21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2317 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2021

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan voor de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 20 april 2021.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

GEANNOTEERDE AGENDA VAN DE VIDEOCONFERENTIE VAN DE LEDEN VAN DE RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 20 APRIL 2021

Op dinsdag 20 april 2021 vergaderen de leden van de Raad Algemene Zaken (RAZ) per videoconferentie. Tijdens de vergadering zal de voorzitter nadere toelichting geven over de Conferentie over de Toekomst van Europa. De leden van de Raad zullen daarnaast spreken over de EU-VK relaties, de COVID-19 EU-coördinatie en het uitbreiding en het stabilisatie- en associatieproces. Ook zullen de leden de landenspecifieke rechtsstatelijkheidsdialoog voortzetten. De Minister van Buitenlandse Zaken is voornemens deel te nemen aan deze vergadering.

EU-VK relaties

De leden van de Raad zullen stilstaan bij de stand van zaken van de EU-VK relatie. De Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO) die de EU en het VK op 24 december 2020 zijn overeengekomen, wordt sinds 1 januari jl. voorlopig toegepast. De partijen zijn sinds die datum verplicht om de HSO in haar volledigheid toe te passen. Dat de HSO voorlopig wordt toegepast en nog niet in werking is getreden vormt dan ook geen beperking in de operationalisering van het akkoord. De Raad heeft het Raadsbesluit tot sluiting voorgelegd aan het EP, dat goedkeuring dient te geven waarna het ratificatieproces aan EU-zijde kan worden voltooid. Het EP gaat daarbij over de eigen agenda.

In reactie op de unilaterale verlenging van de coulanceperiode over de implementatie van afspraken in het Protocol Ierland/Noord-Ierland door het VK heeft de Europese Commissie op 15 maart via twee verschillende sporen de eerste stappen gezet om tot een oplossing te komen. Ten eerste heeft de Commissie de eerste stap genomen in een inbreukprocedure tegen het VK bij het Europees Hof van Justitie op basis van het schenden van afspraken uit het Protocol Ierland/Noord-Ierland (o.a. artikel 5 van het Protocol en specifieke bepalingen met betrekking tot het verkeer van goederen en het vervoer van huisdieren). Middels een aanmaningsbrief heeft de Commissie het VK opgeroepen spoedig maatregelen te treffen om de afspraken in het Protocol volledig na te leven. Het VK heeft een maand om op deze brief te reageren. Ten tweede heeft Maroš Šefčovič, covoorzitter namens de EU van het Gemengd Comité, een oproep gestuurd aan David Frost (covoorzitter namens het VK) met het verzoek om de door het VK aangekondigde unilaterale verlenging van de coulanceperiode binnen het Protocol Ierland/Noord-Ierland terug te draaien en niet ten uitvoer te brengen. Het VK is echter niet voornemens de verlenging van de coulanceperiode te rectificeren. Het VK benadrukte evenwel verder te gaan met implementatie van het Protocol. Indien het Gemengd Comité er niet in slaagt het geschil via overleg op te lossen, is het mogelijk het geschil voor te leggen aan een arbitragepanel (op basis van artikel 170 van het terugtrekkingsakkoord).

De leden van de Raad bespreken de voortgang van de implementatie van het Protocol. De unilaterale actie van het VK om de coulanceperiode te verlengen is zorgwekkend, in strijd met eerder overeengekomen afspraken en schaadt het vertrouwen. Het Protocol bevat een precaire balans die de Goede Vrijdag (Belfast) akkoorden en de integriteit van de interne markt beschermt. Het kabinet onderstreept met de Commissie en de andere lidstaten, de noodzaak van volledige implementatie van het Protocol en de Goede Vrijdag akkoorden. Het kabinet steunt de koers van de Commissie en is van mening dat oplossingen moeten worden gevonden binnen de kaders van het Protocol Ierland/Noord-Ierland dat onderdeel vormt van het terugtrekkingsakkoord dat is geratificeerd door zowel het VK als de EU.

Op 25 maart kwamen de EU en het VK een concept-Memorandum of Understanding (MoU) voor financiële diensten overeen. Doel van dit MoU is om informatie-uitwisseling tussen het VK en de EU te faciliteren. Met het MoU wordt het EU-UK Regulatory Forum opgezet, naar analogie van afspraken hierover met de VS. In dit forum zal de Commissie periodiek overleggen met het VK over ontwikkelingen in regelgeving. Het MoU bevat geen afspraken die de unilaterale vrijheid om maatregelen te nemen beperken. Het MoU zal ter instemming aan de Raad worden voorgelegd. Het kabinet kan zich vinden in de voorliggende tekst en is voornemens in te stemmen met het MoU.

Conferentie over de Toekomst van Europa (informatiepunt)

Naar verwachting zal het Portugese voorzitterschap de leden van de Raad informeren over de voorbereidingen die nu zijn aangevangen richting de voorziene formele start van de Conferentie op 9 mei. Op 24 maart en 7 april jl. vonden bijeenkomsten van de raad van bestuur (Executive Board) plaats. Naast de voorziene start op 9 mei is onder meer tijdens deze bijeenkomst gesproken over de lancering van het digitale platform op 19 april dat is ontworpen door de Commissie. Dit platform zal een overzicht geven van de te organiseren evenementen in alle lidstaten en biedt burgers de ruimte om hun ideeën te delen en online bijdragen in te dienen. Verder is gesproken over de «Charter for citizens and event organisers participating in the Conference on the Future of Europe». In deze Charter worden de randvoorwaarden voor het organiseren en deelnemen aan de evenementen neergelegd. Ook werd gesproken over de voorwaarden voor de samenstelling van de burgerpanels en de vragen die aan burgers zullen worden voorgelegd en heeft de raad van bestuur de eigen interne werkmethoden besproken en vastgesteld. Tot slot werkt de raad van bestuur aan de uitwerking van het reglement van orde van de plenaire vergadering. Naar verwachting zal het Portugese voorzitterschap de leden over de stand van zaken van deze en overige zaken informeren.

Landenspecifieke rechtsstatelijkheidsdialoog

De leden van de Raad zetten de roulerende landenspecifieke dialoog voort waar zij in november 2020 mee begonnen. Deze keer zullen Duitsland, Ierland, Griekenland, Spanje en Frankrijk met de leden van de Raad spreken over hun landenhoofdstukken in het Rechtsstaatrapport 2020 dat de Europese Commissie op 30 september 2020 publiceerde. België zal onder dit agendapunt namens de Benelux-landen het woord voeren, en de interventies hiertoe met Nederland en Luxemburg afstemmen. Conform de toezegging gedaan in het Algemeen Overleg inzake rechtsstatelijke ontwikkelingen in de Europese Unie van 27 januari jl., heeft Nederland in de aanloop naar de komende Raad bij herhaling er op aangedrongen de rechtsstatelijkheidsdialoog in openbaarheid te voeren. Hiervoor was bij de overige lidstaten onvoldoende steun.

In algemene zin is de Nederlandse appreciatie per land als volgt.

Duitsland

Nederland is positief over het zgn. «Pact voor rechtsstatelijkheid» dat de Duitse federale regering en de deelstaten in 2019 overeenkwamen, en het degelijke institutionele kader inzake corruptiebestrijding. Digitalisering van het justitiële stelsel blijft een aandachtspunt, evenals het ontbreken van een specifieke wet die journalisten beschermt tegen criminele handelingen.

Ierland

Ten aanzien van Ierland verwelkomt Nederland de nieuwe onafhankelijke Raad voor de Rechtspraak die eind 2019 is opgericht, en die tot taak heeft de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen. Dat geldt eveneens voor de geplande hervorming die beoogt het systeem voor de benoeming en promotie van rechters te reorganiseren, in lijn met de aanbevelingen van de Raad van Europa. Verbetering valt mogelijk nog te behalen ten aanzien van de strafrechtelijke bepalingen ten aanzien van corruptie. Deze bevatten een vereiste van dubbele strafbaarheid, die de mogelijkheden om buitenlandse omkoping te vervolgen kan beperken.

Griekenland

Nederland is tevreden over het feit dat de Griekse regering in het kader van de drie economische aanpassingsprogramma's een flink aantal justitiehervormingen heeft opgezet, en een brede waaier van corruptiebestrijdingshervormingen in gang heeft gezet. Het feit dat de Commissie er in het landenhoofdstuk op wijst dat door sommige belangenorganisaties melding wordt gemaakt van een toenemend aantal aanvallen op ngo's die werken met vluchtelingen en migranten in Griekenland, baart zorg. Daarnaast is lobbywerk in Griekenland grotendeels nog steeds niet gereguleerd en het kader voor de bescherming van klokkenluiders is onvolledig.

Spanje

Nederland is positief over het feit dat de Spaanse regering de afgelopen jaren zijn corruptiebestrijdingskader heeft versterkt, wat betreft zowel de preventieve als de repressieve kant, en moedigt Spanje aan de punten ter verbetering die de Commissie op dit punt benoemt te implementeren. Nederland volgt verder met aandacht de ontwikkelingen ten aanzien van de wijze van benoeming van leden van de Raad voor de Rechtspraak.

Frankrijk

Nederland ziet positieve stappen ten aanzien van initiatieven die genomen zijn om de kwaliteit en efficiëntie van het rechtsstelsel te verbeteren, met name betreffende digitalisering en middelen voor het gerechtelijk apparaat. Ook wil de Franse regering de ruimte voor het maatschappelijk middenveld vergroten, onder meer door middel van een specifiek fonds. Zorgen bestaan er onder meer over het toenemend aantal bedreigingen van journalisten, het wettelijk kader ten spijt.

De voorbereidingen voor het Rechtsstaatrapport 2021, dat de Commissie in de maand juli verwacht te publiceren, zijn inmiddels ook van start gegaan. Beide Kamers hebben reeds de door Nederland verstuurde inbreng ontvangen op de gedeelde vragenlijst van de Commissie.1 Maatschappelijke organisaties zijn ook in de gelegenheid gesteld schriftelijke inbreng in te sturen. Op 25 en 26 maart jl. bracht de Commissie een virtueel landenbezoek aan Nederland, waarbij zij sprak met zowel de meest betrokken vakdepartementen als ook met relevante (beroeps)organisaties die actief zijn op het terrein van de rechtsstaat.

Toezegging Rechten en Waarden Programma (niet op de agenda van de RAZ)

Conform de toezegging gedaan tijdens het Algemeen Overleg inzake rechtsstatelijke ontwikkelingen in de Europese Unie van 27 januari jl. om de Tweede Kamer te informeren over de inzet van het kabinet bij het Rechten en Waarden Programma binnen het Meerjarig Financieel Kader (MFK), kan ik u als volgt berichten. Het Rechten en Waarden Programma stelt zich in de periode 2021–2027 ten doel om de rechten en waarden die in de EU-verdragen vastliggen te beschermen en te bevorderen, en daarmee bij te dragen aan open, democratische en inclusieve samenlevingen. Het kabinet is hier groot voorstander van en heeft zich hier tijdens de MFK-onderhandeling voor ingezet, conform ook de motie van de leden Jetten en Van Ojik (kamerstuk 35 403, nr. 4). Het totale budget voor het programma bedraagt EUR 1,55 miljard (2018 prijzen). Het Rechten en Waarden Programma ondersteunt het maatschappelijk middenveld en andere lokale, regionale, nationale en transnationale belanghebbenden, en moedigt burgerparticipatie en deelname aan het democratisch bestel aan. Het Rechten en Waarden Programma, waarover Raad en Europees parlement eind vorig jaar een voorlopig politiek akkoord bereikten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1624), moet formeel nog worden goedgekeurd. Deze goedkeuring is voorzien voor eind april 2021. Het programma wordt centraal door de Europese Commissie beheerd en uitgevoerd. De lidstaten spelen ten aanzien van de uitvoering dan ook een bescheiden rol. Wel zal er jaarlijks met de nationale coördinatoren worden gesproken over eventuele accenten die binnen het Rechten en Waarden Programma aangebracht kunnen worden. De Nederlandse aandachtspunten hiervoor zullen te zijner tijd worden bepaald, maar in algemene zin valt daarbij te denken aan de positie van minderheden, vrouwenrechten, en thematiek die raakt aan de noodzakelijke checks and balances binnen de democratische rechtsstaat.

COVID-19 EU-coördinatie

Naar verwachting zullen de leden van de Raad inzake COVID-19 onder meer spreken over de epidemiologische situatie, het werk aangaande het Digital Green Certificate (hierna: «digitaal groen certificaat»), reizen binnen de EU, de productie, levering, uitrol en export van vaccins en de EU-bijdrage aan een wereldwijde solidaire verdeling van vaccins. Ten aanzien van de ontwikkeling van het digitaal groen certificaat hecht het kabinet, zoals reeds aangegeven in de brief met de kabinetsappreciatie2 aan een zorgvuldige behandeling vanwege de medische, juridische en ethische aspecten. Tegelijkertijd is tijdige en gezamenlijke Europese ontwikkeling van belang, om te komen tot een interoperabel systeem dat tijdig in werking kan treden. Het kabinet pleit er daarbij voor dat bij de daadwerkelijke inzet rekening gehouden wordt met voortschrijdende kennis over de bijdrage van vaccineren aan de verminderde overdracht van het virus. Het kabinet acht het van belang dat er ook alternatieven zijn voor hen die zich niet willen of kunnen laten vaccineren. Het instrument moet niet leiden tot (indirecte) vaccinatiedruk. Het kabinet zal bij de discussie over dit onderwerp handelen conform de door uw Kamer aangenomen moties. Op dit moment onderhandelen de lidstaten op werkgroepniveau op basis van het Commissievoorstel. De Nederlandse inzet daarbij is conform de kabinetsappreciatie. Het is de verwachting dat de verordening eind juni na afsluiting van de behandeling in triloog wordt aangenomen. Ten aanzien van de wereldwijde solidaire verdeling van vaccins staat het kabinet een substantiële bijdrage van de EU voor. Het is van belang dat bij EU-inspanningen nauw wordt samengewerkt met het multilaterale initiatief COVAX. Ten aanzien van het Europese exportautorisatieregime van vaccins heeft de Europese Commissie een wijziging voorgesteld, die op 26 maart jl. is ingegaan. Daarbij heeft de Commissie proportionaliteit en wederkerigheid als afwijzingsgrond voor de export van vaccins geïntroduceerd. Ook wordt het aantal derde landen waarvoor een uitzondering geldt voor een exportautorisatievereiste beperkt. Nederland heeft zich, samen met enkele andere lidstaten uitgesproken tegen deze aanpassing. Hoewel het kabinet de inspanningen van de Commissie gericht op tijdige levering van vaccins aan de lidstaten en het vergroten van de transparantie t.a.v. de export van vaccins steunt, acht het deze aanpassing daarvoor niet nodig. Bovendien is de aanpassing een risico voor de relatie met derde landen en de continuïteit van mondiale handelsketens. Omdat zich geen meerderheid tegen de aanpassing van het exportautorisatieregime heeft uitgesproken, blijft deze van kracht. Nederland heeft, evenals enkele andere lidstaten, de Commissie gevraagd om de nieuwe afwijzingsgronden met uiterste terughoudendheid te gebruiken.

Uitbreiding en stabilisatie- en associatieproces

De leden van de Raad zullen spreken over de stand van zaken op uitbreidingsterrein. Naar verwachting zal een aantal lidstaten opnieuw aandringen op het spoedig plaatsvinden van de eerste Intergouvernementele Conferenties (IGC) met respectievelijk Noord-Macedonië en Albanië. Er is nog geen overeenstemming over de concept-onderhandelingsraamwerken voor Noord-Macedonië en Albanië vanwege de voortdurende discussie over het raamwerk voor Noord-Macedonië waar één lidstaat niet mee kan instemmen. Het is nog onzeker wanneer deze onderhandelingen zijn afgerond en wanneer de Raad de raamwerken zal kunnen vaststellen. Tijdens deze videoconferentie liggen er geen besluiten voor. Uw Kamer ontving een kabinetsappreciatie over de inzet van het kabinet terzake3. De eerste IGC met Noord-Macedonië kan wat het kabinet betreft plaatsvinden zodra er overeenstemming is over het onderhandelingsraamwerk. Zoals bekend besloot de Raad in maart 2020 dat de eerste IGC met Albanië kan plaatsvinden als is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de raadsconclusies van deze Raad. Pas als overtuigend is voldaan aan deze voorwaarden, is het houden van een eerste IGC met Albanië voor het kabinet aan de orde.


X Noot
1

Kamerbrief van 19 maart jl., Kamerstuk 21 501-02, nr. 2303.

X Noot
2

Kamerbrief van 26 maart jl., Kamerstuk 22 112, nr. 3068.

X Noot
3

Kamerbrief van 4 september 2020, Kamerstuk 23 987, nr. 386.

Naar boven