Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 21501-04 nr. 173 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 21501-04 nr. 173 |
Vastgesteld 7 juli 2015
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 21 mei 2015 overleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 18 mei 2015 met de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 26 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 174);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 23 maart 2015 met het verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 12 maart 2015 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 170);
− de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 3 maart 2015 inzake het Fiche: Mededeling «A Global Partnership for Poverty Eradications and Sustainable Development after 2015» (Kamerstuk 22 112, nr. 1944).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: De Roon
Griffier: Wiskerke
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Laar, Agnes Mulder, De Roon, Sjoerdsma, Taverne en Voordewind,
en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
Aanvang 17.30 uur.
De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg ter voorbereiding van de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking. Ik stel voor om in eerste termijn een spreektijd van vier minuten te hanteren. De leden hebben voorts twee interrupties.
De heer Taverne (VVD): Voorzitter. Wij zijn hier om even kort terug te blikken op de informele Raad van 12 maart jongstleden en om vooruit te blikken op datgene waar wij de Minister mee op pad gaan sturen naar haar Europese collega's. Ik begin met een vraag over het verslag van de informele Raad. In reactie op vragen van mij over Zimbabwe beschrijft de Minister de situatie zoals zij vanuit de EU wordt bezien. Er zijn nogal wat safeguards ingebouwd om niet in één keer het hele bedrag over te maken naar mijnheer Mugabe en zijn vrienden. Zij schrijft dat Nederland in het EOF-comité geen veto heeft, maar wel programma's kan laten aanpassen of zelfs kan tegenhouden, mits daarvoor een blokkerende minderheid kan worden gemobiliseerd. Dat is goed om te weten. Is de Minister bereid en, zo ja, treft zij voorbereidingen om zo'n minderheid te vormen? Ik kan het mij voorstellen dat je al een beetje wilt weten welke andere landen er kritisch tegenover staan du moment dat zoiets zich voordoet. Welke landen komen in aanmerking?
Er is al goedkeuring voor een bedrag van 35 miljoen. Daarbij wordt opgemerkt dat het gaat om programma's op het terrein van gezondheid, landbouw en institutionele opbouw in de fase van identificatie en formulering. «Institutionele opbouw» interpreteer ik als iets wat neigt naar de coherentie van de staat. Er wordt gezegd dat het allemaal ten goede komt aan de inwoners van Zimbabwe. Dat wil ik allemaal best geloven, maar ik blijf een ongemakkelijk gevoel houden. Als je steun geeft aan een land met een regime dat op zijn minst dubieus en kwestieus is, versterk je niet de neiging van de bevolking om op te staan tegen zo iemand als er vanuit een andere bron geld en hulp komen. Vanzelfsprekend moet er geen begrotingssteun zijn, maar zou de Minister hier toch nog eens op willen ingaan? Ik blijf het ongemakkelijk vinden hoe dit in de praktijk werkt.
Ik kom op de geannoteerde agenda en begin met de post-2015-ontwikkelingsagenda, die een universeel karakter heeft gekregen. De nieuwe doelen zullen gelden voor alle landen, inclusief Nederland. Hoe gaat dat voor Nederland uitwerken? Verder wordt gesteld dat Nederland pleit voor een geïntegreerd monitoringsraamwerk en dat wij als rijk en ontwikkeld land voldoen aan de meeste doelen, maar dat wij op het gebied van duurzaamheid, gendergelijkheid en beleidscoherentie voor ontwikkeling nog stappen kunnen zetten. Welke stappen zouden dat kunnen zijn? In hoeverre gaan wij onszelf door deze inzet onnodige verplichtingen opleggen? Of zijn wij ook een ontwikkelingsland?
Vóór de conferentie over financiering van ontwikkeling in Addis Abeba zal de Kamer nog uitgebreid worden geïnformeerd over de overkoepelende inzet van Nederland. Kan de Minister al aangeven wanneer wij die informatie krijgen? Wij moeten er nog wel met de Minister over kunnen spreken, want waarschijnlijk wordt het heel concreet.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Het wordt een belangrijke OS-Raad waar twee heel grote uitdagingen centraal staan, die bepalend zullen zijn voor de komende tijd. Enerzijds denk ik aan de enorme toename van migratie over de Middellandse Zee en anderzijds noem ik de post-2015-agenda.
Ik begin met de migratie. Iedereen ziet dat het een enorm serieus probleem is. Duizenden vluchtelingen ontvluchten uitzichtloosheid of oorlog, of zijn op zoek naar een beter leven. Wij hebben al gezien dat de VVD heeft voorgesteld het probleem bij de bron aan te pakken door de bootjes te beschieten en smokkelroutes te bombarderen. Ik moet toegeven dat het businessmodel van de mensenhandelaren moet worden aangepakt, maar zoiets blijft symptoombestrijding. Het blijven semistoere voorstellen als je niet echt werk maakt van het aanpakken van fragiele staten, als je niet echt werk maakt van het aanpakken van de grondoorzaken.
Anderhalf miljard mensen leven op dit moment in brandbaarden, in kwetsbare, door conflicten getroffen regio's. En het worden er richting 2020, 2030 almaar meer. Het gaat om extreme armoede, slecht bestuur en een kansloos bestaan. Terwijl wij spreken over de post-2015-agenda, moet ik constateren dat veel van deze fragiele landen de millenniumdoelstellingen nog niet eens hebben gehaald. Gelukkig dat de Commissie hier iets aan wil doen. Er ligt een roadmap voor. Minister Ploumen heeft een brief geschreven die ik als aansporing tot actie waardeer, maar als ik kijk naar wat die actie volgens haar moet behelzen, dan heb ik toch nog een aantal vragen. Wat wil zij nu eigenlijk dat de Commissie gaat doen? De oproep blijft nog wat vaag. Wat moet de Europese Unie doen om de grondoorzaken aan te pakken? Wat kan anders, wat kan meer, wat kan beter? Ik hoor dat de OS-gelden door de Europese Unie echt niet langs de lijnen van de politieke prioriteit van Mogherini worden uitgegeven. Is het niet te veel business as usual en moet de toon niet wat harder? Ik zeg dat ook omdat ik in het wat grotere plan las dat de Europese Unie 30 miljoen uittrekt voor het regionale ontwikkelings- en beschermingsprogramma. Wij krijgen er nog een kabinetsappreciatie van, maar ik vind 30 miljoen wel een beetje een lachertje.
Ook nationaal gezien heb ik vragen. Moeten wij ons niet achter de oren krabben als fragiele landen de afgelopen jaren de programma's voor veiligheid en staatsopbouw met 140 miljoen achteruit zagen gaan? Hoe ziet de Minister dat gezien de ontwikkeling in de zuidelijke regio? Hoe ziet zij dat in het licht van een van de doelstellingen die waarschijnlijk zal worden opgenomen in de post-2015-agenda om 0,15% van ons bnp te besteden aan de zogenaamde zeer laag ontwikkelde landen?
Ik kom op de EU-inzet voor de post-2015-agenda. Er worden acht prioriteiten voor duurzame ontwikkeling gesteld, die op hoofdlijnen overeenkomen met de Nederlandse inzet. Dat vind ik heel mooi, maar ik vraag mij wel af wat er met het Nederlandse beleid gebeurt als deze agenda straks wordt aangenomen. De Minister zegt dat er nationaal nog moet worden gewerkt aan duurzaamheid en gendergelijkheid, maar wordt de nota herzien om straks het Nederlandse beleid meer in lijn te brengen met de post-2015-agenda?
In Addis Abeba gaat het natuurlijk om het vinden van innovatieve financieringsstromen – dat is extreem belangrijk – maar ook opnieuw om de ODA-norm. Ik hoop dat wij de brief over de Nederlandse inzet voor het reces ontvangen, opdat wij er tijdig over kunnen spreken. Ik merk net als de Minister op dat de meerderheid van de Raad wil vasthouden aan de 0,7%-norm. Welke landen zijn dat precies? Wat doet Nederland? Wat is de inzet van Nederland in deze discussie? Ik heb het idee dat de Minister het misschien wel bewust een beetje vaag houdt in de brief. Wij voldoen niet aan de norm, maar committeert Nederland zich er in de Raad aan of niet? Gaat Nederland zich tegen deze afspraken verzetten? Gaat Nederland de afspraken wel of niet uitvoeren? Dat zijn belangrijke vragen. Welk tijdpad ziet de Minister voor het bereiken van de norm? Gaat het om 2020 of later?
Ban Ki-Moon schuift ook nog aan. Komt hij met een specifieke boodschap? Hoe staat het met de verankeringen van SRGR (seksuele reproductieve gezondheid en rechten) in de Raadsconclusies en in de post-2015-onderhandelingen?
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. De drama's op de Middellandse Zee leggen de grote ongelijkheid die wij willen aanpakken bloot. Er zijn talloze conflicten in de wereld, bijvoorbeeld in Somalië, Irak en Syrië, maar er is ook die ongelijkheid. Er zijn ongelijke kansen om tot een betere toekomst te komen. Een week geleden was ik op Lampedusa. Daar sprak ik met beide groepen mensen: mensen op de vlucht voor oorlog en mensen die echt geen perspectief meer hadden. Wij hebben Libië aan zijn lot overgelaten en wij zien nu de wrange vruchten daarvan. Vandaag focussen wij op de internationale ongelijkheid. Vandaag is er een bijeenkomst van de Wereldbank, waarbij ook een aantal grondoorzaken zijn aangehaald. Een deel daarvan zien wij terug in de geannoteerde agenda. Ik noem de ongelijke verdeling van middelen en de corruptie. Herverdeling is belangrijk.
Ik begin dan met de norm van 0,7%. Wij kunnen daar in Brussel mooie ambities over afspreken, ook over 500 doelstellingen en subdoelstellingen, maar als Europa het er niet over eens is om tot die 0,7% in 2020 te groeien, dan is er weinig substantie om die mooie woorden tot resultaat te laten komen. Als wij wachten tot 2020 is het waarschijnlijk te laat. Welke groeipad staat deze Minister voor ogen om tot die 0,7% te komen? Bij de vorige begrotingsbehandeling is een motie aangenomen om weer tot die 0,7% te groeien. Daarin stond weliswaar «op termijn», maar die termijn hébben wij nu, namelijk tot 2020. Daarvoor moet je de groei nu inzetten. Wat is de ambitie van de Minister, van het kabinet, om de daad bij het woord te voegen?
Ik kom op de herverdeling van middelen. De BRIC-landen kennen grote problemen met de verdeling van middelen. Dat heeft met belastingontwijking en oneerlijke handel, ook van ons, te maken. Wat zijn de ambities in die beleidscoherentie om de ongelijkheid in dit soort landen effectief aan te pakken?
Als de Minister spreekt over handel, heeft zij het tegenwoordig over aid for trade. Dat is een term uit de jaren zeventig en tachtig, die wij toch achter ons zouden moeten hebben gelaten. Misschien gaat het om een tikfout. Het was toch altijd aid ánd trade? Als het geen tikfout was, hebben wij een probleem, want dan zien wij weer die oude Franse ontwikkelingshulp: smeerolie om het eigen bedrijfsleven handel te bezorgen. Ook de term «maximale vrije toegang» ben ik tegengekomen. Voor sommige Afrikaanse landen, die net de eigen markt voor de boeren opbouwen, is dat niet het ultieme. Dat is die spanning met de EPA's (Economic Partnership Agreements).
De ambities voor de klimaatfinanciering zijn duidelijk: 1,2 miljard in 2020. Hoe wordt de roadmap om tot die doelstelling te komen vormgegeven? Hoever zijn wij met de private bijdragen? Ik verwijs naar de aangenomen motie om tot 50% te komen, waar de Minister zich aan heeft gecommitteerd. Hoe staan wij ervoor?
Ik benadruk de kinderrechten, waarvan ik weet dat ze ook bij de Minister tussen de oren zitten. Ik zie dat ze terugkomen in de nieuwe SDG's (sustainable development goals). De nadruk ligt nog wel op het lager onderwijs. Wij zijn nog 10% verwijderd van de 100%. Ik zie een nieuwe doelstelling voor 2030, maar er was een doelstelling om in 2015 tot 100% lager onderwijs te komen. Ik vind het jammer dat dit zo verschuift. Misschien kan een onderscheid wordt gemaakt voor het lager onderwijs.
Ik ben blij met de teksten over mensen met een beperking. De Minister houdt dit goed scherp.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Het CDA kan zich vinden in de inzet van de Nederlandse regering zoals die is verwoord in de geannoteerde agenda en het BNC-fiche. Wij staan achter de inzet om werk te maken van handel en investeringen, om gendergelijkheid te bevorderen, om veiligheid, vrede, rechtsorde en de opbouw van instituties te stimuleren.
In het document van de Open Working Group staan 17 doelen – gelukkig gaat het niet alleen maar over het terugdringen van armoede – en 169 resultaatgebieden. Het is een enorme diversiteit aan onderwerpen. De Minister wil deze brede agenda gelukkig goed monitoren. Wij juichen het natuurlijk toe dat er een review wordt uitgevoerd, maar wij zouden met elkaar ook moeten zoeken naar het doelmatig en doeltreffend inzetten van de financiering. Hoe kun je de meetbaarheid bevorderen? Als de doelstellingen niet concreet en scherp genoeg zijn, dan kun je wel monitoren, maar wanneer heb je het dan goed gedaan? Dat er gemonitord wordt, lijkt ons goed, maar wanneer zijn wij tevreden?
Op de komende conferentie in Addis Abeba zal ook worden gesproken over de Financing for Development (FfD). Het lijkt ons goed om te zoeken naar verschillende financieringsbronnen. Hoe wordt dit vormgegeven? Wij wachten echt op een verduidelijkende brief. Hoe zorgen wij ervoor dat de ontwikkelingslanden hiermee uit de voeten kunnen? Er is geen geld in overvloed. Hoe kunnen wij de verschillende vormen naast elkaar laten bestaan en er echt iets werkbaars uit laten komen? De Minister schrijft heel terecht dat er geen donor-ontvangerdenken mag zijn, maar hoe gaat het als wij het geld niet zomaar van Noord naar Zuid schuiven? Hoe komt Zuid zelf aan de financiering?
Wij vinden het goed dat de Minister pleit voor een multistakeholderaanpak en hopen dat dit niet beperkt blijft tot de financiering. Er moet in brede zin naar worden gekeken. Kan de Minister een doorkijkje geven in de manier waarop het volgens haar gaat werken? Welke rol hebben Nederlandse ontwikkelingsorganisaties hierbij?
Wij kijken uit naar het BNC-fiche over de capacity building in support of security and development. In eerdere AO's hebben wij het belang van preventie benadrukt; er werd daarnet al gesproken over de bootvluchtelingen. Wij zijn erg benieuwd naar de appreciatie van die mededeling. Misschien heeft de Minister in de wandelgangen al wat meer informatie over het fiche vergaard.
Gisteren hebben wij een rondetafelgesprek gehad over het ETS en over de manier waarop wij met de energie-unie omgaan. Het werd duidelijk dat heel grote slagen kunnen worden gemaakt in landen die heel veel kolen gebruiken. Dat staat ook bij de Minister op het netvlies. Eind dit jaar is er de VN-klimaattop in Parijs. Hoe gaat de Minister de slag maken richting de klimaatdoelstellingen?
De Minister heeft in het vorige AO toegezegd met een brief te zullen komen over de Nederlandse inzet voor de post-2015-doelstellingen en de beleidscoherentie in de aanpak van de fragiele staten. Wanneer kunnen wij deze brief verwachten?
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik wil graag ingaan op de Europese migratieagenda, de twee belangrijke toppen in Addis Abeba en New York, de financiering van de nieuwe ontwikkelingsdoelen en Burundi en Nepal.
De afgelopen weken hebben wij allemaal vol afschuw kunnen zien wat wanhoop met mensen doet. Om in Europa te komen waagt men de oversteek op overvolle bootjes met gevaar voor eigen leven. De kop boven een artikel vond ik treffend. Het ging om de uitspraak van een van de vluchtelingen: ik sterf liever op zee dan dat ik hier blijf. Zo groot is de wanhoop vanwaaruit deze mensen vertrekken. De EU heeft hierin een verantwoordelijkheid. Er is de afgelopen week dan ook een voorstel gelanceerd, waar wij op zichzelf positief tegenover staan. De aanpak van de grondoorzaken dreigt daarin echter onderbelicht te blijven. De heer Sjoerdsma sprak ook al over het bedrag van 30 miljoen. Het is iets, maar niet veel meer dan dat. De Minister heeft eerder gezegd dat wij waarde hechten aan een geïntegreerde aanpak van de migratieproblematiek, maar misschien kunnen wij er ook een Nederlandse impuls aan geven. De Partij van de Arbeid heeft in november samen met GroenLinks een motie ingediend over het stimuleren van ondernemerschap onder jongeren. De oversteek die de mensen maken, is vaak duur. Het is een grote investering die wordt gedaan door een heel netwerk om de jongeren heen. Wat nou als ze die investering niet doen in het vluchten, maar in het opbouwen van een bedrijf? Hoe kan het bedrijfsleveninstrumentarium dat wij nu al hebben, die jongeren daarin faciliteren? Hebben zij er wel voldoende toegang toe? Hoe heeft de Minister een vervolg aan de motie gegeven, zodat wij echt iets kunnen betekenen om de oorzaken van het vertrek te bestrijden?
In Addis Abeba wordt de derde internationale conferentie over de financiering van ontwikkeling gehouden. Die top is van groot belang. Om duurzame ontwikkelingsdoelen te financieren zal een heel palet aan andere financieringsbronnen moeten worden ingezet: privaat, publiek, internationaal en nationaal. Dit alles moet goed op elkaar afgestemd worden. Voor de Partij van de Arbeid staat voorop dat belastingontwijking moet worden aangepakt. Als landen zelf een inkomen uit belastingen kunnen verkrijgen, kunnen zij ook zelf de ontwikkelingsdoelen bereiken zonder dat zij daarbij onze hulp nodig hebben. Daarvoor is het van belang dat er duidelijkheid komt over waar bedrijven hun geld verdienen en waar zij hun belasting betalen. Er moet een systeem komen waardoor belastingontwijking ingewikkelder wordt. De Partij van de Arbeid zou graag zien dat de Minister stevig inzet op het tegengaan van belastingontwijking. Ontwikkelingslanden missen hierdoor gewoon onnodig veel inkomsten. Is de Minister bereid om te pleiten voor het idee van een intergouvernementeel fiscaal orgaan om belastingontwijking aan te pakken dat onder de VN komt te hangen? Wanneer komt de visie van de Minister en de Staatssecretaris van Financiën op een eerlijk nationaal belastingbeleid, inclusief een reactie op de voorstellen die de Partij van de Arbeid hiervoor bij de begroting heeft gedaan? Inmiddels is dat ook alweer een halfjaar geleden.
Een ander punt dat wij eruit pikken, is dat van het leefbare loon. Voorkomen is altijd beter dan genezen.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik wil nog even ingaan op de financiering. Over het vergroten van de belastinginkomsten van deze landen zijn de PvdA en mijn partij het grotendeels en misschien wel helemaal eens. Een ander belangrijk punt dat in Addis Abeba voorligt, is wat je doet met ODA. Ik ben zeer benieuwd wat volgens de PvdA de inzet van deze Minister op dat terrein moet zijn.
De heer Van Laar (PvdA): Je wordt altijd beperkt door de mogelijkheden die je hebt. Gaan we vrij denken of gaan we bekijken wat reëel haalbaar is. We zitten nu in een discussie over de modernisering van ODA. Daar hebben wij vorig jaar de inzet voor bepaald. Dat is nu het maximaal haalbare. Als de heer Sjoerdsma mij vraagt wat de PvdA het meest wenselijke scenario vindt, dan moeten wij los van de ODA-definitie gaan denken. De nieuwe doelen gelden voor ons, voor middeninkomenslanden en voor lage-inkomenslanden. Je zou veel meer toe moeten naar een systeem waarin je elkaar helpt. En dan maakt het niet zo veel uit wie de financiering levert voor welk doel. Wij waren niet zo lang geleden te gast bij het Aids Fonds, waar wij hoorden dat de meeste nieuwe infecties optreden in middeninkomenslanden. In India en Vietnam is meer nodig voor de strijd tegen aids dan in sommige ontwikkelingslanden. Eigenlijk zouden wij daar los van moeten gaan, maar ik denk niet dat de wereld al zover is.
De heer Sjoerdsma (D66): Dat zou heel mooi zijn, maar ik denk dat de wereld inderdaad nog niet zover is, omdat er gewoon simpelweg ODA nodig is, hoe je het ook wendt of keert en hoeveel nieuwe financieringsstromen er ook komen. Dat geldt ook voor de middeninkomenslanden. Het probleem zit hem in de knellende definitie. Wij gaan daar soms op een verkeerde manier mee om. Daar vinden de heer Van Laar en ik elkaar dus.
Ik preciseer mijn vraag over de 0,7%. Er ligt een groeipad voor naar 2020. Er is een subdoelstelling van 0,15% voor de minst ontwikkelde landen. Vindt de heer Van de Laar dat de Minister zich daaraan moet committeren? Ik denk dus zowel aan het groeipad als aan die 0,15%. Dat heeft natuurlijk consequenties voor onze eigen nationale begroting.
De heer Van Laar (PvdA): Volgens mij hebben wij vorig jaar in de visie aangegeven dat eigenlijk 0,25% van die 0,7% naar de meest fragiele staten zou moeten gaan. Dat is een ambitieuzere formulering dan die van de Europese Unie. Misschien is het een idee om daar nog wat op te duwen, zodat er voldoende financiering blijft voor die fragiele staten. Ook tijdens het vorige debat hebben wij er al voor gewaarschuwd dat ook in de ontwikkelingssamenwerking te vaak voor de makkelijke oplossing wordt gekozen. Te vaak wordt gekozen voor investeren in groepen die toch al worden bereikt. De PvdA wil terug naar die 0,7%, sterker nog, zij wil hoe sneller hoe beter naar 0,8%. Ik weet niet hoe vaak ik dat al heb gezegd. Maar goed, ook daar zijn wij gebonden aan de realiteit. En die realiteit is dat het deze kabinetsperiode in ieder geval niet gaat lukken.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat is toch een beetje achteroverleunen bij die ODA-norm. Als je de SDG's serieus neemt, dan moet je met je coalitiepartij om de tafel gaan zitten en zeggen: kom op. De VVD heeft schijnbaar een claim binnengehaald met 250 miljoen voor Defensie. Nu worden onderhandelingen gevoerd over de begroting voor volgend jaar. Waarom spreekt de heer Van Laar hier niet de ambitie uit om ook meer geld voor ODA uit te trekken, zodat al een groeipad ontstaat richting die 0,7%?
De heer Van Laar (PvdA): De heer Voordewind stelt mij heel vaak dezelfde vraag en krijgt dan ook steeds hetzelfde antwoord. Die onderhandelingen worden niet hier gevoerd. Wij doen geen publieke mededelingen over onze inzet in de onderhandelingen. De heer Voordewind of een partijgenoot van hem zit overigens aan diezelfde tafel, maar dat is natuurlijk heel geheim. Wij zullen zien wat er uitkomt.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Misschien moet ik de heer Van Laar dan even bijpraten over wat er gisteren gebeurd is. Toen hebben de C3-partijen laten weten dat de samenwerking voorlopig weer van de baan is. Anders hadden wij het natuurlijk graag zoals vorig jaar gedaan. De Partij van de Arbeid is dus wel degelijk aan zet om de Minister te steunen in het overleg, opdat zij voluit kan zeggen: die 0,7%, daar gaan wij voor. Het zou helpen als de Partij van de Arbeid – met die partij hebben wij gewoon een Kamermeerderheid – de Minister die steun in de rug zou willen geven.
De heer Van Laar (PvdA): Volgens mij is ons standpunt al jaren helder. Wij willen toe naar die 0,7%. In de brief wordt dat herbevestigd. Dat is mooi.
Het volgende punt voor Addis Abeba is leefbaar loon. Ik zei al: voorkomen is beter dan genezen. Als multinationals en het mkb hun werknemers in ontwikkelingslanden een leefbaar loon betalen, dan stelt dat die werknemers in staat om hun gezin te onderhouden, om zelf gezondheidszorg in te kopen en om een menswaardig bestaan te leiden. Dat is ook vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, maar in veel landen moet dit nog bevochten worden. Zonder leefbaar loon worden mensen eerder ziek van een slecht voedingspatroon, kunnen kinderen niet meer naar school, wordt kinderarbeid in de hand gewerkt etc. Daarom zou leefbaar loon wat ons betreft onderdeel moeten zijn van de discussie op de top. Bedrijven zouden zich daaraan moeten conformeren. Zal de Minister zich hiervoor inspannen? Hoe schat zij de kans op consensus op dit punt in?
Om de top tot een succes te maken, moet de Minister nog meer inzetten op coherentie van beleid. Gelukkig wordt dit Europees opgepakt door de nieuwe Eurocommissaris. Het is een verantwoordelijkheid van alle landen; dat kan niet vaak genoeg onderstreept worden. Wordt dit een belangrijk punt van de inbreng van de Minister in Addis Abeba?
De voorzitter: Uw spreektijd is voorbij.
De heer Van Laar (PvdA): Ik had nog heel veel punten, maar daar sla ik er dan een paar van over.
In Burundi is grote onrust ontstaan. De hulp is inmiddels opgeschort. Worden met de Europese landen afspraken gemaakt over het opvoeren van de druk, bijvoorbeeld door gezamenlijk te stellen dat geen hulp wordt gegeven als de president zich voor een derde termijn laat kiezen? Dat hebben wij ook bij Mugabe gedaan. Ligt deze optie op tafel?
Wij hebben al eerder gevraagd om psychosociale hulp voor Nepal. Kan de Minister toezeggen dat zij zich hiervoor ook in Europees verband zal inspannen? De noden moeten in kaart worden gebracht. Ook de kinderen in Nepal hebben extra aandacht nodig. Tot nu toe hebben wij basale noodhulp gefinancierd. De volgende stap is: veilige plekken voor kinderen om kind te kunnen zijn, te kunnen spelen en te kunnen leren. Kan de Minister daar een specifieke bijdrage aan leveren, nationaal of in EU-verband?
De vergadering wordt van 18.06 uur tot 18.10 uur geschorst.
De voorzitter: Ik sta per fractie twee interrupties toe in het betoog van de Minister.
Minister Ploumen: Voorzitter. Ik bedank de leden voor alle opmerkingen en vragen. Ik zal mijn reactie beginnen met de grondoorzaken van migratie in verhouding tot de Agenda voor Migratie van de Commissie. Daarbij zal ik ook ingaan op hoe wij daar als kabinet mee aan de slag zijn. Daarna ga ik graag in op de post-2015-agenda en de verschillende onderdelen die daarbij aan de orde zijn geweest, zoals de belastingen, de norm van 0,7%, de monitoring en een paar procedurele punten. Ten slotte zal ik komen op de vragen over Nepal, Burundi, Zimbabwe en de capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling.
Er is terecht gewezen op het belang van het aanpakken van de grondoorzaken waardoor mensen in die boten stappen. Er zijn twee groepen mensen gemarkeerd: de mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld, en de mensen die op de vlucht zijn voor een gebrek aan economische kansen. Het kabinet bereidt de reactie voor op de Agenda voor Migratie van de Europese Commissie. Nederland is voorstander van een geïntegreerde aanpak. Ook ik vind dat zo'n benadering meer is dan waar ik aanstaande dinsdag in Brussel over spreek, want daar gaat het vooral over een regionaal programma voor de Hoorn van Afrika, dat overigens ook heel erg belangrijk is. Nederland heeft daarin de lead. Het kabinet zal in reactie op de brede agenda zelf in de breedte te reageren. Ik hoop dat dit genoeg comfort biedt. Wij zullen er zeker nog later over komen te spreken. Het werken aan de grondoorzaken is de core business van wat wij doen met handel en hulp. Wij zijn het er daarnaast allemaal over eens dat het ook goed is om naar aanleiding van de dramatische gebeurtenissen toch nog eens een toets aan te leggen: doen wij wel genoeg, doen wij de goede dingen? De heer Van Laar hield een pleidooi om in het licht van mensen die op de vlucht zijn voor het gebrek aan economische kansen specifiek te bezien of wij wel genoeg doen voor jongeren. Die aansporing neem ik ter harte. Binnen de reguliere programma's zoeken wij naar mogelijkheden om de kansen voor jongeren wat prominenter te maken. Rondom het DGGF (Dutch Good Growth Fund) hebben wij daar al aandacht voor gevraagd. De afgelopen weken heb ik bekeken of wij het goede doen en of wij er misschien met extra nadruk naar moeten kijken. Ik voorzie dat wij er op een later moment nog wat uitvoeriger over komen te spreken. Er zijn veel aanvragen voor het DGGF, ook van jongeren. In die zin voldoen wij aan de oproep die eerder ook door de heer Sjoerdsma en anderen is gedaan. Er is geen verschil van inzicht over het belang van een geïntegreerde agenda en ik kom er graag nader op terug.
De heer Taverne (VVD): Het is vanzelfsprekend een belangrijk onderwerp: hoe voorkom je dat die mensen überhaupt op pad gaan? Onder het kopje «Migration and development» staat in de geannoteerde agenda dat het kabinet opschaling en versterking bepleit voor de samenhang van alle aan migratie gerelateerde EU-betrekkingen met Afrikaanse partners op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, politieke dialoog, veiligheid, justitie en binnenlandse zaken, met inbegrip van terugkeer. De ene kant van het spectrum is inderdaad dat wij moeten proberen ervoor te zorgen dat die mensen inderdaad hun investering in de reis omzetten in een investering in bedrijvigheid en een toekomst in het eigen land. De andere kant is hoe wij niet-oprechte vluchtelingen de weg terug laten vinden. Hoe denkt de Minister aan dat laatste uitvoering te geven? Dat sluit aan bij een vraag over conditionaliteit die ik bij een vorige gelegenheid aan de Minister stelde. Ik refereer aan de nota «Wat de wereld verdient». Dit bleek niet heel erg gelukt te zijn. Zie het voorbeeld van Ghana. Hoe wordt er nu wél werk van gemaakt?
Minister Ploumen: Wat betekent de geïntegreerde benadering voor het brede palet van versterking van het migratiemanagement? De Kamer heeft nog een brief van collega Dijkhoff en mij tegoed over de intensivering van middelen rondom de terugkeer. Nu ligt de inzet van de Europese Unie en de Europese Commissie voor. Nederland ondersteunt het pleidooi van de Commissie, maar heeft wel zorgen over de capaciteit van de Commissie om hier goed uitvoering aan te geven. Het is heel goed als die verschillende onderdelen op elkaar ingrijpen en met elkaar samenwerken, maar wij moeten constateren dat er in de dagelijkse praktijk binnen de Commissie nog heel veel silo's zijn, om maar even het jargon te gebruiken. Ieder doet binnen het eigen pakket het goede, maar Nederland vindt dat er echt nog wel stappen gezet moeten worden om te zorgen dat men over de schuttingen heen met elkaar tot een effectievere aanpak komt. Ik heb mij voorgenomen om nadrukkelijk een reactie van de Commissie te vragen op het specifieke punt hoe de op zichzelf behartigenswaardige woorden tot uitvoering komen. Als ik dat niet aanstaande dinsdag doe, doe ik het op een later moment. Het is een onderdeel dat wij heel strikt zullen monitoren. Uiteindelijk komt het erop aan dat het in de uitvoering goed gaat.
Ik kom op de conditionaliteit. Ik denk dat wij het er allemaal over eens zijn dat conditionaliteit een niet meer weg te denken onderdeel is van dit hele pakket. Hoe organiseer je op een verantwoorde manier terugkeer? Hoe zorg je ervoor dat landen die nu niet per se meewerken, dat wel gaan doen? De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het «less for less»-principe bijvoorbeeld voor Ghana niet de gewenste resultaten heeft bereikt. De evaluatie laat niet echt geweldige uitkomsten zien. Wij kijken nu naar het «more for more»-principe. Dat wil ik ook met de Eurocommissaris bespreken. Als je als land bereid bent om mee te werken, bijvoorbeeld aan het versterken van je douane, dan is er bereidheid om daar financiering bij te leggen. Zo niet, dan gaan wij niet unilateraal allerlei verstandige dingen bedenken. Er zitten wel de nodige haken en ogen aan deze conditionaliteit, bijvoorbeeld op het punt van de uitvoering. De Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) zal half juni met een advies hierover komen. Ik stel mij voor dat wij op basis daarvan verder kijken. De heer Taverne zal het met mij eens zijn dat het natuurlijk wel effectief moet zijn. Er is dus voor ons, maar zeker ook voor de Commissie nog wel wat werk te verzetten.
De heer Taverne (VVD): Ik versta de Minister goed. Wij zijn het erover eens dat het effectief moet zijn. Het «less for less»-principe dat ook in «Wat de wereld verdient» is neergelegd, is niet effectief gebleken, maar het is ook niet heel erg geprobeerd. De casus van Ghana is een belangrijk of misschien wel het enige voorbeeld. Men is gekort en dat bleek niet te werken. En vervolgens zijn wij ermee opgehouden. Je zou ook kunnen zeggen: wij draaien de duimschroeven nog eens even extra aan. Het gaat om druk uitoefenen op landen om hun onderdanen terug te nemen aan wie de toegang tot Nederland is ontzegd. Het uitgangspunt om het andersom te proberen met het «more for more»-principe vind ik hier wel heel erg ver van verwijderd. Ik vraag de Minister om toe te zeggen dat zij hier niet voor gaat pleiten, voordat beter en vaker is geprobeerd om «less for less» of misschien «nog minder voor minder» succes te laten hebben. Ik vind het te vroeg om nu al over te schakelen op het tegenovergestelde systeem.
Minister Ploumen: Ook ik zie hier een onderdeel waar de heer Taverne en ik het over eens zijn, namelijk dat het wellicht wat te vroeg is. Dat zeg ik vooral omdat ik die evaluatie echt wil afwachten. Ik ga in Brussel niet pleiten voor «more for more». Het is mogelijk dat dat nog een keer komt, maar dit debat is ook in Brussel nog lang niet afgelopen. Ik stel mij voor dat wij op basis van de evaluatie tot een goede benadering komen. De heer Taverne is het vast met mij eens dat je niet iets moet blijven doen als je weet dat het niet werkt. Laten wij de evaluatie afwachten en laten wij er dan nog eens over spreken, zowel qua bilaterale relaties, maar ook qua inzet in de Europese Raad. Ook daar zal het onderwerp het komende jaar zeer frequent op de agenda figureren.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb nog even een vraag over de migratie. De Minister zegt dat er nog een kabinetsreactie komt, maar wij bespreken nu de top van 26 mei. Het kabinet bepleit opschaling en versterking van de samenhang etc. voor ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp. Wat betekent dat precies? Nederland wil een leidende rol op zich nemen voor de Hoorn van Afrika. Om welke leidende rol gaat het daarbij? Wat wordt de Nederlandse betrokkenheid bij die migratiestromen? Gaan wij inderdaad nog een fregat of een patrouillevliegtuig leveren?
Minister Ploumen: Over het opschalen, coördineren en in samenhang brengen heb ik al iets gezegd in mijn reactie op de heer Taverne. Komende dinsdag zullen wij vooral spreken over de manier waarop binnen het domein van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp wordt gekeken naar de grondoorzaken en naar de opvang van mensen die voor geweld op de vlucht zijn. Bij de aanpak van de grondoorzaken gaat het zeer om die samenhang tussen de verschillende onderdelen. Doet Europa het goede in de regio's waar veel mensen vandaan komen? Is doorgaan op dezelfde weg wel een antwoord? Ik bedoel het zeker niet als een jij-bak, maar mij wordt gevraagd wat Nederland doet, terwijl ik de vragen van deze commissie in de Europese Commissie wil neerleggen. Het is wat vroeg om nu met concrete voorstellen te komen, maar het moet natuurlijk toch een keer consequenties hebben voor programma's. Ik weet dat er vanuit de UN een aantal programma's gestart zijn om het juridische systeem te versterken in landen als Tsjaad en Mali. Ik zou dat allemaal weleens wat meer in samenhang met elkaar willen zien.
Wat gaat Nederland doen? Er komt een pilot in de Hoorn van Afrika om te kijken hoe binnen het kader van humanitaire hulp niet alleen voor de eerste levensbehoeften kan worden gezorgd, maar ook geïnvesteerd kan worden in het vermogen van mensen om zelf een inkomen te genereren. Dat sluit heel erg aan bij wat wij hier met elkaar besproken hebben naar aanleiding van het Relief Fund en de nieuwe accenten die Nederland daarin legt. Je kunt wel pleiten voor opvang in de regio, maar je kunt mensen niet tot het einde der dagen in vluchtelingenkampen laten zitten zonder dat je ze de gelegenheid geeft om zelf weer de kost te verdienen. In Turkije krijgen Syrische vluchtelingen sinds kort onder condities een werkvergunning. Nederland gaat een leidende rol innemen bij dat type denken. Wij willen de inspanningen binnen de EU en van de EU-lidstaten daarin coördineren.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat is al iets meer een toelichting op de inzet van het kabinet. In het kader van de grondoorzaken spreekt de Minister onder meer van versterking van de rechtsstaat, maar dat zijn natuurlijk wel langetermijndoelstellingen in het licht van het voorkomen van migratie. Daarnaast is er natuurlijk de versterking van de humanitaire hulp. Zal in de brief van Nederland boter bij de vis worden geboden? Wij hebben een aparte pot voor noodhulp, maar als wij de huidige noden bezien, komt de bodem daarvan snel in zicht. Wat het programma voor de Hoorn van Afrika betreft juich ik de opvang in de regio en de werkgelegenheidsprojecten zeer toe. Ik denk in dit verband ook aan Libanon, waar de situatie het schrijnendst is. Wat is de inzet van de Minister jegens de landen die niet bereid zijn om vluchtelingen op te vangen en die mensen in een heel gemarginaliseerde positie laten zitten?
Minister Ploumen: Misschien moet ik nog even iets preciezer zijn over de inzet van Europa op de grondoorzaken. Ik wil niet suggereren dat wij die binnen een halfjaar kunnen wegnemen, maar bij elementen als capaciteitsopbouw en het tegengaan van het uitbuiten van migranten zijn best snelle resultaten te boeken. Daar hoeven wij niet vijf of tien jaar op te wachten. Voor een deel gaat het echt om een versnelling door betere samenwerking.
De opvang in de regio moet zo worden georganiseerd, dat wij rechtdoen aan de wens van mensen om voor zichzelf te zorgen. In Libanon en Jordanië zien wij daar echt goede voorbeelden van. Soms is dat in het klein door geen gaarkeukens meer te hebben in de vluchtelingenkampen, maar door te zorgen voor supermarkten met lokale groenten en mensen vouchers of creditcards te geven om zelf boodschappen te doen. In de aanloop naar de humanitaire top in Istanbul in 2016 zet Nederland daar heel stevig op in. Daarom zijn wij ook gevraagd om de leiding te nemen in dat programma in de Hoorn van Afrika. Voor de financiering verwijs ik de heer Voordewind naar het Relief Fund dat wij vorig jaar hebben kunnen oprichten. Daar zit 570 miljoen in voor vier jaar. Het geld kan flexibel worden ingezet. Ik zal niet aarzelen om die flexibiliteit indien nodig te gebruiken. Ik denk dat wij elkaar daarin wel weer vinden.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik wil hier nog even op doorgaan. Volgende week zal het pakket waarschijnlijk voorliggen in de Kamer. Voor mij is het echt van belang dat het niet gaat om een pakket dat zich slechts op de symptomen richt. Als ik door mijn oogharen kijk naar datgene wat de Commissie op tafel heeft gelegd, dan ben ik er nog niet van overtuigd dat het voldoende is. Sterker nog, ik vind het onvoldoende. De Minister noemde net als ik die 30 miljoen. Zij spreekt van verbeterde samenwerking. Ik zeg dan: tot uw dienst, dat is altijd een probleem binnen de Europese Unie geweest. Wat moet de EU nou meer gaan doen? Is er voldoende geld? Doet de Unie de juiste dingen? Klopt de inzet van de middelen met de politieke prioriteiten? Ik vrees van niet en ik zou heel graag zien dat de Minister daarover een serieuze boodschap afgeeft. Dat zou het ook voor mijn fractie aantrekkelijker maken om bijvoorbeeld te kijken naar missies tegen smokkelaars.
Minister Ploumen: Ik denk dat de heer Sjoerdsma wel uit mijn eerste reactie geproefd heeft dat ook ik niet helemaal tevreden ben over wat er nu ligt. Ik heb daarvoor twee redenen. Het is allereerst een beetje smal. Dat hoort waarschijnlijk ook bij de fase waarin de voorstellen van de Commissie zich nu bevinden. Laten we dus ook even rechtdoen aan de inzet van de Commissie! Het is natuurlijk hartstikke goed wat er gebeurt rondom de Hoorn van Afrika, maar het gaat daarbij niet om de grondoorzaken. Dat is dus de smalte. Ik wil het nu echter even over de breedte hebben. Sinds ik namens Nederland mag deelnemen aan de Raad, hebben wij geijverd voor een benadering die meer op hulp en handel gericht is en waarbij ook een inclusieve economische ontwikkeling tot stand wordt gebracht. Ik ben ervan overtuigd dat dit een nuttige benadering is in die regio's. De Commissie heeft in dat opzicht wel een aantal stappen gezet, maar dat kan zeker nog wel beter. Men moet zich oriënteren op de vraag hoe ervoor kan worden gezorgd dat mensen zelf in staat zijn om economische kansen te ontwikkelen en die te grijpen. Ghana ontwikkelt zich momenteel tot een middeninkomensland. Dat is hartstikke goed. Maar als je daar een bedrijfje wilt beginnen, blijkt na een week dat de stroomvoorziening zo onregelmatig is dat je de helft van de tijd je winkel moet sluiten. Daar zit het ’m dus in, maar het zit ’m ook in de opbouw van de instituties. Ik wil scherper kijken wat de Commissie precies doet en of dat beter kan. Ik denk dat ik daarmee eigenlijk om iets vraag wat de Commissie zelf al aan het doen is. Het gaat dus niet om een totale reassessment, maar om de vraag of we wel het goede doen om die instituties te versterken. En hoe kan dat worden gebruikt bij de aanpak van de smokkellaars en de smokkelroutes?
De heer Sjoerdsma (D66): De Minister zegt dat het niet gaat om een complete reassessment. Dat kan ook niet, omdat er wereldwijd te veel andere thema's spelen. Ik weet dat het al gebeurt, maar ik denk dat dit echt een moment is om nog een keer serieus te bezien of in nationaal en Europees verband het goede wordt gedaan om de grondoorzaken aan te pakken. De impact van wat er aan onze zuidgrenzen gebeurt, is nooit groter geweest dan nu. Ik neem ons eigen nationale beleid even als voorbeeld. Als ik kijk naar wat er is veranderd in dat beleid en in de manier waarop de middelen worden ingezet – de hoeveelheid middelen en de mensen die erbij betrokken worden – dan is er wel sprake van een verandering, maar is die traag en wellicht te klein. Het zou interessant zijn als de Minister in de aanloop naar dat debat misschien met wat ideeën komt over de manier om dat wat sterker aan te zetten. Dat hoeft niet nu, want ik kan me voorstellen dat de Minister dat nu niet even uit de losse pols kan doen.
Minister Ploumen: Ik begrijp die vraag van de heer Sjoerdsma. Nogmaals, ik ben daar natuurlijk zelf nu ook mee bezig. Hij pint mij ook niet vast op een bepaalde tijdlijn of wat dan ook. Het is duidelijk dat we nog nadrukkelijker met die blik moeten kijken naar wat we doen. Ik denk dat we elkaar daar zeker in zullen vinden en dat we daar gaandeweg vorm aan zullen geven. Dat zal wel meer dan één debat vergen. Alle leden van de commissie hebben hier vragen over gesteld. Daarbij toonden sommigen een grote volhardendheid. Ik zal dinsdag met dezelfde volhardendheid het punt maken.
De heer Van Laar (PvdA): We zijn blij met de leidende rol van Nederland in de Hoorn van Afrika. Ik heb de Minister nog niet horen zeggen dat we daarbij ook kijken naar de rol die psychosociale zorg speelt. Vluchtelingen komen als gevolg van stress, apathie en trauma's vaak niet toe aan de volgende stap. Er wordt vaak veel te laat begonnen met het verlenen van die zorg. Ik wil de Minister dan ook oproepen om hier aandacht voor te vragen.
Ik heb voorts nog een vraag. Wil de Minister misschien iets minder bescheiden zijn? Wij kunnen wel bescheiden zijn in Europees verband, maar er zijn maar vijf landen die de norm halen. Daarna volgt Nederland, en dan zijn er nog 22 landen die minder doen dan Nederland. Ik denk dus dat de Minister in Europees verband nog steeds mag bepleiten dat landen meer doen en hun hulp opschalen. Nederland heeft vorig jaar veel extra gedaan. Als alle landen dat zouden doen, dan zouden we een heel andere discussie hebben over de financiering en de opzet van de opvang van vluchtelingen. Kortom, minder bescheidenheid mag!
Minister Ploumen: Ik moet zeggen dat ik zelden het verwijt krijg dat ik te bescheiden ben. Ik neem het ter harte. Wij hebben vorig jaar inderdaad een significante stap gezet bij het beschikbaar stellen van financiële middelen voor de opvang in de regio. Dat geldt niet alleen voor de middelen, maar ook voor de effectiviteit en de manier waarop die hulp wordt gegeven.
Ik zal het pleidooi voor psychosociale hulp zeker houden. Ik weet dat een aantal ngo's in Nederland zeer actief en deskundig op dit gebied is. Ik ben het met de heer Van Laar eens dat de impact van een trauma dat bijvoorbeeld wordt veroorzaakt door het langdurig verblijven in een gewelddadige situatie, heel groot is. Ik zal dat dus graag onder de aandacht brengen. Wij moeten daar uiteraard ook aandacht aan blijven besteden in onze eigen programma's.
Ik vervolg mijn betoog met de post-2015-agenda. De Kamer ontvangt de brief over de inzet van Nederland in de VN in juni. Ik probeer die brief uiteraard zo snel mogelijk te sturen, maar die moet uiteraard eerst in het kabinet worden besproken. Ik ben als gevolg van mijn reisschema echter niet altijd aanwezig tijdens die besprekingen,
De heer Taverne heeft gevraagd naar de betekenis van de universaliteit. Ik kreeg daarbij niet de indruk dat hij per se uitkijkt naar de universaliteit van de doelstellingen. Je zou kunnen zeggen dat de MDG's een agenda van de wereld voor ontwikkelingslanden waren. Die rol en die functie hebben ze prima vervuld. Niet alle MDG's zijn overal behaald, maar er zijn echt goede resultaten bereikt. Het heeft er ook toe geleid dat de inspanningen van landen veel meer gefocust zijn. We zijn nu echter wel vijftien jaar verder en de wereld is enorm veranderd. Ik zal de analyse hier niet herhalen, maar ik wijs daarbij bijvoorbeeld op landen als India en China die zijn opgekomen. Dat betekent dat er in de voorbereidingen voor deze nieuwe agenda niet alleen is gekeken naar «van rijk naar arm», maar ook naar «van arm naar middeninkomen» en «van middeninkomen naar middeninkomen». Vastgesteld is dat het toch wel een beetje gek is dat je aan het ene land vraagt om vrouwenrechten te respecteren, terwijl je zelf dan niet even meldt dat je dat al doet of dat je daar zelf ook iets aan moet doen. Ik denk dat de universaliteit op die manier begrepen moet worden. De doelstellingen die er liggen, gelden voor ons allemaal. Die spreken we met elkaar af. Daarbij is evident dat Nederland er gewoon goed voorstaat bij het behalen van die 17 doelstellingen en 169 targets. We staan er echter niet zo goed voor op het gebied van de gender pay gap. Ook in Nederland verdienen vrouwen nog steeds minder dan mannen voor hetzelfde werk. We moeten daar wellicht nog een extra inzet op plegen.
We hebben de afgelopen periode met de andere departementen bekeken hoe wij zelf scoren. Ik kom zo nog even terug op de beschikbaarheid van data in het kader van de monitoring, maar die is natuurlijk veel groter dan tien jaar geleden. Dat geldt niet alleen voor Nederland maar voor de hele wereld. Wij zetten even op een rijtje hoe wij het doen en wat wij zelf nog beter zouden kunnen doen. Dat doen wij uiteraard ook om op die manier anderen aan te moedigen. Het is immers altijd een beetje oncomfortabel om anderen op te roepen tot iets als je het zelf niet doet en ook niet de intentie hebt om het te verbeteren.
Ik meen dat het begrip «universaliteit» op deze manier uitgelegd moet worden. Ik vind die universaliteit eigenlijk nog belangrijker, omdat daarmee de oude scheidslijnen worden doorbroken. Ik had vanmorgen een gesprek met de Minister van energie van Tsjaad. Hij zei: we willen heel graag met Nederland samenwerken, maar we willen echt niet meer zo'n oude donor-ontvangerrelatie, we willen op een andere manier met elkaar werken. Ik denk dat de post-2015-agenda en de geest die deze ademt daaraan voldoen.
Op het gebied van gender staan we dus nog voor een uitdaging. We hebben de afgelopen maanden een interessant debat gehad over het feit dat er in Nederland relatief weinig vrouwen een toppositie in het Nederlandse bedrijfsleven bekleden en over de vraag hoe je dat kunt adresseren. Aan dat soort opgaven moet gedacht worden.
Mevrouw Mulder heeft een vraag gesteld over de multi-stakeholder partnerships. Hoe je het ook wendt of keert, doelstellingen kunnen alleen maar met samenwerking bereikt worden. Nederland hoeft ook op dat gebied zeker niet bescheiden te zijn. Wij hebben goede voorbeelden, zoals de Worldconnectors met 60 ondertekenaars, de Zero Hunger Challenge en het Global Water Initiative. Zoals bekend is Nederland ook covoorzitter van het Global Partnership for Effective Development Co-operation. We zullen in Addis Abeba best practices rondom die multi-stakeholder partnerships delen. Ook op dat onderdeel hoeven we dus niet bescheiden te zijn.
Dat geldt ook voor onze inzet ten aanzien van het versterken van de capaciteit van ontwikkelingslanden om zelf belasting te heffen en onze inzet voor een eerlijker belastingsysteem wereldwijd. De brief die ik heb toegezegd, is op een haar na gereed en zal snel naar de Kamer komen. Ik wil er nog even kort een paar opmerkingen over maken, die ik vanmorgen ook bij de Wereldbank heb gemaakt. Wat is de inzet van Nederland in Addis Abeba? Ten eerste, we hebben een global tax challenge geïnitieerd waarin staat dat we met een aantal landen de inzet van ODA om de technische capaciteit van ontwikkelingslanden op dit terrein te versterken, willen uitbouwen. Dat wordt nu voorbereid. Ten tweede, Nederland voert met ontwikkelingslanden onderhandelingen over de herziening van 23 belastingverdragen. Er is er inmiddels al één afgesloten en een aantal andere zijn op een haar na geveld. Ondanks de grote woorden van veel andere landen, heeft nog niemand het aangedurfd om dat ook te doen. We zullen in Addis Abeba ook inzetten op een initiatief op dat vlak. Ten derde, er is onder leiding van Thabo Mbeki een rapport uitgebracht over het tegengaan van illicit flows uit Afrika. Wij roepen de regionale instituties op om daar extra op in te zetten. De Afrikaanse Unie wil daar heel graag verantwoordelijkheid voor nemen. Nederland is bereid om te helpen.
Mevrouw Mulder heeft gevraagd hoe we die landen kunnen helpen. Volgens mij is dit de aangewezen manier om dat te doen. We hebben al vaak genoeg van gedachten gewisseld over de inzet van de private sector. Daarover wordt in de brief heldere informatie gegeven.
Een volgend punt is de hervestiging van de internationale norm van 0,7% bnp ODA. In de brief staat dat Nederland constateert dat hierover consensus lijkt te bestaan. Dat weten we dinsdag natuurlijk pas zeker, maar dat vervult ons met optimisme en blijdschap. Er is, wat mij betreft, nog wel een specifiek onderdeel waarvoor ik extra aandacht zal vragen. Dat sluit ook aan bij de opmerkingen van een aantal woordvoerders. Dat is de inzet ten aanzien van fragiele landen. Daarbij is ook wel sprake van een dilemma. Nederland is een van de landen dat 0,25% ODA voor fragiele landen min of meer haalt. Het heeft ook wel te maken met een nieuwe berekeningswijze. Ik vind dat in Europa, maar ook straks in Addis Abeba, de inzet in het kader van de fragiele context – ik maak het dan even wat breder – wel wat ambitieuzer moet zijn dan 0,15–0,2% van het bnp. Een aantal woordvoerders heeft hierover gesproken. Ik wil benadrukken dat dit een punt is waarop een sterke inzet van Nederland hoorbaar zal zijn.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik hoop dat de Minister gelijk heeft. Ik krijg signalen van Oxfam Novib dat de Duitsers en de Fransen nog niet zover zijn om in te stemmen met 0,7%. Laten we hopen dat dit wel het geval is en laten we er even van uitgaan dat het goed komt. Dan zal er ongetwijfeld gesproken worden over een tijdpad. Immers, als je een doelstelling formuleert voor 2017, moet je daar naartoe groeien. Welke inzet heeft de Minister bij het hanteren van een groeimodel naar die 0,7% richting 2020?
Minister Ploumen: Ik ga daar niet omheen draaien. Ik vind het tijdpad echt een moeilijk punt. Enerzijds zeggen we dat we in 2030 de extreme armoede uitgebannen willen hebben. Dat doen we natuurlijk niet alleen met ODA. Daar is dus een tijdstip aan verbonden. Anderzijds hecht ik zeer aan de vernieuwing van de ODA-definitie en wil ik onder de traditionele definitie eigenlijk geen tijdpad vastleggen. Het is een beetje lastig om dat bij elkaar te brengen, omdat ik ook niet het momentum om tot een vernieuwing van die ODA-definitie te komen, wil verliezen. De signalen van andere lidstaten daarover zijn heel diffuus. Ik ga dinsdag eens even aanhoren hoe men daartegen aankijkt. De geluiden die vanochtend tijdens de bijeenkomst bij de Wereldbank klonken, waren vrij optimistisch. Met name over de inzet op innovatieve financiering en het mobiliserend vermogen waren de geluiden erg positief. Ik zal daar nader opgaan in de brief over de Nederlandse inzet bij de VN.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Het kan natuurlijk allebei. Je kunt spreken over de vernieuwing van de ODA-definitie en je kunt tegelijkertijd spreken over het streven om naar die 0,7% toe te groeien. Dat blijkt ook uit allerlei pleidooien binnen de Europese Unie. De Minister zegt nu dat ze aanstaande dinsdag de andere landen zal aanhoren. Dat is nogal een «vanuit een leunstoel»-gedachte. Ik zie graag een iets ambitieuzere inzet van de Minister om die 0,7% te bereiken. Wij houden, strikt genomen, nog steeds vast aan de koppeling van het bnp. Als het bnp stijgt, groeit het budget mee. Dat hebben we ook hard nodig voor de opvang van de eerstejaarsasielzoekers. In de Kamer is er altijd een breed gedragen ambitie geweest om weer op 0,7% uit te komen. Ik wil de Minister derhalve aanmoedigen om niet alleen achterover te leunen en te luisteren, maar om ook te zeggen dat Nederland naar de 0,7% wil. Ik begrijp dat daar een tijdpad van 2020 aan vastgekoppeld is. Kan de Minister dat bevestigen?
Minister Ploumen: Dat laatste kan ik niet bevestigen, juist omdat er zoveel andere dimensies doorheen spelen. De laatste keer dat ik keek, was dat althans niet het geval. We hebben natuurlijk nota genomen van die motie. De heer Voordewind spreekt over een leunstoel. Dat zou ik niet over willen nemen. Misschien moet ik terugvallen op het concept van bescheidenheid. Wij hebben in deze regeerperiode gewoon een afspraak gemaakt. Ik vind het wel lastig om dan andere landen enorm tot de orde te roepen met 2020 of 2021. Ik zeg altijd tegen iedereen: practice what you preach. Ik zal het anders formuleren: niet een leunstoel maar actief luisteren. Misschien is dat een mooi compromis.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik weet niet of de Minister in een leunstoel zit, maar het is volgens mij van belang om op dit moment een beetje op het puntje van je stoel te zitten. Dat geldt niet alleen voor ons maar ook voor de Minister. De Minister zegt eigenlijk: ik ben optimistisch, de Europese Unie gaat 0,7% herbevestigen, daar is het nu het momentum voor. Het is ook nodig, los even van al die andere stromen. Het is echt nodig. Ik denk ook dat het, gezien alles wat er gebeurt aan de buitengrenzen, heel erg nodig is. Maar dan zegt de Minister: ik ga dat eigenlijk toch op geen enkele manier doen. Het grappige is nu dat de coalitiegenoten van de Minister, onder wie de Minister van Defensie, zich wel uitspreken over deze noodzaak. Ik vraag me dan af: ziet de Minister die noodzaak niet of is zij toch te bescheiden?
Minister Ploumen: Dat is al de tweede keer! Ik betracht inderdaad enige bescheidenheid door niet heel hard te tamboereren op dat tijdpad, gegeven het feit dat het – op z'n best gezegd – nog onduidelijk is hoe dat zal lopen in Europa en wij natuurlijk gewoon ook een afspraak hebben gemaakt voor deze periode. Ik leun nooit achterover, maar ik houd het even bij «heel alert luisteren». Ik rapporteer graag terug hoe dat debat verlopen is.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb hier nog een vraag over. De Minister zegt dat zij alert zal zijn en dat wij daarover worden geïnformeerd. Dat is natuurlijk goed. Maar er is een moment daaraan voorafgaand. De Minister wordt gevraagd wat zij van de conclusies vindt. Wat gaat zij dan zeggen? Gaat zij dan een voorbehoud maken? Gaat zij zeggen: ik ben het daar niet mee eens? En dan is er ook nog een moment achteraf. Stel dat deze conclusies worden aangenomen, gaat zij ze dan wel of niet uitvoeren?
Minister Ploumen: Ik vind het echt moeilijk om in te schatten hoe het debat over het tijdpad zal verlopen. We hebben ook rekening te houden met de nieuwere lidstaten die later zijn toegetreden. Voor deze lidstaten gelden heel andere normen. Ik zal fair en eerlijk zijn, zoals altijd, en gewoon de situatie beschrijven zoals die in Nederland binnen deze regeringscoalitie is. Ik vind het niet zo netjes om dan heel hard op de trom te slaan. We zullen zien hoe het debat verloopt. We weten ook allemaal wat er in de aangenomen motie staat. Nogmaals, ik voel me er echt niet senang bij om iets van anderen te vragen als we dat zelf ook niet doen. Daar kunnen we allemaal onze opvattingen over hebben. De heren Van Laar en Taverne hebben er ook iets over gezegd. Alert luisteren lijkt mij hier dus het devies.
Ik ga door met de monitoring. In het rapport van de secretaris-generaal wordt een voorstel gedaan voor mondiale accountability. Het vaststellen van de indicatoren is een technische aangelegenheid, en niet zozeer politiek, zeg ik tegen mevrouw Mulder. Het is ook geen onderdeel van de onderhandelingen. De statistische commissie van de VN buigt zich daarover. Vanuit Nederland doet het CBS daaraan mee. Het politieke debat concentreert zich op de vraag wat de doelstellingen moeten zijn. Vervolgens wordt er technisch gekeken hoe die doelstellingen worden vormgegeven, hoe de data worden verzameld en hoe de monitoring in elkaar zit.
De heer Sjoerdsma vroeg of we tevreden zijn met de SRGR in die nieuwe SDG-agenda. Hij stelt die vraag in dit overleg omdat dat ook in de Europese Unie niet altijd een gemakkelijke en gelopen race is. Nederland vindt dat de SRGR voldoende verankerd zijn in de voorstellen van de secretaris-generaal, ook kijkend naar de conclusies die in de Commission on the Status of Women (CSW)zijn aangenomen. De onderhandelingen lopen nog. Wij zitten wel als een bok op de haverkist, en dat geldt gelukkig niet alleen voor ons. We hebben al een aantal stappen kunnen zetten in de EU. Naar verwachting zal de Raad aanstaande dinsdag conclusies aannemen waarin de SAGR in een mensenrechtencontext zijn geplaatst. Ik durf te zeggen dat er eindelijk een gemeenschappelijk standpunt over seksuele en reproductieve informatie, educatie en gezondheidsdiensten komt. Wij zeggen «eindelijk», maar dat ligt voor andere lidstaten misschien anders. Ik zal maar zeggen dat wij er tevreden over zijn. Het betekent dat de EU op dat gebied in New York een stevige rol kan spelen.
In de SDG's moet ook een leefbaar loon worden opgenomen. Dat is ook een belangrijke inzet van Nederland. Na aanvankelijk wat aarzeling en onbekendheid bestaat er nu in de EU veel steun voor maatschappelijk verantwoord ondernemen en leefbaar loon. In de internationale onderhandelingen verloopt het wat moeizamer, omdat leefbaar loon niet zo gemakkelijk meetbaar is en sommige landen wettelijk vastgelegde minimumlonen hebben. Dat juichen we op zich toe, maar die voldoen niet altijd aan de principes van leefbaar loon. Ik stel voor dat ik in de brief van juni nader zal ingaan op de betekenis daarvan voor de inzet van Nederland en voor de haalbaarheid daarvan.
Ik kom te spreken over Nepal. Na de aardbeving is de humanitaire respons in de EU rap op gang gekomen. Vandaag waren er overigens berichten dat er extra aandacht moet zijn voor het tegengaan van mensenhandel, met name de handel in kinderen. Ik neem aan dat de heer Van Laar daarop doelde. Ik ben voornemens om Nepal te bezoeken. Er is altijd sprake van een dilemma: je wilt de mensen niet voor de voeten lopen maar je wilt wel laten zien dat je solidair met hen bent. Dit zal echt een hoofdpunt tijdens mijn bezoek worden, maar ik zal er ook in de Raad aandacht voor vragen.
Een volgend punt is Burundi. Er is gevraagd om een brief van collega Koenders en mij. Die brief komt eraan. Ik wil daar niet op vooruitlopen, maar ik wil er wel heel kort iets over zeggen. De situatie is natuurlijk ernstig en zorgwekkend. Er is gelukkig geen sprake van een burgeroorlog of van etnisch geweld, maar er is in de aanloop naar de verkiezingen wel sprake van een heel sterk gepolariseerde situatie. Nederland heeft besloten om een deel van de hulp op te schorten. Dat is uiteraard het deel dat verbonden is aan die verkiezingen, maar dat is ook de steun aan politie. De laatste tranche van de verkiezingssteun is aangehouden en we hebben samen met België de politiesteun aangehouden. In de RBZ van 18 mei is de poging tot staatsgreep veroordeeld en is Burundi opgeroepen om actief te deel te nemen aan de inclusieve dialoog die door de AU en de VN wordt gefaciliteerd. Maar al heel erg snel, misschien zelfs wel terwijl we hier nu spreken, komt er meer informatie naar de Kamer. Het heeft in ieder geval een paar keer per dag de aandacht van collega Koenders en mij. We maken ons echt grote zorgen.
De heer Van Laar (PvdA): Ik begrijp dat we moeten wachten op die brief, maar de Minister zit aanstaande dinsdag wel in Brussel. Wij spreken elkaar niet meer in de tijd tussen de binnenkomst van de brief en dinsdag. Daarom doe ik hier toch een oproep. Wij hebben stellig de indruk dat er te weinig druk wordt gezet, niet alleen vanuit de EU maar ook vanuit de verschillende landen. Door donoren worden op verschillende momenten verschillende besluiten genomen over het opschorten van hulp of het stellen van vragen of eisen. Als dat gezamenlijk zou gebeuren, zou dat een veel krachtiger signaal zijn. Het is dus de vraag of er pogingen worden gedaan om met alle donoren, in ieder geval met de belangrijkste, gezamenlijk op te treden en de druk zo hoog op te voeren dat die verkiezingen uitgesteld worden, eerlijk verlopen en er niet, tegen de Grondwet in, een president voor een derde termijn gekozen wordt terwijl wij daar met z'n allen bij staan te kijken. Ze zijn daar met politieagenten – die wij misschien voor een deel hebben getraind, we hebben in ieder geval dat programma gesteund – in ziekenhuizen oppositieleden aan het afmaken. En dan staan we erbij te kijken! Dat geeft – heel subtiel uitgedrukt – een enorm onbevredigend gevoel. Daarover mag dinsdag harder gas worden gegeven.
Minister Ploumen: Ik deel de grote zorg die spreekt uit de woorden van de heer Van Laar. Ook wij willen maximale druk organiseren. Dat hebben we de afgelopen periode ook gedaan, niet alleen vanuit de EU en de VN maar ook in onze gesprekken met Afrikaanse leiders van de Afrikaanse Unie van wie wij hopen dat ze een zekere leverage hebben op de president van Burundi. Maar goed, we moeten ook wel constateren dat hij tot nu toe niet heeft willen luisteren naar die peer pressure van de buren. Dat klinkt wellicht iets te luchtig voor de ernst van de situatie, maar daar komt het wel op neer. Er wordt nu regionaal maar ook binnen de VN gekeken naar een manier om de druk te maximaliseren. Ik zal zeker ook aanstaande dinsdag weer met collega's spreken over het belang van het spreken met één mond en daarmee ook het versterken van de druk vanuit het donorperspectief. Ik ben het met de heer Van Laar eens dat er nog weleens sprake is van een verschil in inzicht. Dat is ook wel te begrijpen, want het zijn heel ingrijpende beslissingen. Je kunt zeggen dat we ermee stoppen, maar je wilt ook straks niet denken dat we er te vroeg uit zijn gestapt en dat we het te vroeg hebben losgelaten. Dan ben je immers ook weer je drukmiddel kwijt. Het is gewoon echt een groot dilemma. Maar nogmaals, ik zal daar dinsdag ook met mijn collega's over spreken.
De heer Van Laar (PvdA): De Minister zegt dat de druk maximaal is geweest, maar het is zeer de vraag of dat wel zo is. Ik heb uit Europa maar ook in internationaal verband heel veel gehoord dat wij het wel goed zouden vinden als hij voor die derde termijn zou gaan, mits hij de verkiezingen maar eerlijk zou winnen. Daar is heel lang naar gehandeld. Daarom is er heel lang geen druk gezet om te voorkomen dat hij zich kandidaat zou stellen voor de derde termijn. Maar hij heeft het nu toch wel op zo'n manier verpest dat dat standpunt niet meer houdbaar is. Als dit zo doorgezet wordt, zou je dezelfde conclusie moeten trekken als ten aanzien van Mugabe. Mugabe zaaide ook met bendes die semioverheid waren, enorme angst onder zijn eigen bevolking en zette zo de verkiezingen onder druk. Hij won die verkiezingen wel, maar dat zegt dus niets over wat democratie is of over wat democratisch gekozen is. Dat standpunt is dus gewoon niet meer houdbaar. Ik vraag de Minister om dat dinsdag te bepleiten.
Minister Ploumen: Ik hecht eraan om toch even te preciseren wat de volgtijdelijkheid van de inzet is geweest. De inzet van de internationale gemeenschap was er in eerste instantie op gericht om de president te laten afzien van die derde termijn. Dat is de inzet geweest van de afgelopen zeven tot twaalf maanden. De president is hier geweest. Wij hebben op dat moment ook met hem gesproken. Ook diverse leiders uit buurlanden hebben tête-à-tête met hem gesproken teneinde hem te doen afzien van die derde termijn. Dat was de allereerste inzet. Die was naar mijn mening ook goed. Vervolgens hebben zich in Burundi allerlei ontwikkelingen voorgedaan en is het ook voorgelegd aan het constitutionele hof. Op zichzelf zou je zeggen dat zo'n constitutioneel hof geëquipeerd is om een dergelijk vraagstuk te behandelen. Dat constitutionele hof heeft geconstateerd dat een derde termijn mogelijk is in het kader van het akkoord van Arusha. Ik zie de heer Van Laar nu zorgelijk kijken. Wij hebben ook zorgen over de vraag of het hof wel in alle onafhankelijkheid tot dat besluit is gekomen. Daarover bestaan natuurlijk zorgen. Vervolgens zou er in Dar es Salaam gesproken worden met de president van Burundi en de buurlanden. Dat gesprek heeft niet kunnen plaatsvinden. De president is daar wel aangekomen, maar toen vonden de gebeurtenissen plaats die we allen hebben gezien. Er bestaat nu bij de buurlanden wel de wens om nog eens met hem te spreken. We zitten nu dus nog in dat traject.
Als dat constitutionele hof oordeelt dat een derde termijn mogelijk is en aan de voorwaarde van eerlijke verkiezingen wordt voldaan, dan is het voor ons op een zeker moment natuurlijk lastig om dat geheel af te wijzen. De heer Van Laar heeft overigens wel een punt dat met name de jongerenbeweging van de partij van de president een gevaarlijke rol speelt, maar ook dat hebben we al anderhalf jaar in het vizier en proberen we ook met anderen te controleren.
Ik zeg dit, omdat het wel goed is om de precieze volgtijdelijkheid aan te geven. Die zullen we ook nog eens in de brief opnemen. We willen niet de indruk wekken dat we niet op de goede momenten de goede druk op de goede maatregelen hebben uitgeoefend. De heer Van Laar reageert hierop met de opmerking: ja Minister, maar voorlopig zit hij daar. Dat is ook waar. De inzet is nu om ervoor te zorgen dat we in gesprekken met hem de druk maximaal opvoeren.
De voorzitter: Ik vraag de Minister om haar betoog in eerste termijn af te ronden.
Minister Ploumen: De heer Taverne heeft gesproken over Zimbabwe. Wij houden inderdaad nauw contact met de zogenaamde gelijkgezinde landen in de voorbereiding van iedere bijeenkomst van het Comité van het Europees Ontwikkelingsfonds. Dat doen we overigens niet alleen maar ten aanzien van Zimbabwe, want er zijn nog wel meer zorgenkinderen. Die gelijkgezinde landen wisselen ook per issue. Doorgaans trekken wij op met de Duitsers, de Engelsen en de Nordics. Als die landen het allemaal met ons eens zijn, is dat goed genoeg voor een blokkerende minderheid. Ik kan tegen de heer Taverne zeggen dat we het heel precies volgen.
Ik wil nog kort iets zeggen over de institutionele opbouw. Die capaciteitsversterking hoeft niet ongemakkelijk te zijn, want het gaat juist om de versterking van de rechtsstaat. Die heeft dan een institutionele component. Het gaat om het tegengaan van corruptie. Het is geen begrotingssteun aan de overheid, maar je moet toch ook juist investeren in instituties die de rechtsstaat helpen bewaken.
Mevrouw Mulder heeft gesproken over de mededeling inzake de capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling. Die wordt tijdens de Raad gepresenteerd. De Kamer ontvangt nog een BNC-fiche. Ik kan wel alvast zeggen dat het kabinet het goedvindt dat de EU met deze mededeling handen en voeten probeert te geven aan de alom geprezen geïntegreerde benadering. In zijn algemeen geldt daarvoor dat dat makkelijker gezegd dan gedaan is, maar de inzet is goed. In de mededeling zal worden ingegaan op belangrijke aspecten als train and equip en de relatie met OS. Die appreciatie kan de Kamer dus tegemoet zien.
Mijn laatste punt betreft aid for trade. Dat moet gelezen worden als een inzet van ODA-middelen om eerlijke handel mogelijk te maken. Ik kan de heer Voordewind dus geruststellen dat het niets ouderwets is.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Kan de Minister toch nog even kort ingaan op klimaatfinanciering?
Minister Ploumen: In mijn brief van 13 april staat dat wij ons willen houden aan de committering. Die doelstelling staat. Onderdeel daarvan is natuurlijk een inbreng van de private sector. Bij die brief was een rapport gevoegd over de wenselijkheid en de haalbaarheid van bijvoorbeeld de inzet van pensioenfondsen. Ik ben voornemens om met pensioenfondsen in gesprek te gaan om te bekijken op welke manier zij kunnen bijdragen. Veel meer is daar nu nog niet over te zeggen. Het gesprek is gepland, maar we weten niet of dat nog voor de zomer zal plaatsvinden. We zijn daar dus stevig mee bezig. In de klimaatonderhandelingen ter voorbereiding van de bijeenkomst in Parijs in december heeft collega Mansveld de lead. Wij werken echter nauw samen en zullen beiden bij de top aanwezig zijn, juist ook om te laten zien dat we vanuit ons perspectief graag meewerken aan klimaatfinanciering om adaptatie en mitigatie in ontwikkelingslanden mogelijk te maken.
De voorzitter: We gaan over naar de tweede termijn. Ik zie dat de heer Sjoerdsma nog een vraag wil stellen, maar we hebben nog maar een kwartier. Ik vraag hem om die vraag in zijn tweede termijn te stellen.
De heer Taverne (VVD): Voorzitter. Ik wil graag een nader antwoord op mijn vraag over de conditionaliteit in het terugkeerbeleid van landen die niet meewerken. Ik herhaal dat in de nota «Wat de wereld verdient» staat dat we druk uitoefenen op landen om hun onderdanen terug te nemen. Wat mij betreft, kan nog niet gezegd worden dat het huidige «less for less»-beleid niet heeft gewerkt. Is de Minister bereid om dat wat meer en wat langer te proberen? Ik heb nog een vraag daaraan gekoppeld. Ik zie een beetje een tendens in een aantal onderwerpen die nu aan bod zijn gekomen. We weten dat er ten aanzien van Zimbabwe sprake kan zijn van een blokkerende groep. Is de Minister bereid om dat middel op een gegeven ogenblik echt te gaan inzetten? Ik sluit me ook een beetje aan bij de woorden van de heer Van Laar ten aanzien van Burundi. Het is kennelijk heel ingewikkeld om de grens over te gaan en te zeggen: jongens, we stoppen nu gewoon met hulp. Er wordt gezegd dat zoiets verkeerd kan uitpakken. Maar het signaal dat een land niets meer krijgt als een president blijft zitten, kan natuurlijk wel heel krachtig zijn. Dat helpt de bevolking natuurlijk om zich ertegen te verzetten. Ik hoor daarop graag een reactie.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik bedank de Minister voor de beantwoording. Ik heb nog een vraag uitstaan over de post-2015-agenda. De Minister heeft gezegd wat het nationaal betekent, waar nog de uitdagingen liggen, maar zal zij ook haar nota «Wat de wereld verdient» aanpassen aan de nieuwe post-2015-agenda? Als zij dat niet doet, hebben we straks een heel mooi globaal plan waarvan elke Minister van elk land gaat zeggen: mijn beleid past er heel mooi in, we hoeven eigenlijk niets aan te passen. Dan heb je wel een plan, maar geen uitvoering. Ik ben dus heel benieuwd wat we daarop gaan krijgen.
Ik laat de 0,7% even voor wat die is. Ik kijk uit naar de brief en de terugkoppeling van de Minister. Ik ben benieuwd hoe Nederland daarin staat, of Nederland het gaat uitvoeren of dat Nederland het laat liggen. We zien die informatie tegemoet.
Ik wil ten slotte nog iets zeggen over migratie. Ik heb de Minister goed gehoord dat zij zowel in nationaal als in Europees verband nog eens serieus zal kijken naar de wijze waarop de middelen worden ingezet en of dat voldoende is, of het anders moet en hoe de prioriteiten liggen. Wij hebben gezegd dat er geen termijn bij aan de orde is. Het is wel belangrijk dat er een soort van richting wordt aangegeven voor het debat dat wij volgende week gaan voeren. Dat zal geen definitief beleid zijn, maar wij zien graag wel een richting, zodat mijn fractie zich er een beeld van kan vormen. Niet alleen Nederland maar ook de Europese Unie moet die grondoorzaken aanpakken, en niet alleen de symptomen.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed om een paar verduidelijkingen over de brief te krijgen. We zien uit naar het verslag van deze Raad. Ik hoop dat die richtlijn van 0,7% er inderdaad uitkomt. En dan hoop ik ook dat we zelf die richtlijn weer serieus gaan nemen. Het is dan immers aan de lidstaten om die 0,7% uit te voeren.
Ik begrijp dat «aid for trade» echt in het kader van fair trade geplaatst moet worden. Misschien moeten we die term dan ook maar weer gaan gebruiken, want dan ontstaat die verwarring niet. Het stond wel in het rijtje van de handelsbevorderingen. De Minister sprak daarna in de brief over het mvo-beleid, maar ik ben blij dat de Minister daarmee echt fair trade bedoelt.
Ik geef de Minister nog een laatste punt met betrekking tot de bootvluchtelingen mee. Er is al eerder geopperd om de registratie in Afrika zelf te doen, met name aan de kust van Afrika. Er is geopperd om daar een soort prescreening te doen teneinde een onderscheid te maken tussen economische en politieke vluchtelingen. Ik geef de Minister deze suggestie mee. Misschien is dat een denkrichting die kan bijdragen aan de discussie. Op basis daarvan zouden vluchtelingen kunnen inschatten of ze hier straks een asielstatus kunnen krijgen, dus of ze die heel gevaarlijke overtocht wel moeten maken.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Ik bedank de Minister voor haar antwoorden en voor de toezegging dat in juni de brief over de conferentie in Addis Abeba en de top in New York komt. Daarin zal worden aangegeven hoe het precies zit met Financing for Development. Het CDA heeft behoefte aan die informatie. Mijn fractie heeft schriftelijke vragen gesteld over Burundi. Wij vinden dat een heel belangrijk onderwerp. Wij krijgen daar nog antwoorden van de Minister op. Tegelijkertijd deel ik de zorgen die hier ook al door andere collega's zijn geuit. We mogen hier best wat steviger in zitten. Iedereen weet immers dat die derde termijn niet de bedoeling is. Wij maken ons echt heel grote zorgen over wat er nu allemaal gebeurt. Een stevig antwoord daarop is best wel gepast.
De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik heb nog drie onderwerpen. Wij waarderen de inzet van de Minister op het gebied van gender zeer, maar wij zien daarin niet de positie van meisjes terug, terwijl de helft van de bewoners van ontwikkelingslanden toch kinderen zijn. We vragen er blijvende aandacht voor om die in de duurzame agenda terug te laten komen. Dat geldt inderdaad bijvoorbeeld voor de meisjes uit Nepal. De Minister heeft daar ook over gesproken. De Parliamentarians Without Borders, een groep die de Minister steunt, heeft een oproep gedaan om ervoor te zorgen dat kinderen in Nepal niet nog kwetsbaarder worden dan ze al zijn. Juist die veilige plek om naartoe te gaan, zorgt ervoor dat ze ook gezien worden door anderen dan alleen het gezin en dat we kunnen registreren wanneer ze vermist raken. Als je niets meer hebt, is het verkopen van je kinderen immers de enige manier om te overleven. Dat kun je die mensen nauwelijks verwijten. Maar het gebeurt, en dat moeten we voorkomen.
Ik wil ten slotte nog iets zeggen over Burundi. De Minister schetst feiten, maar het constitutionele hof is natuurlijk onder zware druk gezet. De vicevoorzitter is gevlucht na de uitspraak. De taxichauffeur die hem naar Rwanda heeft gebracht, is daardoor in grote problemen gekomen. Het was dus niet een gewoon tripje naar Rwanda. Er zijn al voor de coup oppositieleiders opgepakt, onder wie eentje met een Nederlands paspoort en nota bene in het bijzijn van de Nederlandse ambassadeur. Na de coup is er een enorme golf van arrestaties, ontvoeringen en moorden geweest. Je kunt daar niet naar blijven kijken en zeggen: we gaan eens kijken of we de hulp op termijn weer gaan hervatten. Als deze man blijft zitten, kan daar gewoon geen sprake van zijn. Dat wil ik in ieder geval de Minister meegeven.
De voorzitter: We gaan over naar het antwoord van de Minister. Gelet op de klok, kan ik geen interrupties meer toestaan.
Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun opmerkingen en vragen in tweede termijn. De heer Taverne heeft nog een vraag gesteld over de conditionaliteit. Ik wil het volgende voorstel doen. Het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken komt eraan. Het kabinet zal een appreciatie daarvan geven. Ik denk dat dat een goed moment is om te bezien hoe een en ander zich tot de eerdere inzet verhoudt en hoe we met elkaar verder kunnen.
Hij heeft voorts nog gesproken over Zimbabwe. Dat land heeft jaren op het strafbankje gezeten en niets gekregen. De hulp is pas onlangs hervat en wordt niet aan de overheid gegeven. Er wordt wel degelijk gehandeld als wij vinden dat het zo niet langer kan. Dat gebeurt niet alleen bilateraal maar ook binnen de EU.
We komen nog te spreken over Burundi. Ik zal daar in de brief ook op ingaan. Ik vind dat er ten aanzien van Burundi echt sprake is van een dilemma. Het is een heel fragiele regio met een dramatische geschiedenis. Dat maakt dat désengagement geen voor de hand liggende conclusie is, maar die conclusie moet misschien soms toch getrokken worden. Dat hebben we nu op onderdelen ook gedaan.
De heer Sjoerdsma heeft nog gesproken over de zeventien doelen en over de manier waarop die zich verhouden tot de Nederlandse inzet. Hij kent zijn pappenheimers. Wat hij zegt, zal ongetwijfeld gebeuren. Ik wil hier twee opmerkingen over maken. Nederland zal zich sowieso niet specifiek op die zeventien doelstellingen richten. Dat zou ook merkwaardig zijn. Ik neem dan ook aan dat hij dat niet verwacht. We weten pas in september hoe de doelstellingen er precies uitzien, maar ik zal in de brief van juni al iets zeggen over de manier waarop de doelstellingen zoals ze nu op tafel liggen, zich verhouden tot de Nederlandse inzet. Misschien moeten we om te beginnen een procesafspraak maken, als ik dat vreselijke woord mag gebruiken. Als de doelen echt vastgesteld zijn, kunnen we nagaan of het iets betekent voor de Nederlandse inzet of dat onze inzet er inderdaad oprecht heel erg in past en we bijvoorbeeld een aantal niches te pakken hebben.
Ik heb de opmerkingen over migratie en over het wegnemen van de grondoorzaken duidelijk gehoord. Ik wil daarover nog twee opmerkingen maken. Er hebben zich dramatische en hartverscheurende taferelen afgespeeld op de Middellandse Zee, maar het feit dat er aan de grondoorzaken gewerkt moet worden, is voor ons niet nieuw. Het is goed om te bekijken wat we meer en beter kunnen doen en wat we anders moeten doen. Een voorbeeld is de inzet van Nederland ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek. De CAR is geen partnerland van Nederland, maar wij doen wel mee aan het trustfund voor humanitaire opvang. Ook de bijeenkomst van aanstaande dinsdag is mede daardoor ingegeven. Wij proberen stabiliteit in die regio te creëren.
Ik heb ook gehoord wat de heer Voordewind daarover heeft gezegd. Dat geldt eveneens voor de oproep van mevrouw Mulder om toch vooral niet te lang te wachten met de brief en voor de opmerking van de heer Van Laar over de inzet ten aanzien van meisjes. Wij zullen zo snel mogelijk met de terugkoppeling van de Raad komen.
De voorzitter: Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van dit algemeen overleg. Er zijn twee toezeggingen gedaan.
– De Minister stuurt samen met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een brief naar de Kamer over de inzet ten aanzien van de intensivering van middelen voor terugkeerbeleid.
– De Kamer ontvangt de brief over de Nederlandse inzet met betrekking tot de post-2015-agenda in de VN en de conferentie Financing for Development in Addis Abeba in juni. In deze brief zal ook worden ingegaan op de inzet ten aanzien van leefbaar loon. Ook zal de Minister in die brief aandacht besteden aan de wijze waarop de doelen van de post-2015-agenda zich verhouden tot het Nederlandse beleid, zoals dat was verwoord in de beleidsnota «Wat de wereld verdient».
De heer Van Laar (PvdA): Is de brief die in de eerste toezegging genoemd wordt, gewoon de brief die over migratie en ontwikkeling gaat? Of is dat een specifieke brief over het terugkeerbeleid?
Minister Ploumen: Dat is de brief die over de terugkeer gaat. Daar is de intensivering van de middelen bij aan de orde. Het is dus ook geen nieuwe toezegging. Voor de helderheid: er zijn twee brieven. De eerste brief gaat over de specifieke invulling van de intensivering van de middelen voor terugkeer. Die toezegging is gedaan in een debat van een aantal weken geleden. De tweede brief betreft de appreciatie van het kabinet van de voorstellen die de Europese Commissie heeft gedaan rondom het onderwerp migratie. Het zijn dus twee verschillende brieven, maar die hebben natuurlijk wel iets met elkaar te maken.
De heer Sjoerdsma (D66): Neemt het kabinet daar dan ook de onafhankelijke evaluatie van het terugkeerbeleid, het migratie- en het OS-programma zoals dat is afgesproken, in mee?
Minister Ploumen: Ja.
De heer Sjoerdsma (D66): Oké, die ontvangen we dus tussen half en eind juni?
Minister Ploumen: We hopen die informatie zo snel mogelijk te sturen.
De heer Taverne (VVD): Dan doe ik ook nog een duit in het zakje. Wanneer krijgen we het rapport over de effectiviteit?
Minister Ploumen: Ik zal samen met collega Dijkhoff een brief schrijven over de invulling van de intensivering van de middelen voor het terugkeerbeleid. Daarin willen we ook graag de appreciatie van de evaluatie van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken verwerken. De verwachting is nu dat dat rapport op 22 juni aanstaande verschijnt. Dat zouden we wel graag willen meenemen, want dan hebben we een compleet verhaal. Anders stokt het debat toch een beetje.
De voorzitter: Ik zie dat een en ander voldoende is gewisseld.
Ik bedank de leden voor hun inbreng en de Minister voor de beantwoording van de vragen. Ik bedank de aanwezigen voor de getoonde belangstelling.
Sluiting 19.26 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-04-173.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.