34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland

Nr. 152 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 2 maart 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 16 februari 2022 overleg gevoerd met mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 14 juli 2021 inzake voortgangsrapportage handelsbevordering Afrika (Kamerstuk 34 952, nr. 141);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 20 september 2021 inzake kabinetsreactie op het rapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over sociale bescherming in Afrika (Kamerstuk 29 237, nr. 176).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Wuite

De griffier van de commissie, Meijers

Voorzitter: Wuite

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Eppink, Hammelburg, Kerseboom, Klink, Koekkoek en Wuite,

en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 10.02 uur.

De voorzitter:

Ik open graag de vergadering en wens u allen, de leden van de vaste Kamercommissie, natuurlijk vooral in eerste instantie een goede morgen. Een speciaal welkom voor de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Schreinemacher. Welkom. Het is ook een beetje een thuiswedstrijd, zoals uw politiek adviseur natuurlijk ook aangaf. B67 is natuurlijk bekend terrein voor Buitenlandse Zaken. Een speciaal welkom. Dit is het eerste commissiedebat. Het gaat vandaag over de speciale verhoudingen en de handelsbetrekkingen met Afrika. Dat is het thema voor vandaag. Ik dank de griffier en haar team voor de voorbereidende notitie en de andere voorbereidingen die zijn getroffen.

Het debat is ingepland tot 12.30 uur. We zijn met een klein aantal leden, dus wat dat betreft zou ik willen voorstellen dat we ongeveer vijf minuten als maximale spreektijd hanteren en dat we in eerste instantie niet gelijk gaan beginnen met het maximeren van de interrupties. Laten we kijken hoe het gaat. Ik wil natuurlijk altijd wel aanmoedigen om bondig te zijn met de vraagstelling naar de Minister toe. Het is ook voor mij natuurlijk de eerste keer, dus ik zal af en toe misschien wel m'n handen in de lucht steken en «mea culpa» zeggen. Ik hoop dus op uw begrip. Natuurlijk probeer ik er alles aan te doen om het debat zo goed en zo mooi mogelijk te laten verlopen. Dat is uiteindelijk mijn taak.

Daarmee geef ik graag het woord aan de eerste spreker, mevrouw Kerseboom van Forum voor Democratie. Gaat uw gang.

Mevrouw Kerseboom (FVD):

Ja, dank u wel, voorzitter. Tussen april 2020 en april 2021 zijn er in Zuid-Afrika 359 aanvallen op boerderijen geweest. In het Afrikaans worden ze «plaasaanvalle» genoemd. Het is een vorm van criminaliteit die in plattelandsgemeenschappen plaatsvindt en die zich kan manifesteren als moord, poging tot moord, aanval, overval en verkrachting. Dat is gemiddeld dus bijna één aanval per dag. In diezelfde periode zijn er 59 boeren vermoord tijdens deze aanvallen. Dat is gemiddeld meer dan één moord op een boer per week. Volgens de cijfers van de Zuid-Afrikaanse politie zijn er over de laatste twintig jaar gemiddeld 1,9 aanvallen per dag geweest en gemiddeld 1,8 moorden op boerderijen per week. Tijdens deze aanvallen worden deze boeren en hun families vaak aan de meest gruwelijke martelingen en geweld blootgesteld die te luguber zijn om hier te beschrijven.

Voorzitter. Een boer zijn in Zuid-Afrika is een van de meest gevaarlijke banen ter wereld. Het moordcijfer voor commerciële boeren alleen in Zuid-Afrika stond tussen de 79,6 en 92,9 op 100.000 in 2016 en 2017. Dat is ongelofelijk hoog en bijna het dubbele van het aantal moorden op politieagenten in Zuid-Afrika, terwijl je mag verwachten dat het werk van een politieagent gevaarlijker is dan dat van een boer. Wat de boeren in Zuid-Afrika overkomt, is geen gewone criminaliteit. De aanvallen onderscheiden zich op vier heel belangrijke punten: de buitengewone frequentie van de aanvallen, de ongekende wreedheid van de aanvallen, de economische impact van de aanvallen en de unieke omstandigheden waarin boeren leven, bijvoorbeeld hoe geïsoleerd ze wonen, ver weg van buren en politiebureaus. Daarom wil ik dit vandaag specifiek benoemen, want de aanvallen en moorden op boeren in Zuid-Afrika zijn niet alleen een tragedie voor de nabestaanden en overlevenden, maar ze zijn ook een tragedie voor het land. Het zal zeker ook impact hebben op de handelsrelatie tussen Nederland en Zuid-Afrika, en op de ongeveer 10.000 Nederlandse burgers in Zuid-Afrika. Gepaard met de dreiging van landonteigening zonder compensatie, gepusht door de Zuid-Afrikaanse overheid, is het een enorme bedreiging voor voedselveiligheid en de stabiliteit van Zuid-Afrika. Je hoeft alleen maar naar Zimbabwe te kijken om te zien wat het verlies van boeren door moord, onteigening en emigratie met een land kan doen.

Voorzitter. Zuid-Afrika is de op een na belangrijkste partner voor import naar Nederland op het Afrikaanse continent, met landbouwproducten in de top drie importproducten. Ook voor export is Zuid-Afrika de tweede bestemming in Afrika. Denk aan de export van chemicaliën en machines voor onder andere de landbouwsector. De bedreigingen voor de landbouwsector in Zuid-Afrika hebben dus ook effect op deze handelsrelatie. De landbouw speelt een belangrijke rol in de economie van Zuid-Afrika. Boeren zijn niet alleen een specifieke gemeenschap, maar het is ook een gemeenschap van werkgevers en voedselproducenten. Gehele gemeenschappen in Zuid-Afrika zijn afhankelijk van goed functionerende landbouwbedrijven vlakblij of in hun dorp. Boerderijen zorgen ook voor huisvesting en koopkracht op het platteland. De afname van het aantal boeren en het verdwijnen van hun kennis en ervaring komt uiteindelijk met een enorme prijs: het verlies van voedselzekerheid en het voortbestaan van het platteland.

Voorzitter, ter afronding dan. Tussen 1990 en heden zijn er bij conservatieve berekeningen ongeveer 3.000 mensen vermoord tijdens plaasaanvalle op boerderijen. Nederland heeft een lange en verweven geschiedenis met Zuid-Afrika, die begon toen Jan van Riebeeck in 1652 in de Kaap arriveerde om de eerste Nederlandse handelspost te stichten. Er is nu nog steeds een bevolking aanwezig die een taal met ons deelt, die een geschiedenis met ons deelt. We hebben met deze nauwe banden ook een gedeelde verantwoordelijkheid voor de toekomst. Ik zou daarom aan de Minister willen vragen of het kabinet bereid is een voorwaarde te stellen in handelsovereenkomsten met Zuid-Afrika dat het eigendomsrecht in Zuid-Afrika altijd beschermd zal worden, zoals ook de Amerikanen hebben vastgelegd in the African Growth and Opportunity Act. Ik zou ook aan de Minister willen vragen of zij bereid is om haar zorgen uit te spreken over de situatie in Zuid-Afrika. Aanvullend hieraan wil ik de Minister vragen of zij open zou staan voor het organiseren van een fact finding mission naar Zuid-Afrika, zodat de Kamer onafhankelijk kan vaststellen wat de impact van de martelingen, moorden en aanvallen op boerderijen is en hierover een rapport kan opstellen.

Tot zover mijn eerste termijn, voorzitter.

De voorzitter:

Dank hiervoor. Dan gaan we door naar de tweede spreker, de heer Klink van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Klink (VVD):

Dank u, voorzitter, en voor de eerste keer in deze commissie: welkom aan u en ook aan de Minister. Fijn dat we als commissieleden niet zelf meer voor hoeven te zitten. Maar ik zal daar niet te veel over zeggen, want anders raak ik mijn spreektijd kwijt.

Voorzitter. De VVD zet graag in op handel met Afrika. Het is een continent met veel potentie. Een gebundelde publiek-private inzet kan meer voeten aan de grond krijgen op markten buiten de Europese Unie en bovendien de groeiende Chinese invloed op het continent tegengaan. Het biedt ook kansen om een ingang te zoeken om te praten over moeilijke onderwerpen, zoals de terugkeer van afgewezen asielzoekers.

Op het gebied van handel is de Afrikastudie van VNO-NCW heel concreet. Het is nu zaak om de uitvoering ook plaats te laten vinden. Invest International kan, of eigenlijk moet, hier een goede rol in vervullen. Voor Nederland handelsland is het van belang om de partnerschappen met de top drie, Zuid-Afrika, Nigeria en Egypte, en de next five, Ivoorkust, Kenia, Algerije, Ethiopië en Marokko, te intensiveren, door bijvoorbeeld in die landen een Dutch desk op te tuigen. Men heeft de ambitie uitgesproken om de Nederlandse handel en investeringen in Afrika voor 2030 te verdubbelen. Daar moeten we dan ook echt werk van maken. Een vraag aan de Minister hierover: hoe gaat de Minister hier werk van maken? Hoe gaat de Minister Invest International in Afrika meer bevorderen? Gaat de Minister in de genoemde landen een Dutch desk optuigen?

Voorzitter. Landen als China, India en de Verenigde Staten zijn de belangrijkste handelspartners van Afrika, terwijl Europa nog steeds de grootste ontwikkelingspartner van Afrika is. De EU, en ook Nederland, richt zich te weinig op de economische ontwikkeling. Zo staat in de begroting voor 2022, op pagina 26, dat we 20 miljoen uitgeven aan cash transfers. Dit is een duurzaam programma om periodiek een uitkering aan mensen in Afrika te geven. Aan de Minister de vraag hoe zij hiertegen aankijkt. Is het niet mogelijk om de komende jaren een deel van dit geld doelmatiger te gebruiken op onderwerpen waar Nederland echt het verschil kan maken, zoals de bevordering van duurzame ontwikkeling rondom water en landbouw?

Voorzitter. De uitfasering van ondersteuning door de overheid van fossiele investeringen in het buitenland is actueel. In november is mijn motie aangenomen om uiterlijk in het tweede kwartaal van dit jaar een heldere afbakening, tijdpad en een stevig pakket voor behoud van kennis en banen gereed te hebben, zodat het internationaal opererende bedrijfsleven de transitie van fossiel naar niet-fossiel goed kan meemaken. Een vraag aan de Minister hierover: hoe staat het met het proces? Is het bedrijfsleven goed aangehaakt? Hoe krijgen de kansen van het Afrikaanse continent voor het Nederlandse bedrijfsleven vorm? Hoe gaat de Minister zich ervoor inzetten dat het Nederlandse bedrijfsleven, en dus ook het mkb, zo goed mogelijk gebruik kan maken van de door de Europese Commissie gelanceerde Global Gateway voor de nieuwe bundeling van financiering? Dit is het alternatief voor het Chinese Belt and Road Initiative.

Voorzitter. Exporteren naar Afrika wordt steeds lastiger gemaakt, terwijl de kwaliteit uit Nederland geborgd is door bijvoorbeeld het CE-keurmerk. Er kunnen op ieder moment nieuwe gegevens of documenten worden vereist, bijvoorbeeld terwijl de lading al onderweg is, als voorwaarde om te mogen importeren. Dit zorgt voor vertraging in de keten. Klopt het dat steeds weer oppoppende nieuwe eisen onder Chinese invloed plaatsvinden? Wat gaat of kan de Minister eraan doen om dit te voorkomen? Ook is er een trend dat er complexe, bindende voorwaarden worden gepubliceerd, die in theorie solide lijken maar in de praktijk de exportkracht van bedrijven ondermijnen. Nederlandse ambtelijke vertegenwoordigers moeten ervoor waken om niet te snel met de Afrikaanse chief veterinary officer tot een bindend voorschrift te komen over de exacte tekst die moet verschijnen op het door de NVWA afgegeven gezondheidscertificaat. Omringende, concurrerende lidstaten laten zich minder gedetailleerd vastprikken in de formulering van de bindende voorwaarden. Met name Duitsland is daar sterker in. De handelsstromen vinden steeds meer een weg via Hamburg in plaats van Rotterdam. Heeft de Minister hier oog voor?

Voorzitter, tot slot. Handel gaat ook over wederkerigheid, bijvoorbeeld de export van citrus naar de Europese markt. Zuid-Afrika is veruit de belangrijkste leverancier van citrus aan de EU, maar krijgt door toenemende maatregelen op het gebied van plantgezondheid steeds minder toegang tot de Europese markt. De import van citrus vanuit Zuid-Afrika is in het afgelopen jaar met 9,5% afgenomen. Het lijkt erop dat deze plantgezondheidsmaatregelen er vooral zijn om de Spaanse telers te beschermen. Wederkerige en open handel betekent ook dat we zelf voorzichtiger moeten zijn met barrières opwerpen. Hoe kijkt de Minister hiertegen aan? Wat gaat de Minister hier eventueel aan doen?

Tot zover, voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Geweldig, meneer Klink, bijna op de seconde af vijf minuten. Perfect. We vorderen heel goed. Dank voor uw bijdrage. Dan gaan we door naar de volgende spreker, de heer Amhaouch. Gaat uw gang.

De heer Amhaouch (CDA):

Dank, voorzitter, en ook welkom aan de Minister in deze mooie commissie, met vandaag dit mooie onderwerp. De brief die we vandaag bespreken, is al van juli vorig jaar, dus ik wil eerst graag een update van de Minister over de laatste ontwikkelingen. Daarnaast heb ik in het schriftelijk overleg over de RBZ Handel gevraagd naar de voortgang van de Afrikataskforce. Daar wil ik kort op ingaan. Ik wil ook kort ingaan op de aankondiging van de Minister dat ze in het derde kwartaal met een uitgewerkte Afrikastrategie komt. Dank daarvoor. Dat is een zeer goede zaak, maar ik wil ook van de Minister weten hoe ze dat gaat aanpakken.

Tot slot heb ik een paar vragen over de EU-AU-top van deze week. Het Afrikaanse continent kent maar liefst 54 verschillende landen. De mogelijkheden die het biedt, kunnen Europa, maar ook de EU en Afrika zelf door de 21ste eeuw heen leiden. De tijden zijn veranderd en balansen zijn aan het verschuiven. Mijn fractie is ervan overtuigd dat onze toekomst verbonden is aan die van Afrika, op het smalste stuk twee kilometer van Europa. Waarom? Omdat de wederzijdse kansen enorm zijn en de ontwikkeling onomkeerbaar is. Afrika mag dan in het globaliseren de laatste zijn die mee wordt gevoerd in de vaart der volkeren, het zal zijn plek natuurlijk opeisen.

Ik wil dat onderbouwen met cijfers, zodat de Minister niet denkt dat dit alleen maar een perspectief is. In 2020 was de handel in goederen tussen de EU en Afrika 225 miljard. Met China was het 115 miljard en met de VS 38 miljard. Het aantal werkenden, waaronder veel jongvolwassenen, zal naar verwachting groeien naar 450 miljoen mensen in 2035. De totale Afrikaanse bevolking zal verdubbeld zijn tegen 2050, tot maar liefst 2,5 miljard mensen. Dat is 20% van de totale wereldbevolking. Dit zijn cijfers die het economische en geopolitieke potentieel van Afrika als continent weergeven. Dit zijn de cijfers die weergeven hoeveel monden gevoed moeten worden en hoeveel mensen perspectief zoeken om te blijven werken aan de toekomst van hun geboorteland. Het draagt uiteindelijk ook bij aan SDG 8, wat wij als gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben: het creëren van fatsoenlijke banen.

Afrikaanse landen niet als gelijkwaardige partner zien, is het ontkennen van deze cijfers en is op den duur zelfs gevaarlijk. Ik zei het al: het versterken van onze relatie met dit continent is een directe investering in onze toekomst. Om die reden heb ik het kabinet in 2019 verzocht om een Afrikataskforce op te richten. Ik ben er zeer verheugd over dat we zo inspelen op de kansen die we hebben, maar ik ben ook teleurgesteld over het functioneren. Ik had er meer van verwacht en vraag de Minister om hier toch een extra impuls aan te geven en om voor een stukje de lead te nemen. Deelt de Minister mijn overtuiging dat die taskforce een meerwaarde heeft?

We kunnen de Afrikastrategie in het derde kwartaal verwachten. Hoe gaat de Minister input verzamelen? De geopolitieke verhoudingen zijn daarbij van belang, maar de governancestructuur onder de Afrikastrategie is ook heel belangrijk, net als de grondstoffen en energievoorziening, de financiering, het klimaat, migratie en natuurlijk de vitale gezondheidssystemen. Europa en Afrika moeten niet teruggrijpen op de oude economie door alleen het schuiven van producten. We moeten samen gericht zijn op het creëren van waardeketens, die aan beide zijden van de Middellandse Zee waarde toevoegen. We moeten een duidelijke win-win creëren.

Er moet niet alleen een focus zijn op de armste landen. Dat klinkt misschien gek, maar er moet juist ook een focus zijn op de opkomende en economisch ontwikkelde landen. Deze moeten namelijk zorgen voor stevige fundamenten voor het continent Afrika. Dit moet ook de trekker zijn van de Afrikaanse continental free zone, of de continentale vrijhandelszone, die onlangs is opgericht. De landen zijn onderling zelf een enorme markt en een economische gemeenschap. Ik weet dat we nog een lange weg te gaan hebben. Daarom vraag ik voortvarendheid van de Minister om de motie-Amhaouch/Weverling over in uitvoering brengen van het 15/15-actieplan versneld uit te voeren. Die stroperigheid moet eruit.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Klink.

De heer Klink (VVD):

Ik ben het in grote lijnen eens met wat collega Amhaouch stelt, ook over meer focus op landen. Er zijn nog steeds 55 landen in Afrika. Kunt u dat iets meer specificeren? Voelt u er iets voor om te focussen op wat in de Afrikastudie van VNO-NCW staat, dus de top drie en de next five? Of ziet u dat anders?

De heer Amhaouch (CDA):

Ik verwees juist naar de 15/15-aanpak: vijftien projecten en vijftien consortia. Dat komt uit de koker van NABC en VNO-NCW. VNO-NCW heeft in november 2019 een eigen Afrikastrategie neergelegd naast die taskforce. Dat is volgens mij ook de lijn: we moeten het bij elkaar brengen; het is niet of het een of het ander. Ik streef naar en vraag aandacht voor het volgende. We moeten aandacht hebben voor de ontwikkeling van de armste landen in Afrika. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Maar we moeten ook een aantal economisch sterke landen in Afrika faciliteren. Daar moeten wij handels- en economische betrekkingen mee opzetten, juist om dat continent funderingspalen te geven. Ook op het ministerie zal een aantal schotten moeten verdwijnen of een aantal andere zienswijzen moeten komen dat economische ontwikkeling en handel bijdragen aan de ontwikkeling van dat continent en uiteindelijk aan een win-winsituatie voor Europa, waaronder Nederland, en Afrika. U heeft die landen net genoemd, dus we gaan dat zeker onderschrijven.

De voorzitter:

U vervolgt uw verhaal.

De heer Amhaouch (CDA):

We moeten ook samenwerken binnen de EU. Dan kun je grotere programma's opzetten, bijvoorbeeld een toekomstgerichte Europese agrifood act met Afrika, als je ziet dat er daar 2,5 miljard mensen zijn in 2050. We hebben in Europa bijvoorbeeld de Chips Act. Die is voor Europa, maar je zou als Europa ook iets groters kunnen neerzetten voor dat continent en de versnippering eruit kunnen halen.

Ik zou graag willen weten hoe de Minister de governance van de Afrikastrategie ziet. Het laatste wat we willen is een papieren tijger, een governancestructuur die zowel nationaal als Europees geen potten kan breken.

Voorzitter. Dan kom ik bij de spanning tussen de economische en de ontwikkelingsrelatie. Ik wil wegblijven bij die spanning. Ik wil Afrika als een serieuze partner beschouwen. Economische samenwerking leidt tot ontwikkeling. Te lang de focus op ontwikkeling houden is een doodlopende weg. Op een gegeven moment moet je een andere fase in.

Ten slotte. We willen op de Afrikaanse markt. Dan moeten wij Afrikanen ook toelaten op onze markt. Mijn collega heeft dat net ook aangedragen. Dumping van Europese producten in Afrika remt economische ontwikkelingen daar. Een handelsverdrag tussen de EU en...

De voorzitter:

Een moment, een interruptie.

De heer Hammelburg (D66):

De heer Amhaouch gaat heel snel. Dat doe ik ook altijd overigens, dus het is geen verwijt. Ik heb nog een vraag over de verhouding tussen handel en ontwikkelingssamenwerking, want daar ga ik zo meteen ook iets over zeggen. Je kunt toch niet zomaar, vraag ik via de voorzitter aan de heer Amhaouch, toch niet zomaar stellen dat de fase van ontwikkeling in een keer zal overgaan in handel? We hebben bijvoorbeeld vorig jaar ons beleid aangepast voor Indonesië en Ghana. We zijn meer op handel gaan focussen. Maar het koud zomaar stoppen met iedere vorm van ontwikkelingssamenwerking met landen die echt in transitie zijn? Dan hebben we het over een transitie van jaren. Dat vergt toch een veel genuanceerder beleid? Is de heer Amhaouch dat met mij eens?

De heer Amhaouch (CDA):

Dat is een interpretatie van de woorden die ik uitspreek. Ik zeg alleen dat een land zich elke keer in een andere fase bevindt. Wij moeten Afrika niet continu blijven zien door de Europese of Nederlandse bril als 54 ontwikkelingslanden die alleen maar aan het OS-infuus zitten. Dat bedoel ik niet denigrerend, maar dat zeggen de Afrikanen zelf ook, bijvoorbeeld in het programma Dominee of Koopman: jullie houden ons aan het OS-infuus. Ik wil hier het volgende onderstrepen. Een land zit op een gegeven moment inderdaad in een ontwikkelingsfase en ontwikkelt zich ook. De populatie krijgt goed onderwijs. Pak een land als Rwanda, dat in de komende twee jaar zelf uit die ontwikkelingsfase wil. Ze zijn zelfs zo overtuigd dat ze zich laten sponsoren door Liverpool of een van die Engelse clubs. Het zelfbewustzijn is daar en zo moeten wij dat ook zien. Wij willen dus geen koude sanering. Wij zijn absoluut voor het goede werk dat de ngo's doen in het ontwikkelingsstuk, maar de transitie van ontwikkeling naar handel moet ook plaatsvinden. Ook zullen ngo's veel meer mee moeten gaan in die transitie, zodat we economische en handelsbetrekkingen met die landen kunnen opzetten. In het rondetafelgesprek vorige week zei een van de deelnemers: we hebben niet alleen maar behoefte aan producten even verschepen, maar we willen waarde toevoegen. Wat kunnen we samen doen, welke producten kunnen we samen maken, zodat ook de jongeren daar perspectief hebben? Dus ben niet bang dat we als CDA koud zijn. Het CDA heeft altijd een warm hart en een warme hand.

De voorzitter:

Er komt een tweede interruptie van de heer Klink.

De heer Klink (VVD):

Ik wilde graag iets meer specificatie van wat u zei over «op een gegeven moment». Ik denk dat de transitie van hulp naar handel een heel verstandige transitie is, ook om Afrika veel meer als een gelijkwaardige partner te zien. Maar wat ziet u als «op een gegeven moment»? Is dat vijf jaar of tien jaar? Of moeten we daar nu al mee beginnen?

De heer Amhaouch (CDA):

Volgens mij zijn we daar al mee bezig. Alleen moet je het misschien wat breder trekken. Zoals ik lees in de laatste informatie over Rwanda – de Minister moet mij straks maar corrigeren – stoppen wij in 2021 of 2022 met de OS-betrekkingen met Rwanda. Je moet kijken in welke fase ze zijn, maar het moet wel gericht zijn. Ik vraag me af of die plannen er liggen, of er een gericht plan ligt. Natuurlijk is het niet zo dat wij hier makkelijk aan de knoppen draaien en dat er daar output is. Dat is iets wat je samen doet. Het gaat erom dat je perspectief biedt. Het is niet oneindig en je moet stappen maken. Ik kan niet specificeren: het is vijf jaar. We maken bewuste keuzes. Bij OS hebben we ook de focusregio's. We hebben gezegd dat we specifiek op die landen gaan inspelen en niet op de hele wereld. Maar mijn hoofdboodschap is: zie Afrika niet als 54 ontwikkelingslanden. Zorg dat er daar ook een aantal sterke landen zijn die de funderingspalen zijn. Van daaruit moet er olievlekwerking zijn naar de andere landen. Want Afrika is op zich al een hele grote markt.

De voorzitter:

De heer Amhaouch vervolgt zijn verhaal.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik kom tot de laatste zin. Het gaat over een belangrijk punt: de handel tussen Europa en Afrika en de wederkerigheid, wat ook de heer Klink aangaf. Is het niet tijd dat we ons gaan bezinnen op een handelsverdrag tussen Europa en Afrika als een vrijhandelszone? Dat zou een mondiale gamechanger kunnen zijn. Ik vraag aan de Minister of hier al sprake van is. Hoe kunnen we starten met dergelijke onderhandelingen of het überhaupt goed agenderen?

Hierbij mijn inbreng, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Amhaouch. Vervolgens gaan we naar de heer Hammelburg, D66. Gaat uw gang.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik toch maar even beginnen met te reflecteren op het debatje van zojuist en hoe ik het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingswerk – een raar woord – en de handelsbevordering de afgelopen jaren heb zien ontwikkelen.

Ik begin met de platte discussie over de tegenstelling tussen ontwikkelingssamenwerking en handel en de harde overgang. Dit is geen verwijt naar meneer Amhaouch. Hij gaf een heel mooi antwoord op mijn vraag en sprak ook geruststellende woorden. Die harde tegenstelling is er niet zo. De heer Amhaouch heeft natuurlijk helemaal gelijk dat Afrika geen land is, al wordt het vaak wel zo benaderd. We hebben het hier over een gigantisch continent in verschillende ontwikkelingsfases, met verschillende vormen van economieën en verschillende sectoren die in verschillende landen verschillende sterkten kennen. Dat vraagt om een uitgebreid debat. Dat laat zich niet samenvatten in vier, vijf minuten en een tegenstelling tussen handel en ontwikkelingssamenwerking.

Laat ik mijn complimenten uitspreken voor wat het ministerie de afgelopen jaren allemaal heeft gedaan aan handelsbevordering: niet alleen het bevorderen van het werk van het mkb in Nederland, maar ook het bevorderen van handel van Afrikaanse zijde en de wederkerigheid. Dat kan natuurlijk altijd beter en we kunnen meer leren, maar daarvoor alleen maar complimenten. Hetzelfde geldt voor het ontwikkelingssamenwerkingswerk. Laat daar geen misverstand over bestaan.

Voordat ik inga op een aantal specifieke vragen over de Afrika-EU-top of de AU-EU-top en nog wat specifieke vragen over onze klimaataanpak, wil ik het hebben over de synergie tussen onze handelstak en handelsbevordering aan de ene kant en ons ontwikkelingswerk aan de andere kant. De beleidsstukken zijn goed en het werk van het ministerie is goed. Daar is geen twijfel over. Maar ik zie wel dat de link tussen de twee hier en daar echt nog ontbreekt. Als we bijvoorbeeld naar het 15/15-werk kijken, dan wordt heel specifiek en heel concreet ingegaan op hoe Nederland werkt aan de bevordering van de handel tussen Nederland en het mkb hier en sectoren in de vijftien landen die in de nota worden genoemd. Maar in dat stuk ontbreekt bijvoorbeeld het ontwikkelingsperspectief. Als ik vervolgens naar de ontwikkelingsstukken kijk, dan ontbreekt het handelsperspectief vaak. Hier en daar is wel een crosssectorale verwijzing, maar een echte integratie, bijvoorbeeld het hefboomeffect waar we het heel vaak over hebben gehad, ontbreekt nog heel erg. Mijn vraag aan de Minister is: hoe zorgen we ervoor dat we de komende jaren die synergie gaan versterken? Die hoeft niet per se nu beantwoord te worden, maar kan ook in het hoofdlijnendebat nog aan de orde komen.

Dan mijn tweede concrete vraag. Ook daar verwacht ik niet direct een antwoord op, want het is nogal een technische. Hoe gaan we om met Nederlandse ontwikkelingsstaatsdeelnemingen? Ik heb het over Invest-NL en FMO, maar ook over de twee Europese ontwikkelingsbanken. Er is veel discussie over waar we nu op moeten inzetten. Een integrale aanpak vanuit Nederland samen met de Europese Unie lijkt nog te ontbreken volgens veel experts. Graag zie ik daar een reflectie op van de Minister. Dat mag ook later per brief. Het gaat erom wat de inzet van het ministerie gaat zijn in de komende jaren, omdat dit echt een heel belangrijk punt is voor het Nederlandse en het Europese bedrijfsleven, maar ook voor het Afrikaanse bedrijfsleven. Dit is essentieel voor een eerlijke, duurzame en wederkerige ontwikkeling van de landen waar wij op inzetten in Afrika.

Voorzitter. Dan een klimaatvraag.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik reageer even op de analyse van collega Hammelburg. Je hebt aan de ene kant de OS-aanpak en aan de andere kant de handelsaanpak. Hij mist in beide stukken de interactie. Is de heer Hammelburg het ook als het om de 15/15-projecten gaat ermee eens dat je soms de weegfactor helemaal aan de andere kant moet leggen als je het hebt over economische ontwikkeling en handel? Ik gaf daar net ook een voorbeeld van. Natuurlijk heb je de smallholder farmers, de kleinere projecten, maar bij de serieuze economische ontwikkeling van een land moet je een aantal landen ook wel echt met een economische handelsagenda benaderen. Misschien is OS daar helemaal geen onderdeel van; soms is het niet nodig en soms misschien nog wel, in bepaalde zaken. Is de heer Hammelburg het ermee eens dat die weegfactor er op zo'n ministerie ook wel moet zijn, dus dat niet alles eerst door die ontwikkelingsbril wordt bekeken, maar dat ook de vraag wordt gesteld welke bril je opzet, de handelsbril of de ontwikkelingsbril?

De heer Hammelburg (D66):

Ik zeg volmondig ja tegen het focusbeleid; daar begon ik ook mee. Ik begon met de complimenten. Maar als wij bijvoorbeeld in de pluimvee-industrie in Ghana investeren, moeten we er ook voor zorgen dat we dat doen volgens de OESO-richtlijnen. We moeten ervoor zorgen dat er inclusiviteit is en bekijken wat de impact is op kleine kippenboeren in die landen, en niet zo maar rücksichtslos investeren in grote bedrijven die bezig zijn met integreren en daarbij bijvoorbeeld de kleine boeren het leven zuur maken. Ik maak me dus echt wel zorgen om dat ontwikkelingsperspectief, het perspectief van eerlijke handel en het imvo-kader dat daarop betrekking heeft. Dat is dus ook mijn vraag aan de Minister: hoe borgen we dat nou? Dat is natuurlijk heel concreet waar ik het over heb. Ik noem de pluimvee-industrie in Ghana als voorbeeld. Dus ja, ik ben voor die 15/15-aanpak en ja, dat moet wel volgens de OESO-richtlijnen en het imvo-kader dat binnenkort, hopelijk heel snel, wordt versterkt. Volgens mij is die discussie dus helemaal niet zo zwart-wit, meneer Amhaouch.

De voorzitter:

Een tweede interruptie van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik kan de woorden van mijn collega volkomen onderstrepen. Ook als ik het heb over economie en handel is imvo een keiharde randvoorwaarde die we mee moeten nemen. We zitten hier dus weer samen op één lijn terug.

De heer Hammelburg (D66):

Nou, kijk, zo lijken de verschillen er soms toch niet te zijn. Daar ben ik alleen maar blij mee. Hoe meer eensgezindheid op dit onderwerp, hoe beter.

De voorzitter:

U vervolgt uw verhaal.

De heer Hammelburg (D66):

Nog even een korte vraag over de handelsaanpak. Hoe zorgen we er inderdaad voor dat we op een inclusieve manier aan de slag gaan en er niet voor zorgen dat juist bijvoorbeeld de kleine boeren en de kleine sectoren in Afrika lijden onder grotere integratie? Hoe zorgen we ervoor dat we daar oog voor hebben?

Voorzitter, dan een korte klimaatvraag, in lijn met mijn motie samen met GroenLinks over alle handelsinstrumentaria in lijn brengen met Parijs en Glasgow. Nederland exporteert veel diesel, benzine en chemische producten naar veel Afrikaanse landen. Daar moet natuurlijk verandering in komen. Ik zou dus graag een update van de Minister willen hebben van de uitvoering van die motie. Waar staat zij op dit moment?

Dan nog twee vragen – volgens mij ga ik over mijn tijd heen – over de AU-EU-top. Er wordt veel gesproken over het free trade agreement in Afrika zelf, het intra-agreement. Engels en Nederlands, dat is lastig door elkaar. Meer dan tien landen vinden het ingewikkeld; laat ik het netjes zeggen. Zij vinden het erg ingewikkeld om het verdrag te ratificeren. Mijn vraag is: waar liggen die obstakels nou precies en hoe kan Nederland daar een positieve rol in spelen? Vaak gaat het toch over eerlijke handel en de vrees wat de impact van die vrije handel zou zijn op die landen. Als we nou ergens voor zijn, dan is het vrije handel die eerlijk is. We willen heel graag kijken of Nederland een eerlijke bijdrage kan leveren aan het oplossen van die problemen, omdat het ontwikkelingsperspectief van die vrije handel zo ontzettend belangrijk is.

Voorzitter. Ik had ook nog allerlei vragen over de rol van Nederland en de Europese Unie en de strijd met China, maar dat grotere debat laat ik voor een ander moment. Hetzelfde geldt voor de inzet van Nederland als het gaat over de aanpak van COVID-19 en de targeted waiver. Misschien kan de Minister daar nog wel even op reflecteren voor de top die morgen gaat beginnen. Wat is de huidige stand van zaken? Hoe valt dat binnen de Afrikaanse Unie?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Hammelburg. Keurig binnen de tijd. Het gaat hartstikke goed. Dat betekent dat we vrij vriendelijk met elkaar doorgaan naar de heer Eppink van JA21. Het woord is aan u.

De heer Eppink (JA21):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal ook proberen om binnen de tijd te blijven, zoals gewoonlijk.

Afrika staat de komende eeuw drie thema's te wachten die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. In de eerste plaats is er de groeiende bevolkingsomvang. Daar werd net al over gesproken. Afrika had in 2000 811 miljoen inwoners... In 2020 waren het er... Sorry, ik ben in de war met de cijfers! Afrika had in 1950 nog 177 miljoen inwoners en al 811 miljoen in 2020. In de toekomst gaat het naar 1,34 miljard mensen. En in...

De voorzitter:

Eén moment, u heeft een interruptie.

De heer Klink (VVD):

Een feitelijke constatering, voorzitter. In 2020 is het al 1,3 miljard. Het is nog veel meer, meneer Eppink. Dat is al 500 miljoen meer.

De voorzitter:

U wordt even gecorrigeerd, meneer Eppink.

De heer Eppink (JA21):

Mag ik even opnieuw beginnen, voorzitter? Dan blijf ik misschien niet binnen de tijd.

In 2020 is het 1,34 miljard. Richting 2050 gaan we naar 2,5 miljard mensen. Eind 2100 schat de VN een populatie van 4,3 miljard. Nigeria bijvoorbeeld heeft nu een bevolkingsaantal van 200 miljoen en gaat volgens de VN in de richting van 730 miljoen in 2100. Afrikaanse landen, waaronder Nigeria, Ethiopië, Congo, Niger en Tanzania, groeien uit tot de grootste landen ter wereld. Als je dat nu al ziet, kom je bij de vragen over de afnemende voedselzekerheid en de toenemende waterbehoefte. Hoe voed je zo veel mensen? Afrika is een continent met een enorme landmassa. Ik ben Afrikaredacteur geweest bij NRC Handelsblad. Ik had het voorrecht er veel te mogen rondreizen. Het continent kent ook veel onbewoonbaar gebied, zoals de regenwouden, de Sahara, enzovoort. De efficiënt bruikbare grond is schaars. Dan komt men uiteindelijk terecht bij een model van intensieve landbouw dat erg zou kunnen lijken op het Nederlandse model. De Nederlandse landbouw is dus geen schrikbeeld maar een voorbeeld.

Op dit punt verwachtte ik interrupties, maar die zijn er niet. Mag ik doorgaan, voorzitter?

De voorzitter:

Jazeker.

De heer Eppink (JA21):

O, toch wel! Dat had ik ook wel verwacht.

De voorzitter:

U heeft ze daar toch echt toe uitgenodigd. Ik weet niet meer wie als eerste de hand opstak, maar ik geef als eerste de heer Amhaouch de gelegenheid. O, was het andersom?

De heer Amhaouch (CDA):

Ja, maar dat maakt niet uit.

De voorzitter:

Excuses. Het lid Hammelburg mag als eerste.

De heer Hammelburg (D66):

Dit betreft eigenlijk ook een beetje de discussie die ik zojuist met de heer Amhaouch had. Nederland heeft inderdaad een fantastische agrarische sector met heel veel expertise. We zijn echt bezig om het alleen maar beter te maken qua klimaatimpact. We zien fantastische projecten, die ook gesteund worden door Nederland. Ik was laatst bijvoorbeeld in Jordanië op bezoek. Het is fantastisch wat ze daar met waterbesparing doen. Maar ik hoor de heer Eppink nu zeggen: gewoon integraal overnemen die intensieve landbouw, ook met alle negatieve aspecten ervan. Kan de heer Eppink daarop ingaan? Ik zou het toch wel heel erg prettig vinden als we de positieve dingen die we in Nederland te bieden hebben, exporteren, zonder dat de negatieve zaken ook geëxporteerd worden. We moeten het in die andere landen ook verbeteren. Is de heer Eppink dat met mij eens?

De heer Eppink (JA21):

Het is natuurlijk zo dat Afrika, als het met deze grote groei de bevolking voedsel wil blijven geven en de voedselzekerheid wil waarborgen, intensiever gebruik moet maken van de landbouwgronden. Ik verwijs dan naar de Britse documentairemaker sir David Attenborough. Hij heeft over de Nederlandse landbouwsector gezegd dat deze bijzonder ruimte-efficiënt en ook duurzaam is. Nederlanders zijn er volgens hem experts in om het meeste uit elke hectare te krijgen. Dat is een richting die Afrika op moet. In welke mate en hoe en dergelijke valt nog te bezien, maar een intensiever gebruik van landbouwgronden is noodzakelijk. Onze landbouwsector kan daarbij helpen, omdat wij veel knowhow en expertise hebben.

Het derde punt is de Chinese invloed in Afrika.

De voorzitter:

Eén moment. Ik weet even niet of u uw verhaal nu vervolgt of dat dit nog een reactie is in antwoord op de heer Hammelburg.

De heer Eppink (JA21):

Ik vervolg nu het verhaal.

De voorzitter:

Er is nog een tweede interruptie, van de heer Amhaouch. Gaat uw gang.

De heer Amhaouch (CDA):

Het is goed dat de heer Eppink ons even kietelt, om interrupties uit te lokken. Het gaat namelijk inderdaad over een belangrijk onderwerp. Natuurlijk spelen er veel meer zaken op het continent Afrika. Digitalisering en financiering zijn bijvoorbeeld allemaal zaken die geregeld moeten worden. Maar de heer Eppink haalt qua agrofood een goed punt aan. We hebben namelijk de zaadveredelaars. We hebben de landbouwmachineproducenten. We hebben Wageningen met kennis. De vraag is – de heer Eppink noemde die demografische stijging zelf – of wij en het continent Afrika zelf die lijn kunnen bijhouden met het voeden van zoveel mensen als we het over 2,5 miljard mensen hebben. Dus mijn vraag aan de heer Eppink is: moeten we dit niet groter oppakken, moeten we inderdaad niet komen tot een soort agrifood act in Europa? Nederland kan dat immers niet alleen, dus we moeten samen vanuit de lidstaten maar ook vanuit Europa Afrika inderdaad gaan helpen met de vragen die Afrika heeft. We moeten het dus niet over de schutting gooien, maar we moeten samen optrekken om die 2,5 miljard mensen voedselzekerheid en voedselveiligheid te bieden en ze met Nederlandse kennis te ondersteunen. Kan ik daar rekenen op zijn steun? Dat was eigenlijk de concrete vraag.

De heer Eppink (JA21):

Dat ben ik met de spreker eens. Wij kunnen dat natuurlijk niet alleen doen. Maar we hebben in Europa veel expertise op het gebied van landbouw en het intensieve gebruik van landbouwgronden. Als je de groei ziet in Afrika en je zou niets doen en Afrika zou op de oude voet doorgaan, dan krijg je hongersnoden. Een lege maag is meestal het recept voor een revolutie. Dan krijg je politieke instabiliteit. Dus het is heel logisch dat we alles moeten doen, ook om migratiestromen te voorkomen. Ik noem maar even een zijpad. Dus er komt veel op ons af. Maar we moeten wel intensiever bij Afrika betrokken zijn. Ik heb veel gereisd in Afrika; er zijn ontzettend aardige mensen enzovoort en er zijn veel dingen die we kunnen doen. Dat stuit niet op afwijzing.

De voorzitter:

De heer Klink.

De heer Eppink (JA21):

Mag ik mijn laatste punt maken, voorzitter?

De voorzitter:

U heeft nog ruim de tijd, maar er is wel een volgende interruptie. U heeft het inderdaad goed uitgelokt en de heer Klink heeft graag een vraag voor u.

De heer Klink (VVD):

Als het over landbouw gaat, kan ik toch niet zwijgend toekijken. Ik reageer daar graag nog even op richting de heer Eppink. Is de heer Eppink het met mij eens dat het bij de intensivering van de landbouw ook essentieel is om juist de natuur en de biodiversiteit op het Afrikaanse continent te behouden? Hoe intensiever je het immers maakt, hoe meer ruimte je overhoudt voor het behoud van natuur en biodiversiteit. We hebben vaak beelden over de dierlijke sectoren en hoe dat gaat, maar het gaat natuurlijk ook vooral over de plantaardige sectoren en de kassen. Het gaat erom dat wij dat veel intensiever per hectare doen. Vind ik de heer Eppink dan ook aan mijn zijde, als we daar met Nederland het liefst vanaf vandaag echt vol op gaan inzetten?

De heer Eppink (JA21):

Ja. Ik moet zeggen: dat ben ik wederom met de spreker eens. Ik ben ook in Congo geweest, een zeer interessant land, Congo-Kinshasa zoals dat vroeger heette en tegenwoordig de Democratische Republiek Congo. Daar is de bevolkingsgroei ook heel groot. Als je daar geen intensievere landbouw hebt, dan ben je dus op een gegeven moment gedwongen om regenwoud te kappen. Dan krijg je dezelfde situatie als in het Amazonegebied. Het is een heel groot gebied, dus efficiënt omgaan met landbouw en op een efficiënte manier voedsel produceren in Afrika is heel belangrijk voor natuurbehoud en voor ecodiversiteit en alle andere zaken. Dus we zijn het hier eigenlijk wel redelijk eens met elkaar. Ik dank iedereen voor de interruptie.

Dan zal ik verdergaan met het derde punt.

De voorzitter:

U vervolgt uw verhaal en u heeft nog goed de tijd, hoor. Drieënhalve minuut nog.

De heer Eppink (JA21):

Ik heb nog goed de tijd. Interrupties gaan dus niet af van mijn tijd?

De voorzitter:

Nee.

De heer Eppink (JA21):

Wat een luxe. Had ik dat maar eerder geweten.

De voorzitter:

U bent lang aan het woord.

De heer Eppink (JA21):

Er is nog een derde punt en dat is uiteraard de Chinese invloed in Afrika. Het behoeft geen verbeelding om te zien dat China pogingen doet om Afrika op vele manieren te koloniseren. Dat woord zullen ze niet gebruiken, maar daar komt het wel op neer. Ik zie nu dat bijvoorbeeld China een militaire basis wil bouwen op Equatoriaal-Guinee. De Amerikanen zijn daar fel op tegen en hebben al delegaties gestuurd naar Equatoriaal-Guinea. Als daar een militaire basis komt voor China, dan kan China eigenlijk de hele Atlantische zeeroute in de gaten houden en zelfs bedreigen. Dus dat zijn allemaal hele belangrijke dingen, waar we vaak te laat achter komen.

De Europese Unie gaat middels de Global Gateway 300 miljard euro investeren in Afrika. Dat vind ik op zichzelf erg verstandig vanuit strategisch oogpunt. Het komt voornamelijk via de EU, natuurlijk. Wel heeft JA21 vragen bij de invulling van deze miljarden. Deze 300 miljard euro is deels direct – of is het indirect? – afkomstig van het Nederlands belastinggeld en waarvoor is het precies bedoeld? Dus over de invulling daarvan zou ik graag meer informatie hebben.

Dan heb ik eigenlijk nog een punt dat ik vanuit een persoonlijke invalshoek zou willen maken. Ik heb dus veel in Afrika gereisd. Ik ben bijvoorbeeld ook in Zimbabwe geweest. Daar hebben we een land gezien dat zeer productief kon zijn op landbouwgebied en zijn eigen voedselvoorziening kon verzorgen. Toen ik daar kwam, waren al die boerderijen weg en was het land eigenlijk afhankelijk geworden van de import van voedsel. Dat is een slechte situatie. Dat gaat dan helemaal de verkeerde kant op. Als je dan zo'n bevolkingsgroei hebt, dan is een hongersnood natuurlijk niet meer te voorkomen.

Dan sluit ik ook even aan bij de woorden van mevrouw Kerseboom over Zuid-Afrika, ook een land dat ik veel heb bezocht. Ik ben er zelfs getrouwd. U ziet, ik ben er nauw mee verbonden. De «regenboognatie» is een model, maar je ziet toch veel moeilijkheden in Zuid-Afrika. Ik vraag me af of het wel de goede kant op gaat. Natuurlijk zijn ook hier de boeren op het platteland vaker in gevaar. Gaan zij weg en stort de landbouwsector in zoals die in Zimbabwe, dan ben je ook weer de problemen van de toekomst aan het organiseren. Ik denk dat we wel kritisch en open moeten blijven over de moeilijkheden die er zijn en die moeten we niet onder de mat vegen. Soms moet je die gewoon uitspreken.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Eppink. U bleef ook keurig binnen de tijd. Dan geef ik graag het woord aan de laatste spreker, mevrouw Koekkoek van Volt. Gaat u gang.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we over handelsbetrekkingen met Afrika en dat is één dag voor de EU-AU-top. Maar handelsbetrekkingen met Afrika kunnen niet losstaan van de vraag hoe we onze relatie tot Afrika in het algemeen vormgeven. Daarin spreken we nu vaak over een gelijkwaardig partnerschap, maar de invulling van wat dat gelijkwaardig partnerschap betekent, die verschilt. Nu is het een goed moment, een belangrijk moment, om afscheid te nemen van het standpunt van een gelijkwaardig partnerschap, waarbij sommige partners gelijker zijn dan andere. We moeten oprecht gaan praten met en niet over Afrikanen. Dit geldt niet alleen voor ontwikkelingssamenwerking, maar ook voor het handelsbeleid. Daarom begin ik met de vraag aan de Minister hoe zij de relatie met Afrika wil vormgeven en welke concrete stappen hierin worden gezet om de huidige beeldvorming van afhankelijkheid te voorkomen. Op welke gesprekspartners zal de Minister daarbij inzetten?

Dan over de EU-AU-top. Wat betreft de Nederlandse inzet lijkt er een andere focus te liggen vanuit de twee ministeries. Waar de een de focus legt op innovatie en emancipatie van jongeren en vrouwen, legt de ander de focus op terrorismebestrijding en het tegengaan van migratie. Hierop hoor ik graag een reflectie van de Minister. Waar ligt de Nederlandse prioriteit en welke concrete uitkomsten wil de Minister bereiken met de EU-AU-top?

Tegelijkertijd heb ik een zorg, dat we te veel vanuit alleen een nationale blik kijken. Lidstaten stellen hun eigen belang voorop. Dat is in principe begrijpelijk, maar daarmee ondermijnen ze elkaar. Dit maakt Europa als partner onvoorspelbaar, terwijl de EU als geheel de grootste handelspartner in goederen is. Daarmee kom ik op de vraag of Nederland heeft ingezet op een gezamenlijke Europese positie, en zo ja, op welke manier. En hoe staat Nederland tegenover het prioriteren van de onderhandelingspositie van de EU ten opzichte van de deelbelangen van de lidstaten? Welke balans is hierin gekozen?

Voorzitter. Steeds vaker worden handelsrelaties afhankelijk van de bereidheid van Afrikaanse landen om migratie zo veel mogelijk tegen te houden. Dit zorgt voor negatieve beeldvorming van Europa in Afrika én het heeft negatieve gevolgen voor zowel de diplomatieke als economische relatie. Daarom vraag ik hoe de Minister kijkt naar deze conditionaliteit in het handelsbeleid, zoals het voornemen nu om een post van Frontex in Senegal op te richten. Zal de Minister meer gaan inzetten op het aantrekken van talent uit Afrika in het kader van de tekorten op onze arbeidsmarkt? En zo ja, op welke manier zal dit gebeuren? Zal de Minister een langetermijnvisie ontwikkelen waarbij een win-winsituatie voor de arbeidsmigrant, zijn of haar thuisland én Nederland centraal staat?

Voorzitter. Handel biedt de mogelijkheid tot welvaart, maar dat veronderstelt dat handelsrelaties op een eerlijke manier worden onderhouden. Daarom heb ik de volgende vragen daarover. Hoe staat de Minister tegenover de hoge landbouwsubsidies in Europa die een oneerlijk speelveld in stand houden? Hoe verhoudt het Action Plan on Critical Raw Materials zich tot grondstofwinning in Afrika en welke concrete stappen worden genomen om dit plan ook voordelig te laten zijn voor Afrikaanse samenlevingen?

Voorzitter. Handel moet duurzaam zijn. Dat betekent groene, digitale ontwikkeling met aandacht voor mensenrechten. Te vaak echter lezen we Afrikaanse partners de les over hun niet-groene economie en we benaderen Afrikaanse partners vanuit het perspectief als begunstigden van ontwikkelingssamenwerking in plaats van als gelijkwaardige partners in de oplossing voor de problemen waar we voor staan. Maar in landen als Ethiopië en Kenia bloeien de digitale sectoren en zijn er volop Afrikaanse initiatieven voor duurzame energie. Welke stappen zal de Minister ondernemen om deze relatie op een andere manier vorm te geven? Zal de Minister bijvoorbeeld inzetten op de uitwisseling van technologie, onderzoek en studenten om te garanderen dat Afrika ook een aandeel heeft in de nieuwe economie, waar we als wereld naartoe werken? Op welke manier zal de Minister Afrikaanse boeren en producenten ondersteunen bij het vergroenen, zodat zij eerlijk kunnen concurreren met Europese boeren en producenten? En hoe wordt voorkomen dat CBAM en de Green Deal Afrikaanse boeren verder belasten? Kan de Minister uitweiden over haar inzet op de Youth at Heartstrategie?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Er is een interruptie. Gaat uw gang, meneer Klink.

De heer Klink (VVD):

Ik wil nog iets vragen over zo'n beetje het laatste zinnetje dat mevrouw Koekkoek uitsprak, over CBAM. Ziet mevrouw Koekkoek daarin ook belemmeringen voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat internationaal opereert? Het is vooral iets wat binnen de Europese Unie is afgesproken, om een gelijk speelveld te hebben. Maar er is ook een mondiaal aspect. U stipt aan hoe het op de Afrikaanse markt is, maar wat is de mening van mevrouw Koekkoek ten aanzien van CBAM en het effect daarvan op het Nederlandse internationaal opererende bedrijfsleven?

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik denk dat de vraag achter deze vraag is: kijken we genoeg naar het Nederlandse belang ten opzichte van het belang van de Afrikaanse partners? CBAM lijkt op korte termijn inderdaad voordelig of goed te zijn voor een gelijk speelveld. Maar als CBAM te protectionistisch wordt ingezet, om het een beetje simpel te zeggen, dan wordt Europa op langere termijn als geheel minder interessant als handelspartner. Daarom moeten we zorgen dat vergroeningsmaatregelen, zoals CBAM, altijd rekening houden met de belangen van handelspartners, in dit geval de Afrikaanse handelspartners, om te voorkomen dat de Europese markt onder het mom van vergroening te protectionistisch wordt en we daarmee ook onszelf kansen ontzeggen.

De voorzitter:

De VVD, in tweede instantie.

De heer Klink (VVD):

Ik neem aan dat mevrouw Koekkoek het met mij eens is, maar ik vraag het toch nog even. Is zij het met mij eens dat de zorgen over CBAM heel nadrukkelijk geadresseerd moeten worden bij de WTO?

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ja, dat ben ik zeker met u eens. Maar ik denk wel dat het zich niet moet beperken tot de WTO, want dat is natuurlijk een heel specifiek onderhandelingsforum, dat over handel gaat. In mijn inbreng heb ik geprobeerd om het volgende te adresseren. In relatie tot de EU-Afrikatop is het belangrijk om assertief te zijn inzake de beeldvorming en het wantrouwen dat mogelijkerwijs kan bestaan. We moeten dit dus juist ook in een diplomatieke setting bespreken. Maar ik ben het met u eens dat CBAM qua technische regelgeving bij de WTO hoort plaats te vinden.

De voorzitter:

Er is een volgende interruptie, van de heer Amhaouch. Gaat uw gang.

De heer Amhaouch (CDA):

Mevrouw Koekkoek had het over het individuele Nederlandse belang versus het Europese belang. Dat herken ik. Er is natuurlijk ook nog het Afrikaanse belang. Ik had hier net een debatje over met de heer Eppink. Is mevrouw Koekkoek het met mij eens dat je op het gebied van agrofood, voedselzekerheid en voedselveiligheid de handen ineen moet slaan op Europees niveau? Want we hebben het hier over een continent waar straks 2,5 miljard mensen wonen. Nederland kan ook kennis inbrengen, maar dan val ik in herhaling. Voelt mevrouw Koekkoek er iets voor om als Nederland iets in te brengen, zoals een Europese agrofood act? We moeten samen optrekken. Er komen miljarden vrij vanuit het Europese project Global Gateway, ook richting Afrika. Voelt mevrouw Koekkoek van Volt iets voor de inbreng om op te schalen en om de handen ineen te slaan?

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Het korte antwoord is ja, maar ik ga daar wel een beetje context bij geven. Daarom heb ik in mijn eigen inbreng ook de landbouwsubsidies genoemd. Daarbij speelt ook het wantrouwen dat uit de historie voortkomt. Natuurlijk is een agrofood act een goed idee. Dat kun je op een goede manier gebruiken, waarbij je elkaar stimuleert om in te zetten op een duurzame manier om in de voedselbehoefte te voorzien. Het is belangrijk dat we daarbij niet te protectionistisch zijn, onder het mom van: in een transitie moet het op deze manier. Ik denk dat het goed is om dat mee te nemen in de EU-Afrikatop en in de langetermijnstrategie. Het is mij opgevallen dat alle BRICS-landen, behalve Zuid-Afrika, hebben ingezet op de vergroenende strategie. Ik denk dat het belangrijk is dat we bij zo'n agrofood act voldoende aandacht besteden aan de balans tussen wat mogelijk en nodig is. Daar moeten we ook diplomatiek veel aandacht aan besteden.

De voorzitter:

Dat is voldoende voor de heer Amhaouch. Dank. Ik geloof dat u al aan het einde van uw inbreng was. Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van de inbreng van alle Kamerleden. In overleg met de Minister hebben we afgesproken dat we tien minuten schorsen ter voorbereiding op de antwoorden. Dank tot nu toe. Mea culpa voor de verkeerde uitspraak van uw naam. Dat heb ik ook regelmatig gehad. In het buitenland weten ze «Wuite» absoluut niet uit te spreken. Dat hoort een beetje bij een internationale setting. Nogmaals mea culpa. Ik ben erg geïntrigeerd door uw naam. Daar hebben we het zo meteen nog even over. We schorsen voor tien minuten.

De vergadering wordt van 10.54 uur tot 11.08 uur geschorst.

De voorzitter:

Fijn dat we weer kunnen heropenen en dat ik graag het woord mag geven aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Minister, gaat uw gang.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. Ik ben ook blij om hier vandaag voor het eerst met uw commissie van gedachten te mogen wisselen, en vooral over zo'n belangrijk onderwerp als Afrika en de handelsbetrekkingen met Afrika. Dat is hartstikke goed. Ik ben ook blij dat veel van uw leden het belang daarvan hebben onderschreven en nog eens hebben benadrukt. Als we het over Afrika hebben, spreken we natuurlijk niet over één land. Het heeft namelijk verschillende landen. Eigenlijk merkte je ook al in de interrupties dat sommige landen nog in de echte ontwikkelingsfase zitten. Er vinden conflicten plaats. Andere landen zijn al veel verder ontwikkeld en vragen dus ook om een andere aanpak. Daar zal ik zo verder op ingaan. Maar ik ben blij om te horen dat uw Kamer die verschillende aanpakken wel onderschrijft. Hartstikke goed.

Dit debat heeft ook een goede timing, omdat we natuurlijk aan de vooravond staan van de top tussen Afrikaanse en Europese regeringsleiders. Ik heb maandag met mijn Europese collega's dit onderwerp ook uitgebreid besproken. Ik denk dat we wel vast kunnen stellen dat het welvaren van het Afrikaanse continent eigenlijk steeds meer een zaak van economisch en geopolitiek belang is voor Europa en Nederland. Dat heb ik dus ook met mijn collega's besproken. Maandag kwam onder andere ook de totstandkoming van de African Continental Free Trade Area aan de orde. De Europese Unie ondersteunt op dit moment die area met technische expertise en financiële middelen. Daarnaast wordt tijdens de top een Global Gateway-investeringspakket aangekondigd. Europa en Nederland hebben natuurlijk alle belang bij het stimuleren van investeringen in Afrika en het verdiepen van de handelsrelatie. Daarbij is het ook wel zeker belangrijk dat we zeker willen stellen dat Europese initiatieven bijdragen aan de verdere regionale integratie binnen Afrika.

Er is ook natuurlijk wel een verbondenheid tussen Nederland, Europa en Afrika. Daarom past bij die groeiende verbondenheid ook de Afrikastrategie die in het coalitieakkoord staat genoemd. Daar zal ik straks verder op ingaan. Er waren ook een aantal vragen over hoe we die nou precies gaan aanvliegen. Daarin zullen we natuurlijk ook ingaan op in hoeverre handel en OS, en de synergie daartussen, invloed kan hebben op het beleid en hoe we invulling geven aan het beleid. Ik ben zelf een paar weken geleden naar Oeganda geweest. Daar zag ik eigenlijk met eigen ogen hoe hulp en handel elkaar kunnen versterken. Daar waren Nederlandse ondernemers actief die helpen bij de ontwikkeling van Oeganda, met ruggensteun van de overheid. Zij zijn daar heel succesvol. Dat was hartstikke mooi om te zien. Ik denk dat het ook een belangrijk voorbeeld is van hoe we dat in Afrika kunnen doen.

Ik wil even kort beschrijven hoe ik de beantwoording wil gaan doen, zodat uw Kamer weet wanneer er interrupties geplaatst kunnen worden op bepaalde thema's. Ik wil dat eigenlijk doen aan de hand van vier thema's. Allereerst de toepassing van de handelsagenda op Afrikahandel, ten tweede de ontwikkelingssamenwerking, ten derde de multilaterale inzet en ten vierde de taskforce, die al verschillende malen ter sprake is gebracht. Eigenlijk gaat het vijfde onderwerp over de vraag hoe we die Afrikastrategie, die voortkomt uit het coalitieakkoord, verder vorm gaan geven.

Ik begin met handel. Er is al een aantal keren gerefereerd aan de Afrikastrategie van VNO-NCW. Zoals ook bij die strategie is onze aanpak in Afrika eigenlijk een combinatie van ambitie, maar toch ook realisme, en publiek-private samenwerking. Dat realisme is belangrijk – ik heb dat eigenlijk bij al uw leden ook wel gehoord – omdat ondernemen in Afrika vaak gewoon een lange adem nodig heeft en meer flexibiliteit vergt dan handeldrijven in nabije markten. Sommige dingen zijn onvoorspelbaar, er zijn conflicten en er is sprake van klimaatverandering, dus ik ben ook blij dat uw leden dat onderschrijven. Maar er is juist des te meer reden om de handelsinstrumenten die we hebben daarvoor te gebruiken. Zoals ik al zei, is er naast realisme ook ambitie. Dat heb ik ook veel gehoord bij uw Kamer, omdat we allemaal de potentie en het belang zien van vruchtbare economische relaties met dit continent. Ik benoemde de publiek-private samenwerking, omdat we marktstudies, economische missies of evenementen altijd samen met private partners uitvoeren. In de handelsagenda van het vorige kabinet lag de focus aanvankelijk op vier markten in Afrika, namelijk Marokko, Egypte, Nigeria en Zuid-Afrika. Voortbordurend op die Afrikastrategie van VNO-NCW, maar ook op de oproep van uw Kamer in de motie-Amhaouch, is die focus verbreed met vijf extra markten, namelijk Senegal, Ivoorkust, Ghana, Kenia en Ethiopië. Die laatste staat nu natuurlijk vanwege het conflict op een waakvlam. Eigenlijk hebben we het nu dus over acht Afrikaanse markten. Met onze private partners focussen we sterk op kansrijke sectoren in die genoemde markten. Dat zijn intensieve meerjarige kansentrajecten die doorzettingsvermogen vergen, maar we doen dit wel met de overtuiging dat deze markten voldoende kansen bieden. Dat betekent dus ook niet dat we niets doen in de landen die niet onder die acht markten vallen, of dat bedrijven daar niet worden geholpen. Ons bedrijfsleven wordt ook in die landen bijgestaan met financiering – denk aan Invest International en ons diplomatieke postennet – zodat ons bedrijfsleven eigenlijk wel in alle Afrikaanse markten wordt bijgestaan en daar de vruchten van kan plukken.

Dan de financieringen binnen dit kader. Juist onze financiële instrumenten zijn in Afrika van grote waarde, omdat, zoals ik net al zei, de risico's daar wel groot zijn. Dat verklaart dat zelfs een vijfde van de ekv-portefeuille van 16 miljard zich op het Afrikaanse continent bevindt. De kersverse financieringskrachtenbundeling Invest International ziet ook grote kansen om met hun steun en financiering aan Nederlandse bedrijven in Afrika bij te dragen aan de SDG's. Om de ontwikkeling van nieuwe projecten in Afrika extra te stimuleren heeft Invest International een strategisch partnerschap getekend met de Netherlands-African Business Council, oftewel de NABC.

Dan wil ik het hebben over imvo, want daar hebben uw leden een aantal keren aan gerefereerd. Ik denk dat het wel belangrijk is om dat ook in dit debat te benadrukken. Soms leeft het beeld een beetje dat imvo in Afrika soms een luxe is en dat bedrijven daar niet zo veel aan kunnen doen. Daar ben ik het niet mee eens. Allereerst is dat niet zo. Juist bij nieuwe start-ups, nieuwe bedrijven, die nog helemaal aan het begin staan van het opzetten van hun value chain, hun toevoerketen, is er juist meer invloed op hoe je daar invulling aan kunt geven. Dat past eigenlijk ook wel in de consistentie van het kabinetsbeleid en de positie van het Nederlandse bedrijfsleven zelf. Het is ook in Afrikaanse landen van belang dat ondernemers met gepaste zorgvuldigheid hun toevoerketen op orde hebben. Waar nodig biedt de overheid daar ondersteuning bij.

De voorzitter:

De heer Hammelburg heeft een vraag voor de Minister.

De heer Hammelburg (D66):

Dat is precies waar mijn vraag natuurlijk ook over ging, namelijk het implementeren en het ondersteunen van Nederlandse bedrijven die actief zijn in Afrika, en ook de Afrikaanse bedrijven die worden ondersteund door onze verschillende instrumentaria. Dat kan ook de FMO zijn. Ik heb gewoon een heel concrete vraag. Wordt er een imvo-toets uitgevoerd bij alles wat wij doen, bij al onze handelsinstrumentaria die wij inzetten en bij iedere goedkeuring van een project? Wordt er gecheckt? Wordt ernaar gekeken? Dat is een heel concrete vraag. Ik heb het over verschillende instrumentaria, dus de FMO, het Dutch Good Growth Fund, en wat je ook maar hebt. Wordt dat getoetst en wordt er bij de ambassades uitgevraagd waar die expertise zit? Ik heb de afgelopen weken namelijk met verschillende stakeholders gesproken en ik krijg sterk het vermoeden dat dat nog niet overal het geval is. Het is misschien ook een beetje een strikvraag aan de nieuwe Minister. Het kan ook zijn dat de Minister zegt dat ze daar nog een keer goed naar wil kijken en dat ze later terugkomt op hoe dat nou precies in zijn werk gaat. Ik heb hier vorig jaar al feitelijke vragen over gesteld. Toen kreeg ik daar ook niet echt antwoord op, dus ik vind dat een ingewikkelde kwestie.

Minister Schreinemacher:

Dank voor de vraag van de heer Hammelburg. Om überhaupt gebruik te kunnen maken van de Nederlandse handelsinstrumenten moet er inderdaad daadwerkelijk aan de imvo-criteria worden voldaan. Dat wordt ook getoetst bij iedere aanvraag. De toets verschilt wel per handelsinstrument. Uiteindelijk zullen we natuurlijk ook met Nederlandse wetgeving over imvo komen. We moeten er ook voor zorgen dat we dat bij al die toetsen bij ieder instrument op orde hebben. Daarmee gaan we aan de slag en we moeten kijken of dat nog verder versterkt moet worden. Dus ik ben blij met iedere strikvraag en ieder signaal dat ik hierover krijg, maar zoals wij het nu beoordelen is die toets echt wel strak. Maar nogmaals, imvo wordt de komende jaren natuurlijk een heel groot thema. Daar zullen we dit ook in meenemen.

De heer Hammelburg (D66):

Dank aan de Minister en ik moet hier ook nog even op broeden. Wat nu vooral het belangrijkst is, is dat wij als Nederland de komende jaren nog veel meer gaan investeren in handel met Afrika. We moeten een voorbeeldfunctie vervullen, zeker als het gaat over ondersteunende investeringen met Nederlands belastinggeld. Wíj moeten het goede voorbeeld geven, dus ik kijk ernaar uit om dit de komende jaren samen met de Minister op te pakken.

De voorzitter:

De Minister vervolgt.

Minister Schreinemacher:

Dan de vragen over handel met Afrika. De heer Amhaouch vroeg mij om te bekijken of we een extra impuls kunnen geven aan het bevorderen van de handel met Afrikaanse markten. Ik heb zeker de ambitie om in het kader van de Afrikastrategie te zorgen voor extra middelen en menskracht om de kansentrajecten verder te ontwikkelen.

De heer Klink benadrukte de kansen die Afrika biedt en zei dat we werk moeten maken van handel en investeringen in Afrika. Ik ben dat ook zeker van plan. Ik wil dit debat juist ook gebruiken om van uw Kamer te horen wat uw speerpunten voor die Afrikastrategie zijn, want die wil ik niet in mijn eentje in mijn werkkamer gaan schrijven. Op hoe we dat vorm willen geven, ga ik zo nog op in, maar ik wil juist van de Kamer horen welke punten belangrijk zijn. Dat is hartstikke goed. Ik vind ook dat het kabinet die extra investeringen moet plegen boven op de huidige inzetten in andere regio's die voor ons mkb en onze topsectoren van nog groter belang zijn. Daarbij sta ik voor een gefocuste aanpak in Afrika. De kansentrajecten voor het mkb moeten in mijn ogen dus focussen op de meest beloftevolle markten. We hadden het er net al over dat we ons nu specifiek op die acht markten richten. Dat doen we juist om echt het verschil te kunnen maken. Ik neem aan dat dit alles ook beantwoordt aan de motie van de heer Amhaouch, om die private 15/15-ambities te ondersteunen. Daarbij is het voor mij dus belangrijk om een gefocuste inspanning te leveren.

De heer Klink vroeg in hoeverre we met de focus inzetten op de topdrielanden en de VNO-strategie. In nauwe samenwerking met VNO en andere private partners richten we onze belangrijkste inzet op de meest beloftevolle markten, die acht aantrekkelijkste markten. In 2022 zien VNO en wij in Senegal en Ghana meer kansen dan in Algerije. Hoewel Algerije met een moeizaam ondernemingsklimaat kampt, verkennen wij er wel de mogelijkheden voor een cluster van Nederlandse bedrijven in de aardappelsector. Zoals gezegd, staat de inzet in Ethiopië door het conflict aldaar nu op waakvlamniveau. Ik begrijp dat er een interruptie is.

De voorzitter:

Die was er. Maar misschien is het aardig om die aan het eind van bijvoorbeeld het eerste blokje te doen. Ik weet niet wat de heer Amhaouch wenst.

De heer Amhaouch (CDA):

Ja, ik denk dat dat het beste is. Aan het eind hebben we het totaalplaatje en dan zal ik mijn interruptie doen.

De voorzitter:

Aan het eind van het debat of aan het eind van het eerste blokje over handel? Oké, na het blokje. Zullen we het zo doen?

Minister Schreinemacher:

Ja, dank u wel. Dan nog een vraag van de heer Klink: hoe gaat de Minister werk maken van de uitgesproken ambitie om investeringen in en export naar Afrika te verdubbelen? Ik ben bekend met de Afrikastrategie van VNO. Dat is echt een ambitieuze doelstelling. Het is een mooie doelstelling, maar ambitieus. Voor ons is het belangrijk om, zoals gezegd, met de gefocuste aanpak stappen in die richting te zetten. Verdubbeling vind ik een grote uitdaging, maar een beetje ambitie is niet gek. Ik wil me dus niet vastpinnen op een verdubbeling, maar we willen zeker flink inzetten op meer Nederlandse export en investeringen.

Dan nog een vraag van de VVD over de rol van Invest International. Die staatsdeelneming is nog maar net begonnen, maar we voeren daar wel heel goed beleidsoverleg mee. Zij zien veel kansen, juist in Afrika, en hebben daarvoor ook veel middelen, zoals een kernkapitaal, projectontwikkelingsgelden en OS-regelingen. Ik geloof niet dat zij nu al behoefte hebben aan versterking, maar het gaat om de goede samenwerking met ons ministerie en met de exportkredietverzekeraar Atradius. Die samenwerking moet Invest International helpen bij z'n inzet op de Afrikaanse markten.

De VVD vraagt of er een Dutch desk zal worden opgetuigd in een aantal van die landen. Dat kan ik me zeker voorstellen, maar dat is wel aan Invest International. Die moet dat in het kader van het samenwerkingsverband onderzoeken, zodat Nederlandse ondernemers ook dicht bij hun projecten in Afrika financiering kunnen vinden. De vraag óf en in welk tempo dat gebeurt, laat ik in dit geval aan Invest International.

De heer Klink en de heer Hammelburg hadden gevraagd in hoeverre ik werk aan het behoud van kennis en banen, zodat het bedrijfsleven de transitie van fossiel naar niet-fossiel goed mee kan maken. Gisteren is door uw Kamer een motie aangenomen, de motie-Heinen, over in hoeverre wij invulling gaan geven aan de toezeggingen in Glasgow. Uw Kamer vraagt ons om dat zorgvuldig met andere landen af te stemmen, ook om het gelijke speelveld te bewaken. Dat was ik van plan en daar zijn we ook mee bezig. We zitten nu in een intensief overlegtraject met bedrijven om te kijken in hoeverre we invulling kunnen geven aan de toezeggingen die we bij COP26 hebben gedaan. We hebben het bedrijfsleven ook gevraagd om met voorstellen te komen. Mede op basis van die input zullen wij tot een beleidspakket komen. Daar zullen we de Kamer voor de zomer over rapporteren, zoals ook verzocht in diverse moties. Als het gaat om de ekv's, de exportkredietverzekeringen, doe ik dat natuurlijk samen met mijn collega, de Staatssecretaris van Financiën.

De voorzitter:

Een vraag van de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Is dit het einde van het blokje?

Minister Schreinemacher:

Nee, niet van het blokje.

De voorzitter:

Dan wachten we toch nog even, conform de afspraak. De Minister kan dan misschien een signaal geven.

Minister Schreinemacher:

Ja, ik geef het aan als we aan het eind van het blokje zijn.

De heer Amhaouch heeft gevraagd naar het starten van de onderhandeling voor een handelsverdrag tussen de EU en Afrika. Een jaar geleden ging de implementatie van de Afrikaanse goederenvrijhandelszone van start, en die zal zeker nog tien tot vijftien jaar in beslag nemen. Eigenlijk is een handelsverdrag tussen EU en deze vrijhandelszone pas mogelijk na voltooiing van de oprichting van deze vrijhandelszone. Dus dat duurt echt nog wel een aantal jaren. Voor de bespoediging van het voltooiingsproces integreren de EU en Nederland hun technische steun aan de implementatie daarvan in de reeds bestaande programma's voor handelsfaciliteiten met de African Union. Daarbij moet u bijvoorbeeld denken aan het helpen van Afrikaanse landen met het opbouwen van expertise over verschillende standaarden voor bijvoorbeeld landbouwproducten.

Dan de vraag van Kamerlid Kerseboom of wij bereid zijn om onze zorgen uit te spreken over de situatie in Zuid-Afrika; vinden wij het een idee om een factfindingmissie te sturen? Mevrouw Kerseboom benoemde al de hele zorgelijke cijfers over aanvallen en geweld. We weten al een hele tijd dat de criminaliteitscijfers in Zuid-Afrika hoog zijn; die zijn zorgelijk. Slachtoffers van criminaliteit zijn te vinden in alle groepen van de samenleving. De aanpak van de criminaliteit in Zuid-Afrika is uiteindelijk wel de verantwoordelijkheid van de Zuid-Afrikaanse regering. In onze dialoog met Zuid-Afrika bespreken we dit thema en stellen we het aan de orde, want onveiligheid en criminaliteit treffen niet alleen de Zuid-Afrikaanse bevolking maar ook Nederlandse reizigers en ondernemers die actief zijn in Zuid-Afrika. Op dit moment ben ik geen voorstander van een factfindingmissie vanuit Nederland, ook omdat we dit uit heel veel rapporten en analyses weten. Ik zie op dit moment dus niet de meerwaarde van een factfindingmissie, maar we stellen die criminaliteitscijfers zeker aan de orde in onze dialogen met Zuid-Afrika.

Ik ben bijna door dit blokje heen. Is het kabinet bereid voorwaarden te stellen aan handelsovereenkomsten? Handelsovereenkomsten met derde landen, zoals Zuid-Afrika, worden door de EU gesloten. Dat is een Europese competentie. Zoals ik net ook al zei, is een handelsakkoord met de African Union niet aan de orde. Maar een handelsakkoord met Zuid-Afrika is op dit moment ook niet aan de orde. Mocht het wel aan de orde komen, dan zal Nederland zich zeker hard maken voor goed bestuur en mensenrechten. Met «goed bestuur» bedoel ik dus ook het eigendomsrecht.

De heer Klink stelde nog een vraag over importbarrières, bijvoorbeeld bij citrusvruchten. Ik ben het met hem eens dat er geen onnodige handelsbarrières moeten worden opgeworpen, want vrijhandel is een groot goed. Dat ben ik helemaal met de heer Klink eens. Tegelijkertijd stelt de EU terecht hoge eisen aan bijvoorbeeld de voedselveiligheid ter bescherming van de Europese consument. Maar we moeten er scherp op blijven dat de toepassing van deze regels niet tot een oneigenlijke vorm van protectionisme leidt. Nederland blijft daar ook heel scherp op in z'n contacten met de Europese Commissie.

De laatste vraag van dit blokje is ook van de heer Klink. Wordt er door ambtelijke vertegenwoordigers voor gewaakt om niet te snel met de Afrikaanse chief veterinary officer tot een bindend voorschrift te komen? Ik ben eerlijk gezegd niet bekend met deze materie, maar kom er graag in overleg met LNV en VWS schriftelijk op terug. Dat zou mijn toezegging zijn, als de heer Klink daarmee akkoord gaat.

De voorzitter:

En dat is...

Minister Schreinemacher:

... het einde van dit blokje.

De voorzitter:

Dat is het einde van het eerste blokje. De heer Klink steekt als eerste zijn hand op. Meneer Klink, gaat uw gang.

De heer Klink (VVD):

Ik heb nog een paar opmerkingen over de antwoorden die de Minister heeft gegeven. Om met het laatste te beginnen: het is heel goed dat die schriftelijke toezegging er komt. Dat gaat echt over het veterinaire aspect en dat er dan oog is voor Nederland als handelsland, zeker omdat we samengestelde producten exporteren naar Afrika. Dan is het veel lastiger vanuit handelsperspectief dan wanneer je dat vanuit de producent beziet. Als er iets meer duiding van mijn kant voor nodig is, wil ik die te allen tijde geven, maar ik neem de toezegging dat onze Kamer dat binnenkort tegemoetziet, van harte aan. Wat de situatie rond de citrusvruchten betreft wordt nu het paard achter de wagen gespannen. Ik wil wel echt eventjes het punt gemaakt hebben dat mijn indruk is dat we door heel hoge eisen te stellen vooral de Spaanse telers beschermen, wat het voor Zuid-Afrika moeilijker maakt om binnen Europa iets af te kunnen zetten. Ik vind een afname van 10% namelijk bizar hoog.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Klink (VVD):

Heeft de Minister er oog voor dat het dus ook negatieve gevolgen heeft voor de reductie van de gewasbeschermingsmiddelen in Zuid-Afrika? Dat bedoelde ik met het paard achter de wagen spannen. Dat aspect moet dus ook meegenomen worden. Dan mijn vraag over de acht focusmarkten. Ik heb het niet gehoord, maar ik ga er wel van uit dat Nigeria een van de acht is.

De voorzitter:

Ik moet eventjes ingrijpen, want u stelt een trein aan vragen. Met het oog op de tijd en de gelijke verdeling over de Kamerleden zou ik het dus even willen beperken tot de twee vragen die u al heeft gesteld, en wil ik graag het woord geven aan de volgende...

De heer Klink (VVD):

Maar ik heb nog één hele belangrijke over de Dutch desk.

De voorzitter:

Dit zijn eigenlijk meerdere interrupties, dus ik breek het toch even af. Daarna geef ik u eventueel nog een kans. Dit zijn meerdere interrupties in één, met een reeks aan vragen. Het woord is eerst aan de Minister om te antwoorden.

Minister Schreinemacher:

Op het eerste punt over de toezegging kom ik graag apart terug op het aanbod van de heer Klink voor nog wat nadere duiding, zodat we zeker weten dat we de juiste informatie naar uw Kamer sturen. Als tweede is gevraagd of Nigeria een van die focusmarkten is. Invest International heeft op dit moment in ieder geval al één Dutch desk in Nigeria. Ik meen dat daarmee de vraag beantwoord is.

De heer Klink (VVD):

Ja, en ik neem aan dat het ook voor het ministerie een van de acht focusmarkten is?

Minister Schreinemacher:

Ja, zeker. Zeer zeker.

De voorzitter:

Graag door naar de volgende vraag, van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik heb twee vragen. Ten eerste dank ik de Minister voor het feit dat zij het met ambitie en realisme wil oppakken. Dat realisme is een medaille met twee kanten. Aan de ene kant moeten we een hobbelig pad aflopen, maar aan de andere kant – dat was destijds ook de intentie van die taskforce – moeten we leren handelsbarrières te identificeren in Afrika en proberen die op te lossen. Met de huidige handelsinstrumenten is dat misschien niet mogelijk. Dus de vraag aan de Minister met betrekking tot die extra impuls en extra bemensing is of zij erkent dat zo'n taskforce ook barrières moet identificeren, en dat we dan gaan kijken waar we ons instrumentarium moeten aanpassen.

Minister Schreinemacher:

Ik dank de heer Amhaouch voor deze vragen. In mijn bredere notitie op BuHa-OS maar ook in het kader van de Afrikastrategie zullen we natuurlijk de taskforce raadplegen. Wel wil de taskforce juist heel graag kijken naar concrete kansen op de grond. De handelsbarrières komen daarbij natuurlijk wel ter sprake, maar het gaat daarbij vooral om het identificeren van kansen en niet zozeer om het wegnemen van barrières. Daar schakelen we vaker ambassades voor in. Maar wanneer daar bij de taskforce ideeën over bestaan, dan willen we die graag meenemen in de Afrikastrategie.

De voorzitter:

Prima. Heeft u nog een vervolgvraag, meneer Amhaouch?

De heer Amhaouch (CDA):

Als u mij toestaat, heb ik nog een tweede vraag. Die gaat toch over dat handelsverdrag. Ik begrijp dat je niet van vandaag op morgen eventjes een handelsverdrag met een heel continent sluit. Maar de vraag is hoe je zo'n proces opstart. Het duurt jaren voordat een land kan toetreden tot de EU. Moeten we er niet alvast over nadenken wanneer het kan? Wanneer kunnen Afrikaanse landen dadelijk tot een handelsverdrag toetreden? Doe dat gefaseerd. Als je wacht tot alle 54 landen kunnen toetreden, wacht je dus totdat het zwakste land aan de eisen voldoet. Ten aanzien van dat stuk zou ik in de Afrikastrategie dus graag terugzien wat de aanpak zou moeten zijn. Dat regelen we natuurlijk niet als Nederland alleen, dat doen we in Europa, maar wat is dan onze inzet?

Minister Schreinemacher:

Dank voor deze vraag. We hebben natuurlijk nu al wel bijvoorbeeld die Economic Partnership Agreements met verschillende Afrikaanse landen. Het staat zo in het coalitieakkoord, maar ik ben zelf ook groot voorstander van handelsverdragen. Dus wat dat betreft: the sooner, the better. Maar we moeten wel kijken in hoeverre al die landen daar dan op een eerlijke manier aan mee kunnen doen. Dit lijkt me juist weer iets om te verwerken in die Afrikastrategie, en dat zal daar ook zijn plaats moeten krijgen. Ik heb in ieder geval de heer Amhaouch goed gehoord: hij zou niet tegen een handelsverdrag tussen de EU en Afrika zijn.

De voorzitter:

Dan is er nog een vraag van de heer Hammelburg. Gaat uw gang.

De heer Hammelburg (D66):

Ik ben ook niet tegen een heel eerlijk verdrag. Dat scheelt alweer. Ik heb een korte vraag over mijn Glasgowmotie. Ik hoor de Minister zeggen dat we conform de motie van Klink, Amhaouch en Hammelburg met het bedrijfsleven in gesprek gaan over hoe daar invulling aan te geven, maar ik zou graag een bevestiging krijgen dat die Glasgowmotie onverkort, zonder morren, wordt uitgevoerd. Ik had met de heer De Bruijn nog een discussie over de impact op ontwikkelingslanden. Ik dacht dat er een toezegging was om daar een brief over te sturen. Ik zie hem niet meer op de lijst staan. Ik zie de griffier knikken. Ik denk dat dat ergens in het luchtledige is verdwenen. Mijn vraag is dus: kan er alsnog een brief komen over de uitvoering van de Glasgowmotie en de impact op ontwikkelingslanden specifiek?

Minister Schreinemacher:

Dank voor deze vraag. Ik herinner me nu ook dat ik zou terugkomen op de vergroening van de handelsinstrumenten. Daar vroeg de heer Hammelburg eigenlijk ook naar. Dat staat in het coalitieakkoord, dus we gaan daar zeker mee aan de slag, ook naar aanleiding van onze toezeggingen bij COP26. Ik ken de toezegging van mijn voorganger niet, maar ik doe graag de toezegging om de vorige toezegging na te komen. We zitten nu midden in het traject van hoe we onze toezeggingen van COP26 gaan uitvoeren. We nemen de Glasgowmotie daarin mee. Wilt de heer Hammelburg nog een aparte brief of volstaat het als we de motie op het moment van informeren van uw Kamer vóór de zomer meenemen?

De heer Hammelburg (D66):

De Glasgowmotie stelt gewoon: we moeten met onze handelsinstrumentaria voldoen aan Parijs en Glasgow. Dat is mijn motie. De toezegging van de heer De Bruijn ging over de impact van de motie op ontwikkelingslanden. Het is ontzettend belangrijk dat we niet alleen oog hebben voor het Nederlandse bedrijfsleven conform de motie-Klink/Amhaouch/Hammelburg, maar juist ook voor de impact op ontwikkelingslanden.

De voorzitter:

Dan is er nog een vraag van ...

Minister Schreinemacher:

Mag ik nog even reageren? We nemen het punt over de impact op ontwikkelingslanden mee in de voortgangsrapportage.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van mevrouw Kerseboom. Gaat uw gang.

Mevrouw Kerseboom (FVD):

Ik had het antwoord van de Minister over het veralgemeniseren van criminaliteit wel verwacht, maar ik schrik er nog steeds wel een beetje van. Wat er met de boeren in Zuid-Afrika gebeurt, is namelijk geen normale, algemene criminaliteit. Deze groep mensen wordt disproportioneel vaak slachtoffer van de meest gruwelijke misdaden in Zuid-Afrika. Ik heb ook al in mijn betoog gezegd dat er vier redenen zijn waarom dit geen normale criminaliteit is. Als in Nederland iedere week een voedselproducent vermoord zou worden, dan zouden wij dat prioriteit geven. Ik wil de Minister vragen of zij het toch met mij eens is dat dit geen algemene criminaliteit is en dat dit niet valt onder de statistieken van normale criminaliteit. Ik wil ook vragen of ze het met mij eens is dat wij door onze historische relatie met Zuid-Afrika een unieke positie hebben om, terwijl de overheid in Zuid-Afrika weigert om deze criminaliteit prioriteit te geven, wél uit te spreken dat dit prioriteit moet hebben, ook voor het belang van de stabiliteit in Zuid-Afrika en onze handelsrelatie met dat land.

Minister Schreinemacher:

Dank voor deze vraag. Zoals net gezegd, geweld vindt daar tegen boeren plaats, maar ook mensen die op reis zijn, zoals Nederlandse ondernemers, ondervinden het. Ik ben het helemaal met mevrouw Kerseboom eens dat wij juist door onze historische banden een land zijn om dat daar aan de orde te stellen. Zoals gezegd, doen wij dat ook in onze bilaterale contacten met de Zuid-Afrikaanse regering. Zoals ik het zie, doen wij dit dus al. Wij delen onze zorgen en stellen dit echt wel indringend aan de orde.

Mevrouw Kerseboom (FVD):

Ik wil toch even noteren dat ik enorm geschokt ben dat deze criminaliteit, het vermoorden, martelen en verkrachten van boeren en hun families, door Onze Minister op hetzelfde niveau wordt geplaatst als aanvallen op toeristen.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Eppink. Gaat uw gang.

De heer Eppink (JA21):

Ik wil ook even op dit punt ingaan. Door de aanvallen op commerciële boeren in Zuid-Afrika en doordat veel boeren weggaan, komt de voedselvoorziening in Zuid-Afrika toch wel in gevaar. Daarnaast groeit de bevolking. Dan kom je in een situatie waarin de boeren het land uit worden gejaagd en de bevolking groeit. Dat is natuurlijk een fundamentele zorg die u naar voren kunt brengen als u spreekt met vertegenwoordigers van Zuid-Afrika. Ik zou graag willen dat het kabinet dat ziet en bereid is dat te doen.

Minister Schreinemacher:

Dank voor deze verduidelijkende vraag. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de boeren ligt natuurlijk wel primair bij de regering van Zuid-Afrika, maar natuurlijk stellen we het aan de orde. Zoals de heer Eppink aangeeft, is voedselzekerheid daarbij van belang, maar dit past ook wel in het plaatje van gewoon hoge criminaliteit. Volgens mij werkt dat in z'n algemeenheid destabiliserend en is dat een op zichzelf staand probleem. Voedselveiligheid is dat ook. Dat zullen we in de dialoog met de Zuid-Afrikaanse regering dus ook aan de orde stellen.

De voorzitter:

Dank voor alle reacties. In verband met de tijd wil ik toch doorzetten naar het volgende blokje van de Minister, zodat ze haar betoog kan voortzetten. Ik geloof dat het tweede blokje over ontwikkelingssamenwerking gaat. We hebben afgesproken om de reacties, de vragen en de interrupties per blokje te doen. Ik kijk hoe dat bij het tweede blok gaat. Als het uit de hand loopt, ga ik waarschijnlijk toch maximeren. We weten natuurlijk wel dat de meeste vragen waarschijnlijk over het eerste blokje, over handel, zijn geweest, dus laten we kijken hoe het gaat.

Minister Schreinemacher:

We investeren komend jaar fors in ontwikkelingssamenwerking in Afrika. We investeren komend jaar meer dan 400 miljoen in de versterking van de private sector in ontwikkelingslanden. Het grootste deel daarvan gaat naar Afrika. De nadruk ligt op het achtste duurzameontwikkelingsdoel. Dat is gericht op groei en fatsoenlijke banen. Hiermee versterken we het ondernemingsklimaat in Afrikaanse landen en de handelskansen van Afrikaanse ondernemers. Dit mes snijdt aan twee kanten, want hier heeft ons eigen bedrijfsleven natuurlijk ook baat bij.

Onze programma's bestrijken echt het hele continent. Met onze posten identificeren we de belangrijkste bottlenecks en bekijken we waar Nederland meerwaarde kan bieden om deze op te lossen. We bieden ondernemers toegang tot financiële diensten in Afrika, onder andere via kredietverlening. We zetten in op infrastructuur in de sectoren waar wij verstand van hebben. De heer Klink vroeg daar ook naar en had het bijvoorbeeld over water of landbouw – nou, inderdaad! – maar we richten ons ook op energie en gezondheid. Het is steeds meer gericht op vergroening. Daarnaast hebben we de private sector nodig. Juist door het OS-budget slim in te zetten, kunnen we investeringen van de private sector stimuleren. Met de Nederlandse inzet hebben we in 2020 zo al 140 miljoen euro aan investeringen in de private sector in Afrika gemobiliseerd. Volgens mij is het hartstikke goed dat we met elke euro Nederlands belastinggeld meer kansen creëren en die investeringen als vliegwiel inzetten om private investeringen aan te jagen.

In antwoord op de vragen van de heer Hammelburg en de heer Amhaouch het volgende. Er werd gevraagd naar de synergie tussen handel en ontwikkelingssamenwerking. Ik zei in mijn inleiding al dat het goed is om de diversiteit aan landen te erkennen. Dat vraagt dus ook om een diversiteit aan aanpakken. Ik zal daar in mijn nota over nieuw BHOS-beleid verder op ingaan. Een deel zal over handel gaan. Er komt ook een deel over ontwikkelingssamenwerking. Ontwikkelingssamenwerking en handel kunnen elkaar natuurlijk ook ergens vinden en versterken. Volgens mij vergt het echt een goede analyse van waar wij die synergie realistisch gezien kunnen bereiken. Dat is meestal niet in de meest fragiele landen, maar wel in de lagere- en middeninkomenslanden, zoals een aantal leden van uw Kamer al onderschreef.

De heer Eppink vroeg: hoe ga je nou om met de groeiende omvang van de bevolking in Afrika? Hij stelde net in zijn interruptie ook al landbouw en voedselzekerheid aan de orde. Een grotere productiviteit in de landbouw is natuurlijk belangrijk. Dat ben ik helemaal met de heer Eppink eens. Dat kan op verschillende manieren. We moeten wel echt kijken wat in Afrika werkt. Dat zei de heer Klink net ook al een beetje in het interruptiedebat tussen u beiden. We hebben hele mooie technologieën in Nederland. We moeten kijken in hoeverre we die in Afrika kunnen inzetten, wat werkt en wat duurzaam is. Volgens mij kan onze landbouw zeker een voorbeeld zijn, zoals de heer Klink zei. Ik heb het dan met name over onze innovatieve kracht. Denk aan waterbesparing en circulariteit, zoals ook de heer Hammelburg in zijn betoog stelde. Ik zet vanuit zowel mijn handels- als ontwikkelingsportefeuille graag in op de versterking van de voedselzekerheid in Afrika. Dat doe ik vanuit de lokale vraag, zoals ook de heer Amhaouch mij vroeg in zijn betoog.

Dan een antwoord op de vraag van mevrouw Koekkoek over welke stappen ik zal ondernemen om de handelsrelaties met Afrikaanse landen op een gelijkwaardige en duurzame manier vorm te geven. We zullen de Afrikastrategie als volgt aanvliegen: er zal consultatie zijn, niet alleen in Nederland, maar natuurlijk ook met partijen en partners in Afrika. Wij gaan het niet in de toren hierachter allemaal verzinnen. We willen het juist ook met partners en stakeholders ter plaatse in gang zetten. Wat mij betreft zal daar zeker aandacht zijn voor wat mevrouw Koekkoek «de nieuwe economie» noemt. Ook jongeren willen vooral daarop inzetten. Een paar weken geleden heb ik in Oeganda veel jongeren gesproken. Ik was echt wel onder de indruk van hun ideeën voor hun eigen gemeenschap en hun land. Daar zat heel veel energie in. Dat vond ik echt mooi om te zien. We zullen dat dus zeker meenemen. We doen dat ook op een meer formele manier via het innovatiefonds en onze programma's voor jongerenwerkgelegenheid, waarmee we op dit moment 200.000 banen willen genereren voor jongeren.

Mevrouw Koekkoek vroeg ook om nog uit te wijden over de Youth at Heartstrategie. Zoals gezegd, zijn jongeren belangrijk voor ons beleid. Ieder jaar betreden 10 tot 15 miljoen jongeren de arbeidsmarkt. Veel jongeren in Afrika zijn zeer ondernemend. Zoals gezegd, heb ik een paar weken geleden een aantal van hen ontmoet. Wij ondersteunen hen met programma's als het Challenge Fund for Youth Employment en zetten in op opschaling via programma's van de EU en de Wereldbank. Zoals ik net al zei, is het belangrijk om henzelf aan het woord te laten. Ook onze jongerencommissie zal dus inspraak hebben in de Afrikastrategie. Wij proberen jongeren en hun uitdagingen actief bij de EU-AU-top te betrekken waar dat kan. Ik had gister nog een digitale meeting met een aantal jongeren over sexual and reproductive rights in Afrika. Je merkt echt dat daar veel ideeën zitten. Dat was wel heel goed om te zien. Die zullen wij er ook zeker bij betrekken.

Dan een antwoord op de vraag van de heer Hammelburg of wij nog voldoende bijdragen aan COVAX en de country readiness bij het tegengaan van COVID-19. Hij vroeg ook in hoeverre we bij het opzetten van de Afrikastrategie nadenken over hoe Nederland via hulp en handel een bijdrage kan leveren. Op dit moment investeert Nederland echt stevig in country readiness. Van onze bijdrage van 70 miljoen aan The Access to COVID-19 Tools Accelerator voor 2022 wordt 50 miljoen besteed aan country readiness en versterking van het gezondheidssysteem. In veel lage-inkomenslanden staat op dit moment vooral de basisgezondheidszorg als gevolg van COVID-19 onder druk. Wij blijven natuurlijk inzetten op de COVID-19 response, maar blijven ook onveranderd investeren in de basisgezondheidzorg en SRGR, omdat het belangrijk is om juist die zorg op peil te houden. Daarmee overlijden misschien niet mínder mensen aan covid, maar voorkomen we wel dat mensen overlijden op een manier die met goede basisgezondheidszorg voorkomen had kunnen worden. Onze COVID-19 response wordt met additionele ODA-middelen gefinancierd. Volgens mij heb ik daarmee de vragen van de heer Hammelburg beantwoord, maar ik ben bijna aan het eind van het blokje. Als er nog een interruptie is, hoor ik het graag.

In antwoord op de vragen van de heer Klink over de cashtransfers het volgende. Ik begrijp de vraag. In de BHOS-nota zullen we ook nog eens kijken hoe cashtransfers bij kunnen dragen aan armoedebestrijding. Wij hebben in het AIV-advies gezien dat cashtransfers wel bij kunnen dragen aan armoedebestrijding. De heer Klink vroeg of we een deel van het geld dat we nu daaraan willen besteden, op een doelmatiger manier kunnen inzetten. Ook in het coalitieakkoord zetten we in op een Afrikastrategie die aan het tegengaan van armoede moet bijdragen. De AIV zegt wel dat cashtransfers doelmatig zijn, juist omdat het inkomenssteun betreft die direct gericht is aan geselecteerde en kwetsbare groepen. Er is dus ook bewezen dat armoede daarmee wordt tegengegaan. Dankzij digitale technologie, zoals mobiele telefonie, kun je ook die cashtransfers op een heel laagdrempelige manier met lage kosten realiseren. Juist door de koppeling van cashtransfers aan bepaalde voorwaarden, zoals een bezoek aan een moeder- en kindkliniek, kan er tevens daarmee ook weer een bijdrage aan de SDG's worden geleverd. Voor ons zijn cashtransfers dus echt onderdeel van onze inzet op armoedevermindering, specifiek voor de meest kwetsbare groepen. Het is wel echt een relatief bescheiden inzet op de begroting die ik graag zou willen voortzetten. Het hoeft ook niet of-of te zijn, want de alternatieven die de heer Klink aandroeg, bijvoorbeeld meer inzet op water en landbouw, doen we ook. Het is dus niet of-of. Maar met de relatief kleine inzet op cashtransfers kunnen we toch wel een groot verschil maken bij die kwetsbare groepen.

Mevrouw Koekkoek van Volt vroeg op welke manier we Afrikaanse boeren helpen te vergroenen. Mede in reactie op de motie-Van der Lee over vergroening kijken we in de begroting naar alle ondersteuningsprogramma's en hoe we dit in lopende programma's kunnen doen. De Europese inzet moet natuurlijk wel coherent zijn en de positie van Afrikaanse boeren ook niet schaden.

Dat is het einde van dit blokje.

De voorzitter:

Dank aan de Minister. Ik weet dat de heer Hammelburg een korte en bondige vraag heeft. Ik ga nu een beetje strenger zijn omwille van de tijd. Gaat uw gang.

De heer Hammelburg (D66):

Mijn vraag gaat over covid. Van de Minister hoor ik woorden die uit mijn hart zijn gegrepen. Het gaat niet alleen over COVAX, maar ook een landgerichte, bredere aanpak en de basisgezondheidszorg. Het waren dus woorden naar mijn hart. We hebben daarvoor met de coalitie ook extra middelen beschikbaar gesteld. Maar het geldt ook voor pandemische paraatheid. Er zijn verschillende initiatieven die in ’20-’21, ’20-’22 geld hebben gekregen van Nederland hiervoor, ook van het Ministerie van VWS. Die potjes moeten weer gevuld worden om de commitments van Nederland waar te kunnen maken. Dat gaat dus niet alleen om middelen vanuit BHOS, maar ook vanuit de pandemische paraatheid. Wil de Minister daar nog een keer goed naar kijken, in coördinatie met de Minister van VWS?

Minister Schreinemacher:

Dank voor deze toevoeging of misschien verduidelijking ook. Die pandemische paraatheid is natuurlijk heel belangrijk. Ik ga graag met mijn collega van VWS nog een keer kijken of daar op dit moment voldoende op wordt ingezet, maar die country readiness is in ieder geval iets waar wij flink op inzetten. Maar ik ga nog een keer in overleg met mijn collega.

De voorzitter:

Ik ben blij dat er op dit moment geen aanvullende vragen zijn. Dan doen we het dus heel netjes. De heer Eppink laat zich overigens excuseren. Hij is naar het Buitenlandse Zakendebat over Oekraïne vertrokken. De Minister vervolgt met het derde blok.

Minister Schreinemacher:

Dat gaat over onze multilaterale inzet en de inzet via de EU. De Nederlandse inzet is natuurlijk wezenlijk, maar de impact komt er pas echt als we opschalen. We werken ook nauw samen binnen de EU en met internationale financiële instellingen waarvan we aandeelhouder zijn om juist echt die impact te bewerkstelligen. Ik heb daar ook twee dagen geleden met mijn collega's over gesproken. We waren het erover eens dat het bevorderen van handel en investeringen in Afrika een belangrijke prioriteit van de EU zou moeten zijn. Die focus sluit ook goed aan bij een partnerschap waarin EU en Afrikaanse partners steeds meer op basis van gelijkwaardigheid worden benaderd, zoals ook mevrouw Koekkoek vroeg. Dat partnerschap staat deze week centraal op de top in Brussel. Die top is ook een belangrijk moment voor de brede relatie tussen de EU en Afrikaanse partners. We hebben het vandaag vooral over handel en ontwikkelingssamenwerking, maar het is natuurlijk ook een bredere relatie. Er bestaat namelijk ook een strategisch belang om de EU te positioneren als voorkeurspartner voor Afrikaanse landen en zo een alternatief te bieden voor de geopolitieke invloed van andere spelers in Afrika, zoals veel van uw leden vandaag aangaven.

Als belangrijkste uitkomst van de top is een substantieel op waarde gebaseerd investeringspakket voorzien, de zogenaamde Global Gateway Investment Package, waarbij de private sector wordt gemobiliseerd en aanzienlijk wordt geïnvesteerd in onder andere transport en connectiviteit, economische integratie en de versterking van de gezondheidssystemen. Nederland draagt actief bij aan dat investeringspakket.

Mevrouw Koekkoek vroeg nog of Nederland had ingezet op een gezamenlijke Europese positie en hoe ik sta tegenover het prioriteren – althans, zo heb ik de vraag gehoord – van het lidstaatbelang versus het belang van de EU. Op dit moment wordt op het niveau van Coreper gewerkt aan een gezamenlijke Europese positie. Daar hebben lidstaten hun aandachtspunten en ambities kunnen inbrengen. Die zijn natuurlijk niet allemaal in dezelfde mate gereflecteerd in de slotverklaring, maar er ligt wel een concreet voorstel waarover nu wordt onderhandeld met de African Union. Kijk, uiteindelijk zullen lidstaten altijd hun eigen belangen inbrengen. Ik vind dat op zichzelf niet raar, want die bestaan nu eenmaal. Maar ik denk dat het uiteindelijk belangrijk is dat we wel tot een gezamenlijke Europese positie komen. Dat is wel gelukt. Dus wat dat betreft hebben we nu in ieder geval wel een concreet voorstel waarover we kunnen onderhandelen.

De vraag was waar de Nederlandse prioriteit lag. Onze belangrijkste prioriteiten zijn echt het creëren van welvaart en veiligheid. Die inzet werd ook breed gedragen in de actieagenda en komt uiteindelijk de duurzaamheid en de effectiviteit van alles wat wij daar doen binnen het versterkte partnerschap ten goede.

Dan nog een laatste vraag van mevrouw Koekkoek in dit blokje. Die ging over het EU Action Plan on Critical Raw Materials. Dat legt de nadruk op de leveringszekerheid van de Unie, mede in relatie tot de green deal. De ontwikkeling van het plan staat nog aan het begin. De Europese Commissie is nog echt bezig met de opbouw van de capaciteit en data ervoor. Deel van het Nederlandse beleid op kritieke grondstoffen en circulaire economie is het voorkomen van schade in ontwikkelingslanden als gevolg van de veranderingen in productie en mijnbouw; just transition, hè? In EU-verband worden relaties met Afrika in dit kader mede voorzien onder het EU Global Alliance on Circulair Economy and Resource Efficiency.

Tot zover dit blokje. Dan ga ik verder met het volgende blokje.

De voorzitter:

We mogen gelijk door.

Minister Schreinemacher:

Hartstikke goed. Dat gaat over de Afrikastrategie. Ik heb al een en ander gezegd over hoe we die gaan aanvliegen. Neem me niet kwalijk. Ik mis een blokje. Dat is de taskforce. Ik kan me niet voorstellen dat de heer Amhaouch mij door had laten gaan met de Afrikastrategie zonder de taskforce te noemen! Onze drie economische agenda's in Afrika, de handelsagenda, de OS-agenda en de internationale agenda, werken allemaal ondersteunend aan de op uw verzoek opgezette publiek-private Taskforce handelsbevordering. Onder de vlag van die taskforce zijn vijf beloftevolle sectoren in onze acht focusmarkten gevonden. Er zijn nu een twintigtal markt-themacombinaties op een gestructureerde manier samen met private partners opgesteld om die die door middel van marktstudies, handelsmissies en instrumenten verder vorm te geven. Maar liefst negen van die twintig vloeien voort uit die 1515-ambities voor Afrika, die de motie-Weverling/Amhaouch opriep te ondersteunen.

Wat ik hier heb staan, heb ik net ook in antwoord gegeven op hoe wij met de taskforce omgaan als het gaat om het opstellen van de Afrikastrategie. De heer Amhaouch vroeg ook nog naar de wapenfeiten van de taskforce en de meerwaarde die deze tot nu toe heeft gebracht. Ik zei al dat negen van de twintig kansentrajecten voortvloeien uit de 1515-ambities. Die kansentrajecten leiden tot deelname van honderd ondernemers aan zes virtuele handelsmissies en de financiering van vijftien nieuwe demonstratieprojecten of investeringsvoorbereidingsstudies. Die publiek-private partners steunen elkaar nauwer bij grote en laagdrempelige evenementen om kansen in beloftevolle Afrikaanse markten aan ondernemers te presenteren. Wij ervaren de taskforce als een efficiënt en informeel klankbord over kansen en uitdagingen voor de ondernemers in Afrika. Het is zeker geen vergadercircus of iets dergelijks, maar het is ook weer geen silver bullet voor alle problemen buiten onze invloedsfeer. Ik heb het idee dat het op dit moment echt een succesvol gremium is waar wij in ieder geval en volgens mij ook veel ondernemers voordeel bij hebben.

De voorzitter:

Aan het einde van het vierde blokje, over de taskforce, een vraag van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Het is goed om te horen van de negen kansrijke trajecten vanuit die 15–15. Natuurlijk mag dat dadelijk ook groeien. In de motie die ik indiende met de heer Weverling destijds, hebben we ook gezegd dat er bepaalde ruimte moet zijn voor facilitering. Heeft de taskforce voldoende ruimte in de taskforce, met de betrokkenen die daar aan tafel zitten, dus ondernemers, NABC, VNO-NCW, Invest International, voor de programmaorganisatie en het faciliteren van de projectontwikkeling en programmaontwikkeling? Het gaat niet om de investeringen sec, want er komen financieringsinstanties. Het is belangrijk dat we voortvarend, met ambitie en realisme, aan de slag gaan. Daar zijn we op zoek naar.

De voorzitter:

Helder. De Minister.

Minister Schreinemacher:

Dank aan de heer Amhaouch voor deze verduidelijkende vraag. Voor zover wij kunnen zien, bestaat die ruimte er. Op dit moment denken zij zeker mee over de kansentrajecten. We hebben er nu een aantal geïdentificeerd. Daar zijn we mee aan de slag. Ze denken ook weer verder mee over eventuele nieuwe trajecten. We proberen wel focus te houden. We willen nu niet meteen weer nog weer veel meer nieuwe trajecten. Laten we eerst deze trajecten aflopen om te zien of we hier een succes van kunnen maken. Maar we bieden zeker de ruimte voor die ontwikkeling. Ik denk ook dat die ruimte binnen de taskforce bestaat. Als er nog meer ruimte voor nodig is, dan horen we dat natuurlijk graag en kunnen we daar in de Afrikastrategie nog meer ruimte voor bieden. Over de Afrikastrategie heb ik eigenlijk al wel aangegeven hoe ik dat wil gaan doen. Ik voel mij in ieder geval verantwoordelijk voor het coördineren en het opstellen van deze strategie omdat mijn portefeuille raakvlakken heeft met de genoemde doelstellingen in het regeerakkoord als het gaat om die strategie. Wat mij betreft duidt een goede strategie de huidige trends en de ontwikkelingen, komen we daarmee ook tot een integraal beleid en maken we heldere keuzes over de uitgangspunten, de doelstellingen en de prioriteiten.

Daarbij realiseer ik me, zoals we eerder ook al bespraken, dat het Afrikaanse continent met zijn 54 landen echt complex is. Dus we hebben niet een one-size-fits-alloplossing voor al die landen, maar we kijken juist hoe we in die verschillende landen op verschillende manieren onze inzet het beste kunnen maken en de meeste impact kunnen genereren. Volgens mij is dat wel een van de elementen bij de inzet van die strategie, maar natuurlijk ook een van de uitdagingen.

Wie gaan we er dan allemaal bij betrekken? Even vanuit onszelf redenerend, nodigen we natuurlijk ook de andere departementen die daarbij betrokken zijn uit om een beleidsinhoudelijke bijdrage te leveren. Maar ook VNO-NCW zal natuurlijk betrokken worden, net als onze partners in Afrika, zoals ik eerder al zei. Dus eigenlijk alle relevante nationale en internationale gesprekspartners en onze Afrikaanse gesprekspartners in het bijzonder. Mijn streven is in ieder geval om de strategie af te ronden op het moment dat de beleidsvoornemens daarin nog meegenomen kunnen worden voor de begroting voor 2023. Maar, zoals gezegd, ik gebruik dit debat ook om input bij u op te halen voor deze strategie.

Dan was er nog een vraag van een aantal van uw leden over de Global Gateway en in hoeverre we die ook gaan meenemen in de strategie. De inzet van de Global Gateway om slimme, schone en veilige verbindingen in de digitale energie- en vervoerssector te stimuleren sluiten grotendeels aan bij onze eigen voorgenomen inzet. Dus niemand kan op dit moment echt zeggen hoe die Global Gateway gaat uitpakken. We hebben natuurlijk het voorstel van de Commissie gezien. Voor de echt concrete invulling zal een van de EU-AU-top deliverables ook een pakket daarvoor zijn. Hoe dat er precies uit gaat zien en hoe dat kansen gaat bieden voor het Nederlands bedrijfsleven, weten we nog niet zeker. Maar dat we daarop gaan inzetten voor de goede positionering van ons bedrijfsleven en dat de landen waarbij vooral wordt ingezet, daar beide baat bij zullen hebben, staat buiten kijf. Dat wil ik u ook zeker toezeggen.

Dan ben ik aan het einde gekomen van mijn beantwoording.

De voorzitter:

De Minister is aan het einde van haar vijf blokjes en haar antwoorden, met een vraag van de heer Hammelburg. Gaat uw gang.

De heer Hammelburg (D66):

Voorzitter, dan hoef ik ook gelijk geen tweede termijn meer. Ik had nog een vraag over de Nederlandse inzet en de strategie op de Nederlandse, dan wel de Europese Ontwikkelingsbank en hoe we daar in de toekomst mee moeten omgaan, want daar zijn veel discussies over en ik ben heel benieuwd naar de strategie van het ministerie. Ik wil dan gelijk ook gebruikmaken van deze gelegenheid om een tweeminutendebat aan te vragen. Dan was ik klaar.

De voorzitter:

De Minister. Ik heb hier nog een andere opmerking over. Ik keek ook ondertussen naar het lid Koekkoek, maar daar komen we zo meteen op. De Minister.

Minister Schreinemacher:

Van de ontwikkelingsbanken zijn wij nu zelf niet de contactpersoon, maar is dat Invest International. Dus daar ligt die verantwoordelijkheid en de samenwerking met die investeringsbanken.

De voorzitter:

De heer Hammelburg, gaat uw gang.

De heer Hammelburg (D66):

Ik wil ook geen tikke-takdebatje hierop hebben, maar het gaat natuurlijk wel ergens over Er loopt ook op Europees niveau een discussie over twee verschillende ontwikkelingsbanken waarvan de toekomst ook nog van onderzocht wordt. Dat is belangrijk voor de Afrikastrategie en ook voor ons handelsbeleid. Ik hoef niet nu per se een antwoord. Daarom vroeg ik ook om een briefje; ik kan me dat voorstellen, want het is heel technisch. Het hoeft ook niet met grote haast, maar ik zou wel graag de visie van Nederland en de inzet van Nederland binnen de Europese Unie daarop willen hebben.

De voorzitter:

Tot slot, de Minister. Ik wil inderdaad geen heen-en-weerdebat faciliteren. De heer Hammelburg heeft natuurlijk ook al zes interrupties gehad.

Minister Schreinemacher:

Ja, daaropvolgend: ik zal in mijn BHOS-nota ingaan op de investeringsbanken en de inzet van Nederland daarbij, want uiteindelijk zijn we natuurlijk ook aandeelhouders van die investeringsbanken. Het spreekt voor zich dat we daarbij een bepaalde inzet hebben. Ik zou daar graag binnen die BHOS-nota verder op ingaan. Ik hoop dat dat voor de heer Hammelburg nu voldoende is. We kunnen het er dan in het kader van die nota wel weer over hebben.

De voorzitter:

Dat is helder. Daarmee komt de Minister aan het einde van haar eerste termijn. De vraag is als eerste: is er behoefte aan een tweede termijn? Ik zag non-verbaal al dat mevrouw Koekkoek inderdaad behoefte heeft aan een tweede termijn. Mevrouw Kerseboom en meneer Klink willen dat ook; eigenlijk iedereen. Ik wil aangeven dat het verzoek om een tweeminutendebat vooral ook in de tweede termijn aan de orde komt.

Wie geef ik als eerste het woord? Gaan we weer het rijtje af? Ja. Dan geef ik als eerste het woord aan mevrouw Kerseboom.

Mevrouw Kerseboom (FVD):

Dank, voorzitter. Ik ondersteun in ieder geval graag de aanvraag van het tweeminutendebat van meneer Hammelburg.

Voorzitter. Ik wilde het eventjes heel kort houden. Boeren in Zuid-Afrika leven in angst. De vraag is niet of er een aanval komt, maar juist wanneer. Regeringsleiders in Zuid-Afrika roepen hun volgers niet op om toeristen of normale Zuid-Afrikaners te vermoorden, maar al jaren hebben presidenten in Zuid-Afrika «kill the Boer, kill the farmer, one settler, one bullet, bring me my machine gun» gezongen. Dit is geen gewone criminaliteit. Ik wil de Minister met klem vragen om de situatie van de boeren in Zuid-Afrika niet te bagatelliseren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Nog eventjes ter bevestiging: we proberen de tweede termijn door te zetten in maximaal anderhalve minuut, zodat we keurig binnen de tijd blijven. Maar dat heeft u prima gedaan, mevrouw Kerseboom.

De heer Klink (VVD):

Die tijd zal ik niet volmaken, voorzitter. Dank u voor het woord. Ook dank, Minister, voor uw reactie. Het is goed om te horen dat er echt focus komt op acht markten. Als ik uw woorden goed geïnterpreteerd heb over de Dutch desk, waar we het meerdere keren over hebben gehad, dan ligt de lead bij Invest International. Maar ik ga ervan uit dat er, als zij bij Buitenlandse Zaken of bij u aankloppen, volle coöperatie zal zijn om dat verder te faciliteren. Het is ook goed om te horen dat we de OS-middelen slim inzetten, wat leidt tot meer private investeringen. Het is sowieso goed om te horen dat er meer publiek-private samenwerking wordt gesteund en dat dit in die Afrikastrategie terug zal komen.

Dan nog even de focus op de thematiek. Naast de landbouw en water, noemt u gezondheid en energie. Het is zeker belangrijk dat landbouw en water niet uit het oog verloren worden. Het is wederom goed om te horen dat het proces van de ekv, van de vergroening, van fossiel naar niet-fossiel, met het bedrijfsleven goed loopt en dat we als Kamer voor de zomer daarover een Kamerbrief ontvangen. Die zie ik graag tegemoet. Dank voor de toezegging over de bindende voorwaarden met betrekking tot veterinaire export. De toezegging van mijn kant staat dan weer om dat, als het nodig is, nog iets nader te duiden.

Het enige wat ontbreekt in de reactie van de Minister, is de invloed van China. De export naar Afrikaanse markten wordt juist door de oppoppende eisen van China moeilijker gemaakt voor Europese en Nederlandse bedrijven. Klopt dat? Wat gaat u daaraan doen? Dat ontbrak nog in uw beantwoording.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Klink. We gaan door met de heer Amhaouch van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Dank, voorzitter en ook dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen over dit belangrijke thema. Want de Afrikastrategie staat niet voor niets als paraplu in het coalitieakkoord. Ik denk dat we een mooi debat hebben gehad met de collega's vanuit verschillende invalshoeken over hoe belangrijk dit onderwerp is. Dank dat de Minister dit omarmt met ambitie, realisme en een extra impuls. Ik denk dat dat echt nodig is om stappen vooruit te zetten.

Ik vraag nog één toezegging. Ik kom terug op die Afrikastrategie. Dat moet geen papieren tijger worden. Het is heel belangrijk dat er in die Afrikastrategie ook goed nagedacht wordt over de governancestructuur, over de uitwerking van de Afrikastrategie. Hoe gaan we dat nationaal doen? Hoe gaan we ons daarvoor inzetten in Europa? Hoe gaan we onze verbindingen met Afrika maken? Dat verhoogt namelijk het slagingspercentage van deze inzet.

Nogmaals, dank.

De voorzitter:

Hartelijk dank. De heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Voorzitter, belofte maakt schuld, dus ik heb geen echte inbreng in de tweede termijn. Dank aan de Minister voor de uitgebreide beantwoording. Dat is altijd heel prettig. Ik kijk uit naar de verdere samenwerking tussen de Minister en de commissie, en zeg: tot in het tweeminutendebat.

De voorzitter:

Zo is dat. Mevrouw Koekkoek.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank u wel voorzitter. Ook van mijn kant dank voor de beantwoording, ook aan de ondersteuning. Ik had inderdaad nog twee vragen, die ik even tot de tweede termijn bewaard heb.

De Minister sprak eerder ook over de gesprekken die gevoerd worden. Het is goed om te horen dat daar een balans in zit. Daar heb ik ook vertrouwen in. Ik had nog wel de vraag of er voor die balans ook gekeken wordt of de gesprekspartners, zeker ook in de Afrikaanse landen, niet beperkt blijven tot de economische spelers en Afrikaanse regeringen, maar of bijvoorbeeld ook het mmv en lokale CSO's in Afrika daarin worden meegenomen. Daarnaast vraag ik ook of de Minister kan toezeggen dat zij niet alleen maar zal terugkoppelen met wie wordt gesproken, maar ook hoe dat verwerkt wordt, eventueel ook op de langere termijn. Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van een verslag na zo'n top, waarin staat of er bijvoorbeeld werkgroepen blijven bestaan waardoor met die gesprekken ook handelingsperspectief wordt geboden.

Dan heb ik nog een tweede vraag. De Minister ging natuurlijk ook al in op het handelsbeleid en de handelsrelaties. Ik heb in mijn eigen inbreng nog gevraagd naar de mate van conditionaliteit die je ziet terugkomen in de handelsbetrekkingen tussen de EU en Afrikaanse landen. Ik gaf daarbij zelf het voorbeeld dat er nu groen licht wordt gegeven voor een technische post van Frontex in Senegal. Daar zou ik graag iets meer over willen horen, zeker ook omdat de Minister aangaf dat Nederland zelf inzet op veiligheid en welvaart. Hoe verhouden die twee dingen zich tot elkaar?

De voorzitter:

Dank, mevrouw Koekkoek. Daarmee zijn we het rijtje af gegaan. Volgens mij hebben de resterende vier leden vragen gesteld, namelijk Kerseboom, Klink, Amhaouch en Koekkoek. Minister, zullen we even een minuut schorsen om voor te bereiden? Oké, geweldig.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De Minister is klaar voor haar antwoorden uit de tweede termijn. Gaat uw gang, Minister.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter, en ook dank aan uw leden voor deze gedachtewisseling vandaag. Voor mij is die heel nuttig om echt concrete zaken te horen die wij kunnen meenemen in de aanloop naar de strategie en waardoor wij ook kunnen beginnen met het verwerken in de Afrikastrategie zodra wij daar echt concrete stappen in gaan nemen. Dus dat is hartstikke mooi. Dan nog even de laatste vragen die werden gesteld in de tweede termijn.

Allereerst in reactie op mevrouw Kerseboom. Ik bagatelliseer het geweld in Zuid-Afrika zeker niet. Dat heb ik ook in mijn eerste termijn niet gedaan. Sterker nog, ik heb die cijfers zorgelijk genoemd, net als mevrouw Kerseboom. Ik heb ook gezegd dat wij die in onze gesprekken met de regering in Zuid-Afrika zeker ter sprake zullen brengen. Uiteindelijk ligt die verantwoordelijkheid bij de regering van Zuid-Afrika. Wij stellen dat geweld zeker aan de orde in die gesprekken.

Dan een antwoord aan de heer Klink over de importstandaarden in Afrika van onze producten en in hoeverre China daar invloed op heeft. Het is lastig om in die relatie een-op-een te kunnen vaststellen of China nou echt die nieuwe criteria enorm heeft beïnvloed of ze zelf stelt. Het is in algemene zin natuurlijk zo dat China in Afrika een groeiende invloed heeft. Juist het belang – dat ik ook noemde in mijn inbreng maar uw Kamer ook – van een goede, stevige, brede relatie met Afrika opbouwen om ook tegenwicht te bieden in meer geopolitieke zin als het gaat om invloeden in China zal ook zeker worden meegenomen in de Afrikastrategie. Concreet over die voedselstandaarden is het heel lastig om dat om te kunnen vaststellen, maar dat China invloed heeft, staat buiten kijf.

In antwoord aan mevrouw Koekkoek, brede consultaties worden natuurlijk gehouden met verschillende partners. Wij willen heel graag transparantie bieden en waar dat kan, doen we dat. Alleen, om van ieder gesprek weer een heel verslag aan uw Kamer te sturen, brengt voor ons ook weer een behoorlijk grote administratie met zich mee. Ik zou graag case by case willen bekijken of dat nuttig is om te doen. Nogmaals, het is niet zo dat we iets achter willen houden, maar meer in hoeverre het mogelijk is om dat steeds met uw Kamer geheel te delen.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Heel kort ter verduidelijking, dat snap ik helemaal. Daar gaat het zeker niet om, waar het meer om gaat is om het handelingsperspectief te zien, dus in hoeverre heeft een gesprek invloed op waar we dan op gaan inzetten. Dat heeft dus niets te maken met wel of niet vertrouwen, transparantie enzovoorts, maar hoe er concreet actie wordt gegeven. Dat hoeft niet per gesprek, dat kan ook meer in clusters of in iets bredere termen. Daar hintte ik op.

Minister Schreinemacher:

Helder, dat begrijp ik. Ik denk dat de manier waarop die gesprekken weer invloed hebben op beleid sowieso wel meegenomen zal worden, ja.

Dan nog een antwoord aan de heer Klink over de Dutch desk. Het is aan Invest International, zoals ik al zei, in hoeverre die ze opzet. Maar we denken natuurlijk graag mee waar dat kan en waar wij dat ook nuttig vinden. Maar nogmaals, wij kunnen hen dat niet opleggen, daar moet Invest International uiteindelijk zelf mee aan de slag.

Dan heb ik volgens mij alle vragen beantwoord. O nee, sorry dat is niet waar.

De heer Amhaouch vroeg naar de governance van de Afrikastrategie. Volgens mij is het hartstikke goed om erover na te denken hoe we daar precies invulling aan gaan geven. Ik vind het wel belangrijk dat we eerst kijken naar de inhoud en dan pas naar de vorm hoe we dat gaan doen. Want die overlegstructuren moeten praktisch wel werkbaar zijn. Dus wat mij betreft gaan we eerst beginnen met goede basisconsultaties voor de Afrikastrategie en gaan we dan kijken welke governancestructuur daarbij past. Maar dat is zeker een aandachtspunt dat we zullen hebben bij het opstellen van die strategie.

De voorzitter:

Minister, ik denk dat er nog een resterende vraag van mevrouw Koekkoek is over conditionaliteit.

Minister Schreinemacher:

Ja, over de conditionaliteit. Daarover kan ik zeggen dat die natuurlijk niet in haar geheel op mijn eigen terrein ligt. Ik heb het daar natuurlijk wel over met mijn collega's. Die verantwoordelijkheid ligt ook deels bij mijn collega's in het kabinet. Wij zetten in dit beleid in ieder geval niet een-op-een in op conditionaliteit, maar ik geloof natuurlijk wel in een dialoog waarin je aantal dingen ter sprake kunt brengen en aan de orde kunt stellen. Dat doen wij ook regelmatig. Dat doen mijn collega's en dat doe ikzelf ook.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde van de tweede termijn gekomen. De Minister heeft inderdaad alle vragen beantwoord, vooral onder dankzegging voor de wijze waarop dat is gedaan, open. Dat is prettig. Zoals de Minister ook aangeeft, voedt dat en geeft dat ideeën voor het vervolg van het beleid. Dat is precies de controlerende taak die wij als commissie natuurlijk hebben. Dus dank namens de commissie.

Er zijn natuurlijk ook een aantal toezeggingen gedaan.

  • De Minister komt in overleg met LNV en VWS schriftelijk terug op de vragen van het lid Klink over veterinaire aspecten van handel met Afrika, de Nederlandse aanpak en hoe die zich verhoudt tot het plan van aanpak van landen zoals bijvoorbeeld Duitsland.

  • De Minister informeert de Kamer voor de zomer over de voortgang van het uitfaseren van fossiele brandstoffen uit het instrumentarium voor exportkredietverzekering en neemt daarin ook de eerdere toezegging mee over de impact hiervan voor de ontwikkelingslanden.

We zijn ook overeengekomen dat er een tweeminutendebat volgt. Dat is aangevraagd door het lid Hammelburg. Als jullie ermee instemmen dat dat verzoek op die manier wordt ingediend, waren dat volgens mij de conclusies van de dialoog, met nogmaals dank voor de open, transparante en enthousiaste wijze van beantwoorden. Ik hoop dat iedereen het als prettig heeft ervaren, vooral ook u, Minister, voor de eerste keer. Hartelijk dank.

Sluiting 12.33 uur.

Naar boven