26 407 Biodiversiteit

Nr. 138 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2021

Bij deze reageer ik, mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Nederlandse inzet voor de VN-top over biodiversiteit en de stand van zaken van het proces.

Tijdens de vorige conferentie van partijen (COP-14) van het Biodiversiteitsverdrag (CBD), in Sharm El Sheikh, zijn afspraken gemaakt over het proces om tot nieuwe wereldwijde afspraken te komen om de biodiversiteitscrisis te keren. Sindsdien zijn de ogen gericht op COP-15 van het Biodiversiteitsverdrag waar een nieuw strategisch plan, het zogenoemde Global Biodiversity Framework (GBF), moet worden overeengekomen voor de periode tot 2030. Het GBF volgt op het voorgaande strategisch plan voor de periode 2011–2020 (met de zogenaamde Aichi doelen) en geeft uitvoering aan de CBD-visie om in 2050 in harmonie met de natuur te leven. Dit nieuwe strategisch raamwerk komt, naar analogie van zijn voorgangers, tot stand middels een besluit daartoe van de COP en behoeft, anders dan bijvoorbeeld de Overeenkomst van Parijs, geen ratificatie; noch kent het een soortgelijk bindende karakter. In aanloop naar CBD COP-15 is een Open Ended Working Group (OEWG) ingesteld waarin landen het concept raamwerk1 bespreken. Samenvattend bestaat het beoogde GBF op dit moment uit vier hoofddoelen voor 2050 gericht op het behoud van biodiversiteit, het duurzaam gebruik van ecosysteemdiensten, de eerlijke verdeling van baten uit het gebruik van genetische bronnen en het beschikbaar stellen van financiële en andere instrumenten voor implementatie. Voor 2030 zijn tussendoelen geformuleerd met bijbehorende acties, waardoor het mogelijk wordt beter te sturen op de implementatie. De doelstellingen voor 2050 en tussendoelen voor 2030 kunnen, vanwege de aard van het GBF, niet bindend geformuleerd zijn, maar Partijen verbinden zich wel aan de doelstellingen via eerder genoemd besluit van de COP. De inzet is dat iedere Partij zich in zijn National Biodiversity Strategy and Action Plan (NBSAP), committeert aan, van het GBF afgeleide, nationale doelstellingen. De aggregatie van deze nationale doelen moet zorgdragen voor het realiseren van de globale doelstellingen, tezamen met afspraken over versterkte implementatie (zie ook hieronder). Een monitoringraamwerk zal ertoe dienen de implementatie van de doelen te kunnen volgen.

De kabinetsinzet is onveranderd ambitieus, conform de motie van de leden Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1617). De inzet is met name gericht op de volgende onderdelen.

Allereerst vindt Nederland het van belang dat zoveel mogelijk partijen bij een nieuw strategisch raamwerk worden betrokken. Het doel hiervan is het verbeteren van de uitvoering ten opzichte van het huidige raamwerk. Niet alleen landen die zijn aangesloten bij het verdrag, maar ook maatschappelijke partners en bedrijven kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.

Ten tweede hecht Nederland eraan dat er voldoende financiële middelen voor biodiversiteit beschikbaar komen uit alle bronnen en kanalen. Daarbij zet Nederland zich met name in voor het mobiliseren van financiële stromen vanuit de private financiële sector.

Ten derde zet Nederland in op een versterkt systeem van monitoring, rapportage en verantwoording, met bindende rapportagevereisten, evenals een mechanisme voor tussentijdse ophoging van de inzet en ambitie («ratcheting up»). De implementatie van het verdrag wordt hiermee versterkt en beter verzekerd. Ook kan op die manier tijdig worden bijgestuurd, mochten de gestelde doelstellingen niet binnen bereik komen. Nederland blijft zich op deze wijze internationaal inzetten voor de motie van de leden Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1617).

Ten vierde vindt Nederland het belangrijk dat landen worden ondersteund bij het opstellen van nationale actieplannen (NBSAPs), die moeten worden gekoppeld aan nationale biodiversiteit financieringsplannen (NBFPs).

