21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2233 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 november 2020

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 30 oktober 2020 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9 november 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2227).

De vragen en opmerkingen zijn op 2 november 2020 aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 6 november 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Meijers

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en antwoorden

2

 

Algemeen

2

 

Stand van zaken herziening EU-handelsbeleid en toekomst van de WTO

2

 

Handelsrelaties met China

12

 

Handelsrelaties met VS

15

 

Stand van zaken EU staalvrijwaringsmaatregelen

17

 

Stand van zaken lopende wetgevingsdossiers

18

 

Voortgangsrapportage handelsakkoorden

19

 

Verslag Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel 20 en 21 september 2020

22

 

Fiche: Verordening afschaffing douanerechten op bepaalde producten

23

 

Overig

24

     

II

Volledige agenda

28

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Algemeen

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de aan de Kamer toegezonden stukken. Voorgenoemde leden hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken voor het schriftelijk overleg Raad Buitenlandse Zaken Handel. Deze leden willen hierover nog enkele vragen voorleggen aan de Minister.

De leden van de GroenLinks-fractie danken de Minister voor het toezenden van de geannoteerde agenda. Zij hebben de nodige vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inzet van de Minister in de geannoteerde agenda en hebben nog een aantal aanvullende vragen.

Stand van zaken herziening EU-handelsbeleid en toekomst van de WTO

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda. Zij hebben hier nog enkele vragen over. Voorgenoemde leden onderschrijven de noodzaak van het versterken van een mondiaal gelijk speelveld. In dit verband zijn onder andere het herzien van achterhaalde handelsvoordelen voor bijvoorbeeld China en het vaststellen van het International Procurement Instrument (IPI) bijzonder belangrijk. Is de Minister bereid om toe te zeggen dat zij deze punten bij de Nederlandse inzet duidelijk naar voren zal brengen? Kan de Minister toelichten hoe het krachtenveld ten opzichte van het IPI op dit moment is en welke belemmeringen of discussiepunten er op dit moment nog op tafel liggen?

1.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is het met uw Kamer eens dat het versterken van een mondiaal gelijk speelveld noodzakelijk is en zet zich daarvoor onverminderd in. De EU is van mening dat het duale onderscheid tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden bij de WTO achterhaald is. De EU zet in op een genuanceerde benadering voor zogenaamde «Special and Differential Treatment» (SDT), waarbij mogelijke uitzonderingen voor individuele leden gebaseerd zijn op de daadwerkelijke ontwikkelingsbehoefte en noodzaak daartoe. Het kabinet onderschrijft deze inzet en zet zich er daarnaast voor in om te komen tot een concreet tijdspad voor de afbouw van de status van China als ontwikkelingsland binnen de WTO, zoals genoemd in de Chinastrategie van mei 2019.

Anderzijds zet het kabinet zich in voor een mondiaal gelijk speelveld via zijn voorstel voor een Level Playing Field Instrument. Die inzet van het kabinet heeft zijn weg gevonden naar het Witboek van de Europese Commissie inzake buitenlandse subsidies op de interne markt, met daarin o.a. het voorstel voor een instrument dat uitsluiting van inschrijvers die marktverstorende staatssteun uit derde landen ontvangen, mogelijk maakt bij aanbestedingen1. Om de wederkerigheid op aanbestedingsmarkten in derde landen te bewerkstelligen, blijft het kabinet zich inzetten voor de snelle totstandkoming van een effectief International Procurement Instrument (IPI), zoals ook eerder toegezegd2.

Wat het IPI-krachtenveld betreft, het merendeel van de lidstaten steunt het voorstel, maar wenst dat er aanpassingen plaatsvinden. Er zijn zorgen over de effectiviteit van het voorstel en over de toename van de administratieve lasten voor aanbestedende diensten en bedrijven. Deze zorgen hebben bijvoorbeeld concreet betrekking op hoe een bedrijf dat een aanbesteding heeft gewonnen, kan bewijzen wat de oorsprong van de ingezette goederen is. Ook is er discussie over hoe de voorgestelde procedures vereenvoudigd kunnen worden.

Wat is de reden dat de vaststelling van de herziening van het Europese handelsbeleid vertraagd is en op welke termijn kan dit verwacht worden?

2.

Antwoord van het kabinet:

De planning is vertraagd omdat de Europese Commissie de deadline van de publieksconsultatie heeft uitgesteld van 15 september 2020 naar 15 november 2020. Naar verwachting komt de Commissie begin 2021 met een mededeling met daarin de prioriteiten voor het EU-handelsbeleid voor de middellange termijn.

Inzake de Kabinetsinzet in de EU Trade Policy Review hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen. Zij delen het belang van een open en op regels gebaseerd internationaal handelsstelstel. Kan de Minister toelichten wat zij in dit verband als de grootste bedreigingen ziet voor dit handelsstelsel en op welke wijze de herziening van het Europese handelsbeleid hierop in moet spelen?

3.

Antwoord van het kabinet:

Een van de grootste uitdagingen voor het internationaal handelsstelsel blijft dat de huidige spelregels vaak ontoereikend zijn om met de verschillende politiek-economische systemen een level playing field te bewerkstelligen binnen de WTO. Daarbij staan tegelijkertijd de bestaande spelregels voor internationale handel onder druk door toenemend protectionisme. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de Kabinetsinzet in de EU Trade Policy Review (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2197), is het daarom belangrijk dat de multilaterale handelsregels worden herzien en geactualiseerd, onder andere door sluitende afspraken te maken over industriële subsidies en state-owned enterprises, maar ook door een nieuwe balans te vinden tussen rechten en plichten van leden. Op die manier kan de WTO verder bijdragen aan een mondiaal gelijker speelveld.

Tegelijkertijd is het belangrijk dat de EU zelf haar eigen instrumentarium inzet ten behoeve van een gelijker speelveld, zowel binnen de Europese interne markt als daarbuiten. Het gaat hier onder andere om de inzet van (nieuwe) handelsinstrumenten – bijvoorbeeld de Trade Enforcement Regulation of het handelsdefensief instrumentarium van de EU. Het is belangrijk dat ook hier aandacht voor is in de EU Trade Policy Review.

Voorts delen zij het belang van een gelijk speelveld als het op internationale handel aankomt. Kan de Minister in dit verband toelichten op welke termijn de herziening van de Verordening handhaving van internationale handelsregels vastgesteld en van kracht zal worden?

4.

Antwoord van het kabinet:

Op 28 oktober jl. hebben de Europese Commissie, het Europees parlement en het Duitse voorzitterschap van de Raad een politiek akkoord bereikt over de herziening van de Verordening inzake handhaving van internationale handelsregels. Het Europees parlement zal naar verwachting in januari 2021 stemmen over de herziening van de Verordening. Na de stemming in het parlement dient ook de Raad zijn officiële goedkeuring te geven. De herziene Verordening treedt in werking nadat beide EU-instellingen hebben ingestemd met de herziening van de Verordening en na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Kan de Minister toelichten wat de kabinetsinzet is bij de onderhandelingen over het gemoderniseerde raamwerk van afspraken over staatsgesteunde exportfinanciering binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)?

5.

Antwoord van het kabinet:

De inzet van het kabinet is gericht op het verbeteren van het internationale gelijke speelveld voor staatsgesteunde exportfinanciering. Nederland werkt daarom aan een gezamenlijke EU-inzet waarbij de financiële regels die sinds de jaren ’70 zijn opgenomen in het zogenaamde Arrangement on Officially Supported Export Credits (afspraken in OESO-verband) aangepast worden aan de eisen van de huidige tijd. Deze regels zijn inflexibel en steeds meer financiering valt daardoor buiten de reikwijdte van het Arrangement. Dit komt een gelijk internationaal speelveld voor Nederlandse exporteurs niet ten goede. Een voorbeeld van de inzet van het kabinet is het flexibeler omgaan met de financiële voorwaarden in het Arrangement, zoals het loslaten van de bestaande maximale afbetalingstermijnen. Zie ook de Monitor exportkredietverzekeringen 2019 die op 2 oktober met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 26 485, nr. 335) en die geagendeerd staat voor het AO Exportkredietverzekering op 19 november 2020.

Kan uit het feit dat de Minister een oproep voor een EU-actieplan op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) heeft opgenomen in de kabinetsinzet opgemaakt worden dat zij de mening van de voorgenoemde leden deelt dat het enige geëigende verband voor het maken van verplichtende regelgeving inzake IMVO het Europese verband is?

6.

Antwoord van het kabinet:

Zoals in de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten» (Kamerstuk 26 485, nr. 337) is aangegeven, zet het kabinet in op een brede due diligence verplichting als kernelement van een doordachte mix van beleidsmaatregelen voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). De voorkeur gaat hierbij uit naar een verplichting op Europees niveau. Europese regelgeving is effectiever omdat die zorgt voor een grotere impact in de keten en leidt tot een gelijker speelveld voor bedrijven. Het kabinet zal daarom maximaal inzetten op het beïnvloeden van de ontwikkelingen in Europa om een Europese brede due diligence verplichting te realiseren. De komende tijd zullen bouwstenen voor een dergelijke verplichting worden uitgewerkt. Deze worden primair gebruikt om het Europese traject te beïnvloeden. Mocht een effectief en uitvoerbaar voorstel Europees niet van de grond komen, dan liggen bouwstenen klaar voor nationale verplichtende maatregelen. Als het aan Nederland ligt, wordt wetgeving ook op Europees niveau geflankeerd door vrijwillige en ondersteunende maatregelen. Het kabinet zal daarom actief zijn kennis, inzichten en standpunten in Europa delen en zich in Europees verband blijven inzetten voor een EU actieplan voor IMVO.

De leden van de D66-fractie benadrukken het belang van de modernisatie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Zodoende kan een mondiaal gelijk speelveld worden bevorderd en duurzame handel worden gestimuleerd. De aankondiging van de Verenigde Staten om de benoeming van dr. Ngozi Okonjo-Iweala te blokkeren dreigt dit proces nog verder te vertragen. Hoe beoordeelt de Minister deze aankondiging? Hoe zal de opstelling van de VS de handelsagenda tussen de EU en de VS beïnvloeden? Welke stappen zullen er in EU-verband worden genomen in reactie op de aangekondigde veto?

7.

Antwoord van het kabinet:

Het selectieproces voor een nieuwe Directeur-Generaal (DG) van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is nog gaande. Deze selectie vindt traditiegetrouw per consensus plaats, waarbij alle lidstaten zich uiteindelijk achter een kandidaat scharen. Zolang dit proces nog gaande is, heeft elke lidstaat van de WTO het recht om zijn bezwaren kenbaar te maken. Het kabinet acht het van groot belang dat er op korte termijn een nieuwe DG aangesteld kan worden, gezien het belang van een sterke, agenda-bepalende Wereldhandelsorganisatie en de sturende rol die deze moet spelen bij het economisch herstel post-COVID-19.

De leden van de GroenLinks-fractie zien dat vormen van investeringsgeschillenbeslechting die buiten de nationale rechtsgang omgaan, dus ook het Investment Court System (ICS), weinig tot geen steun genieten onder de Nederlandse bevolking en daarmee het draagvlak voor handelsverdragen ondermijnt. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de Minister dit weegt.

Vindt zij dat de EU moet blijven vasthouden aan aparte investeringsgeschillenbeslechting ten koste van het draagvlak voor handelsverdragen, en zo ja, waarom?

8.

Antwoord van het kabinet:

Er bestaan Europese handelsakkoorden mét en zonder investeringsbescherming, dat wil zeggen: met en zonder afspraken over de minimale bescherming van investeringen, inclusief een onafhankelijke geschillenbeslechtingsprocedure tussen een investeerder en de staat. Zoals aangegeven in de Raadsconclusies van 22 mei 2018 over het onderhandelen over en sluiten van EU handelsakkoorden, besluit de Raad per (voorgenomen) handelsakkoord over de wenselijkheid van het opnemen van dergelijke bepalingen.3 Akkoorden mét investeringsbeschermingsbepalingen dragen bij aan een gunstig investeringsklimaat van de verdragsluitende partijen. Dergelijke investeringsakkoorden zijn een instrument ter versterking van goed bestuur en kunnen zo buitenlandse investeerders over de streep trekken om langdurig in een land te investeren waar nationale wetgeving en instituties in hun ogen onvoldoende rechtszekerheid bieden. Wanneer dergelijke bepalingen niet worden opgenomen, genieten buitenlandse investeringen van de verdragspartijen alleen bescherming onder het nationale recht van een verdragspartij waar zij investeren en dat biedt niet altijd de minimale waarborgen (van de beginselen van goed bestuur) zoals onder het Investment Court System (ICS). Zoals ook in de beantwoording van eerdere vragen aangegeven, acht het kabinet het niet noodzakelijk om investeringsbeschermingsbepalingen op te nemen in akkoorden met landen die een robuust rechtssysteem kennen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de EU Trade Policy Review niet tevens aanleiding geeft om te pleiten voor effectieve controlemechanismen ten aanzien van de naleving van IMVO-standaarden. De effectiviteit van passages over duurzaamheid, milieu, dierenwelzijn en sociale standaarden staat of valt immers met controle op de naleving. De leden van de GroenLinks-fractie of de Minister voornemens is hier concrete suggesties voor te doen, en zo nee, waarom niet.

9.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet hecht eraan dat de EU en derde landen ambitieuze duurzaamheidsafspraken maken in het kader van handelsakkoorden en deze ook naleven. Middels een jaarlijkse dialoog werken verdragspartijen aan de implementatie van deze afspraken en monitoren zij de voortgang, waaronder samenwerking op het gebied van het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Indien een van beide partijen meent dat er sprake is van gebrekkige naleving van de duurzaamheidsafspraken, kan dit in eerste instantie in de dialoog worden aangekaart. Het kabinet zet zich in voor naleving van duurzaamheidsafspraken en procedures die hierop toezien, bijvoorbeeld in de Nederlandse inbreng bij de Trade Policy Review. Hierin pleit het kabinet voor het opzetten van een klachtenmechanisme waar maatschappelijke organisaties een klacht kunnen indienen als zij menen dat de duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden niet of onvoldoende nageleefd worden. Het kabinet verwelkomt ook dat de onlangs aangestelde Chief Trade Enforcement Officer onder andere zal toezien op de naleving van duurzaamheidsafspraken.

De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister in de geannoteerde agenda stelt dat de bevordering van duurzaamheid binnen de WTO van groot belang is. Zij delen de analyse dat duurzaamheid een grotere rol dient te spelen binnen het handelsbeleid, maar vragen zich wel af hoe deze uitspraak zich verhoudt tot de Nederlandse steun aan de vele handelsverdragen die door de EU worden gesloten. Deze verdragen hebben immers als doel om de internationale handel te bevorderen, waardoor er meer CO2-uitstoot plaats zal vinden als gevolg van de transport van deze goederen. Bovendien maken deze verdragen vaak de verplaatsing van productie naar landen met slechtere klimaatstandaarden mogelijk. Hoe kijkt de Minister aan tegen deze tegenstelling?

10.

Antwoord van het kabinet:

In handelsakkoorden maakt de EU afspraken over handel en duurzame ontwikkeling, inclusief gevolgen voor mens en milieu. Uiteraard is effectieve implementatie van deze afspraken van belang. Het kabinet heeft verschillende aandachtspunten op het gebied van handel en duurzame ontwikkeling uiteengezet in het Frans-Nederlandse non-paper over handel, duurzaamheid en sociaaleconomische ontwikkeling (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1541).

Handel speelt een belangrijke rol bij de verduurzaming van onze economie. Het draagt bij aan allocatie-efficiëntie ook op het gebied van duurzaamheid. Ook met duurzaam produceren zijn immers kosten gemoeid die de prijs van de producten mede bepalen. Daarom is het van belang dat duurzaamheid op de relatief meest efficiënte wijze kan worden gerealiseerd. Het is dan ook niet zo dat producten die van ver komen per definitie minder duurzaam zijn dan lokale producten. Transport is niet doorslaggevend in het bepalen van de milieubelasting/klimaatafdruk van de productieketen. Van een tegenstelling is dan ook in beginsel geen sprake.

Ook verplaatsing van productie door bedrijven heeft te maken met een veelheid aan factoren, zoals de kwaliteit van de infrastructuur en scholing, beschikbare transportfaciliteiten, arbeidsproductiviteit en hoogte van arbeidskosten. De mogelijke aanwezigheid van een handelsakkoord is slechts een van de factoren, en vaak niet de belangrijkste. Bedrijven verplaatsen ook productie naar landen waarmee de EU geen handelsakkoord heeft. Handelsakkoorden stimuleren internationale handel, maar zijn niet allesbepalend.

De Minister geeft in haar brief over de kabinetsinzet in de EU Trade Policy Review aan dat handelsbeleid niet opereert in een vacuüm. De leden van de SP-fractie onderschrijven dit punt, aangezien handelsbeleid grote effecten heeft op de economie, het klimaat, voedselveiligheid en de democratie. Grote handels- en investeringsverdragen, zoals het handelsakkoord tussen de EU en Canada (CETA), bedreigen bijvoorbeeld de democratie door het introduceren van ICS-mechanismes, waarmee bedrijven overheden kunnen aanklagen wanneer zij democratisch besluiten nemen die in hun nadeel zijn. Is de Minister het eens met de leden van de SP-fractie dat het om deze reden van belang is om het handelsbeleid van de EU te democratiseren, met name op het gebied van handelsverdragen, zodat mensen inspraak hebben op akkoorden met zulke effecten? Is zij bijvoorbeeld bereid om nationale parlementen een grotere rol te geven bij het sluiten van handelsakkoorden?

11.

Antwoord van het kabinet:

Europese burgers oefenen democratische invloed uit op het Europees handelsbeleid via de nationale parlementsverkiezingen en de Europese parlementsverkiezingen. Nationale parlementen worden gedurende het onderhandelingsproces over handelsakkoorden doorlopend geïnformeerd en kunnen desgewenst hun visie geven op het proces en de inhoud. Nationale parlementen oefenen democratische controle uit op hun regeringen bij het vaststellen van het onderhandelingsmandaat waarmee de Raad de Europese Commissie machtigt om namens de EU over nieuwe handelsakkoorden te onderhandelen. Voor goedkeuring van een handelsakkoord moeten de Raad, met daarin vertegenwoordigers van de regeringen van de EU-lidstaten, en het Europees parlement instemmen. Bij gemengde akkoorden hebben nationale parlementen een doorslaggevende rol, namelijk in het kader van de goedkeuringsprocedure van het akkoord.

De leden van de SP-fractie lazen dat het kabinet de Commissie steunt in haar streven om internationale afspraken te maken om de handel in medische goederen tijdens gezondheidscrises zo open mogelijk plaats te laten vinden in de hoop op die manier de toegang tot deze goederen te versterken. De leden van de SP-fractie stellen vraagtekens bij de effectiviteit van deze aanpak. Is versterking van het marktmechanisme wel het antwoord op de chaos die kan ontstaan in medische crisissituaties? Zit het probleem niet meer in het gebrek aan productiecapaciteiten voor deze goederen? Is de Minister het eens met de leden van de SP-fractie dat de oplossing van de chaos omtrent de aankoop van medische goederen tijdens medische crises ook deels te vinden is in meer eigen productie van deze goederen?

12.

Antwoord van het kabinet:

Het doel van het trade and health initiatief van de Commissie is juist om kwetsbaarheden op het gebied van de beschikbaarheid van medische producten te adresseren. Zo stelt de Commissie voor om nadere afspraken te maken in WTO-verband om exportbeperkingen tijdens een gezondheidscrisis waar mogelijk te beperken en daarbij ook rekening te houden met de positie van kwetsbare ontwikkelingslanden. Deze exportbeperkingen werden veelal ingevoerd vanwege plotse tekorten aan medische producten als gevolg van de enorme vraagstijging. Ook wordt in het kader van het trade and health initiatief verkend hoe de monitoring van marktontwikkelingen in de handel in en productie van essentiële medische goederen verbeterd kan worden, wat zou kunnen bijdragen aan het tijdig signaleren van dreigende tekorten aan bepaalde essentiële producten.

Het trade and health initiatief is daarbij niet het enige initiatief om de weerbaarheid van de EU te versterken. Leveringszekerheid kan waar nodig ook deels verbeterd worden door het versterken van de nationale en Europese productie, maar bijvoorbeeld ook door diversificatie van waardeketens – waar handelsakkoorden aan kunnen bijdragen – of het aanleggen van voorraden. Zie ook de Kamerbrief over de beschikbaarheid van medische producten die aan uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 25 295, nr. 454).

De Minister geeft aan dat Nederland samen met Frankrijk pleit voor een mechanisme op Europees niveau dat het maatschappelijk middenveld de mogelijkheid geeft om een klacht in te dienen, wanneer derde landen zich niet houden aan de duurzaamheidsafspraken in bilaterale handelsakkoorden. De leden van de SP-fractie staan positief tegenover het versterken van de positie van maatschappelijke organisaties en van duurzaamheidsafspraken binnen deze akkoorden, maar hebben nog wel wat vragen over de uitwerking hiervan. Hoe ziet de Minister dit mechanisme precies voor zich? Wat verwacht zij dat de gevolgen zullen zijn van dit soort klachten? Zouden daar net zoals bij Investor State Dispute Settlement- en ICS-mechanismes grote schadevergoedingen uit voort kunnen komen?

13.

Antwoord van het kabinet:

Geschillenbeslechting over investeringsbescherming (ICS) enerzijds, en de geschillenbeslechting zoals voorzien in de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling anderzijds, betreffen twee verschillende concepten. Aan deze twee vormen van geschillenbeslechting liggen andere uitgangspunten ten grondslag. In het eerste geval is het uitgangspunt dat burgers en bedrijven van de ene verdragspartij rechtsbescherming genieten indien zij rechtstreeks geraakt worden door besluiten van de overheid van de andere verdragspartij. Onder het tweede mechanisme spreken verdragspartijen elkaar aan op implementatie en toepassing van door de verdragspartijen aangegane internationale afspraken op het terrein van handel en duurzaamheid.

De Europese Commissie heeft aangegeven een klachtenmechanisme in te stellen waar onder meer Europese maatschappelijke organisaties een klacht kunnen indienen als zij menen dat de duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden niet of onvoldoende nageleefd worden. Het kabinet is voorstander van een dergelijk mechanisme dat bijvoorbeeld onder de bevoegdheden van de Chief Trade Enforcement Officer zou kunnen vallen. Een dergelijk mechanisme dient te voorzien in duidelijke tijdlijnen voor het behandelen en opvolgen van notificaties van maatschappelijke organisaties over de naleving van duurzaamheidshoofdstukken. Het is aan de Europese Commissie om in overleg met de lidstaten een beslissing te nemen over het uiteindelijk al dan niet inzetten van geschillenbeslechting over duurzaamheidsafspraken op basis van handelsverdragen. Het kabinet is van mening dat de EU bij vermeende gebrekkige naleving van duurzaamheidsafspraken niet moet schromen om het daartoe bestemde geschillenbeslechtingsmechanisme te starten, wanneer reguliere dialoog niet tot een oplossing leidt. De uitkomst van een dergelijke geschillenbeslechtingsprocedure zal niet gelijk zijn aan die bij ICS, gezien de hierboven uiteengezette verschillen tussen ICS en geschillenbeslechting voor duurzaamheidsafspraken.

Daarnaast vragen zij zich af of dit mechanisme enkel zou gelden voor derde landen of dat Europese landen hiermee ook kunnen worden aangeklaagd. De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat de Europese landen en de verdragspartners een gelijkwaardige positie krijgen binnen dit mechanisme. Hoe ziet de Minister dit voor zich? Zou dit mechanisme enkel toegankelijk zijn voor maatschappelijke organisaties uit Europa, of ook voor organisaties uit de landen waarmee de EU bilaterale verdragen heeft gesloten?

14.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is voorstander van een EU-mechanisme waar het maatschappelijk middenveld klachten kan indienen over vermeende gebrekkige naleving van duurzaamheidsbepalingen in handelsakkoorden. De meerwaarde van een dergelijk mechanisme is gelegen in de brede toegankelijkheid voor maatschappelijke organisaties van beide partijen en het stroomlijnen van de opvolging van klachten. Het zou voor de hand liggen dat zowel klachten over de EU als derde landen bij een klachtenmechanisme ter behandeling ingediend kunnen worden.

De Minister benadrukt het belang «dat handelsakkoorden aansturen op ambitieuze afspraken op belangrijke gebieden als dierenwelzijn, het gebruik van pesticiden en de strijd tegen antimicrobiële resistentie». Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de verzwakking van zaken als dierenwelzijn en voedselveiligheid door de wederzijdse erkenning van standaarden die is opgenomen in reeds gesloten handelsakkoorden, zoals CETA?

15.

Antwoord van het kabinet:

Afspraken in reeds gesloten handelsakkoorden leiden niet tot verlaging van de Europese standaarden voor voedselveiligheid, dierenwelzijn of milieu. Van wederzijdse erkenning van standaarden is geen sprake. De EU behoudt haar beleidsruimte om de beschermingsniveaus voor mens, plant, dier en milieu op een adequate wijze te borgen en te verbeteren. Ook belemmeren bestaande handelsakkoorden niet de autonomie van de EU om een hoog beschermingsniveau voor dierenwelzijn te handhaven. Niets onder CETA verplicht de EU of haar lidstaten om standaarden op terreinen als voedselveiligheid of milieu te verlagen. CETA tast evenmin het voorzorgsbeginsel aan; dit is in EU-recht verankerd en vereist dus geen aanvullende inzet.

In het kader van de herziening van het Europese Handelsbeleid (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2197) is aangegeven dat het van belang is dat handelsakkoorden aansturen op ambitieuze afspraken op belangrijke gebieden als dierenwelzijn, het gebruik van pesticiden en de strijd tegen antimicrobiële resistentie. In het geval van nieuwe handelsakkoorden is effectieve implementatie van ambitieuze afspraken over handel en duurzame ontwikkeling uiteraard van groot belang. Nederland heeft hiertoe een aantal concrete voorstellen gedaan in het Frans-Nederlandse non-paper over handel, duurzaamheid en sociaaleconomische ontwikkeling (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1541).

De leden van de PvdA-fractie merken op dat deze Minister in haar beleid een extra inzet heeft als het gaat om vrouwen en jongeren. Vaak is er in handelsbeleid en in handelsakkoorden tot nu toe weinig oog voor de positie van vrouwen en jongeren. Zou het voor een genderrechtvaardig beleid kunnen bijdragen wanneer voorafgaand aan handelsovereenkomsten en na het sluiten ervan een impact assessment wordt gedaan op mensenrechten, milieu én de positie van vrouwen en jongeren om ervoor te zorgen dat handelsovereenkomsten huidige ongelijkheden niet verergeren of nieuwe creëren? Hoe denkt de Minister over het betrekken van stakeholders, waaronder vrouwen, jongeren, vrouwenrechten- en jongerenorganisaties in de relevante besluitvormingsprocessen als onderdeel van een dergelijke impact assessment? Is de Minister bereid dit aanvullend bij de kabinetsinzet bij de herziening EU-handelsbeleid mee te nemen?

16.

Antwoord van het kabinet:

Consultaties met belanghebbenden in de EU en in het partnerland zijn een belangrijk onderdeel bij het opstellen van de impact assessment. Volgens de richtlijnen van de Commissie voor consultaties met belanghebbenden, moeten alle relevante partijen – met andere woorden; degenen die getroffen worden door het beleid – een kans krijgen om hun mening te delen4. Ik zie geen reden om de procedures aan te passen en een aanvullende inzet te plegen in het kader van de Trade Policy Review.

Het kabinet zet erop in dat de Europese Commissie voorafgaand aan de onderhandelingen en na afsluiting van overeenkomsten impact assessments laat uitvoeren door een onafhankelijke partij. Een belangrijk element daarbij is het in kaart brengen van de effecten van handelsakkoorden op de positie van vrouwen bijvoorbeeld als werknemers en ondernemers. In het Frans-Nederlandse non-paper heeft het kabinet aangegeven dat het wenselijk is dat sustainability impact assessments beschikbaar zijn voordat onderhandelingen over het desbetreffende handelsakkoord zijn afgerond.

Handelsrelaties met China

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgang van de onderhandelingen over het Europees-Chinese investeringsverdrag. Zij wensen te onderstrepen dat reciprociteit met betrekking tot markttoegang een absolute voorwaarde is. Onderstreept de Minister deze opvatting?

17.

Antwoord van het kabinet:

De EU heeft als open economie op basis van het Most-Favoured Nation-beginsel (MFN) haar markt verregaand opengesteld voor alle WTO-leden. China heeft zijn eigen markt daarentegen minder verregaand opengesteld. De inzet van de EU is om de hieruit voortvloeiende asymmetrie terug te brengen door de marktoegang van Europese bedrijven in China te verbeteren. Daarbij is volledige reciprociteit van markttoegang het uitgangspunt noch het doel. Om tot een akkoord te komen is echter een significante verbetering van de bestaande situatie wel een voorwaarde. Dit heeft de EU ook meermaals duidelijk gemaakt.

Kan zij toelichten in hoeverre het sluiten van een investeringsverdrag met China eventuele mogelijkheden ontneemt die Nederland of de Europese Unie nu toekomen om unilateraal maatregelen te nemen teneinde het versterken van het gelijke speelveld tussen de EU en China als het om investeringen gaat?

18.

Antwoord van het kabinet:

Door het vergroten van de markttoegang van Europese bedrijven tot de Chinese markt, kan een investeringsakkoord tussen de EU en China het gelijk speelveld juist vergroten. Daarnaast blijven Nederland en de Europese Unie een aantal unilaterale instrumenten ter beschikking houden die een gelijk speelveld kunnen bevorderen. Hieronder valt bijvoorbeeld de nieuwe investeringstoets. Ook de mogelijke maatregelen die de Commissie heeft voorgesteld in het Witboek inzake buitenlandse subsidies behoren daartoe. Deze maatregelen staan los van investeringsakkoorden, en zullen dus niet wegvallen door het EU-China investeringsakkoord.

De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat omtrent de onderhandelingen over de EU-China Comprehensive Agreement on Investment (CAI) China voor sommige sectoren meer bevredigendere toegang biedt dan anderen. Welke sectoren zijn dit? Kan de Minister toelichten welke Chinese sectoren prioriteit dienen te hebben bij het verkrijgen van markttoegang?

19.

Antwoord van het kabinet:

De Europese Commissie voert namens de EU en de lidstaten de onderhandelingen met China. De onderhandelingen over het akkoord zijn nog gaande en China heeft de afgelopen tijd ten aanzien van een aantal sectoren een aantal stappen gezet richting het door de EU gevraagde niveau. Met betrekking tot markttoegang is er nog steeds sprake van een momentopname tussen de verschillende rondes. Op dit moment vraagt de EU meer markttoegang van China in onder andere de volgende sectoren: telecom en cloud, new energy vehicles en gezondheidszorg.

Op de voor Nederland prioritaire sectoren zoals de financiële sector, high tech, landbouw en luchtvaart lijkt China, volgens de Commissie, voldoende marktopening te bieden. In de voor Nederland belangrijke sector gezondheidszorg blijft het markttoegangsaanbod, zoals hierboven aangegeven, onvoldoende.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat tijdens de Raad zal worden gesproken over de stand van zaken van de onderhandelingen tussen de EU en China over een handels- en investeringsakkoord.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben er een wrang gevoel bij dat de EU en China onderhandelen over een handelsverdrag, terwijl China op een weergaloze schaal de Oeigoerse minderheid van de Chinese burgerbevolking in strafwerkkampen detineert, en daarbij marteling en hersenspoeling niet schuwt. Deze leden vragen waarom de Europese Commissie er niet voor kiest de onderhandelingen op te schorten zolang China geen einde maakt aan het systematisch opsluiten en tewerkstellen van Oeigoeren in detentiekampen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister bereid is om ervoor te pleiten dat de Europese Commissie dit alsnog gaat doen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook specifiek of de Minister bereid is om tijdens de raad aan te geven dat Nederland niet zal instemmen met een handels- en investeringsakkoord zolang de weerzinwekkende mensenrechtenschendingen jegens Oeigoeren in China voortduren, en zo nee, waarom niet.

20.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over wat er in Xinjiang gebeurt. Nederland heeft zich de afgelopen jaren dan ook stelselmatig ingezet om de mensenrechtensituatie in Xinjiang aan de orde te stellen. Op 26 augustus jl. heeft Minister Blok in gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi de zorgen van dit kabinet over de mensenrechten van Oeigoeren overgebracht. In Brussel pleit Nederland er consequent voor dat de EU zich zowel bilateraal als in de VN moet blijven uitspreken tegen mensenrechtenschendingen in China, met name in Xinjiang. Nederland heeft zich bovendien actief ingespannen voor een gezamenlijke verklaring van 39 landen over onder andere Xinjiang op 6 oktober jl. tijdens de Algemene Vergadering van de VN. Kortom, het kabinet zet zich zowel bilateraal, via de EU, als in VN-verband in voor de mensenrechten van Oeigoeren en zal dit ook blijven doen zolang de situatie daarom vraagt.

Wat de onderhandelingen tussen de EU en China over een handels- en investeringsakkoord betreft, zet het kabinet in op een robuust duurzaamheidshoofdstuk. Het kabinet dringt er op aan dat hierin onder meer afspraken worden gemaakt over arbeidsrechten en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Op dit gebied zijn betekenisvolle toezeggingen van China noodzakelijk. In de onderhandelingen over het akkoord dringt de Commissie aan op de verplichtingen en standaarden onder de International Labour Organization (ILO, Internationale Arbeidsorganisatie).

Ook pleit het kabinet voor het opnemen van afspraken over het betrekken van ngo’s, vakbonden en bedrijfsleven om toe te zien op de uitvoering van de gemaakte afspraken. De ruimte voor deze organisaties in China is zeer beperkt en onafhankelijke vakbonden bestaan niet. Van EU-zijde dienen daarom op dit vlak duidelijke voorwaarden te worden gesteld.

Voor het kabinet zijn dergelijke afspraken essentieel voor een investeringsakkoord. De onderhandelingen bieden aanknopingspunten om de situatie in Xinjiang te blijven agenderen. Echter, omdat de onderhandelingen nog bezig zijn, is het te vroeg om te spreken over al dan niet instemmen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het, gelet op de gruwelijke mensenrechtenschendingen door de Chinese regering, niet eerder voor de hand ligt om sanctionerende handelsbeperkingen jegens China in te zetten. Deze leden vragen of de Minister een inschatting kan maken van welke handelsmaatregelen mogelijk effectief kunnen zijn om de druk op China om een einde te maken aan de onderdrukking van Oeigoeren te verhogen, en of zij bereid is voor deze maatregelen te pleiten bij de Raad.

21.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het verstandig om voorzichtig om te gaan met het hanteren van brede handelsmaatregelen in buitenlands politieke kwesties. Het opleggen van handelsbeperkingen leidt licht tot een negatieve spiraal van elkaar opeenvolgende represailles, zonder dat het beoogde doel noodzakelijkerwijs naderbij wordt gebracht. Daarbij geldt ook dat deze maatregelen alleen in Europees verband genomen kunnen worden. Op het specifiek inzetten van economische drukmiddelen wil het kabinet dan ook niet vooruitlopen, maar in meer algemene zin staat het kabinet een meer strategische benadering van de EU-relatie met China voor en bepleit dat ook in Brussel.

In het kader van de Comprehensive Agreement on Investment tussen de EU en China noemt de Minister de inzet van de Commissie op «afspraken over de bescherming van arbeidsrechten, naleving van de multilaterale milieuverdragen en de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen». De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat een eventueel akkoord met China zulke afspraken zou bevatten. Echter hechten zij er hierbij wel veel belang aan dat er op dit gebied harde en bindende afspraken worden gemaakt. Is de Minister het op dit punt eens met de leden van de SP-fractie dat een eventueel akkoord met China bindende afspraken op dit gebied zou moeten bevatten?

22.

Antwoord van het kabinet:

Voor het kabinet zijn afspraken over de bescherming van arbeidsrechten en de naleving van multilaterale milieuverdragen essentieel voor een investeringsakkoord. Deze afspraken zijn bindend.

Zij lezen ook dat maatschappelijke organisaties via adviesgroepen een rol dienen te krijgen in het controleren of deze afspraken nageleefd worden. Zij zien dit als een hoopgevend initiatief, aangezien de leden van de SP-fractie al langer pleiten voor een grotere rol voor het maatschappelijk middenveld bij handels- en investeringsverdragen. Echter hebben zij nog wel enkele vragen over de invulling hiervan. Wat zouden bijvoorbeeld de consequenties zijn als deze adviesgroepen aangeven dat China zich niet aan deze afspraken houdt? Zou dit kunnen leiden tot het opschorten van het verdrag totdat de afspraken wel worden nageleefd? Wat is de visie van de Minister hierop?

23.

Antwoord van het kabinet:

De onderhandelingen over het verdrag zijn nog gaande. De inzet van het kabinet is dat de door de genoemde adviesgroepen geïdentificeerde overtredingen adequaat worden geadresseerd in de dialoog over duurzaamheidsafspraken waar beide partijen zitting in hebben. Het kabinet is van mening dat indien handelspartners onvoldoende werk maken van de naleving van duurzaamheidsafspraken, de EU niet moet terugdeinzen voor het inzetten van een geschillenbeslechtingsmechanisme voor de duurzaamheidsafspraken onder het verdrag. De inbreng van de nationale adviesgroepen kunnen de verdragspartijen meewegen in een beslissing over het starten van een procedure onder dat mechanisme.

De Europese Commissie heeft aangegeven een klachtenmechanisme in te stellen waar onder meer maatschappelijke organisaties een klacht kunnen indienen als zij menen dat de duurzaamheidsafspraken in handelsakkoorden niet of onvoldoende nageleefd worden, in lijn met de inzet van het kabinet. Het ligt voor de hand dat een dergelijk mechanisme ook van toepassing zou zijn op de afspraken in het duurzaamheidshoofdstuk in een investeringsakkoord tussen de EU en China.

Tijdens de Raad zal gesproken worden over de stand van zaken in de onderhandelingen over het EU-China Comprehensive Agreement on Investment (CAI). De leden van de PvdA-fractie waarderen de inzet op Europees niveau en de steun van het kabinet aan deze inzet.

Met betrekking tot duurzame ontwikkeling zet de Europese Commissie in op een niveau zoals gebruikelijk in EU-handelsakkoorden, met daarin afspraken over de bescherming van arbeidsrechten, naleving van de multilaterale milieuverdragen en de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Is hierbij ook bijzondere aandacht voor de situatie van de Oeigoerse dwangarbeid en andere vormen van dwangarbeid of gedwongen omscholing zoals in Tibet en Binnen-Mongolië?

24.

Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in vraag 20, wordt de situatie van Oeigoerse dwangarbeid besproken in bilaterale bijeenkomsten, in de VN en via de EU. In de onderhandelingen over het Comprehensive Agreement on Investment (CAI) legt de EU de nadruk op de naleving van verplichtingen en standaarden uit de ILO (Internationale Arbeidsorganisatie). Deze verplichtingen en standaarden zijn niet gericht op een specifieke situatie, maar zijn van toepassing op de genoemde voorbeelden.

Handelsrelaties met VS

Met betrekking tot de handelsrelatie tussen de EU en de VS delen de leden van de VVD-fractie het belang van handelspolitiek in de trans-Atlantische waarde. In dit verband vragen zij of de Minister kan toelichten of er reeds gesprekken gevoerd worden of gepland staan om inzake de geschillen rondom staatssteun aan Boeing en Airbus tot een vergelijk te komen.

25.

Antwoord van het kabinet:

Handelspolitiek is belegd bij de Europese Commissie. De Commissie staat in nauw contact met de Office of the United States Trade Representative (USTR), ook op het hoogste niveau, en deze partijen bespreken alle aspecten van trans-Atlantische handel, inclusief het Airbus/Boeing geschil. Nederland is van mening dat de kwestie uit onderhandeld dient te worden op WTO-conforme wijze. Het kabinet hoopt dat de WTO-uitspraak de weg hiervoor kan vrijmaken. De Commissie heeft nog geen inzicht gegeven in concrete stappen in de oplossing van dit geschil.

Aangaande de handelsrelatie tussen de EU en de VS steunen de leden van de CDA-fractie het standpunt van de Minister dat de geschillen zo veel mogelijk aan de onderhandelingstafel opgelost moeten worden. Deze leden vragen de Minister hoe deze onderhandelingen er praktisch uitzien. Zijn er bijvoorbeeld verschillende ronden, of wordt er per onderwerp gesproken wanneer zich een geschil voordoet, of is er sprake van een permanente dialoog over handelsgeschillen?

26.

Antwoord van het kabinet:

Gezien de brede en diepe handelsrelatie tussen de EU en de VS vindt er een permanente dialoog plaats, inclusief over geschillen. De Europese Commissie voert deze dialoog namens de EU, vanwege de competentie in handelspolitiek. De Commissie staat hiervoor in nauw contact met de Office of the United States Trade Representative (USTR). Sommige onderwerpen krijgen binnen de dialoog tijdelijk meer aandacht dan andere vanwege de actualiteit.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens aan te geven of de 4 miljard aan handelsbeperkingen die toegezegd zijn door de WTO ook betrekking hebben op producten die vooral de Nederlandse markt en de Nederlandse economie raken of dat dit aan de luchtvaartindustrie gerelateerde producten zijn.

27.

Antwoord van het kabinet:

De WTO heeft de schade voor de EU ten gevolge van de niet gerechtvaardigde steun aan Boeing berekend op maximaal 4 miljard dollar. De EU kan voor maximaal dit bedrag tarieven heffen op willekeurig gekozen Amerikaanse producten. De lijst van producten in het kader van het WTO-besluit voor de zaak-Boeing zal naar verwachting op 10 november gepubliceerd worden en is nog niet definitief.

De Europese Commissie zet in op een gelijkmatige verdeling van de lasten tussen de lidstaten. Het is niet uitgesloten dat ook voor Nederlandse importen uit de VS hogere tarieven zouden gelden. Het grootste gedeelte van de tarieven zal op vliegtuigen gelegd worden.

Stand van zaken Europese staalvrijwaringsmaatregelen

Mondiale handelsstromen zijn door de COVID-pandemie veranderd. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe de mondiale handelsstromen van staal zijn veranderd als gevolg van de pandemie en daarin specifiek in te gaan op het handelsvolume van staal tussen de EU en China ten opzichte van pre-corona tijd.

Deze leden vragen de Minister bovendien aan te geven welke gevolgen de huidige crisis heeft op de Europese vrijwaringsregels voor staal.

28.

Antwoord van het kabinet:

Door de COVID-19 crisis is in de EU de vraag naar staal aanzienlijk gedaald. Het staalverbruik in de EU daalde met 25,5% op jaarbasis in het tweede kwartaal van 2020, na een daling van 12% in het eerste kwartaal. De import uit China daalde in augustus met 29% ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar, terwijl de export van afgewerkte staalproducten naar China exceptioneel steeg met 86%5. Voor de vrijwaringsmaatregelen op staal betekent dit dat de quota voor import in de EU van staal uit China minder snel vollopen. Dit kan echter wijzigen wanneer de staalmarkt in en buiten de EU enigszins aantrekt.

Eurocommissaris Dombrovskis gaf tijdens de Raad Buitenlandse Zaken Handel in september aan welke maatregelen de EU neemt om de staalindustrie te ondersteunen, zoals antidumpingmaatregelen en vrijwaringsmaatregelen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dit nader toe te lichten.

29.

Antwoord van het kabinet:

De Europese vrijwaringsmaatregelen voor staal zijn ingevoerd om te voorkomen dat er schade zou ontstaan aan de Europese staal producerende industrie, doordat staal bestemd voor de VS, na invoering van extra heffingen door de VS, massaal zou worden afgezet op de EU-markt. Vrijwaringsmaatregelen worden alleen in exceptionele gevallen opgelegd. Ze zijn bedoeld als tijdelijke maatregelen die de industrie de tijd geven de nodige maatregelen door te voeren, en ze gelden voor alle landen. Naast de vrijwaringsmaatregelen kan de industrie ondersteund worden doordat er antidumpingmaatregelen en antisubsidiemaatregelen worden genomen tegen specifieke landen, als deze landen bepaalde producten dumpen of tegen niet marktconforme prijzen de EU-markt in brengen. Er zijn circa 18 antidumping/antisubsidiemaatregelen op staal die gelden naast de vrijwaringsmaatregelen. Overigens is er geen sprake van dubbele heffingen: als er een heffing op basis van de vrijwaringsmaatregel geldt, wordt de antidumping of antisubsidieheffing alleen geheven voor het deel dat boven de vrijwaringsmaatregel uitkomt.

Medio 2021 lopen de vrijwaringsmaatregelen op staal af, deze leden vragen de Minister aangeven of dat wenselijk is en wanneer de beslismomenten hierover zijn. Deze leden vragen de Minister bovendien om aan te geven hoe de balans gevonden wordt tussen de belangen van de staal producerende industrie en de staalverwerkende industrie.

30.

Antwoord van het kabinet:

In de komende Raad Buitenlandse Zaken Handel vindt een oriënterende bespreking plaats van de vrijwaringsmaatregelen. Er zal dan nog geen beslissing worden genomen. Een precies tijdpad waarop de beslismomenten zijn, is nog niet te geven. De reden voor het nemen van de vrijwaringsmaatregelen – de VS-heffingen op staal – bestaat nog. Vrijwaringsmaatregelen zijn in beginsel tijdelijk. Bij het verlengen van de maatregelen mogen de door de vrijwaringsmaatregelen getroffen WTO-lidstaten retaliëren en heffingen opleggen op willekeurige producten uit de EU. Bij een eventuele verlenging van de maatregelen, zou meer rekening moeten worden gehouden met de grote verschillen in de verschillende segmenten van de staalmarkt. Nederland heeft altijd gepleit voor een gerichte en product-specifieke aanpak, waarbij de hoogte van het tariefquotum kan worden afgestemd op de specifieke ontwikkelingen en eigenschappen van het desbetreffende marktsegment en er niet voor alle staalproducten eenzelfde aanpak wordt gekozen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om een update van hoe de door de VS afgedankte beademingsapparaten inmiddels terecht zijn gekomen.

31.

Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven naar aanleiding van de motie van het lid Klaver c.s., ingediend tijdens debat over de aanpak van COVID-19 (Kamerstuk 25 295, nr. 529), heb ik contact met Philips over dit onderwerp, bracht ik Philips in contact met relevante partners (WHO, Wereldbank en Afrikaanse Unie) en wees ik hen op bestaande instrumenten. Nederland kan niet zelf ventilatoren direct afnemen van Philips in verband met regels omtrent staatssteun. Gezamenlijk brengen we eventuele belemmeringen in kaart die Philips ondervindt bij de verkoop van apparatuur. Wel wil ik benadrukken dat ik geen garanties kan geven over de inzetbaarheid van de beademingsapparaten in ontwikkelingslanden. Het is uiteindelijk aan landen zelf om te bepalen of apparaten geschikt zijn in de lokale context, waarbij de juiste randvoorwaarden aanwezig moeten zijn met betrekking tot de beschikbaarheid van opgeleid personeel en disposables.

Stand van zaken lopende wetgevingsdossiers

Ten aanzien van de Dual Use-verordening vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het aangepaste Raadsmandaat, waarin cybersurveillance is opgenomen, ook strekt tot software voor gezichtsherkenning, en zo nee, waarom niet.

32.

Antwoord van het kabinet:

Het aangepaste Raadsmandaat dat afgelopen zomer is overeengekomen, geeft de voorzitter het mandaat om met het Europees parlement en de Europese Commissie in de triloog te onderhandelen over cybersurveillance in de herziening van de Dual Use-verordening. Vooruitlopend op de uitkomst van deze onderhandelingen – die zeer waarschijnlijk nog dit jaar kunnen worden afgerond – kan ik over de details geen nadere uitspraak doen.

Voortgangsrapportage handelsakkoorden

Inzake de voortgangsrapportage handelsakkoorden hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen. Kan de Minister uitspreken wat haar ambitieniveau is als het aankomt op de genoemde handelsakkoorden? Wat is de reden dat er op dit moment niet met Indonesië (CEPA) en Maleisië (MEUFTA) gesproken wordt of een onderhandelingsronde gepland staat inzake het CEPA respectievelijk het MEUFTA?

33.

Antwoord van het kabinet:

In algemene zin geldt dat het kabinet voorstander is van brede en ambitieuze handelsakkoorden met derde landen, inclusief afspraken over duurzame ontwikkeling, klimaat en arbeid. Het kabinet heeft daarnaast verschillende aandachtspunten voor toekomstige handelsakkoorden uiteengezet in de Kamerbrief over de kabinetsinzet in de herziening van het EU-handelsbeleid (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2197) en het Frans-Nederlandse non-paper over handel, duurzaamheid en sociaaleconomische ontwikkeling (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1541). Ook vindt het kabinet dat de EU rekening moet blijven houden met het ontwikkelingsniveau van handelspartners in onderhandelingen.

De meest recente onderhandelingsronde met Indonesië vond na enige vertraging vanwege de COVID-19-crisis medio-juni jl. plaats via videoconferentie. Het houden van een onderhandelingsronde via videoconferentie kent beperkingen, wat het tempo van onderhandelingen beïnvloedt. Er is nog geen nieuwe datum overeengekomen voor de volgende onderhandelingsronde.

Onderhandelingen met Maleisië zijn in 2012 na zeven onderhandelingsrondes op verzoek van Maleisië stilgezet. Sindsdien zijn mogelijkheden voor hervatting enkele malen besproken, maar zonder concrete uitkomst. Op dit moment is er nog geen zicht op hervatting van de onderhandelingen.

Wat is de voortgang van de gesprekken met de Verenigde Staten inzake conformiteitsbeoordelingen? Wordt er al gesproken uit hoofde van het mandaat voor onderhandelingen over tariefverlaging voor industriële goederen? Zo nee, waarom niet?

34.

Antwoord van het kabinet:

Over beide terreinen waarvoor de Europese Commissie een mandaat heeft gekregen hebben de Europese Commissie en de VS al gesproken, maar er is nog geen vooruitgang geboekt in onderhandelingen. Volgens het onderhandelingsmandaat voor industriële goederen mag de Commissie pas de onderhandelingen afronden als de VS zijn tarieven op Europees staal heeft verwijderd. Zolang dat nog niet het geval is, zullen er nog geen concrete resultaten geboekt worden.

Het Economisch Partnerschap Centraal Afrika is alleen ondertekend door Kameroen, de onderhandelingen met de andere landen lopen erg moeizaam. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe het komt dat de onderhandelingen zo moeizaam verlopen en waarom bij de partnerschappen met de andere delen van Afrika zich wel meer landen aansluiten.

35.

Antwoord van het kabinet:

Inzet van de Europese Commissie is te komen tot een regionaal Economic Partnership Agreement met de landen in de regio Centraal Afrika. Op Kameroen en Gabon na, zijn de landen in de regio lage-inkomenslanden die vallen onder het Algemene Preferentie Stelsel of het «alles behalve wapens» regime van de EU. Dit betekent dat deze landen volledig of grotendeels tarief- en quotumvrij mogen exporteren naar de EU. Deze landen geven mede daarom geen prioriteit aan het afsluiten van een handelsakkoord met de EU. Gabon is lid van de Organization of the Petroleum Exporting Countries (OPEC) en de economie van Gabon is grotendeels gebaseerd op de export van olie. Het land heeft nog weinig blijk van interesse gegeven om zich bij het Economic Partnership met de EU aan te sluiten.

Tevens vragen deze leden hoe de EU Kameroen kan laten profiteren van het wel ondertekenen van het partnerschap zodat andere landen de voordelen zien en eventueel volgen.

36.

Antwoord van het kabinet:

De Economic Partnership Agreements zijn meer dan alleen (asymmetrische) vrijhandelsakkoorden. Onderdeel van de implementatie van het Economic Partnership Agreement is ook technische assistentie onder andere aan Kameroense producenten en boeren om te voldoen aan de EU productstandaarden zodat ze toegang kunnen krijgen tot de EU markt. Tevens biedt de EU ondersteuning bij het verbeteren van het ondernemersklimaat in Kameroen.

Tevens vragen deze leden de Minister waarom de laatste onderhandelingsrond in februari 2019 was en wanneer de volgende staat gepland.

37.

Antwoord van het kabinet:

Een volgende onderhandelingsronde tussen de Europese Commissie en Kameroen stond gepland voor maart 2020. Vanwege COVID-19 ging deze bijeenkomst niet door. Het is nog niet bekend wanneer deze wel kan plaatsvinden. In de tussentijd zijn beide partijen in overleg met elkaar over de implementatie van het akkoord. Er is dit jaar onder andere gesproken over de oorsprongsregels en de procedures voor geschillenbeslechting.

De leden van de GroenLinks-fractie brengen de Minister ten overvloede in herinnering dat de Kamer de regering heeft opgeroepen niet in te stemmen met het EU-Mercosur handelsverdrag in de vorm die nu voorligt. Deze leden vragen de Minister te bevestigen dat zij begrijpt dat deze oproep niet komt te vervallen indien door de Mercosur-landen vrijblijvende toezeggingen worden gedaan over de bescherming van het regenwoud en de participatie in het klimaatakkoord van Parijs.

38.

Antwoord van het kabinet:

Er ligt op het moment geen voorstel van de Europese Commissie voor het EU-Mercosur handelsverdrag aan de Raad voor. Het kabinet kan nog geen positie innemen over het voorgenomen associatieakkoord. Het kabinet zal de balans opmaken van de voor- en nadelen van het akkoord als alle daartoe noodzakelijke stukken beschikbaar zijn, zoals de definitieve, vertaalde teksten en de tariefcontingenten. De uitkomsten van de Sustainability Impact Assessment en het gevraagde onderzoek naar aanleiding van de motie van het lid Voordewind c.s. (Kamerstuk 34 952, nr. 75) zullen daarbij ook worden meegenomen. Het kabinet heeft eerder toegezegd uw Kamer nauwgezet te betrekken bij deze standpuntbepaling, waarin een integrale benadering wordt gehanteerd waarbij voor- en nadelen, waaronder ook de in de motie genoemde zorgen, worden meegenomen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister bereid is te pleiten voor een nieuw verdrag, waarin de bescherming van het regenwoud, bescherming van mensenrechtenactivisten en participatie in het klimaatakkoord van Parijs juridisch afdwingbaar is opgenomen, en zo nee, waarom niet.

39.

Antwoord van het kabinet:

Zie het antwoord op vraag 38.

In aansluiting op hun vragen over de handelsrelaties met China merken de leden van de PvdA-fractie op dat er in een andere belangrijke handelspartner een (mogelijk) zorgelijke ontwikkeling gaande is. Over de voorgestelde nieuwe wetgeving in Indonesië welke tot doel heeft meer investeerders aan de trekken en zo meer banen te creëren, hebben veel Nederlandse en Indonesische maatschappelijke organisaties de zorg geuit dat deze wet ten koste kan gaan van de bescherming van landrechten van lokale gemeenschappen, dat de lonen hieronder zullen lijden, dat de rechten van werknemers worden ingeperkt en dat het behoud van bos en biodiversiteit verder onder druk komen te staan. Deelt de Minister deze zorgen?

40.

Antwoord van het kabinet:

Nederland volgt ontwikkelingen rondom de «Omnibuswet» in Indonesië met belangstelling. Het is lastig om op dit moment een inschatting te maken van de impact die de wet zal hebben. Veel hangt af van hoe de wet zal worden uitgewerkt en geïmplementeerd. Nederland zal de volgende stappen dan ook nauwgezet blijven volgen, mede met het oog op risico’s voor mens en milieu. Het onderwerp zal dan ook besproken worden in (hoog)ambtelijke en politieke contacten met Indonesië. Indien de zorgen terecht blijken te zijn over de uitwerking van de wet op het gebied van milieu- en mensenrechten, zal dit bij onze Indonesische gesprekspartners aan de orde worden gesteld.

De EU is nog altijd in onderhandeling met Indonesië over het EU-Indonesië Comprehensive Economic Partnership Agreement (CEPA). Een aantal kritieke punten in deze onderhandelingen zijn nog altijd de afspraken aangaande palmolie en duurzaamheidshoofdstukken waarin arbeidsrechten en milieurechten geborgd zijn. Wat is de invloed van de nieuwe wet in Indonesië op de onderhandelingen van CEPA? Is er een aangepaste inzet van het kabinet en zo ja, wat is de inzet van het kabinet ten aanzien van CEPA op basis van de recente ontwikkelingen in Indonesië?

41.

Antwoord van het kabinet:

Het is nog te vroeg om te zeggen of de «Omnibuswet» invloed kan hebben op de onderhandelingen tussen de EU en Indonesië. Verschillende onderdelen van de wet, zoals ten aanzien van milieu- en mensenrechten, moeten nog nader worden uitgewerkt en veel zal afhangen van de manier waarop een en ander geïmplementeerd wordt. Het kabinet blijft voorstander van een ambitieus handelsakkoord met Indonesië, inclusief afspraken op het gebied van duurzame ontwikkeling, klimaat en arbeid.

Nederland roept in het Frans-Nederlandse non-paper over handel, duurzaamheid en sociaaleconomische ontwikkeling op tot effectieve implementatie van afspraken over handel en duurzame ontwikkeling, waaronder op het gebied van arbeidsrechten en biodiversiteit (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1541). Ook in het geval van een toekomstig handelsakkoord met Indonesië is dit uiteraard van groot belang.

Verslag Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 20 en 21 september 2020

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor het verslag van de afgelopen Raad Buitenlandse Zaken Handel. Zij hebben hier nog enkele vragen over. Voorgenoemde leden lezen dat de Europese Commissie voornemens is om per sector bezien een beleid te vormen om het handelsbeleid weerbaarder te maken. Kan de Minister toelichten wat hier concreet mee bedoeld wordt? Welke sectoren worden hierbij het eerst bediend? Hoe is de verhouding tussen dit voornemen en het traject dat op dit moment loopt inzake de strategische autonomie van de Europese Unie?

42.

Antwoord van het kabinet:

Weerbaarheid van waardeketens en open strategische autonomie zijn thema’s die de Europese Commissie benoemde in de Roadmap to Recovery6 van mei jl. en die in de Trade Policy Review7 aan de orde komen. Er is in dit kader reeds een EU Action Plan Raw Materials8 gepubliceerd en een Roadmap voor de Geneesmiddelenstrategie voor Europa9. Andere sectorale beleidsvoorstellen zullen mogelijk volgen.

De Minister geeft in het verslag van de Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel aan dat er wat betreft strategische afhankelijkheden case-by-case moet worden bezien hoe dit moet worden aangepakt. De leden van de SP-fractie vinden in dit kader met name de aanpak van strategische afhankelijkheden op medisch vlak belangrijk, zeker in de context van de COVID-pandemie. Daarom vragen zij de Minister hoe zij denkt over de aanpak van de strategische afhankelijkheid op het gebied van medicijnen en andere medische producten. Is zij het met de leden van de SP-fractie eens dat de problemen bij de aanpak van de COVID-pandemie aantonen dat het noodzakelijk is om meer zelfvoorzienend te worden in de productie van deze zaken?

43.

Antwoord van het kabinet:

De COVID-19-crisis heeft kwetsbaarheden en afhankelijkheden in sommige mondiale waardeketens aan het licht gebracht of extra zichtbaar gemaakt. Duidelijk is dat eenzijdige afhankelijkheden van één land of één individuele leverancier voor essentiële goederen zoveel mogelijk voorkomen moeten worden.

Voor het kabinet is het versterken en uitbreiden van de productie in Nederland en Europa geen doel op zich, maar een van de manieren waarop aan een weerbare EU gewerkt kan worden. Leveringszekerheid kunnen we waar nodig deels verbeteren door het versterken van de nationale en Europese productie, maar bijvoorbeeld ook door diversificatie van waardeketens of het aanleggen van (ijzeren) voorraden.

In de context van de Europese staalindustrie wordt in het verslag gesproken over de mogelijkheid van een zogeheten carbon border adjustment mechanism. Er wordt echter niet duidelijk gemaakt of Nederland de oproep om zo’n mechanisme in te stellen steunt. De leden van de SP-fractie staan in principe positief tegenover het beoogde doel van zo’n mechanisme, omdat op deze wijze in ieder geval de Europese staalindustrie dezelfde duurzaamheidsstandaarden kan voeren. Wat is de positie van de Minister ten opzichte van dit mechanisme?

44.

Antwoord van het kabinet:

Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe het Commissievoorstel eruit zal komen te zien. Het kabinet is, conform de motie van het lid Van der Lee (Kamerstuk 35 377, nr. 13), positief over het principe van een koolstofheffing aan de grens en positief nieuwsgierig naar het Commissievoorstel, dat in juni 2021 wordt gepubliceerd. Het kabinet vindt het belangrijk dat de Commissie bij een voorstel voor een koolstofheffing aan de Europese buitengrens, stapsgewijs te werk gaat en grondig onderzoek doet naar de WTO-conformiteit, de uitvoerbaarheid en de administratieve lasten.

Fiche: Verordening afschaffing douanerechten op bepaalde producten

De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over de Verordening afschaffing douanerechten op bepaalde producten. Zij vragen de Minister of zij inzichtelijk kan maken en kan kwantificeren op welk deel van de handelsstroom tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten deze verordening van toepassing is.

45.

Antwoord van het kabinet:

Van Europese zijde betreft het de afschaffing van douanetarieven voor enkele kreeftsoorten die vanuit de VS naar de EU worden geïmporteerd.10 Deze worden hieronder schematisch weergegeven.

GN Code

Omschrijving

Importwaarde (2019) (gegevens via Eurostat)

0306 11 90

Langoesten (Palinurus spp., Panulirus spp. en Jasus spp.), ook indien gerookt, ook indien ontdaan van de schaal, bevroren, inclusief langoesten in de schaal die eerst zijn gestoomd of in water gekookt (met uitzondering van staarten van langoesten)

EUR 1.896.128

0306 12 10

Zeekreeften (Homarus spp.), in gehele staat, bevroren, ook indien gerookt, gestoomd of in water gekookt

EUR 1.229.511

0306 12 90

Zeekreeften (Homarus spp.), ook indien gerookt, ook indien ontdaan van de schaal, bevroren, inclusief zeekreeften in de schaal die eerst zijn gestoomd of in water gekookt (anders dan in gehele staat)

EUR 218.681

0306 32 10

Zeekreeften (Homarus spp.), levend

EUR 38.589.822

Van Amerikaanse zijde betreft het de halvering van invoertarieven op enkele producten die vanuit de EU naar de VS worden geïmporteerd. Deze worden hieronder schematisch weergegeven.

Tariefcode

Omschrijving

Bestaand MFN-tarief

Nieuw MFN-tarief

Totale exportwaarde (2019)1

1604 20 05

Producten die vlees bevatten van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, bereide maaltijden

10%

5%

EUR 126 mln.

7013 41 50

Glaswerk voor tafel- of keukengebruik (ander dan drinkglazen), van kristal, met een waarde van meer dan 5 USD

6%

3%

3214 90 50

Niet-vuurvaste preparaten van de soort gebruikt voor het bestrijken of bepleisteren van metselwerk, niet op rubber gebaseerd

6,5%

3,25%

3601 00 00

Buskruit

6,5%

3,25%

9613 10 00

Sigarettenaanstekers en soortgelijke aanstekers, met gas als brandstof, niet navulbaar, zakformaat

8%

4%

9613 90 80

Onderdelen van niet-elektrische sigarettenaanstekers en soortgelijke aanstekers

8%

4%

X Noot
1

Dit betreft VS douanetarieven. Het is niet mogelijk om op basis van de beschikbare data via Eurostat de bedragen uitgesplitst weer te geven. Het totale bedrag van alle categorieën bij elkaar is EUR 126 miljoen.

Overig

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke consequenties de Turkse boycot van Franse goederen en producten heeft voor de Nederlandse maakindustrie. Zo kunnen deze leden zich voorstellen dat in de keten van Franse producten ook Nederlandse bedrijven betrokken zijn en zij verzoeken de Minister dit in kaart te brengen.

46.

Antwoord van het kabinet:

De Turkse president Erdoğan heeft opgeroepen tot een boycot van Franse producten. Andere islamitische landen lijken zich hierbij aan te sluiten. Het is (nog) niet duidelijk om welke producten het hierbij precies gaat. Dat hangt af van de landen die zich aansluiten, de Franse exportportfolio naar die landen, en van de vraag of het om alle Franse producten zal gaan of bijvoorbeeld alleen om Franse consumptieartikelen. Daarnaast zijn de waardeketens van veel producten zeer complex en is de structuur zelfs voor bedrijven die onderdeel zijn van de waardeketen vaak niet helemaal duidelijk. Het is dan ook niet mogelijk voor het kabinet om precies in kaart te brengen welke Nederlandse bedrijven indirect gevolgen zouden kunnen ondervinden van de boycot.

Tijdens de EU-Canada digital leaders meeting was men verheugd over de positieve resultaten van CETA en merkte op dat de bilaterale handel tussen de EU en Canada eind 2019 met meer dan 20% was gestegen voor goederen en diensten boven het niveau van vóór CETA. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister deze cijfers te specificeren voor de handel tussen Nederland en Canada.

47.

Antwoord van het kabinet:

De goederenhandel tussen Nederland en Canada is met 39,7 procent gestegen. Waarbij 2019 wordt vergeleken met het gemiddelde over de periode 2015–2017. Daarbij groeide de uitvoer van goederen sneller dan de invoer.

De dienstenhandel groeide gemeten over dezelfde periode met 99,9 procent waarbij de invoer sneller groeide dan de uitvoer van diensten.

 

2015–2017 (gemiddelde, EUR mln.)

2019 (EUR mln.)

% verschil

Invoer goederen

2.183

2.892

32,5%

Uitvoer goederen

3.171

4.590

44,7%

Totaal goederen (invoer + uitvoer)

5.354

7.482

39,7%

Bron: Eurostat

 

2015–2017 (gemiddelde, EUR mln.)

2019 (EUR mln.)

% verschil

Invoer diensten

886

1.828

106,3%

Uitvoer diensten

1.905

3.750

96,9%

Totaal diensten (invoer + uitvoer)

2.791

5.578

99,9%

Bron: CBS1

1 De Europese Commisie verwijst naar cijfers van Eurostat, echter zijn via de database van Eurostat de cijfers voor de dienstenhandel over 2019 nog niet gepubliceerd. Daarom zijn in de beantwoording de dienstencijfers van het CBS gebruikt. De CBS-cijfers vormen de basis voor Eurostat.

De leiders kwamen overeen nieuwe concrete maatregelen te nemen om de implementatie van CETA te bevorderen op het gebied van handel en gender, handel en klimaatverandering, en handel en het midden- en kleinbedrijf (MKB). De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om dit toe te lichten en aan te geven wat deze nieuwe concrete maatregelen betekenen, in het bijzonder voor Nederland.

48.

Antwoord van het kabinet:

Volgens een gezamenlijk persbericht11 uitten de leiders tijdens de bijeenkomst tussen EU-Canada op 29 oktober jl. hun tevredenheid over de resultaten van CETA. Ze kwamen inderdaad overeen om concrete maatregelen te zullen treffen om de implementatie van de afspraken op het gebied van handel en gender, handel en klimaatverandering, en handel en het MKB te versterken. Deze maatregelen moeten nog nader worden uitgewerkt binnen de afgesproken werkplannen.12 Dit past bij de inzet van Verdragspartijen om op deze terreinen samen te werken.

Nederlandse ondernemers hebben zorgen over oneerlijke concurrentie en een ongelijk speelveld in Europa als de Britten na de Brexit gaan werken met afwijkende standaarden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe dit zo veel mogelijk beperkt kan worden bij een no deal.

49.

Antwoord van het kabinet:

In het geval van het uitblijven van een akkoord over de toekomstige relatie met het VK zal het VK na het aflopen van de overgangsperiode met de EU kunnen handelen op basis van afspraken gemaakt in de Wereldhandelsorganisatie. Dit betekent dat over producten uit het VK tarieven dienen te worden voldaan en dat voor een aantal producten quota van toepassing zijn. Ten aanzien van standaarden dienen importen uit het VK te voldoen aan de Europese vereisten, zoals sanitaire en fytosanitaire standaarden. Bovendien is het handelsdefensieve instrumentarium van de EU van toepassing.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie de Minister naar een update van de motie van de leden Amhaouch en Veldman uit 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 233) waarin de regering wordt verzocht zich er in Europa voor in te zetten dat versproducten ook na de Brexit met zo min mogelijk vertraging geëxporteerd kunnen worden naar het Verenigd Koninkrijk en erover te rapporteren welke maatregelen genomen zijn. De leden vragen de Minister om een korte rapportage.

50.

Antwoord van het kabinet:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft per brief op 17 september 2018 een reactie gegeven op de genoemde motie (Kamerstuk 23 987, nr. 266).

Vanwege de economische verwevenheid met het VK is een zo soepel als mogelijke markttoegang voor Nederland van groot belang, waarbij zowel tarifaire als non-tarifaire belemmeringen zo veel als mogelijk beperkt worden. Nederland zet daarom nog altijd in op een zo ambitieus mogelijk handelsakkoord binnen de randvoorwaarden zoals gesteld in het EU-mandaat. In de onderhandelingen heeft de EU echter te maken met de rode lijnen van het VK (geen douane-unie, geen onderdeel van EU interne markt, niet gebonden aan EU-regelgeving) waardoor beperkingen zullen ontstaan m.b.t. soepele markttoegang.

Met het aflopen van de overgangsperiode zal onafhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen over het toekomstig partnerschap het derdelandenregime voor in- en uitvoer gaan gelden tussen de EU en VK en is het VK vrij zijn eigen grenzen in te richten. De mate van soepele markttoegang voor onze export hangt dan ook mede af van de manier waarop het VK zijn grenzen zal beheren, welke eisen het VK gaat stellen aan import en de mate waarin het bedrijfsleven zich daarop aanpast. Omdat het VK geen deel meer uitmaakt van de Interne Markt en de daarop volgende overgangsregeling staat het vast dat, ook bij een eventueel ambitieus handelsakkoord tussen de EU en het VK, het handelsverkeer tussen de EU en het VK meer belemmeringen zal ondervinden dan in de tijd dat het VK onderdeel van de Interne Markt was.

Hoe dan ook zullen per 1 januari 2021 (grens)controles volgens de VK-regels bij invoer gelden waarbij Nederlandse autoriteiten export naar het VK zullen certificeren naar de eisen die het VK kenbaar gaat maken. Het VK lijkt in het recent aangepaste voorziene border operating model een gefaseerde aanpak te kiezen. Dit model vergt (ingrijpende) aanpassingen en extra werklast voor het bedrijfsleven. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de landbouwgerelateerde keuringsdiensten hebben hun capaciteit uitgebreid zoals eerder aan uw Kamer is gecommuniceerd. De focus ligt momenteel op het behoud van de capaciteit en in een enkel geval nog het aanvullend werven/opleiden in verband met de in aanloop naar het einde van de overgangsperiode veranderende omstandigheden (bijvoorbeeld bij natuurlijk verloop).

Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit staat via stakeholderbijeenkomsten in nauw contact met het bedrijfsleven, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de landbouw gerelateerde keurings- en Uitvoeringsdiensten over de stand van zaken met betrekking tot de readiness voorbereidingen. Daarnaast biedt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit nog altijd serious games aan voor het bedrijfsleven om ondernemers te helpen zich voor te bereiden op het aflopen van de overgangsperiode.

Tevens vragen deze leden de Minister specifiek om een update over de voorbereidingen op de greenlines. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister bovendien om aan te geven waar op dit moment de grote handelsknelpunten liggen en welke rol de Minister pakt om deze knelpunten weg te nemen.

51.

Antwoord van het kabinet:

De Europese Commissie heeft als onderdeel van een breder pakket op 28 oktober jl. een Mededeling uitgebracht over het uitbreiden van het Green Lanes concept naar multimodaal goederentransport13. Nederland verwelkomt deze mededeling en zal deze implementeren en bijdragen aan het in stand houden van de al genomen maatregelen in het kader van de Green Lanes. Cruciaal dat goederentransport in de EU ongehinderd doorgang kan vinden. Ten aanzien van eventuele knelpunten zorgt de Commissie, in samenspraak met de lidstaten, voor een actieve monitoring.

Knelpunten lijken zich zo nu en dan vooral aan de buitengrenzen van de EU voor te doen. De Commissie tracht dan ook om, conform het Green Lanes concept, met niet-EU staten aan de buitengrenzen tot afspraken te komen over het verzekeren van ongehinderd goederenvervoer.

Vorige week bereikte de EU een akkoord om de instrumenten van de EU ter handhaving van internationale handelsregels te herzien. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister dit akkoord toe te lichten en te appreciëren. Tevens vragen deze leden wat dit akkoord betekent voor de toekomstige handelsrelatie tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk.

52.

Antwoord van het kabinet:

De Verordening handhaving van internationale handelsregels stelt de EU in staat haar rechten op grond van internationale handelsovereenkomsten af te dwingen middels het treffen van vergeldingsmaatregelen zoals het schorsen van preferentiële tarieven. Deze Verordening moet worden herzien nu de beroepsinstantie van de WTO niet meer functioneert. Door de herziening wordt het voor de EU mogelijk te retaliëren zonder het gehele WTO-geschillenbeslechtigingssysteem te hebben doorlopen. Daarnaast wordt de reikwijdte van de Verordening uitgebreid naar diensten en intellectueel eigendom, zodat de EU ook op deze gebieden kan retaliëren. Het kabinet verwelkomt de herziening van de Verordening, die de EU meer slagkracht geeft om haar rechten af te dwingen en op te treden in handelsconflicten.

Als derde land valt het VK onder de reikwijdte van de instrumenten van de EU ter handhaving van internationale handelsregels.

II. Volledige agenda

Geannoteerde agenda informele RBZ/Handel d.d. 20 en 21 september 2020. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2199 – Brief regering d.d. 11-09-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9 november 2020. Kamerstuk 21 501–02, nr, 2227) – Brief regering d.d. 30-10-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Verslag Informele Raad Buitenlandse Zaken Handel 20 en 21 september 2020. 21 501-02, nr. 2206 – Brief regering d.d. 30-09-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Kabinetsinzet in de EU Trade Policy Review. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2197) – Brief regering d.d. 04-09-2020, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Fiche: Verordening afschaffing douanerechten op bepaalde producten. (Kamerstuk 22 112, nr. 2945) – Brief regering d.d. 16-10-2020, Minister van Buitenlandse Zaken.

Naar boven