21 501-20 Europese Raad

Nr. 1624 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2020

Uw Kamer is de afgelopen weken via Geannoteerde Agenda’s en Verslagen van de Raad Algemene Zaken geïnformeerd over het verloop van de onderhandelingen tussen het Duitse EU-voorzitterschap en het Europees Parlement over het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2021–2027 (MFK), en de Nederlandse inzet daarbij.

Het Europees Parlement heeft zich tijdens deze onderhandelingen ingezet voor 39 miljard euro1 aanvullende middelen voor vijftien specifieke programma’s, voor een juridisch bindende tijdlijn voor de invoering van nieuwe eigen middelen en voor een grotere rol – als onderdeel van de begrotingsautoriteit – bij het herstelinstrument. Daarnaast heeft het Europees Parlement gepleit voor een streefcijfer voor biodiversiteitsgerelateerde uitgaven van 10% en voor aanvullende afspraken over klimaat en gendergelijkheid.2

De op 21 juli jl. bereikte conclusies van de Europese Raad over het MFK, het herstelinstrument in reactie op de COVID-19 crisis (herstelinstrument) en de financiering daarvan via een nieuw Eigenmiddelenbesluit (EMB) (doc EUCO 10/20) (ER-conclusies) vormden het mandaat op basis waarvan het Duitse EU-voorzitterschap onderhandelde. Uw Kamer werd over de inhoud en appreciatie van deze ER-conclusies geïnformeerd in het verslag van de Europese Raad van 17–21 juli jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1575). In dit verslag is toegelicht dat de ER-conclusies op voor Nederland belangrijke elementen in grote mate overeenkomen met de Nederlandse inzet. De Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen met het Europees Parlement was dan ook om deze ER-conclusies zo goed mogelijk te borgen in de verschillende wetgevingsinstrumenten, waaronder de MFK-Verordening. Nederland heeft daarbij aangegeven dat meer middelen voor specifieke programma’s voor Nederland aanvaardbaar zijn, op voorwaarde dat dit op zichzelf niet gepaard zou gaan met een verhoging van de Nederlandse afdrachten voor het MFK 2021–2027. De motie van de leden Sjoerdsma en Bruins (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1585) riep de regering op om zich in deze fase nog in te spannen om het budget voor Horizon Europa te verhogen. Daarnaast heeft Nederland benadrukt dat een juridisch bindende tijdlijn voor de invoering van nieuwe eigen middelen niet aanvaardbaar is.

Op 10 november jl. bereikten de onderhandelaars namens de Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement in de triloog een voorlopig akkoord over het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2021–2027 (MFK). Het onderhandelingsresultaat is verspreid via Delegates Portal (docs 12792/20, 12791/20 + ADD1, en 12793/20). Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Financiën, over dit onderhandelingsresultaat door in te gaan op de wijzigingen ten opzichte van de op 21 juli jl. bereikte ER-conclusies.

Het kabinet is van oordeel dat dit onderhandelingsresultaat het evenwicht van de uitkomst van de Europese Raad van 17–21 juli jl. voldoende respecteert en past binnen de staande Nederlandse inzet.

Inhoud voorlopig akkoord

Aanvullende middelen

Ten eerste is in de triloog in totaal 16 miljard euro aan aanvullende middelen voor het MFK 2021–2027 overeengekomen. Hiervan is 15 miljard euro bestemd voor een aantal specifieke programma’s en 1 miljard euro voor een aanvulling op het flexibiliteitsinstrument voor onvoorziene uitgaven. De 15 miljard euro wordt als volgt verdeeld. Horizon Europa krijgt er 4 miljard euro bij, Erasmus+ 2,2 miljard euro, EU4Health 3,4 miljard euro, het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer en Frontex 1,5 miljard euro, het programma Justitie, Rechten en Waardenfonds 0,8 miljard euro, Creatief Europa 0,6 miljard euro, InvestEU 1 miljard euro, Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI) 1 miljard euro en het instrument voor humanitaire hulp 0,5 miljard euro. De tabel hieronder geeft de totaalbedragen en aanpassingen per programma weer. Over de verdeling van de extra middelen binnen de hierboven genoemde programma’s en over overige openstaande punten wordt in de uitwerking nog nadere informatie verwacht.

