals toegang tot onderwijs en gezondheidszorg. Voor specifieke sectoren van de Nederlandse economie is een puur handelsbeleid meer op zijn plaats. Uitvoering van het ontwikkelings-en handelsbeleid vinden beiden plaats in een geopolitieke context. Een bredere geopolitieke analyse zal dan ook in de aankomende Nederlandse Afrika Strategie doorklinken.

Het kabinet is bekend dat er landen aanwezig zijn in Afrika die een andere agenda voeren. Hiermee zal nadrukkelijk rekening gehouden worden bij de vormgeving van de Nederlandse inzet.

Tijdens de Raad zal Nederland een aantal terreinen noemen waarop EU-samenwerking wat Nederland betreft verder kan worden versterkt. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister deze terreinen te benoemen. Welke gaat ze inbrengen?

48. Antwoord van het kabinet:

Wat Nederland betreft kan de EU op verschillende manieren nauwer samen optrekken. Zoals uiteengezet in de Geannoteerde Agenda betreft dit onder meer samenwerking tussen EU-instellingen en lidstaten op ontwikkelingsprogramma’s om zo meer synergie en impact te bewerkstelligen. Daarnaast kan de EU zich meer als één partner opstellen richting derde landen, daarbij voortbouwend op haar eigen onderscheidende waarden en expertise. Tijdens de Raad zal Nederland ook oproepen tot versterkte EU-samenwerking in multilaterale fora.

De Minister geeft in de geannoteerde agenda aan dat ze het belangrijk vindt dat Nederland en de EU in partnerschappen met derde landen voortbouwen op hun eigen onderscheidende waarden en expertise. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke derde landen dat zijn. Deze leden vragen daarin in het bijzonder of India daar een rol kan spelen en of India dus een land is welke de Minister als land van gelijke waarden en expertise onderschrijft.

49. Antwoord van het kabinet:

De EU onderhoudt partnerschappen met heel verschillende landen, variërend van hogeinkomenslanden tot lage inkomenslanden. Wat Nederland betreft is het belangrijk dat de EU in deze verschillende partnerschappen voortbouwt op haar eigen onderscheidende waarden en expertise. De EU spoort derde landen daarbij aan zoveel mogelijk op basis van hetzelfde waardepatroon te opereren. Het kabinet is groot voorstander van de EU-India betrekkingen. Het kabinet ziet in India ruimte voor verbetering van bijvoorbeeld de positie van minderheden. Desalniettemin is het land wel een cruciale partner die op een vergelijkbare manier als de EU naar fundamentele onderwerpen als democratie en rechtsstaat kijkt. Bovendien ligt het land in een regio die van strategisch belang is van de EU. De EU-India top van mei 2021 heeft een nadrukkelijke impuls gegeven aan de relatie. Die lijn ziet het kabinet in 2022 graag voortgezet.

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de inzet van de Minister in deze Raad wanneer er gesproken zal worden over hoe de EU-samenwerking op het terrein van ontwikkelingssamenwerking kan worden versterkt. Deze leden missen in de geannoteerde agenda echter ook een nadruk op SDG5, waarbij de positie van meisjes en vrouwen extra aandacht krijgt, en vragen de Minister hier nader op in te gaan hoe dat in te brengen tijdens deze Raad.

50. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de Raad zal worden gesproken over hoe EU-samenwerking op het terrein van ontwikkelingssamenwerking kan worden versterkt, in het licht van de huidige geopolitieke context. Nederland zal onder dit agendapunt inbrengen dat het belangrijk is dat de EU in partnerschappen met derde landen voortbouwt op haar eigen onderscheidende waarde. Gendergelijkheid is hiervan een belangrijk voorbeeld dat Nederland tijdens de Raad zal benoemen. Nederland zet hier in discussies over partnerschappen met derde landen reeds op in. In de politieke verklaring van de EU-AU top staat het belang van gendergelijkheid benoemd. De plannen die de EU bij de EU-AU top presenteerde op het vlak van onderwijs en werkgelegenheid, digitalisering, gezondheid, Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR), economische groei en voedselzekerheid, hebben aandacht voor gendergelijkheid en de specifieke noden van vrouwen en meisjes.

Tevens vragen de leden van de CDA-fractie de Minister dieper in te gaan op de Europese Global Health Strategie. Ook dit vinden de leden van de CDA-fractie maar beperkt deel uitmaken van de inzet van de Minister zoals verwoord in de geannoteerde agenda, en zij verzoeken de Minister ook daarin aan te geven hoe ze het belang van Global Health, en dan vooral de wereld na de pandemie, nadrukkelijker kan inbrengen tijdens de Raad.

51. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is voorstander van de herziening van de Europese Global Health strategie (2010) zodat deze meer in lijn gebracht kan worden met de actuele mondiale gezondheidssituatie, met name voor wat betreft pandemische paraatheid, preventie en respons en versterking van gezondheidssystemen.

Een belangrijke les die COVID-19 leert, is dat de huidige wereldwijde gezondheidsarchitectuur te traag reageert en landen individueel en collectief onvoldoende voorbereid zijn om toekomstige noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid adequaat het hoofd te bieden. Nederland steunt daarom de versterking van de internationale samenwerking op gezondheid door het opstellen van een nieuw, juridisch bindend pandemisch paraatheid instrument. Hierin kunnen afspraken vastgelegd worden die moeten leiden tot verbeterde preventie, paraatheid en aanpak van pandemieën door lidstaten. De onderhandelingen over dit nieuw pandemie instrument vinden plaats onder verantwoordelijkheid van de Wereld Gezondheid Organisatie (WHO). Het gaat hierbij om onderwerpen die buiten de reeds bestaande Internationale Gezondheidsregeling (IHR) van de WHO vallen en ook een multisectoraal karakter hebben. Het is belangrijk dat de EU hierin ook een verantwoordelijkheid neemt, juist ook voor de situatie in ontwikkelingslanden. Nederland draagt, mede in EU-verband, consequent het belang uit van voldoende investeren in brede gezondheidssystemen en «country readiness».

De leden van de SP-fractie constateren dat er zal worden gesproken over de gevolgen van ontwikkelingssamenwerking in de gespannen geopolitieke situatie. Hierbij denken de leden ook met name aan de nieuwe plannen van de Europese Commissie omtrent de Global Gateway van 300 miljard euro. Met deze Gateway wil de Europese Commissie gaan concurreren met China om zo de macht van China in Afrika te beperken, uiteraard ten gunste van de Europese Unie. Ook wordt aangegeven dat hiermee de ontwikkelingssamenwerking moet worden versterkt, omdat China er anders mee vandoor gaat. Is het niet vreemd om te kiezen voor 300 miljard euro aan investeringen enkel om landen als China en Rusland de pas af te snijden?

52. Antwoord van het kabinet:

Global Gateway is er niet op gericht om China en Rusland de pas af te snijden maar wel om de Europese belangen op het gebied van connectiviteit beter te beschermen. De Global Gateway is de connectiviteitsstrategie van de EU waarin de mondiale behoefte aan duurzame investeringen in infrastructuur en andere vormen van connectiviteit enerzijds en de geopolitieke belangen van de Unie anderzijds samenkomen. Hierin zijn klimaatverandering, schuldhoudbaarheid en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) dwarsdoorsnijdende thema’s. Hiermee wil de EU zich nadrukkelijker presenteren als een betrouwbare en aantrekkelijke partner. Deze investeringen in connectiviteit zijn belangrijk voor de verdere ontwikkeling van partnerlanden. Met een op waarden gestoelde aanpak, waarin bijvoorbeeld hoge standaarden, gelijke partnerschappen, duurzaamheid en transparantie centraal staan, biedt de Unie een positief alternatief op bijvoorbeeld Chinese investeringen. Nederland, de EU en de partnerlanden waar toekomstige Global Gateway investeringen plaats zullen vinden zijn allen gebaat bij verbeterde wereldwijde connectiviteit.

Als de Europese Commissie en de Europese Unie de beste bedoelingen hebben met deze investeringen, hadden deze dan niet gedaan moet worden ongeacht de inmenging van Rusland en China?

53. Antwoord van het kabinet:

Ja, en dat gebeurde ook. Global Gateway brengt de vele lopende initiatieven en investeringen onder de noemer connectiviteit met een herkenbaar merknaam en een politieker narratief bij elkaar. De gedachte is dat door het kanaliseren, inzichtelijker en zichtbaarder maken versnippering wordt tegengegaan en coherentie wordt bevorderd. Bovendien moet dit een katalyserende werking hebben richting de private sector waardoor er per saldo meer geïnvesteerd wordt. Daarnaast onderzoekt de Europese Commissie, binnen de kaders van het EU-financieringsinstrument NDICI (Neighbourhood, Development, International Cooperation Instrument), de mogelijkheden om strategische corridors te financieren om de economische integratie tussen partnerlanden en met de EU te verbeteren11.

Tot slot hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een aantal vragen over het agendapunt versterkte EU-samenwerking in geopolitieke context. De leden verwelkomen genoemde kernprincipes voor de partnerschappen van de EU met derde landen: leave no one behind, lokaal eigenaarschap, gelijkwaardigheid, schuldhoudbaarheid en hoge standaarden voor mens en milieu. Kijkend naar de EU-Afrika strategie, vinden de leden deze kernprincipes niet voldoende terug. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat deze kernprincipes leidend worden? Welke criteria of voorwaarden worden daarvoor gebruikt?

54. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat deze principes al richtinggevend zijn in het EU AU partnerschap, zoals ook blijkt uit de verklaring van de EU-AU top van 17 en 18 februari. Tegelijkertijd is duidelijk dat het toewerken naar een meer gelijkwaardige relatie en meer lokaal eigenaarschap een doorgaand proces is en blijvende aandacht vergt. In maart 2020 publiceerde de EU de gezamenlijke mededeling «Naar een brede strategie met Afrika». Deze mededeling dient als uitgangspunt voor de ontwikkeling van een Europees partnerschap met Afrika dat uitgaat van gedeelde kansen en uitdagingen. De prioritaire thema’s zijn gericht op het bereiken van de Sustainable Development Goals (SDGs). In de kabinetsappreciatie van de mededeling gaf het kabinet aan belang te hechten aan de inclusiviteit van het partnerschap, met inbreng van maatschappelijk middenveld en jongerenorganisaties en aandacht voor groepen in kwetsbare situaties. In de dagen voor de EU-AU top zijn bij een jeugdtop en civil society forum aanbevelingen voor het EU-Afrika partnerschap geformuleerd. De uitkomsten hiervan zijn door vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en jongerenorganisaties op 16 februari jl. gepresenteerd aan Europese en Afrikaanse leiders. Nederland had in de voorbereidingen op de top aangedrongen op betekenisvolle participatie van het maatschappelijk middenveld en jongeren. Ook pleitte het kabinet voor aandacht voor de waarborging van inclusie, onder andere op het gebied van toegang tot energie en economische ontwikkeling.

Bij de ontwikkeling van de landenprogramma's in Sub-Sahara Afrika streeft de EU naar lokaal eigenaarschap door de plannen in lijn te brengen met de nationale ontwikkelingsagenda's van Afrikaanse landen. Dit gebeurt o.a. door middel van consultaties met nationale overheden. Deze landenprogramma's worden jaarlijks voorgelegd in beheerscomités waar EU-lidstaten schriftelijk commentaar indienen op de voorgestelde plannen en deze bespreken bij de bijeenkomsten van de comités. Nederland ziet er in dit proces op toe dat de EU-inzet aansluit op de lokale context en de genoemde kernprincipes onderdeel uitmaken van deze plannen.

Ten aanzien van schuldenhoudbaarheid is het kabinet van mening dat dit nog aanvullende aandacht behoeft. Hierbij hecht het kabinet aan nauwe coördinatie tussen de Europese Commissie, het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank en brede afstemming van de Europese inzet met andere organisaties, zoals internationale financiële instituties en de VN.

De huidige handel- en investeringsverdragen zorgen ervoor dat melkpoeder goedkoop op de Afrikaanse markt wordt gedumpt, waardoor lokale boeren geen kans maken om hun eigen producten te verkopen op de lokale markt. Welke maatregelen voorziet de Minister in de huidige onderhandelingen aangaande handel- en investeringsverdragen?

55. Antwoord van het kabinet:

Door de snelgroeiende bevolking in Afrika neemt ook de vraag naar melkproducten snel toe. Melk wordt gezien als een essentieel voedingsproduct voor kinderen en armere bevolkingsgroepen. De lokale productie blijft echter achter bij deze vraag. Bovendien kampt de sector met relatief hoge productie- en investeringskosten vanwege de gebrekkige infrastructuur, onvoldoende logistieke capaciteit en lage productiviteit. De Afrikaanse landen besloten daarom tot tariefliberalisatie voor geconcentreerde melk en melkpoeder. Afrikaanse landen kunnen besluiten de import van deze producten tijdelijk te beperken als sprake is van marktverstoring. De WTO-afspraken hierover maken deel uit van de Economic Partnership Agreements (EPAs) die de EU met landen in Afrika is aangegaan. De EPAs Europese zuivelbedrijven zoals Campina, Nestlé en Arla geven aan lokale zuivelbedrijven technische assistentie om de lokale productie van melk efficiënter en goedkoper te maken.

Erkent de Minister dat, ook geopolitiek gezien, het niet verstandig is om via ons handelsbeleid de lokale markt kapot te concurreren?

56. Antwoord van het kabinet:

De Economic Partnership Agreements (EPAs) zijn asymmetrische handelsakkoorden. De marktliberalisatie aan Afrikaanse zijde voor EU-producten is afhankelijk van het ontwikkelingsniveau en capaciteit om de markt open te stellen voor concurrentie van buiten. Bij marktverstoring kan het land bovendien besluiten in te grijpen door een beroep te doen op de betreffende regels van de World Trade Organisation (WTO) en tijdelijk importrestricties in te voeren. Daarentegen krijgen de Afrikaanse landen onmiddellijke belasting- en quota vrije toegang tot de EU voor alle producten. Ten aanzien van de Afrikaanse landen waar geen Economic Partnership Agreement van kracht is, genieten de meeste landen eenzijdig handelsvoordelen onder het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) van de EU.

Erkent de Minister dat dit ons niet bepaald positioneert als betrouwbare partner – en daarmee de kans groter is dat landen elders partnerschappen gaan zoeken, met landen die een andere visie hebben op de wereldorde?

57. Antwoord van het kabinet:

Hoewel Afrikaanse landen ook elders op zoek gaan naar partnerschappen, blijft de EU een belangrijke partner voor Afrikaanse landen, onder andere op het gebied van handel. Dit spreekt ook uit de handelscijfers tussen de EU en Afrika. Het belang van het partnerschap hebben de EU en de Afrikaanse Unie tijdens de recente EU-AU top van 17 en 18 februari jl. opnieuw bevestigd. Het wettelijke kader voor de betrekkingen is vastgelegd in overeenkomsten tussen de EU en Afrikaanse staten, zoals het verdrag van Cotonou en de Economische Partnerschapsovereenkomsten.

Is de Minister bereid tijdens de Raad te benoemen dat de negatieve effecten van ons handelsbeleid een grotere rol dienen te krijgen in onze strategie aangaande het sluiten van duurzame partnerschappen?

58. Antwoord van het kabinet:

Tijdens deze Raad wordt gesproken over hoe EU-samenwerking op het terrein van ontwikkelingssamenwerking kan worden versterkt. Het ligt gezien dat agendapunt niet in de rede om tijdens de Raad in te gaan op effecten van het EU-handelsbeleid. Bovendien laat de EU reeds de Sustainability Impact Assessment uitvoeren waarin economische, ecologische en sociale effecten van specifieke handelsakkoorden in kaart worden gebracht.

Nederland is een pleitbezorger van coherent en geïntegreerd EU-extern beleid. Zo heeft Nederland een belangrijke aanjagende rol gespeeld bij de publicatie van een Europees wetgevingsvoorstel voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en werkt Nederland met de Europese Commissie samen bij de vormgeving van flankerend beleid ter ondersteuning van (lokale) bedrijven in partnerlanden.

De Minister geeft in haar brief aan dat armoedebestrijding en het verminderen van ongelijkheid leidend zijn in de inzet op ontwikkelingssamenwerking in lijn met de EU Consensus on Development en de Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI) verordening, zo constateren de leden van de Volt-fractie. Tegelijkertijd verwijst zij hierbij naar de Commissiemededeling over de Global Gateway. De ontwikkelingscomponent van de Global Gateway zet echter voornamelijk in op 1) digitale connectiviteit, 2) klimaat en energie, 3) transport, 4) gezondheid, 5) onderwijs en onderzoek. In de Nederlandse doelen voor het ontwikkelingsbeleid maakt het kabinet echter onderscheid tussen de doelen om armoede en maatschappelijke ongelijkheid te verminderen en het bevorderen van duurzame groei en klimaatactie. Kan de Minister hierop reflecteren en daarbij uiteenzetten hoe deze doelen niet naast elkaar maar met elkaar gaan werken? Kan de Minister daarbij ook uitweiden over welke stappen worden genomen om handelsinitiatieven en duurzame ontwikkelingen in ontwikkelingssamenwerking beter te integreren, zowel in Nederlandse als Europese context?

59. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderscheidt binnen het beleid voor ontwikkelingssamenwerking verschillende doelen, waaronder het verminderen van armoede en ongelijkheid en het bevorderen van duurzame inclusieve groei. Deze doelen versterken elkaar doorgaans maar kennen ook mogelijke trade offs. Om te voorkomen dat die trade offs en incoherenties tussen beleidsterreinen optreden, is het belangrijk om samenhangend beleid te voeren en beleid te evalueren. Momenteel voert IOB bijvoorbeeld een evaluatie uit12 naar de coherentie van het Nederlandse beleid en effecten op voedselzekerheid, water en klimaat in ontwikkelingslanden. Daarnaast heeft Nederland al sinds 2016 het Actieplan Beleidscoherentie voor Ontwikkeling, waarin proactief wordt ingezet op het bevorderen van coherentie voor ontwikkeling, bijvoorbeeld bij het aangaan van nieuwe handelsverdragen.

Zoals onder vraag 58 toegelicht, steunt Nederland ook nieuwe initiatieven om de beleidscoherentie tussen het handels- en ontwikkelingsinstrumentarium te bevorderen.

Kan de Minister ingaan op het argument dat de Global Gateway louter een nieuw jasje is voor al bestaande initiatieven in plaats van additionele financieringen?

60. Antwoord van het kabinet:

Global Gateway brengt vele lopende initiatieven en investeringen onder de noemer connectiviteit met een herkenbaar merknaam en politiek narratief bij elkaar. Toch is dit initiatief meer dan oude wijn in nieuwe zakken, mede door het sterke politieke commitment om de Europese impact op dit terrein te verstevigen. Door het kanaliseren, inzichtelijker en zichtbaarder maken van de Europese inzet wordt versnippering tegengaan en coherentie bevorderd. Dit zou een katalyserende werking moeten hebben, ook richting de private sector, waardoor er per saldo meer geïnvesteerd wordt. De aangescherpte inzet op connectiviteit, in de brede zin van het woord, biedt daarnaast ruimte voor nieuwe programma’s onder de financiering van de huidige EU-begroting. Tijdens de recente EU-AU top werd hierbij een eerste aanzet geschetst met de presentatie van een aantal Global Gateway investeringspakketten, waaronder op het terrein van groene energie, strategische corridors en duurzame voedselsystemen13

Hoe zal de Minister ervoor zorgen dat het Global Gateway wel een additionele economische impuls geeft aan de Europese connectiveitsstrategie?

61. Antwoord van het kabinet:

Investeringen in connectiviteit geven per definitie al een additionele economische impuls, zowel in de landen waar deze investeringen plaatsvinden als in de economische betrekkingen tussen de EU en de betreffende landen. De Global Gateway strategie zet daarnaast ook in op het versterken van het investeringsklimaat in partnerlanden bijvoorbeeld ten aanzien van technische-, mededingings-, milieu, sociale en governance standaarden. Deze vorm van capaciteitsopbouw zal er uiteindelijk toe kunnen bijdragen dat deze landen een aantrekkelijker investeringsbestemming worden, met daaruit voortvloeiende economische impulsen.

Hoe verklaart de Minister het feit dat de EU en haar lidstaten wereldwijd de grootste donoren zijn voor ontwikkelingsfinanciering, maar toch een minder grote impact hebben dan andere actoren in de regio?

62. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet herkent het beeld niet dat de EU en de EU-lidstaten minder impact hebben in derde landen dan andere donoren. In 2020 is een literatuuronderzoek uitgevoerd in opdracht van de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar onder meer de effectiviteit van EU-ontwikkelingssamenwerking in Sub-Sahara Afrika.14 De studie laat over het algemeen een positief beeld zien van de behaalde resultaten en stelt dat de interventies van EU-instellingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking toegevoegde waarde hebben vis-à-vis interventies van andere spelers, inclusief EU-lidstaten. Zo heeft de EU als donor groot financieel gewicht en is de EU in staat om op lange termijn steun te verlenen, wat de EU een strategische partner maakt voor onder meer overheden. EU-lidstaten evalueren ook de effectiviteit van hun inzet op ontwikkelingssamenwerking. Zo gaat het Nederlands Jaarverslag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in op de voortgang en resultaten van het beleid.

Ook op andere terreinen dan ontwikkelingssamenwerking heeft de EU-impact in derde landen en werken zij samen met derde landen. Zo is de EU de grootste investeerder in Afrika. Wel kan de EU-zichtbaarheid verder worden vergroot. De partnerschappen tussen de EU en derde landen (zoals het EU-Afrikaanse Unie partnerschap), Team Europe Initiatieven en de merknaam Global Gateway zullen hier naar verwachting een bijdrage aan leveren.

Een probleem van Europese ontwikkelingssamenwerking ten opzichte van andere actoren is de fragmentarische aanpak die voortkomt uit eigenbelangen van de lidstaten. Terecht verwijst de Minister hierbij naar de Team Europe Initiatieven (TEI), waarbij de Commissie, lidstaten en Europese (nationale) ontwikkelingsbanken nauw samenwerken bij de vormgeving van gezamenlijke programma’s op prioritaire thema’s. Tegelijkertijd zien de leden van de Volt-fractie dat deze initiatieven nog maar beperkt van de grond komen en ook hier veel gestoeld is op de goodwill van nationale lidstaten om een bijdrage te leveren aan een dergelijk initiatief. Verder geeft de Minister aan dat Nederland in de Raad een aantal terreinen zal noemen waarop EU-samenwerking kan worden versterkt. Welke terreinen zal de Minister specifiek aandragen als mogelijkheden om EU-samenwerking te versterken? Welke rol zal Nederland daar specifiek in opnemen?

63. Antwoord van het kabinet:

Wat Nederland betreft kan de EU op verschillende manieren nauwer samen optrekken. Zoals uiteengezet in de Geannoteerde Agenda betreft dit onder meer samenwerking tussen EU-instellingen en lidstaten op ontwikkelingsprogramma’s om zo meer synergie en impact te bewerkstelligen. Zo wordt gezamenlijk gewerkt aan samenwerking op Team Europe Initiatieven. De afgelopen tijd werden initiatieven vormgegeven en nu moet de stap worden gezet naar de implementatie hiervan. Hier wordt aan gewerkt in derde landen, in Brussel en op hoofdstedenniveau.

