21 501-03 Begrotingsraad

Nr. 170 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2022

Op 11 november aanstaande vindt de Begrotingsraad (Ecofin) plaats. Deze vergadering is aan het einde van de zogeheten conciliatieperiode waarin de Raad van de Europese Unie (de Raad) en het Europees Parlement (EP) onderhandelen over een akkoord over de Europese begroting voor 2023. Op 10 oktober jl. presenteerde de Europese Commissie (de Commissie) het aangepaste voorstel voor de Europese begroting 2023 (Amending Letter 1; AL1). Dit document is de basis voor de conciliatie. In deze brief informeer ik uw Kamer over de inhoud van AL1, de positie van het EP, de Nederlandse inzet voor de conciliatie, de gevolgen voor de Nederlandse afdrachten en het vervolgproces. Hiermee vervangt deze brief, zoals gebruikelijk, de geannoteerde agenda voor de Begrotingsraad.

Verder informeer ik uw Kamer in deze brief over het voorstel voor de vijfde aanvullende Europese begroting voor 2022 (Draft Amending Budget 5; DAB5). Deze brief vervangt zoals gebruikelijk het BNC-fiche over een aanvullende Europese begroting.

Ten slotte informeer ik u daarnaast over de aanstaande nacalculatie van de bni-afdracht en het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad en het EP om middelen toe te kennen aan onder andere Nederland uit het EU-solidariteitsfonds naar aanleiding van de overstromingen in 2021.

Europese jaarbegroting 2023

Op 7 juni jl. presenteerde de Commissie het voorstel voor de Europese begroting 2023. Uw Kamer is hier op 4 juli jl. over geïnformeerd.1 Uw Kamer is op 5 september tevens geïnformeerd over de bereikte Raadspositie ten aanzien van dit voorstel.2 Op 20 oktober nam ook het EP formeel een positie in. Daarmee zijn de uitgangsposities voor de begrotingsonderhandelingen bepaald.

Amending Letter 1 (AL1)

Op 10 oktober jl. presenteerde de Commissie AL1 als amendement bij het voorstel voor de Europese begroting 2023 van 7 juni jl. AL1 is de basis voor de begrotingsonderhandelingen tussen de Raad en het EP. In AL1 actualiseert de Commissie de ramingen voor verschillende uitgaven, die deels samenhangen met de hieronder beschreven aanpassingen in DAB5 voor de Europese begroting van 2022. In AL1 verhoogt de Commissie de vastleggingen voor de Europese begroting 2023 met ca. 0,8 miljard euro ten opzichte van het voorstel uit juni jl. De betalingen nemen toe met 2,4 miljard euro. De belangrijkste onderliggende aanpassingen worden hieronder toegelicht. In Tabel 1 is een overzicht te vinden van deze wijzigingen.

Tabel 1: Overzicht wijzigingen AL1 (mln. euro, lopende prijzen, vastleggingen en betalingen)

Programma’s

vastl.

bet.

Humanitaire hulp

150

120

Erasmus+

100

80

Korte termijn defensie instrument

157

72

EU-mechanisme voor civiele bescherming

41,4

70

Rentekosten coronaherstelinstrument

450

450

Cohesie fondsen

0

1.743

Begrotingscategorie 7: Administratieve uitgaven

–140,1

–140,1

Totaal wijzigingen AL1

758,3

2.394,9

De Commissie maakt in AL1 150 miljoen euro extra vrij voor humanitaire hulp voor Oekraïne en de voedselcrisis als gevolg van de oorlog in Oekraïne. De Commissie stelt voor hier het Flexibiliteitsinstrument voor in te zetten, gezien het feit dat de marges in begrotingscategorie 6 al zijn uitgeput. De Commissie stelt daarnaast voor om 100 miljoen euro extra vrij te maken voor Erasmus+ om kinderen uit Oekraïne die in EU-lidstaten verblijven zo snel mogelijk terug te laten keren naar school. Deze middelen worden gefinancierd uit de marge van begrotingscategorie 2 (34,3 miljoen) en het Flexibiliteitsinstrument3 (65,7 miljoen).

Verder geeft de Commissie in AL1 aan dat de rentekosten voor de terugbetalingen van het coronaherstelinstrument (NextGenerationEU; NGEU) in de laatste maanden van 2022 snel zijn opgelopen als gevolg van de stijgende rente. De Commissie geeft aan dat in 2023 op basis van de laatste inschattingen 450 miljoen euro extra nodig zal zijn om aan de renteverplichtingen te voldoen. De Commissie zet hiervoor middelen uit het Enkelvoudige marge-instrument (Single Margin Instrument; SMI). Via het SMI kunnen ongebruikte marges onder het MFK-plafond uit eerdere jaren worden meegenomen naar latere jaren.

Daarnaast trekt de Commissie 41 miljoen euro extra uit voor het EU-mechanisme voor civiele bescherming (UCPM) bovenop de middelen uit DAB5 (zie hieronder). Deze middelen zijn bedoeld voor het versnellen van de aanbesteding voor en het leasen van vliegtuigen en helikopters binnen het RescEU-programma ter bestrijding van bosbranden in de EU. De Commissie wil hiervoor het Flexibiliteitsinstrument inzetten.

Ook is in AL1 een bedrag van 157 miljoen euro opgenomen voor het eerder aangekondigde kortetermijninstrument voor defensie (verordening versterking Europese defensie-industrie door gemeenschappelijke aanbestedingen; EDIRPA). U bent eerder over de kabinetsvisie op dit instrument geïnformeerd middels een BNC-fiche.4 De Commissie had aangekondigd de financiële gevolgen van het voorstel bij AL1 te presenteren. Zoals verwacht wordt een deel van de middelen (44,9 miljoen euro) uit de marge van begrotingscategorie 5 (Veiligheid en defensie) gehaald en is de Commissie van plan om voor het overige deel het Flexibiliteitsinstrument in te zetten.

Met name als gevolg van het FAST-CARE voorstel5, bedoeld voor de gevolgen in lidstaten van de Russische oorlog in Oekraïne, zijn er in AL1 ook extra betalingen opgenomen voor de fondsen onder het cohesiebeleid. Door dit voorstel neemt de omvang toe van de voorfinanciering van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en het cohesiefonds. In 2023 gaat dit om ca. 1,7 miljard euro extra aan betalingen ten opzichte van de conceptbegroting. Deze post is niet onvoorzien, maar de omvang van de raming van de betalingen onder het cohesiebeleid konden pas na de zomer worden vastgesteld.

Met betrekking tot de administratieve uitgaven is er ten opzichte van het Commissievoorstel voor de begroting van 2023 sprake van een meevaller van 140 miljoen euro. De Commissie verwachtte in het voorstel eerder een stijging van de salariskosten van 8,6%. Omdat de salarisstijgingen echter ook gekoppeld zijn aan de koopkracht in de EU-lidstaten (die lager is dan eerder verwacht) valt de indexatie nu lager uit (6,9%). Hierdoor is de inzet van het Flexibiliteitsinstrument voor begrotingscategorie 7 (Administratie), zoals de Commissie eerder voorstelde, nu niet meer nodig.

De totale vastleggingenmarge in de begroting van 2023 is op basis van AL1 445 miljoen euro. Daarnaast kent de Europese begroting nog speciale instrumenten die aanvullende flexibiliteit bieden, bijvoorbeeld door resterende marges van eerdere jaren door te schuiven, waardoor er nog wel enige ruimte is om in te spelen op onvoorziene omstandigheden. Tabel 2 geeft een overzicht van de marges en flexibiliteit op basis van AL1. In totaal is er in de begroting voor 2023 (inclusief AL1) nog 2,3 miljard euro beschikbaar voor onvoorziene omstandigheden, inclusief de resterende marge voor 2022 (op basis van DAB5) die kan worden meegenomen naar 2023 via de technische aanpassing. De betalingenmarge bedraagt in AL1 3,3 miljard euro.