 

ER-conclusies

Uitkomst triloog

Totaal

Horizon Europe

80,9

+4

84,9

Erasmus+

21,2

+2,2

23,4

EU4Health

1,7

+3,4

5,1

IBMF

5,5

+1

6,5

Frontex

5,1

+0,5

5,6

Justitie, Rechten en Waarden

0,8

+0,8

1,6

Creative Europe

1,6

+0,6

2,2

InvestEU

8,4

+1

9,5

NDICI

70,8

+1

71,8

Humanitaire hulp

9,8

+0,5

10,3

Flexibiliteitsinstrument

5,4

+1

6,4

Prijzen in miljarden, 2018 prijzen

De financiering van de aanvullende middelen wordt mogelijk gemaakt door een combinatie van maatregelen. Ten eerste worden de marges die in de ER-conclusies zijn overeengekomen voor 2,5 miljard euro ingezet voor de versterking van een aantal specifieke programma’s. Ten tweede is besloten om 1 miljard euro van de terugbetalingen uit de African, Caribbean and Pacific Investment Facility (ACP-IF), in beheer bij de Europese Investeringsbank, toe te voegen aan NDICI. Ten derde wordt de omvang van het flexibliteitsinstrument met in totaal 1 miljard verhoogd. Ten vierde is afgesproken om de reeds bestaande mogelijkheid in het Financieel Reglement te gebruiken om geannuleerde vastleggingen voor het Horizon Europa-programma opnieuw vast te leggen. Hiermee kan tot 0,5 miljard euro worden toegevoegd aan het budget voor Horizon Europa in het komende MFK. Tot slot wordt vanaf 2022 jaarlijks een bedrag dat gelijk is aan de opbrengsten uit mededingingsboetes van twee jaar geleden (startend met de opbrengsten uit 2020) zowel in vastleggingen als betalingen toegevoegd aan de EU-begroting en de uitgavenplafonds. Hiervoor geldt een jaarlijks maximum van 2 miljard euro. Het totale bedrag zal niet hoger liggen dan 11 miljard euro. Daarnaast is de looptijd beperkt tot 2027. Omdat onduidelijk is hoe hoog de boete-inkomsten zullen zijn, is een minimumbedrag van 1,5 miljard aan boete-inkomsten per jaar opgenomen, zelfs als de boete-inkomsten niet voldoende zouden zijn om dat te dekken.

Appreciatie

De aanvullende middelen worden toegewezen aan programma’s die inhoudelijk bijdragen aan modernisering van het MFK. Dit is in lijn met de Nederlandse inzet om een sterkere nadruk te leggen op onderzoek en innovatie, migratie, veiligheid en klimaat. Er wordt tegemoet gekomen aan de motie Sjoerdsma/Bruins die de regering opriep om zich in te spannen om het budget voor Horizon Europe te verhogen en de motie Jetten/Van Ojik over een hogere allocatie van fondsen onder de «Justice, Rights & Values heading». Mede in dit licht kan Nederland instemmen met het opnieuw inzetten van geannuleerde vastleggingen binnen Horizon Europe.

Het vastleggingenplafond van 1074 miljard euro en het betalingenplafond van 1061 miljard euro, zoals deze tijdens de ER van 17–21 juli jl. zijn overeengekomen, wijzigen niet. Dat is conform de Nederlandse inzet. De extra vastleggingen en betalingen die met de opbrengsten uit de boetes worden gefinancierd, zullen gedurende het MFK 2021–2027 worden verwerkt bij de jaarlijkse technische aanpassing van de MFK-plafonds. Ook in het huidige MFK 2014–2020 worden de plafonds via deze technische aanpassing verhoogd, o.a. voor het gebruik van speciale instrumenten.

Verder is Nederland tevreden over de inzet van 2,5 miljard euro aan marges om de aanvullende middelen te financieren omdat dit niet leidt tot een afdrachtenstijging. Weliswaar resteert hierdoor minder ruimte voor onvoorziene omstandigheden, maar deze is wat Nederland betreft nog ruim genoeg indien ook de speciale instrumenten (die met 1 miljard worden verhoogd) in ogenschouw worden genomen. De overheveling van ACP-IF naar NDICI leidt niet tot een afdrachtenstijging en is daarom voor Nederland acceptabel.

Als gevolg van het akkoord met het EP nemen de Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting (inclusief bijdrage van het VK) over de periode van het volgende MFK als geheel niet meer toe dan reeds in de Rijksbegroting was voorzien. Hierin was rekening gehouden met economische groei en inflatie. De uitkomst uit de triloog met het EP leidt slechts tot een zeer beperkte bijstelling van de raming in de Miljoenennota 2021 waarin de uitkomst van de Europese Raad van 17–21 juli jl. is verwerkt – zie ook onderstaande paragraaf «Nederlandse afdrachten». Daarmee valt het akkoord met het EP binnen de Nederlandse inzet voor het MFK om een stijging van de afdrachten als gevolg van de uittreding van het VK te voorkomen. Het kabinet is ook tevreden over de beperking van de looptijd en de jaarlijkse en totale maximering van het bedrag. Met dit laatste wordt voorkomen dat de indruk wordt gewekt dat de Commissie boetes oplegt om de EU-begroting te kunnen financieren.

Wel bestaat er met de vormgeving van deze nieuwe constructie een aantal risico’s voor de afdrachten. Doordat er een periode van twee jaar zit tussen de ontvangst van de boete en de verhoging van de EU-begroting zal dit tot verhoogde volatiliteit van de afdrachtenraming leiden. De ontvangsten en uitgaven zullen immers niet gelijk zijn in een begrotingsjaar. Dit zal naar aanleiding van de jaarlijkse technische aanpassing van de Commissie worden verwerkt in de Ontwerpbegroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarnaast leidt het minimumbedrag van 1,5 miljard euro tot een risico op hogere afdrachten indien, bezien over de gehele periode, de boete-inkomsten lager liggen dan het bedrag waarmee de begroting wordt verhoogd. Dit risico lijkt echter beperkt omdat het nog openstaande bedrag aan boetes (op basis van Hofzaken per 1 september 2020) op ca. 15,7 miljard euro ligt. Daarnaast kan de Commissie gedurende het MFK boetes opleggen in nieuwe zaken.

Nieuwe eigen middelen

In de tweede plaats zijn afspraken gemaakt over de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen gedurende de volgende MFK-periode. Hiervoor zijn de Raad, het Europees Parlement en de Commissie in het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) principes overeengekomen die leidend zijn bij de introductie van nieuwe eigen middelen, als de Raad daartoe met unanimiteit zou besluiten. Zo moeten deze voldoen aan de voorwaarden van eenvoud, transparantie en rechtvaardigheid, en de stabiliteit en voorspelbaarheid van de inkomsten garanderen. Ook mogen nieuwe eigen middelen niet leiden tot buitensporige administratieve lasten voor EU-instellingen en nationale overheden en moeten de lasten voor bedrijven en burgers worden verlaagd. Verder is het van belang dat deze middelen in lijn zijn met de prioriteiten van de Unie op het gebied van klimaat en een digitaal Europa. De nieuwe eigen middelen zijn in eerste instantie bedoeld om rentebetalingen en aflossingen van leningen onder het herstelinstrument te financieren om te voorkomen dat rentebetalingen en aflossingen ten koste gaan van uitgaven aan specifieke programma’s in het MFK.

Naast deze principes is in het onderhandelingsresultaat een indicatieve routekaart opgenomen waarin een tijdpad wordt gegeven voor de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen. De bevoegdheden over de introductie zoals vastgelegd in de verdragen blijven gelden; eventuele toekomstige voorstellen dienen door de Raad met unanimiteit te worden aangenomen. Ook de rol van nationale parlementen wordt niet beperkt. De Commissie zal in juni 2021 voorstellen doen voor een koolstofheffing aan de grens en een digitale heffing, met het oog op een uiterlijke introductiedatum van 1 januari 2023, indien de Raad daartoe zou besluiten. Gelijktijdig zal een voorstel worden gedaan voor een eigen middel gebaseerd op het (mogelijk uitgebreide) Emission Trading System (ETS). De Raad zal zich uiterlijk 1 juli 2022 beraden over deze voorstellen. Al geruime tijd wordt door een groep lidstaten door middel van nauwere samenwerking gewerkt aan een Financial Transaction Tax. Indien deze lidstaten niet tot overeenstemming komen, zal de Commissie proberen om in juni 2024 een nieuw voorstel te presenteren. De Raad zal zich hier uiterlijk 1 juli 2025 over buigen met het oog op eventuele introductie op 1 januari 2026.

Appreciatie

De indicatieve routekaart voor de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen is in feite een bevestiging en nadere invulling van de uitkomst van de Europese Raad van 17–21 juli jl. De bestaande bevoegdheidsverdeling wordt gerespecteerd. Dit is in lijn met de Nederlandse inzet. Er rust geen verplichting op lidstaten om in te stemmen met deze nieuwe eigen middelen. Een grote meerderheid van de lidstaten en het Europees Parlement hechten veel waarde aan de introductie van nieuwe eigen middelen. Nederland kan instemmen met het verkennen van opties voor nieuwe categorieën van eigen middelen en herkent zich ook in de afgesproken principes waaraan deze moeten voldoen. Nederland zal toekomstige Commissievoorstellen voor nieuwe eigen middelen op hun merites beoordelen. Vanuit het oogpunt van onder andere de beoogde transparantie, vereenvoudiging en voorspelbaarheid van het stelsel van eigen middelen is het kabinet echter terughoudend over de introductie van nieuwe eigen middelen.

Governance herstelinstrument

Verder zijn in het IIA, vanwege de bijzondere aard van de leningen onder het herstelinstrument, aanvullende afspraken gemaakt om de betrokkenheid van de Raad en het Europees Parlement bij het herstelinstrument te waarborgen. De leningen zijn van bijzondere aard omdat zij als zogenoemde externe bestemmingsontvangsten aan programma’s worden toegewezen, zonder dat zij in de begroting worden opgenomen en zonder dat zij het onderdeel zijn van de reguliere besluitvorming in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure. Zo is bijvoorbeeld afgesproken dat de Commissie, in de context van de jaarlijkse begrotingsprocedure, relevante informatie over de externe bestemmingsontvangsten in het herstelinstrument zal delen en dat regelmatig bijeenkomsten zullen worden gehouden tussen de Commissie, de Raad en het Europees Parlement om de implementatie van deze ontvangsten te beoordelen.

Appreciatie

Het kabinet hecht aan een goede informatievoorziening over de middelen van het herstelinstrument en kan de afspraken uit het IIA dan ook steunen.

Klimaat, biodiversiteit en gendergelijkheid

Ook zijn aanvullende afspraken gemaakt over klimaat en biodiversiteit en gendergelijkheid. Afgesproken is dat er vanaf 2024 een streefcijfer voor biodiversiteitsgerelateerde uitgaven van 7,5% geldt, en in 2026 en 2027 een streefcijfer van 10%. Dit streefcijfer komt naast het streefcijfer voor klimaatgerelateerde uitgaven van 30%. Afgesproken is om de tracking van klimaat en biodiversiteit te verbeteren. In een verklaring verzekert de Commissie dat de tracking methode voor klimaat en biodiversiteit toegankelijk, transparant en openbaar is en dat de Commissie hierover informatie uitwisselt met het Europees Parlement en de Raad. Ook zijn afspraken gemaakt over een nieuwe methodologie om gendergelijkheid binnen de EU te versterken.

Appreciatie

Nederland steunt het streefcijfer voor biodiversiteitsgerelateerde uitgaven en de gemaakte aanvullende afspraken over klimaat en gendergelijkheid.

Overig

Daarnaast is afgesproken dat er, anders dan in het huidige MFK, geen verplichting voor de Commissie komt om passende voorstellen in te dienen tot tussentijdse herziening van het MFK. De Commissie zal wel een tussentijdse evaluatie van het MFK publiceren voor 1 januari 2024, eventueel samen met een voorstel voor tussentijdse herziening van de MFK-Verordening.

Appreciatie

In het huidige MFK was de Commissie verplicht om een voorstel in te dienen tot tussentijdse herziening van het MFK. Deze tussentijdse herziening had een opwaarts effect op de lidstaatenveloppen in het cohesiebeleid en de overkoepelende uitgavenplafonds. Nu is afgesproken dat de tussentijdse herziening niet verplicht is. Lidstaten zijn daarnaast niet gebonden aan acceptatie van een eventueel voorstel van de Commissie voor tussentijdse herziening van het MFK. Het kabinet kan deze afspraak daarom accepteren.

Conclusie

De aanvullende middelen passen bij de door Nederland gewenste modernisering van het MFK. De wijze van financiering leidt tot een beperkte afdrachtenstijging die past binnen de Nederlandse inzet om te voorkomen dat de Nederlandse afdrachten aan de EU-begroting als gevolg van de uittreding van het VK zouden stijgen. Over nieuwe eigen middelen zijn geen afspraken gemaakt die verplichten tot invoering hiervan.

Nederlandse afdrachten

Als gevolg van het akkoord met het EP nemen de Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting (inclusief bijdrage van het VK) over de periode van het volgende MFK als geheel niet meer toe dan reeds in de Rijksbegroting was voorzien. Hierin was rekening gehouden met economische groei en inflatie. Ten opzichte van de raming in de Miljoenennota 2021 (Kamerstuk 35 570, nrs. 1 en 2), waarin de uitkomst van de Europese Raad van 17–21 juli jl. reeds is verwerkt, is op basis van een eerste inschatting sprake van een zeer beperkte bijstelling van de raming met ca. 9 miljoen euro in 2021 en ca. 15 miljoen per jaar vanaf 2022, op een geraamde afdracht van totaal ca. 10 miljard per jaar.

De bijstelling van de raming heeft twee oorzaken. Ten eerste leidt de verhoging van het flexibiliteitsinstrument met 1 miljard euro in de Nederlandse ramingssystematiek, waarin wordt geraamd op de hoogte van het betalingenplafond en de speciale instrumenten, tot een bijstelling van de raming met ca. 9 miljoen euro per jaar. Ten tweede heeft Nederland in de raming voor de afdrachten de boete-inkomsten reeds voor een klein deel meegenomen. Aangezien de boete-inkomsten vanaf 2022 zullen worden ingezet voor hogere uitgaven kiest het kabinet ervoor om de geraamde middelen te schrappen vanuit het oogpunt van een prudente begroting. De raming van de effecten voor de begroting van 2021 is een voorlopige raming, omdat over de jaarbegroting van 2021 de onderhandelingen nog gaande zijn. Dit effect zal in die onderhandeling worden betrokken. Over de jaarbegroting 2021 vindt op 3 december 2020 een Ecofin Begrotingsraad plaats. De mutaties voor de periode 2021–2027 zullen bij de Voorjaarsnota worden verwerkt op de begroting van Buitenlandse Zaken.

Gedurende het MFK zal er naar verwachting sprake zijn van minder meevallers bij de EU-afdrachten omdat een bedrag gelijk aan maximaal 11 miljard euro aan boete-inkomsten zal worden ingezet voor uitgaven in het MFK 2021–2027. Net als in het huidige MFK 2014–2020 zullen deze inkomsten via een verlaging van de benodigde BNI-afdracht terugvloeien naar de lidstaten. Daar staat tegenover dat de verhoging van de uitgaven met een bedrag dat gelijk is aan de boete-inkomsten van twee jaar eerder een verhogend effect heeft op de EU-afdrachten. Voor Nederland leidt dit naar verwachting tot jaarlijks ca. 0,1 miljard euro minder (onvoorziene) meevallers. Dit heeft echter geen effect op de geraamde afdrachten.

Proces en krachtenveld

Over het MFK zal de Raad met unanimiteit besluiten, na goedkeuring van het Europees Parlement met meerderheid van zijn leden (artikel 312 VWEU). Verder geldt voor het EMB dat deze na raadpleging van het EP, en na vaststelling door de Raad met unanimiteit, door de lidstaten moet worden goedgekeurd voordat het in werking kan treden (artikel 311 VWEU). In Nederland wordt het EMB middels een goedkeuringswet voorgelegd aan het parlement. De procedure hiervoor zal in gang worden gezet zodra de formele besluitvorming in de Raad is afgerond. Besluitvorming over de oprichting van het herstelinstrument gaat met gekwalificeerde meerderheid in de Raad. Het EP heeft geen rol bij de besluitvorming over het herstelinstrument. Over de MFK-rechtsstaatverordening en de verordening over de Recovery and Resilience Facility (RRF-verordening) zal de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten en heeft het Europees Parlement medebeslissingsrecht. Het kabinet heeft uw Kamer in een separate brief geïnformeerd over de uitkomst van de triloog over de MFK-rechtsstaatverordening. Over de onderhandelingen over de RRF-verordening, waarvan de triloog nog loopt, wordt uw Kamer geïnformeerd via de geannoteerde agenda’s en verslagen van de Ecofin-Raad.

Het MFK onderhandelingsresultaat is op 11 november jl. in Coreper gepresenteerd. De Commissie onderstreepte dat het onderhandelingsresultaat volledig in lijn is met de ER-conclusies van 21 juli jl. en een verder gemoderniseerde EU-begroting oplevert. Verschillende lidstaten bepleitten met klem om de definitieve besluitvormingsprocedures over het MFK, het EMB en het herstelinstrument in de Raad zo snel mogelijk te voltooien, zodat de goedkeuringsprocedure van het EMB in de lidstaten kan starten. Op 16 november jl. is Coreper gevraagd om politieke bekrachtiging van het MFK onderhandelingsresultaat en van het onderhandelingsresultaat over de MFK-rechtsstaatverordening, en om een besluit te nemen over het starten van de schriftelijke procedure voor definitieve besluitvorming door de Raad over het EMB. Hongarije en Polen lieten weten niet in te kunnen stemmen met het starten van de schriftelijke procedure voor de definitieve besluitvorming over het EMB en ook niet met politieke bekrachtiging van het MFK onderhandelingsresultaat, omdat zij niet akkoord kunnen gaan met de MFK-rechtsstaatverordening. Het Duitse EU-voorzitterschap concludeerde dat er voor de MFK-rechtsstaatverordening een gekwalificeerde meerderheid in de Raad is, maar dat de benodigde unanimiteit voor politieke bekrachtiging van het MFK onderhandelingsresultaat en voor het starten van de schriftelijke procedure voor de definitieve besluitvorming over het EMB ontbreekt.

Het is duidelijk dat er op dit moment nog geen unanimiteit in de Raad is voor definitieve goedkeuring van het MFK en het EMB. Het MFK en het Herstelinstrument kunnen pas starten als de besluitvormingsprocedures over het MFK en het EMB succesvol zijn afgerond. Het Duitse EU-voorzitterschap heeft de leiding over het proces en zal met een voorstel komen om de ontstane impasse te doorbreken. Nederland zal zich op alle niveaus blijven inzetten voor behoud van het bereikte onderhandelingsresultaat en er op blijven toezien dat geen afbreuk wordt gedaan aan de conclusies van de Europese Raad van 17–21 juli. Daarbij zal Nederland blijven benadrukken dat het bereikte onderhandelingsresultaat over de MFK-rechtsstaatverordening voor Nederland de ondergrens is.

Het is ook voor Nederland van belang dat het MFK 2021–2027, het herstelinstrument en het EMB als pakket worden behandeld. De RRF-verordening en de MFK-rechtsstaatverordening maken ook een belangrijk onderdeel uit van dit pakket. De trilogen over de RRF-verordening zijn nog gaande. Het is voor Nederland van belang dat de Raad pas tot definitieve besluitvorming overgaat als over alle hoofdonderdelen van het pakket een onderhandelingsresultaat is bereikt met het Europees Parlement. De delicate balans die tijdens de onderhandelingen over de ER-conclusies in juli 2020 is gevonden, moet intact blijven.

De vier grote politieke groepen in het EP hebben eerder aangegeven zonder (definitief) akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement over de MFK-rechtsstaatverordening niet verder te gaan met de goedkeuringsprocedure voor de MFK-Verordening.

Het staat op dit moment nog niet vast wanneer definitieve besluitvorming in de Raad zal plaatsvinden. Het kabinet zal uw Kamer nader informeren als hierover meer bekend is.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

In eerste instantie voor 113 miljard euro.

X Noot
2

Resolutie van het Europees Parlement van 23 juli 2020 over de conclusies van de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli 2020, TA (2020)0206.

Naar boven