Verder zal Nederland opbrengen tijdens de Raad dat de EU zich meer als één partner kan opstellen richting derde landen, daarbij voortbouwend op haar eigen onderscheidende waarden en expertise. Tijdens de Raad zal Nederland ook oproepen tot versterkte EU-samenwerking in multilaterale fora.

Acht de Minister het NDICI en de TEI voldoende om de fragmentatie ten aanzien van een Europese ontwikkelingsstrategie tegen te gaan? Zo nee, welke stappen zouden er volgens de Minister nog nodig zijn en hoe zal zij hier in Raadsverband voor pleiten?

64. Antwoord van het kabinet:

Het EU ontwikkelingssamenwerkingsbeleid ligt vast in de New EU Consensus on development,15 die is aangenomen door de EU en haar lidstaten. Net als voor het Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsbeleid zijn ook hier de SDGs de leidraad voor inspanningen.

Het NDICI (Instrument voor Nabuurschapsbeleid, Ontwikkeling en Internationale samenwerking) vervangt verschillende financieringsinstrumenten en fondsen die bestonden onder het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020. Hiermee wordt fragmentatie van de inzet van EU-middelen verminderd en beleidscoherentie bevorderd. In de NDICI verordening staat ook16 dat de Unie en de lidstaten in een vroeg stadium en gedurende het gehele programmeringsproces zullen zorgen voor inclusief overleg met elkaar ter bevordering van de samenhang, de complementariteit en de consistentie van hun samenwerkingsactiviteiten.

De Team Europe Initiatieven zijn een voorbeeld van hoe wordt gewerkt om meer coherente inzet van EU instellingen en EU-lidstaten te bewerkstelligen.

Om fragmentatie tegen te gaan is het belangrijk dat de stap wordt gezet naar de implementatie van Team Europe Initiatieven. Door gezamenlijk te werken aan programma’s die nadrukkelijk focus aanbrengen, wordt versplintering van middelen tegengegaan. Ook is het van belang dat in toenemende mate de Europese Commissie en EU-lidstaten in hun programmering en beleid meer rekenschap geven van en aansluiting zoeken bij de inzet van (andere) EU-partners. Gezien de verschillende programmeercycli van Europese Commissie en lidstaten zal dit een doorlopend proces zijn.

Daarnaast is het van belang om te werken aan een geïntegreerde inzet van het gehele EU-instrumentarium. Om adequaat in te spelen op de situatie in een land, is niet alleen coherente EU-inzet op ontwikkelingssamenwerking van belang, maar speelt bijvoorbeeld ook het handelsinstrumentarium een rol. Nederland zal dit tijdens de Raad benadrukken.

Kan de Minister uitweiden over hoe de coördinatie tussen EU-lidstaten, EU-instellingen en financiële instellingen zal plaatsvinden en verbeterd zal worden gezien het feit dat het merendeel van de financiering zal verlopen via Europese en nationale ontwikkelingsbanken die werken met internationale aanbestedingsprocedures?

65. Antwoord van het kabinet:

Bij investeringen van de Europese en nationale ontwikkelingsbanken wordt zoveel mogelijk naar aansluiting gezocht tussen de lokale behoeften (vraaggestuurde benadering) en EU-externe doelstellingen, waaronder zoals vormgegeven in de programmering van het EU-externe financieringsinstrument NDICI (Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument). De Strategische Board van het Europese Fonds voor Duurzame Ontwikkeling + (EFSD+) speelt hierbij een belangrijke rol. De doelstelling is dat ook de inzet van ontwikkelingsbanken een bijdrage zal leven aan Team Europe Initiatieven.

Met de Global Gateway strategie beoogt de Europese Unie connectiviteitsinvesteringen te kanaliseren, inzichtelijker en zichtbaarder te maken om versnippering tegen te gaan en coherentie te bevorderen. Een onderdeel van de Global Gateway is de oprichting van een Global Gateway Board waarin strategische sturing zal worden gegeven. Daarnaast zal een Raadswerkgroep zich buigen over de verdere vormgeving en implementatie van de Global Gateway. De discussie hierover loopt nog in Brussel.

Kan de Minister uiteenzetten waarom er gekeken wordt naar de kansen van Nederlandse bedrijven bij de uitvoering van projecten onder de Global Gateway-strategie en hoe hierbij tegelijkertijd oog gehouden wordt voor zelfbeschikking van Afrikaanse landen over hun eigen infrastructuur?

66. Antwoord van het kabinet:

De Europese en nationale investerings- en ontwikkelingsbanken spelen een belangrijke rol bij de implementatie van de Global Gateway strategie. Deze banken hebben aanbestedingsprocedures, waar naast de prijs, ook wordt gekeken naar kwaliteit en duurzaamheidselementen. Lenende partijen, overheden of private bedrijven, blijven echter beslissen over de gunning van de aanbesteding. Hierdoor komt de zelfbeschikking van Afrikaanse landen over hun eigen infrastructuur niet in het gedrang. Daarnaast komen investeringen in nauwe afstemming met de partnerlanden tot stand en beogen aan te sluiten bij de lokale behoeften. Het kabinet kijkt hierbij inderdaad naar kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven, mede vanwege de hoogwaardige expertise op het gebied van connectiviteit die in Nederland voorhanden is.

Kan de Minister uitweiden over het leningensysteem onder het Global Gateway-initiatief en welke garanties kunnen worden gegeven om ervoor te zorgen dat er geen afhankelijkheidsrelatie wordt gecreëerd door leningen?

67. Antwoord van het kabinet:

Bij de financiering van de Global Gateway strategie spelen de Europese, nationale en multilaterale ontwikkelingsbanken een cruciale rol; met hun leningen kunnen zij private sector financiering mobiliseren en infrastructuurprojecten financieren. De Europese Commissie stimuleert hoog risico /hoog impact projecten via het Europese Fonds voor Duurzame Ontwikkeling + (EFSD+); hiermee kunnen deze ontwikkelingsbanken een garantie ontvangen waarmee eventuele eerste verliezen worden afgedekt. Binnen het EFSD+ en de ontwikkelingsbanken betrokken bij de Global Gateway speelt het waarborgen van hoge standaarden een belangrijke rol. Hierbij kan gedacht worden aan standaarden op mens en milieu maar ook op schuldhoudbaarheid en financieel rendabele investeringen om zo afhankelijkheid te voorkomen.

Lunchbijeenkomst duurzame voedselsystemen en voedselzekerheid

De leden van de SP-fractie constateren ten slotte dat er een presentatie zal worden gegeven over duurzame voedselsystemen en voedselzekerheid. De voedselzekerheid staat volgens de Europese Commissie met name onder druk vanwege de toenemende impact van klimaatverandering met extreem weer en de aantasting van het milieu. Volgens de leden van de SP-fractie spelen ook de huidige coronacrisis en het de toename van het aantal mensen in extreme armoede een grote rol. Kan de Minister aangeven of ook een discussie in de Raad is voorzien op dit onderwerp? Zo ja, wat wordt de inzet? Is de Minister het eens met de inzet en de focus van de Europese Commissie op dit onderwerp?

68. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de Raad zijn de huidige coronacrisis en de toename van het aantal mensen in extreme armoede geen agendapunt. Rapportages van de VN over voedselzekerheid17 in de wereld laten zien dat de honger de laatste jaren toeneemt, vooral als gevolg van armoede, klimaatverandering en conflicten, en recent COVID-19. De Europese Commissie heeft zich, net als Nederland, gecommitteerd aan SDG 2 en Nederland onderschrijft de inzet en focus van de Europese Commissie in dit verband op voeding en duurzame landbouwproductiesystemen.

De Minister geeft aan ten tijde van schrijven nog geen zicht te hebben op de precieze inhoud van de lunchbijeenkomst over duurzame voedselsystemen en voedselzekerheid, zo constateren de leden van de Volt-fractie. Hierbij wordt normaliter op dit dossier ook het voortouw genomen door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, alsook gefocust op het Europees mechanisme voor paraatheid en respons bij voedselzekerheidscrisis. In dat kader speelt de «Van boer tot bord»-strategie een grote rol. Daarbij worden ook gemeenschappelijke definities en algemene beginselen en vereisten voor duurzame voedselsystemen en voedingsmiddelen vastgesteld. In het kader van ontwikkelingssamenwerking heeft de EU tot nu toe echter nog weinig uitlatingen gedaan over de twee voorliggende thema’s. Kan de Minister een verwachting uitspreken waarom deze thema’s bij de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking worden besproken? In welke context zullen deze thema’s naar verwachting worden besproken?

69. Antwoord van het kabinet:

De agenda’s van de komende Raden Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking staan nog niet vast.

Kan de Minister uitweiden over het effect van de «Van boer tot bord»-strategie en het streven naar strategische autonomie binnen de voedselketen op handelsrelaties en ontwikkelingsdoelstellingen in Afrika?

70. Antwoord van het kabinet:

Het effect van de Farm to Fork Strategy op Afrika is op voorhand moeilijk te bepalen. Oorzaak-gevolg relaties in voedselsystemen zijn complex en context-specifiek en attributie van toekomstige veranderingen aan (nog te implementeren) Europees beleid is met grote onzekerheid omgeven. Bovendien zijn responsmechanismen nog grotendeels onbekend. Sommige studies wijzen in dit verband wel op een afname van de Europese landbouwproductie, een afname van de export en een toename van de import, met mogelijk negatieve effecten op voedselzekerheid in Afrika.18

Kan de Minister een reflectie geven op de door het Franse voorzitterschap voorgestelde spiegelmaatregelen in handel op het gebied van landbouwproducten, waaronder voedingsmiddelen en de mogelijke effecten daarvan voor Afrikaanse economieën? Hoe verhouden zich deze maatregelen tot ondersteuning voor herstel na de COVID-crisis in Afrika?

71. Antwoord van het kabinet:

Het Franse voorzitterschap heeft bij de Landbouw- en Visserijraad op 21 februari jl. een eerste gedachtewisseling gehouden over het versterken van de samenhang tussen de Green Deal, het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) en het handelsbeleid. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal uw Kamer het verslag van deze Landbouw- en Visserijraad toezenden. Het standpunt van het kabinet ten aanzien van zogenaamde «spiegelmaatregelen», zoals opgenomen in de geannoteerde agenda voor de Raad van 21 februari jl., is dat gekeken moet worden wat er binnen het multilaterale kader van de WTO mogelijk is en kan bijdragen aan het behalen van de doelstellingen van de Green Deal en de transitie naar duurzame voedselsystemen en hoe we tegelijkertijd protectionisme voorkomen. De gedachtewisseling in de Raad is te plaatsen in het bredere kader van het onderzoek dat de Europese Commissie verricht naar de rationale en juridische haalbaarheid (waaronder de conformiteit met de regels van de World Trade Organisation) van het toepassen van EU gezondheids- en milieu productiestandaarden (inclusief standaarden voor dierenwelzijn, processen en productiemethoden) op geïmporteerde producten. Het Franse voorzitterschap zal een samenvatting van de gedachtewisseling in de Landbouw- en Visserijraad aan de Commissie sturen, zodat deze mee kan worden genomen bij de voorbereiding van het onderzoeksrapport van de Commissie. Het eindrapport zal naar verwachting in juni verschijnen. Op dit moment worden er geen specifieke maatregelen door de Commissie voorgesteld, en kunnen er dus ook geen effecten op landen worden onderzocht.

Zoals aangegeven in het Commissiedebat van 16 februari jl. over de handels- en ontwikkelingssamenwerking met Afrika19, behoren het bijdragen aan het versterken van voedselzekerheid en het vergroenen van de landbouw in Afrika tot de prioriteiten van dit kabinet. Hiertoe behoort ook het opbouwen van expertise in Afrikaanse landen bij het verbeteren van standaarden ten aanzien van landbouwproducten als onderdeel van het bevorderen van de handel binnen Afrika en tussen Afrika en Europa.

Ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking zien de leden van de SP-fractie ook de resultaten van de EU-AU Top als een belangrijk onderwerp. Hierin zijn in de slotverklaring teksten van de Afrikaanse Unie ten aanzien van «dwanglicenties», of het verplicht delen van de intellectuele eigendomsrechten voor de COVID-19 vaccins, geschrapt. Hoe is het mogelijk dat een van de belangrijkste onderhandelpunten, met vooral hulp voor Afrika, is geschrapt? Vindt de Minister dit solidair van de Europese Unie? Wat was de rol van Nederland in het schrappen van deze passage?

72. Antwoord van het kabinet:

Dit is niet het geval. De EU zet in haar voorstel in de TRIPS-raad juist in op het verder verbeteren van de mogelijkheden voor het inzetten van dwanglicenties.20 Uw Kamer is over de inhoud van het voorstel van de EU eerder geïnformeerd.21 In de slotverklaring is door de EU en de AU ook onderstreept dat een bijdrage van de World Trade Organsiation (WTO) aan de bestrijding van de pandemie en aan het herstel van de wereldeconomie belangrijk is. Door de EU is ook toegezegd zich constructief te zullen inzetten voor een akkoord over een alomvattende WTO-respons op de pandemie, die zowel handelsgerelateerde als intellectuele-eigendomsgerelateerde aspecten omvat.22

De leden van de Volt-fractie hebben een aantal vragen over de post-COVID-19 recovery. Dit wordt op de website van het Franse voorzitterschap aangeduid als één van de agendapunten voor de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking. Hier wordt echter niet op ingegaan in de geannoteerde agenda. In het kader van de EU-Afrika top zijn er echter verschillende ontwikkelingen geweest, zowel op het gebied van autonomie van gezondheidszorg als de economische ontwikkeling die hun neerslag hebben op ontwikkelingssamenwerking in het kader van de post COVID-19 recovery.

Op EU-Afrika top werd er eindelijk een compromis bereikt om samen te werken aan een overeenkomst rondom het vrijgeven van patenten in de 12e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in juni. Daarnaast verwelkomen de leden van de Volt-fractie de overeenkomst om ten minste zes Afrikaanse landen als mRNA vaccine «hubs» te ontwikkelen om productiecapaciteit te vergroten in Afrika en ervoor te zorgen dat in 2024 ten minste 60% van de vaccines die uitgedeeld worden in Afrika ook daadwerkelijk geproduceerd worden in Afrika. Waarom was een compromis tot samenwerking op vaccinatie-patenten op de EU-Afrika top wel mogelijk, terwijl een aantal Europese lidstaten tot nu toe afwijzend zijn geweest in het steunen van een compromis met betrekking tot een TRIPS-waiver? Wat zijn volgens de Minister de grootste hindernissen die genomen moeten worden om in juni tot een compromis te komen?

73. Antwoord van het kabinet:

Tijdens deze Raad staat het agendapunt post-COVID-19 recovery niet op de agenda. De Raad zal spreken over versterkte EU-samenwerking op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Deze versterkte samenwerking geschiedt uiteraard in de huidige geopolitieke context en in een tijd waarin COVID-19 herstel een belangrijk onderwerp is.

De WHO heeft recent de Global mRNA technology transfer hub opgezet. Doel is om fabrikanten in lage- en middeninkomenslanden te ondersteunen bij de productie van hun eigen vaccins, door ervoor te zorgen dat zij beschikken over alle noodzakelijke operationele procedures en knowhow om mRNA-vaccins op schaal en volgens internationale normen te produceren. Om het delen van kennis en technologie tussen farmaceuten en producenten te bevorderen, organiseert Nederland (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) met de WHO later dit jaar het eerstvolgende World Local Production Forum. De gepresenteerde samenwerking tijdens de EU-AU top vindt plaats binnen dit kader. Tijdens deze top tussen de Europese en de Afrikaanse Unie zijn op 18 februari jl. de eerste zes landen bekend gemaakt die technologie zullen ontvangen. Dit betreft Egypte, Kenia, Nigeria, Senegal, Zuid-Afrika en Tunesië. De ontvangende bedrijven zijn niet bekend gemaakt. Dit staat los van de besprekingen in de TRIPS-raad, maar, het dient hetzelfde doel: bijdragen aan de wereldwijde bestrijding van Covid-19. Ten aanzien van de besprekingen in de TRIPS-raad verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 74.

Welke stappen zullen in Raadsverband worden gezet om tot een gezamenlijke EU-positie te komen teneinde een overeenkomst te bereiken in de WTO op het gebied van handel en intellectueel eigendom? Welke concrete stappen zal Nederland daar in zetten in Raadsverband, formeel of informeel?

74. Antwoord van het kabinet:

De stand van zaken ten aanzien van de besprekingen in de TRIPS-raad is toegelicht in de beantwoording van het Schriftelijk Overleg Raad Buitenlandse Zaken Handel.23

Hierin is aangegeven dat het kabinet zich in lijn met de motie Piri c.s.24 blijft inzetten voor een constructieve, proactieve opstelling van de EU in de discussie over intellectueel eigendom. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen te melden over het krachtenveld in de Raad ten aanzien van een mogelijke TRIPS-waiver ten opzichte van de situatie zoals uiteengezet in de Kamerbrief Intellectueel eigendom en COVID-19 in de World Trade Organisation (WTO).25 Binnen de Raad is geen steun voor een waiver zoals voorgesteld door India en Zuid-Afrika. Ten aanzien van discussies in WTO-verband, waaronder in de TRIPS-Raad, is geen noemenswaardige voortgang te melden ondanks intensieve informele contacten tussen de belangrijkste WTO leden. Om deze reden is ook geen tijdspad te schetsen over de mogelijke afronding van deze onderhandelingen.

Waarom heeft Nederland zich niet aangesloten bij het initiatief van Frankrijk, Duitsland en België om geld te doneren voor het verbeteren van de productiecapaciteit van vaccins in Afrika?