Tabel 2: AL1 marges en flexibiliteit (mln. euro, lopende prijzen)

Bron

Bedrag

Resterende marges 2022

622

Voorgestelde marges 2023

445

SMI 2021 (resterend)

204

Flexibiliteitsinstrument

1.019

Totaal

2.290

Tot slot zijn er ook enkele wijzigingen aan de inkomstenkant van de begroting. Voor Nederland is de jaarlijkse aanpassing van de brutokorting op de bni-afdracht hierbij van belang. Dit staat verder toegelicht onder het kopje gevolgen voor de Nederlandse afdrachten.

Posities Europees Parlement en Raad

De positie6 van het EP is met name gericht op extra middelen in verband met de oorlog in Oekraïne, de hoge inflatie en de bestrijding van armoede en hoge energieprijzen. In de Raadspositie werden ten opzichte van Commissievoorstel voor de begroting ruimere marges voorgesteld. Het EP doet het tegenovergestelde en stelt juist voor de budgetten voor verschillende programma’s stevig te verhogen, in totaal met 1,6 miljard euro aan vastleggingen ten opzichte van de ontwerpbegroting. Voor de betalingen is dit 530 miljoen euro.

Tabel 3 laat zien dat de posities van de Raad en het EP momenteel ver uiteen liggen. Het EP stelt een vastleggingenniveau7 van 187,3 miljard euro en een betalingenniveau8 van 167,6 miljard euro voor. De vastleggingenmarge onder het MFK-plafond is in de EP-positie 0 euro en de betalingenmarge 4,4 miljard euro. In de Raadspositie zijn de vastleggingen- en betalingenmarges onder de MFK-plafonds respectievelijk 2,0 en 6,7 miljard euro.

Tabel 3: Posities EU-begroting 2023 (mln. euro, lopende prijzen, vastleggingen en betalingen)
   

Commissie incl. AL1

Raad

EP

 

Begrotingscategorie

vastl.

bet.

vastl.

bet.

vastl.

bet.

 

1 Interne markt, innovatie & digitaal

21.568

20.901

20.333

20.523

22.269

21.590

 

2 Cohesie, veerkracht en waarden

70.678

58.184

69.849

55.809

70.395

56.047

 

3 Landbouw en milieu

57.223

57.445

57.178

57.439

57.291

57.480

 

4 Migratie en grensmanagement

3.727

3.067

3.677

3.017

3.808

3.085

 

5 Veiligheid en defensie

2.058

1.183

1.889

1.110

1.982

1.152

 

6 Extern beleid

16.932

13.894

16.782

13.774

17.247

14.131

 

7 Administratieve uitgaven

11.309

11.309

11.386

11.386

11.447

11.447

A

Totaal MFK headings

183.494

165.983

181.095

163.059

184.438

164.933

B

Totaal MFK-plafond

182.667

168.575

182.667

168.575

182.667

168.575

C

Inzet Flexibiliteitsinstrument

822

693

453

465

1.010

770

D

Inzet Single Margin Instrument

450

0

0

0

761

0

E

Marge (B + C + D – A)

445

3.284

2.025

5.981

0

4.412

F

Speciale thematische instrumenten

2.855

2.680

2.855

2.680

2.855

2.680

G

Totaal incl. speciale instrumenten [A+F]

186.349

168.663

183.950

165.738

187.293

167.613

Nederlandse inzet voor de conciliatie

Het kabinet streeft naar een prudente, realistische en moderne Europese begroting. Dit wil zeggen dat er volgens Nederland voldoende marges moeten zijn om in te spelen op onvoorziene omstandigheden en dat rekening gehouden moet worden met de absorptiecapaciteit van de verschillende programma’s op de Europese begroting. Daarnaast hecht het kabinet aan samenwerking met gelijkgestemde lidstaten.