De inzet voor CBD COP-15 wordt in EU verband bepaald en is in belangrijke mate gestoeld op de Europese Biodiversiteit Strategie. Bijstellingen en aanvullingen vinden plaats in de Milieuraad en worden met uw Kamer gedeeld. Ik heb uw Kamer in dit kader eerder gemeld dat ik in Nederland wil inzetten op een sterkere doorwerking van internationale en Europese doelstellingen in ons nationale beleid. Ten slotte zet het kabinet zich ook via andere fora, zoals bij de opvolging van de Voedseltop (UNFSS) en bij de Klimaattop in Glasgow (UNFCCC COP26), in voor het tegengaan van biodiversiteitsverlies. Tijdens de Klimaattop committeerde Nederland zich onder andere opnieuw aan het doel om uiterlijk in 2030 alle mondiale ontbossing te stoppen.

Het eerste deel van CBD COP-15, dat in oktober plaatsvond, bestond mede uit een «High Level»-gedeelte waar ik een bijdrage heb geleverd aan de discussie over de financiering voor biodiversiteit in het strategisch raamwerk. Tijdens het eerste deel van COP-15 vonden geen onderhandelingen plaats over het GBF, wel zijn er besluiten genomen over het budget voor het secretariaat en het voortzetten van COP-15 op een later tijdstip. De onderhandelingen over het GBF en aanverwante onderwerpen, zoals financiering en monitoring vinden plaats tijdens het tweede gedeelte van COP-15.

Het tweede deel van COP-15 staat vooralsnog gepland voor 25 april – 8 mei 2022 in Kunming. Als voorbereiding hebben tot op heden twee OEWG’s en het eerste deel van de derde OEWG plaatsgevonden. Tijdens dit eerste deel van de derde OEWG, dat virtueel plaatsvond, zijn door de Partijen van het verdrag waaronder de EU tekstuele voorstellen gedaan. In het tweede deel van de derde OEWG wordt onderhandeld over de verschillende tekstvoorstellen, waarbij het concept raamwerk het uitgangspunt vormt. Het tweede deel van de derde OEWG, dat fysiek plaats dient te vinden, stond gepland voor januari 2022, maar is vanwege de geldende reisbeperkingen uitgesteld tot een later moment in de eerste helft van 2022. De bijeenkomsten van de hulporganen van de CBD, gericht op wetenschap (SBSTTA) en implementatie (SBI) die ook in januari plaats zouden vinden zijn eveneens uitgesteld. Het is waarschijnlijk dat ook het tweede deel van COP-15 zal worden uitgesteld en plaats zal vinden in de tweede helft van 2022.

Het kabinet hecht veel belang aan de bijdrage van stakeholders, waaronder maatschappelijke organisaties en bedrijven, in aanloop naar COP-15. Dit heeft onder meer geleid tot een Nationale Actie Agenda, opgesteld door IUCN-NL, Deltaplan Biodiversiteitsherstel en MVO Nederland, die ik afgelopen september in ontvangst nam. Daarnaast heb ik, in samenwerking met IUCN-NL en MVO Nederland, recent een online stakeholderconsultatie georganiseerd voor relevante maatschappelijke organisaties en bedrijven met het oog op het versterken van de inzet voor COP-15. Ik ben voornemens deze online consultatie begin 2022 een vervolg te geven en daarbij een nog bredere groep stakeholders te betrekken. In het kader van de onderhandelingen binnen het Biodiversiteitsverdrag over digitale genetische informatie (DSI) is daarnaast een klankbordgroep voor bedrijven opgezet en hebben verschillende stakeholderconsultaties plaatsgevonden.

Ten slotte licht ik, conform het verzoek van uw Kamer, de verantwoordelijkheidsverdeling binnen het kabinet toe.

Ik ben verantwoordelijk voor het in nationaal, EU- en mondiaal verband beschermen en versterken, alsmede duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit. Onder mijn internationale verantwoordelijkheid valt onder meer de coördinatie van de inzet inzake het Biodiversiteitsverdrag (CBD) en andere relevante verdragen zoals met betrekking tot handel in soorten (CITES) en grensoverschrijdende soortenbescherming (CMS) en bescherming biodiversiteit in de Caribische regio (Cartagenaverdrag).

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) is coördinerend Minister voor het internationaal klimaat- en milieubeleid. Verder ziet de verantwoordelijkheid van de Minister voor BHOS ten aanzien van biodiversiteit toe op financiering in het kader van de ontwikkelingssamenwerking en «mainstreaming» van biodiversiteit in het beleid ten aanzien van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, evenals inzet met betrekking tot internationale financiële instellingen (IFI’s) en internationale fondsen zoals het Global Environment Facility (GEF). Via de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), zoals SDG14 (leven in het water) en SDG15 (leven op land) maakt biodiversiteit uiteraard ook integraal deel uit van het overheidsbeleid.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven