21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 153 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 mei 2013

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken OS van 28 mei 2013.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking van 28 mei 2013

Op het moment van schrijven is de definitieve agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking van 28 mei 2013 nog niet bekend. De volgende onderwerpen zullen naar verwachting aan de orde komen:

Follow up Agenda for Change

Op 13 oktober 2011 publiceerde de Europese Commissie haar agenda voor hervorming van het EU-ontwikkelingsbeleid (de Agenda for Change).1 Een appreciatie van deze Mededeling is opgenomen in de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking van 14 november 2011.2 Op 14 mei 2012 nam de Raad conclusies aan waarin de Agenda for Change werd verwelkomd. De Raad stelde vast dat de beginselen vervat in de Agenda for Change richting moesten geven aan het ontwerp en de uitvoering van de verschillende instrumenten van het extern beleid van de Europese Unie gedurende de periode 2014–2020.

Op 25 maart 2013 heb ik samen met zestien van mijn Europese collega’s Hoge Vertegenwoordiger Ashton per brief verzocht om de uitvoering van de Agenda for Change te agenderen voor de Raad van 28 mei. Ik verwacht dat EDEO en Commissie de Raad zullen bijpraten over vorm en verloop van het programmeringsproces voor de periode 2014–2020. Nu de EU aan de vooravond staat van nieuwe vastleggingen voor de volgende begrotingscyclus, is het van belang dat de uitvoering van de Agenda for Change krachtig ter hand wordt genomen en dat de EU niet vervalt in business as usual. De Raad moet de Commissie steunen bij de uitvoering van haar moderniseringsagenda en ervoor waken dat de Agenda for Change verwordt tot een papieren realiteit.

Tijdens de Raad zal ik er voor pleiten dat de zo gewenste focus die met de Agenda for Change in het EU-ontwikkelingsbeleid is aangebracht, bij de uitvoering van het beleid gehandhaafd blijft. Dit betreft niet alleen de beperking door de EU van het aantal sectoren waarin zij actief is (maximaal drie), maar tevens de gedifferentieerde aanpak die de Agenda for Change voorstaat. Landen die hun eigen ontwikkeling kunnen financieren, dienen geen aanspraak meer te maken op bilaterale EU-steun. De EU moet de beschikbare middelen inzetten waar ze het hardst nodig zijn en de meeste impact hebben: ten behoeve van de armste mensen in de armste landen. Fragiele staten vereisen hierbij bijzondere aandacht.

De Agenda for Change voorziet in een grotere rol voor innovatieve financiële instrumenten en de private sector. Tijdens de Raad zal ik aandacht vragen voor de het enorm potentieel dat samenwerking met de private sector en innovatieve instrumenten hebben voor het bevorderen van duurzame groei en voor het katalyseren van private middelen voor die groei. Ik zal de uitgangspunten zoals vervat in mijn nota «Wat de wereld verdient: een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen» toelichten.

Beleidscoherentie voor ontwikkeling (BCO) wordt in de Agenda for Change terecht aangemerkt als een belangrijk vehikel om de impact van hulp te vergroten. Negatieve effecten van beleid op ontwikkeling dienen te worden voorkomen en kansen voor ontwikkelingslanden te worden versterkt. In mei 2012 zijn Raadsconclusies aangenomen om BCO verder te intensiveren. Ik hecht aan verdere uitvoering van deze Raadsconclusies en vind het van groot belang dat er meer aandacht komt voor een actiegerichte agenda voor BCO, ondersteund door duidelijke indicatoren en monitoring van die indicatoren. De EU kan hier bij uitstek het verschil maken gezien de breedte van interventies (handel, ontwikkelingssamenwerking, gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, migratie). Het EU-voortgangsrapport over BCO wordt eind 2013 verwacht. Dit rapport komt sinds 2005 tweejaarlijks tot stand op basis van gegevens van lidstaten en de Commissie.

Een voor mij belangrijk onderdeel van de Agenda for Change is het beter monitoren en sturen op resultaten. Er wordt gewerkt aan een EU-stappenplan om te komen tot een concept resultatenkader in juli 2013. Een onderdeel hiervan is het opstellen van indicatoren voor belangrijke sectoren («Indicator guidance for 2014–2020 programming process»). Op basis van het concept resultatenkader zal EU monitoring worden aangepast. Dit moet bijdragen aan rekenschap en transparantie.

De Agenda for Change stelt goed bestuur, democratie en mensenrechten centraal in het Europees ontwikkelingsbeleid. Een voorbeeld hiervan betreft de herziene benadering van EU-begrotingssteun waarover uw Kamer eerder werd geïnformeerd. 3 Nederland heeft in samenwerking met gelijkgezinde lidstaten succesvol gepleit voor een striktere, meer politieke benadering ten aanzien van EU-begrotingssteun. Het blijft zaak om samen met gelijkgezinde lidstaten er op toe te zien dat hieraan gevolg wordt gegeven. Zo heeft Nederland zich bijvoorbeeld – samen met gelijkgezinden – recent sterk gemaakt voor duidelijke politieke indicatoren bij het verlenen van EU steun aan Mali. Hierdoor is EU steun nu gekoppeld aan aantoonbare vooruitgang bij de uitvoering van de Malinese hervormingsagenda.

Vorig jaar zijn in tien pilotlanden reeds de eerste stappen gezet op weg naar gezamenlijke programmering tussen EU en lidstaten. Op korte termijn zal gezamenlijk programmeren ook in dertig andere landen van start gaan. Onder deze landen bevinden zich twaalf Nederlandse partnerlanden.4 Ik steun het proces van gezamenlijk programmeren omdat het de versnippering van hulp tegengaat, transactiekosten voor de ontwikkelingspartners vermindert en het een effectiever en efficiënter optreden van de EU mogelijk maakt. Hiermee doen we de afspraken die we in het kader van de effectiviteitsagenda hebben gemaakt (Parijs, Accra en Busan) gestand. De Nederlandse ambassades in partnerlanden werken dan ook mee aan het opstellen van een gezamenlijke analyse en respons op de ontwikkelingsplannen van de ontvangende overheden, en het identificeren van prioritaire sectoren en het afspreken van een werkverdeling. Wat Nederland betreft moet dit een pragmatische benadering blijven, die niet resulteert in overmatige bureaucratisering en die ook openstaat voor andere donoren.

Post-2015

De Mededeling «Een waardig leven voor iedereen: armoede uitroeien en de wereld een duurzame toekomst geven»5 heeft als doel te komen tot een gezamenlijk EU standpunt over de ontwikkelingsagenda na het aflopen van de Millenniumdoelen (MDG’s) in 2015. Voor de Nederlandse positie ten aanzien van de Commissievoorstellen die in deze Mededeling zijn vervat, verwijs ik naar het BNC-fiche dat uw Kamer op 5 april jl. toeging.6 Raadsconclusies met betrekking tot deze Mededeling zullen zowel bij deze Raad als bij de Milieu Raad van 18 juni voorliggen. Zij zullen door de Raad Algemene Zaken van 25 juni worden aangenomen, zodat zij in de conclusies van de Europese Raad van juni kunnen worden meegenomen.

In de Mededeling zet de Commissie in op het samenbrengen van de herziening van de Millenniumdoelen en de duurzame ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG’s) binnen één overkoepelend raamwerk na 2015. Uiteindelijk zal toegewerkt moeten worden naar één set doelen voor duurzame ontwikkeling waarin sociale, economische en ecologische uitdagingen in samenhang worden bezien. Dit samenvoegen van de SDG en MDG agenda’s is echter nog niet uitgewerkt. Het is belangrijk dat er een werkplan komt om het samenbrengen van deze agenda’s verder te concretiseren en aan een tijdpad te binden. Ik zet mij ervoor in dat dit zal gebeuren op de top die gepland staat tijdens de 68e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 25 september 2013 over de voortgang en follow-up van de MDGs.

Mijn inzet voor de post-2015 discussie ging uw Kamer toe op 22 januari 2013.7 Ook ontving uw Kamer op 16 april 2013 een overzicht van de Nederlandse inspanningen in dit kader. Na publicatie van het High-Level Panel rapport op 31 mei, zal uw Kamer een nadere visie ten aanzien van de nieuwe ontwikkelingsagenda na 2015 ontvangen.

Het is van belang dat het gezamenlijke EU standpunt alle relevante punten in de post-2015 discussie opbrengt, maar tegelijkertijd ook voldoende ruimte laat om de dialoog met partners aan te kunnen gaan. In de EU maak ik mij in het bijzonder sterk voor het belang van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). De thema’s die onder SRGR vallen zijn cruciaal voor mensenrechten en ontwikkeling, maar liggen gevoelig bij enkele lidstaten zodat consensus hierover soms moeilijk te bereiken is. De belangrijke rol die de private sector kan spelen blijf ik in Brussel benadrukken. Mede op voorspraak van Nederland heeft Paul Polman, CEO van Unilever, zitting in het High Level Panel van de Verenigde Naties over de post-2015 ontwikkelingsagenda. Vanuit mijn perspectief moet de private sector niet alleen een belangrijke rol spelen bij de totstandkoming van het post-2015 raamwerk, maar ook in de implementatie ervan. De private sector heeft een sleutelrol in het op duurzame wijze bestrijden van de armoede. Naast innovatieve oplossingen voor duurzaamheidsvraagstukken, gaat het bijvoorbeeld ook om het integreren van sociale en milieu-gerelateerde externe effecten in prijzen van producten.

De Commissie zal medio 2013 met een geïntegreerde EU aanpak voor de financiering en andere uitvoeringsmiddelen voor de verschillende mondiale processen komen. Nederland blijft zich in het kader van de financiering van de duurzame ontwikkelingsagenda na 2015 inzetten voor de herziening van het ODA-raamwerk en gebruik van innovatieve financieringsmiddelen zoals het mengen van leningen met schenkingen (blending). De rol van innovatieve financieringsinstrumenten en andere ontwikkelingsrelevante financieringsstromen moeten explicieter aan bod komen. Hetzelfde geldt voor beleidscoherentie voor ontwikkeling. De synergiën van armoedebestrijding met andere beleidsterreinen, maar ook het meetbaar maken van deze wisselwerking heeft in het kader van de post-2015 discussie – ook gezien mijn eigen portefeuille – mijn speciale aandacht. Het uitgangspunt hierbij is dat de afweging van belangen op verschillende beleidsterreinen ontwikkelingsinspanningen ten minste niet schaden.

ODA rapport

Tijdens de Raad zal de jaarlijkse EU-ODA rapportage worden besproken. Sinds 2010 spreekt de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst in juni over de realisatie van de ODA-doelstellingen van de lidstaten en wordt hierover een passage opgenomen in zijn conclusies. In het licht van de voortdurende financiële en economische crisis is voor het tweede achtereenvolgende jaar het ODA percentage van de EU als geheel gedaald van 0,45% BNI over 2011 naar 0,43% BNI over 2012.

EOF 11

De Raad zal het onderhandelingsmandaat voor het Financieel Protocol bij het Elfde Europees Ontwikkelingsfonds (EOF11) aannemen. Tijdens de Europese Raad van 7 en 8 februari werd overeengekomen dat EUR 30,5 miljard (in lopende prijzen) wordt uitgetrokken voor EOF11, dat eenzelfde looptijd heeft als het MFK (2014–2020). Het Financieel Protocol is een bijlage bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de EU en de ACS-landen (Verdrag van Cotonou), waarover EU en ACS-landen overeenstemming moeten bereiken. Het Financieel Protocol regelt – binnen het uitgavenplafond dat de Europese Raad heeft vastgesteld – de verdeling van middelen over verschillende enveloppen van het EOF (landen, regio’s, intra-ACS).

Voedsel- en voedingszekerheid

De EU aanpak inzake voedselzekerheid en humanitaire voedselhulp aan derde landen is uitgewerkt in verschillende Mededelingen.8Recent werd hier aan toegevoegd de Mededeling van de Commissie over betere voeding voor moeders en kinderen in het kader van de buitenlandse hulp: een Europees beleidskader.9 Op 19 april jl. ging uw Kamer een BNC-fiche toe, met daarin de Nederlandse positie ten aanzien van deze Mededeling.10

In mei 2010 nam de Raad conclusies aan over het EU-beleid inzake voedselzekerheid en humanitaire voedselhulp aan derde landen. Daarin werd de Commissie verzocht om, in overleg met de lidstaten, een implementatieplan op te stellen met betrekking tot coördinatie van initiatieven op gebied van voedsel- en voedingszekerheid en de uitvoering door Commissie en lidstaten van het EU-beleid in deze. De Commissie heeft dit implementatieplan recent afgerond. De Raad zal nu gecombineerde conclusies aannemen over de Mededeling en het implementatieplan. In deze conclusies wordt, op aandringen van Nederland, de rol van de private sector benadrukt en wordt aandacht geschonken aan vrouwenrechten en SRGR.

Onder dit agendapunt zal het Iers voorzitterschap voorts rapporteren over de activiteiten die het tijdens haar voorzitterschap heeft ondernomen op het gebied van voedsel- en voedingszekerheid.


X Noot
1

COM(2011)637

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-04 nr. 137

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-04, nr. 148

X Noot
4

Benin, Ethiopië, Mali, Mozambique, Oeganda, Rwanda, Burundi, Jemen, Zuid-Sudan, Bangladesh, Ghana en Kenia.

X Noot
5

COM(2013)92

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 1598

X Noot
7

Kamerstuk 32 605, nr. 120

X Noot
8

COM(2010)126 (humanitaire voedselhulp), COM(2010)127 (voedselzekerheid) en COM(2012)586 (weerbaarheid)

X Noot
9

COM(2012)141

X Noot
10

Kamerstuk 22 112, nr. 1605

Naar boven