Tijdens de conciliatie streeft Nederland zoveel mogelijk naar behoud van de Raadspositie, waarbij Nederland zich zal inzetten voor prioriteiten als onderzoek en innovatie, klimaat en defensie en veiligheid en op basis hiervan ook mogelijke compromisvoorstellen beoordelen. Het kabinet heeft begrip voor de door de Commissie in AL1 voorgestelde extra middelen voor humanitaire hulp, UCPM en defensie gezien de huidige internationale ontwikkelingen. Tegelijkertijd blijft het kabinet kritisch over de inzet van het Flexibiliteitsinstrument en de beperkte omvang van de marges in AL1. Hierdoor blijft er in 2023 weinig ruimte over om in te spelen op andere onvoorziene omstandigheden. Het kabinet zal zich daarvoor blijven inzetten.

In lijn met de ER-conclusies over het MFK van juli 2020 zal Nederland zich terughoudend opstellen ten aanzien van eventuele verhogingen van de administratieve uitgaven van Europese instellingen (salarissen, gebouwen etc.) en daarbij zoveel mogelijk gezamenlijk optrekken met andere lidstaten in de Raad. Indien bepaalde beleidsterreinen als gevolg van bijvoorbeeld nieuwe wetsvoorstellen vragen om meer capaciteit zal het kabinet voorstellen hiervoor op hun merites beoordelen.

Gevolgen voor de Nederlandse afdrachten

Voor de uitgavenzijde blijft de AL1 binnen de bestaande raming van de Nederlandse EU-afdrachten.

Aan de inkomstenzijde van de Europese begroting leidt AL1 tot één mutatie in de raming van de Nederlandse EU-afdrachten. Ieder jaar worden in de Amending Letter, conform de afspraken uit het MFK, de kortingen die Nederland en enkele andere lidstaten krijgen op de bni-afdracht geactualiseerd op basis van de meest recente BBP-deflator, zoals is afgesproken in het MFK. Vanwege de hoge inflatie leidt dit voor Nederland tot een hoger dan verwachte brutokorting op de bni-afdracht. Dit leidt tot een meevaller van 75 miljoen euro in 2023 oplopend tot 81 miljoen euro in 2027. Deze mutatie is voor de begroting van 2023 en wordt dus pas bij de Voorjaarsnota van 2023 verwerkt op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Daarnaast had de Commissie in de ontwerpbegroting al een update van de overige ontvangsten van de Unie verwerkt, welke toen per abuis niet volledig is verwerkt in de raming van de EU-afdrachten. De overige ontvangsten vallen hoger uit dan eerder geraamd, wat een neerwaarts effect heeft op de bni-afdracht van de lidstaten (bni is de sluitpost). Voor Nederland betekent dit een meevaller op de bni-afdracht van 26 miljoen euro in 2023.

Vervolgproces

De Raad en het EP hebben eerder hun posities vastgesteld en dienen volgens artikel 314 van het werkingsverdrag van de Europese Unie nu overeenstemming te bereiken tijdens de conciliatieprocedure. De Raad stemt hierbij met gekwalificeerde meerderheid over de Europese begroting 2023 en het EP met gewone meerderheid. Naar verwachting bereiken de Raad en het EP tijdens de Begrotingsraad van 11 november een akkoord over de Europese begroting 2023. Indien onverhoopt niet voor het einde van de conciliatieperiode op 14 november een akkoord wordt bereikt, moet de Commissie een aangepast begrotingsvoorstel presenteren om een compromis mogelijk te maken.9 Uw Kamer wordt middels een brief geïnformeerd over de uitkomst van de Begrotingsraad.

Nederland wordt bij de Begrotingsraad van 11 november vertegenwoordigd door de Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de Europese Unie in Brussel.

Voorstel vijfde aanvullende begroting 2022

In de vijfde aanvullende Europese begroting voor 2022 (DAB5) stelt de Commissie voor om aanvullende middelen beschikbaar te maken voor de gevolgen van de oorlog in Oekraïne, om noodmaatregelen te treffen tegen de vogelgriep en varkenspest, voor het leasen en aankopen van vliegtuigen en helikopters voor het bestrijden van bosbranden in de EU en het dekken van hoger dan verwachtte salaris- en pensioenkosten. In totaal worden in DAB5 de vastleggingen met 447,5 miljoen euro verhoogd en de betalingen verlaagd met 741,1 miljoen euro.

Daarnaast wijzigt de Commissie aan de inkomstenzijde van de begroting de raming van de invoerrechten en verwerkt de Commissie het effect van wisselkoersverschillen op de afdrachten van de lidstaten.

Wijzigingen aan de uitgavenzijde

Ter ondersteuning van vluchtelingen uit Oekraïne (o.a. medische evacuaties) stelt de Commissie voor om 10 miljoen euro aan het UCPM toe te voegen. Daarnaast wordt er onder het UCPM geld vrijgemaakt middelen voor het leasen en aankopen van vliegtuigen en helikopters voor het bestrijden van bosbranden in de EU. In 2022 is 28 miljoen euro nodig voor het leasen van materieel, met het oog op gereedheid in de zomer van 2023. Hiernaast wordt de permanente RescEU-vloot versneld versterkt. Er wordt 100,6 miljoen euro uit de jaren 2026 en 2027 naar voren gehaald voor de aankoop van helikopters en vliegtuigen. In totaal wordt in 2022 138,5 miljoen euro aan vastleggingen toegevoegd aan het UCPM. Dit is mogelijk door besparingen bij het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA, 6,2 miljoen euro) en het Europees Openbaar Ministerie (EOM, 1,5 miljoen euro). De resterende 130,8 miljoen euro aan vastleggingen wordt gefinancierd uit de marge van begrotingshoofdstuk 2b, Veerkracht en Waarden, waarmee deze vastleggingenmarge in 2022 volledig wordt ingezet.

Als onderdeel van het Single Market Programme (SMP) draagt de Unie door middel van cofinanciering bij aan kosten die lidstaten maken voor het bestrijden van uitbraken van vogelgriep en varkenspest. Voor 2022 is hiervoor in totaal 19 miljoen euro gereserveerd, maar dit blijkt niet toereikend. In totaal wordt er 73,8 miljoen euro extra vrijgemaakt om aan de juridische verplichtingen voor cofinanciering te voldoen. Deze ophoging van de vastleggingen wordt gedekt door hoger dan verwachtte inkomsten van vergoedingen van het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA) en besparingen van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) van totaal 3,8 miljoen euro. De resterende 70 miljoen euro is afkomstig uit de vastleggingenmarge van begrotingshoofdstuk 1; Interne markt, innovatie en digitaal.

Door hoger dan verwachte inflatie en stijgende energieprijzen stijgen de administratieve lasten (bijv. salaris- en energiekosten) van de Commissie en andere Europese instellingen. Daarom stelt de Commissie voor om de betalingen en vastleggingen onder begrotingshoofdstuk 7 (administratie) met 163 miljoen euro te verhogen. Deze middelen worden onder andere ingezet voor de indexatie van de pensioenen en salarissen van werknemers van alle Europese instellingen (78,2 miljoen euro) en andere stijgende administratieve lasten bij de Commissie (11,7 miljoen euro) en het Europees Parlement (48,7 miljoen euro). De middelen zijn afkomstig uit de marge onder begrotingscategorie 7.

Wijzigingen aan de inkomstenzijde

De Commissie verhoogt in DAB5 de raming van de invoerrechten op EU-niveau met ca. 3,2 miljard euro. De oorzaak ligt enerzijds in hoger dan verwachte kasontvangsten (mede als gevolg van de hoge inflatie) en anderzijds in incidentele nabetalingen van lidstaten en het Verenigd Koninkrijk, onder andere als gevolg van de casus «onderwaardering lage waarde textiel»10. In deze casus hebben lidstaten voorlopige nabetalingen gedaan. De omvang van de nabetalingen zal waarschijnlijk neerwaarts worden bijgesteld naar aanleiding van jurisprudentie in de zaak hierover met het Verenigd Koninkrijk. Het effect hiervan op de EU-afdrachten zal in 2023 duidelijk worden en dan in de begroting worden opgenomen. Daarnaast verwerkt de Commissie ook een tegenvaller op de wisselkoersverschillen van 247 miljoen euro op EU-niveau. Per saldo betekent dit dus een verhoging van de inkomsten van de Unie met ca. 3 miljard euro.

Nederlandse inzet

Het kabinet staat positief tegenover de verhoging van de uitgaven met betrekking tot Oekraïne en het UPC en is tevreden dat deze zoveel mogelijk binnen de begrotingshoofdstukken worden gedekt. Verder is het kabinet kritisch over de bestaande salarismethodiek, waarbij automatisch gecorrigeerd wordt voor inflatie- en koopkrachtwijzigingen, maar erkent de uitkomst. Het kabinet signaleert daarbij dat een aantal instellingen (de Raad, Ombudsman en Europese Rekenkamer) de gestegen salaris- en energiekosten wel heeft gedekt binnen de eigen begroting. Het kabinet is voornemens in te stemmen met DAB5. DAB5 is volgens de Commissie naar alle waarschijnlijkheid de laatste aanvullende begroting van 2022.

Gevolgen voor de Nederlandse afdrachten

De wijzigingen aan de uitgavenzijde van DAB5 hebben geen gevolgen voor de raming van de Nederlandse EU-afdrachten. Het uitgangspunt voor de vaststelling van deze raming is de omvang van het betalingenplafond van 2022 uit het MFK 2021–2027 plus de speciale instrumenten die boven dit plafond worden gefinancierd.

De wijzigingen aan de inkomstenzijde van DAB5 leiden tot een meevaller van ca. 3 miljard euro op EU-niveau. De Commissie heeft aangegeven dat de wijzigingen aan de inkomstenkant van DAB5 in januari 2023 in de betalingen van de lidstaten worden verwerkt. Daarom wordt het budgettaire effect hiervan bij Voorjaarsnota 2023 in de EU-afdrachten van 2023 verwerkt in plaats van de EU-afdrachten van 2022.

Proces en krachtenveld

De besluitvorming over DAB5 wordt meegenomen in de conciliatieperiode (zie het deel hierboven over de jaarbegroting). Vervolgens zal DAB5 naar verwachting worden vastgesteld in Coreper op 21 november en als hamerpunt op een willekeurige Raad eind november worden aangenomen met gekwalificeerde meerderheid. Er is in de Raad reeds overeenstemming om de eerder aangekondigde middelen voor het kortetermijninstrument voor defensie niet op te nemen in DAB5, omdat deze middelen niet meer uitbetaald kunnen worden in 2022. Om de middelen te behouden voor dit instrument worden deze doorgeschoven naar 2023 en 2024.

Informatie over de nacalculatie van de bni-afdracht

Zoals eerder door mij aan uw Kamer gemeld naar aanleiding van de feitelijke vragen bij de Miljoenennota11, heeft het CBS op 23 september 2022 de Nationale Rekeningen gepubliceerd met daarin een neerwaartse bijstelling van het Nederlandse bruto nationaal inkomen (bni) van de afgelopen jaren. Omdat de omvang van het bni van Nederland ten opzichte van de overige EU-lidstaten bepalend is voor de omvang van de Nederlandse bni-afdracht aan de EU heeft dit gevolgen voor de door Nederland in het verleden aan de EU betaalde bni-afdracht. Ceteris paribus leidt een lager bni-aandeel van Nederland in de EU tot lagere afdrachten aan de EU.

Dit soort bijstellingen worden door de Commissie ieder jaar verrekend in de zogeheten nacalculatie van de Europese afdrachten. Deze publiceert de Commissie doorgaans eind januari. Na publicatie van de nacalculatie wordt u hierover zoals gebruikelijk geïnformeerd middels een Kamerbrief. Het budgettaire effect wordt verwerkt bij eerste suppletoire begroting 2023 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Door een wijziging in de Verordening terbeschikkingstelling eigen middelen (Making Available Regulation; MAR) is de verwachting dat de daadwerkelijke betaling pas in 2024 zal plaatsvinden.

De precieze mutatie van de door het CBS gemelde bijstelling aan het bni in de nacalculatie is nu nog niet duidelijk, aangezien deze ook afhankelijk is van de bijstelling van het bni van andere EU-lidstaten.

Europees Solidariteitsfonds

De Europese Commissie heeft op 14 oktober een voorstel voor een besluit van de Raad en het EP gepresenteerd voor de mobilisatie van het EU-solidariteitsfonds (EUSF) voor de gevolgen van natuurrampen in Duitsland, België, Nederland, Oostenrijk, Luxemburg, Spanje en Griekenland in 2021. In dit besluit wordt aangekondigd dat hiervoor in totaal 718,4 miljoen euro binnen het EUSF wordt vrijgemaakt. Lidstaten kunnen uit dit fonds maximaal 2,5% van de kosten van de totale directe schade vergoed krijgen en 6% indien de schade boven een bepaalde drempelwaarde ligt.

De totale directe schade als gevolg van de overstromingen tussen 12 en 15 juli 2021 voor Nederland is geschat op 500 miljoen euro. Nederland zou op basis van de regels maximaal 12,5 miljoen euro van deze schade vergoed kunnen krijgen.

Het budget dat binnen het EUSF op dit moment voor dit doeleinde beschikbaar is, is echter beperkt (718,4 miljoen euro in 2022). Gezien de vele aanvragen in 2021 en de omvang daarvan was de Commissie genoodzaakt alle steunbedragen pro rata te verminderen. Nederland ontvangt daarom 4,7 miljoen euro. Voor Duitsland is dit bedrag 612 miljoen euro, voor België 87,7 miljoen euro, voor Oostenrijk 0,8 miljoen euro, voor Luxemburg 1,8 miljoen euro, voor Spanje 9,5 miljoen euro en voor Griekenland 1,4 miljoen euro.

De verwachting is dat de Raad met het besluit in zal stemmen tijdens de Ecofinraad van 8 november. De Begrotingscommissie van het EP zal over het voorstel stemmen op 17 november. Nederland bedankt de Raad, het EP en de Commissie voor dit teken van solidariteit.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-03, nr. 168

X Noot
2

Kamerstuk 215 01-03, nr. 169

X Noot
3

Het flexibiliteitsinstrument is bedoeld om acties te financieren die niet binnen de uitgavenplafonds van het MFK kunnen worden gefinancierd. Er is ca. 1 mld. per jaar beschikbaar binnen dit instrument.

X Noot
4

Kamerstuk 22 112, nr. 3487

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 3469

X Noot
6

Een samenvatting van de EP-positie is hier te vinden: https://www.europarl.europa.eu/thinktank/en/document/EPRS_ATA(2022)733695

X Noot
7

Het vastleggingenniveau betreft de wettelijke of contractuele verplichtingen.

X Noot
8

Het betalingenniveau betreft de kasuitgaven, volgend uit vastleggingen.

X Noot
9

Art. 314 (8) VWEU.

X Noot
10

Kamerstuk 21 501-03, nr. 165

X Noot
11

Kamerstuk 36 200, nr. 76

Naar boven