Hoe verhoudt zich dit tot het Nederlandse Afrikabeleid met betrekking tot ontwikkeling en de uitspraken van de Minister dat Nederland Afrika moet helpen om zelfvoorzienend te worden?

75. Antwoord van het kabinet:

Nederland heeft in de internationale COVID-19 respons ingezet op een eerlijke verdeling van vaccins, country readiness en versterking van gezondheidssystemen. Verhoging van vaccinproductiecapaciteit heeft vooral structurele meerwaarde, maar minder direct effect voor de bestrijding van de huidige pandemie. Nederland steunt het Team Europe Initiative voor lokale productie wel en organiseert in samenwerking met de WHO het aankomende World Local Production Forum om uitwisseling van kennis en technologie tussen farmaceuten en producenten te stimuleren. Ook onderzoeken we of Nederlandse bedrijven bij kunnen dragen aan de opbouw van lokale productiecapaciteit in Afrika en hoe we ze daarbij kunnen ondersteunen.

Zal Nederland alsnog een donatie maken hiervoor? Hoe rijmt Nederland dit met het respectievelijke verminderen van de Nederlandse bijdrage aan GAVI en COVAX?

76. Antwoord van het kabinet:

Lokale en regionale productiecapaciteit is cruciaal voor veerkrachtige gezondheidssystemen en het is goed dat daar internationaal meer aandacht voor komt. De Nederlandse inzet op het versterken van gezondheidssystemen blijft onverminderd. We zetten in op waar we als Nederland meerwaarde hebben: het beschikbaar maken van essentiële basiszorg inclusief seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten en -producten.

Nederland heeft sinds de start van de pandemie 93 miljoen bijgedragen aan COVAX voor de aanschaf van vaccins en 50 mln. voor de ontwikkeling van Covid-19 vaccins via de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI). In de BHOS-begroting voor 2022 is hiervoor 20 miljoen opgenomen. Daarnaast steunt Nederland GAVI voor de reguliere vaccinatiecampagnes. Hiervoor is voor de periode 2021–2026 200 miljoen EUR gereserveerd.

Verder werd in de politieke declaratie aan het einde van de EU-Afrika top beloofd dat de EU zal investeren in het economisch herstel van de Afrikaanse economie post-COVID met onder andere een Africa-Europe investment package van € 150 miljard. De leden van de Volt-fractie vinden dit een positieve ontwikkeling, zeker nu voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen en Raadspresident Charles Michel de nadruk legden op investeringen in groene waterstof, connectiviteit, duurzame agricultuur, gezondheidszorg en onderwijs. NRC noemt de herkomst van de 150 miljard echter «een voorbeeld van optimistisch Brussels rekenwerk». Zo stelt het NRC dat «in de EU-begroting is 37 miljard euro opgenomen voor ontwikkelingsprojecten. De lidstaten, schat de Commissie, leggen in zeven jaar gezamenlijk ook nog eens 20 miljard op tafel. Daarnaast is er bijna 60 miljard beschikbaar als garantiestelling voor leningen».26 Kan de Minister reageren en reflecteren op dit bericht?

77. Antwoord van het kabinet:

In het investeringspakket staat dat de financiële bijdragen van de EU en EU-lidstaten de komende 7 jaar ongeveer EUR 150 miljard bedragen.27 Dit betreft een schatting. Dit is berekend op basis van wat de EU en lidstaten de afgelopen jaren hebben geïnvesteerd in verschillende sectoren in Afrika. Voor deze berekening zijn gegevens van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling-Development Assistance Committee (OESO-DAC) over officiële ontwikkelingshulp (ODA) gebruikt. Ook is rekening gehouden met de verwachte investeringen vanuit de Europese en nationale ontwikkelingsbanken die, mede met garanties vanuit het Europees Fonds voor Duurzame Ontwikkeling+ (EFSD+), private sector financiering mobiliseren.

Is er daadwerkelijk sprake van een extra impuls ter ondersteuning van het herstel van de Afrikaanse economieën of louter van een herverdeling van al bestaande potjes? In het geval van het laatste, kan de Minister aangeven waar deze fondsen in eerste instantie voor gebruikt zouden worden?

78. Antwoord van het kabinet:

Zoals benoemd in de beantwoording op vraag 77 betreft de EUR 150 miljard een schatting van toekomstige uitgaven. Dit betreffen deels uitgaven uit bestaande financieringsinstrumenten, bijvoorbeeld het EU-externe financieringsinstrument NDICI. De extra impuls zit hem met name in investeringen door de private sector. Middels ontwikkelingsrelevante financieringen kan de private sector een impuls geven aan onder meer werkgelegenheid, economische integratie en innovatie.


X Noot
1

Om bij te dragen tot het tegenhouden en terugdraaien van biodiversiteitsverlies, is de ambitie dat in 2024 7,5% en in 2026 en 2027 10% van de jaarlijkse uitgaven onder het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de Europese Unie wordt besteed aan biodiversiteitsdoelstellingen.

X Noot
2

Kamerstuk 26 407, nr. 138

X Noot
6

Zie voor het persbericht: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/fs_22_1119. NB deze projecten zijn nog in een voorbereidende fase en nog niet goedgekeurd door de lidstaten.

X Noot
9

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2470

X Noot
10

Raadsconclusies Europese financiële architectuur voor ontwikkeling: https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9462–2021-REV-1/en/pdf

X Noot
11

Zie hiervoor bijvoorbeeld het EU-Afrika Global Gateway Investeringspakket – Strategische Corridors: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/fs_22_1119

X Noot
13

Zie hier de afsluitende speech van President Von der Leyen met links naar de gepubliceerde investeringspakketten: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/speech_22_1143

X Noot
19

Kamerstuk 34 952, nr. 152

X Noot
21

Zie o.m Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 3647.

X Noot
23

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2470

X Noot
24

Kamerstuk 35 663, nr. 21.

X Noot
25

Kamerstuk 25 074, nr. 197

X Noot
26

NRC Handelsblad, 18 februari 2022, «Top moet EU en Afrika beter aaneen klinken».

Naar boven