Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 november 2018
De Vaste Kamercommissie Europese Zaken heeft het Kabinet verzocht om een nadere reactie
te geven op het rapport van de Europese Ombudsman inzake de benoeming van Martin Selmayr
tot secretaris-generaal van de Europese Commissie. Met deze brief geef ik vervolg
aan dat verzoek. Gelet op de verantwoordelijkheden ter zake, die bij de Europese Commissie
en het Europees parlement zijn belegd, kan het kabinet geen nadere invulling geven
aan uw verzoek. Graag zet ik hieronder deze verantwoordelijkheden nogmaals uiteen.
Op 25 oktober jl. heeft het kabinet een antwoord op het verzoek op rapport van de
Europese Ombudsman inzake benoeming Selmayr naar uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1914). Hierin stelt het kabinet dat op 4 september het rapport van de Ombudsman naar de
Europese Commissie en het Europees parlement is gestuurd. Het kabinet heeft kennisgenomen
van het rapport van de Ombudsman. De Commissie heeft een termijn van drie maanden
om de Ombudsman haar standpunt mee te delen (op grond van art. 228 VWEU en art. 3,
lid 6 van het Statuut van de Europese Ombudsman).
Het is aan de Commissie om een reactie te formuleren en waar nodig stappen te ondernemen.
Daarnaast legt de Europese Commissie (op grond van art. 17, lid 8, VEU) als college
verantwoording af over deze benoeming aan het Europees parlement.
Het Europees parlement heeft op 18 april jl. vastgesteld dat er geen wettelijke basis
is voor het ontslag van Martin Selmayr en heeft de benoeming in stand gelaten. Het
Europees parlement heeft tegelijkertijd de Commissie gevraagd om een herbeoordeling
van de benoeming, waarbij het Europees parlement vaststelt dat de benoeming de reputatie
van de Commissie heeft geschaad. Daarnaast heeft het Europees parlement een oproep
gedaan om in de toekomst open en transparante sollicitatieprocedures te hanteren.
Dit is in overeenstemming met de Nederlandse inzet in de in de Raad Algemene Zaken
van maart jl. (zie Kamerstuk 21 501-02, nr. 1854).
Het kabinet stelt vast dat het Europees parlement zijn controlerende taak ten aanzien
van de Europese Commissie op dit vlak ter hand heeft genomen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok