Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2018
De Vaste Kamercommissie Europese Zaken heeft het kabinet verzocht om een reactie te
geven op het rapport van de Europese Ombudsman inzake de benoeming van Martin Selmayr
tot secretaris-generaal van de Europese Commissie. Met deze brief geef ik vervolg
aan dat verzoek.
Op 21 februari heeft de Europese Commissie Martin Selmayr benoemd tot nieuwe secretaris-generaal
van de Europese Commissie. Martin Selmayr is voorgedragen door de voorzitter van de
Europese Commissie, in overeenstemming met de EU-commissaris voor Begroting en Personeelszaken.
Het college van commissarissen heeft vervolgens ingestemd met de benoeming van Martin
Selmayr tot secretaris-generaal vanaf 1 maart.
Naar aanleiding van twee klachten heeft de Europese Ombudsman een onderzoek ingesteld
naar de benoemingsprocedure van Martin Selmayr. Op 4 september is het rapport van
de Ombudsman naar de Europese Commissie en het Europees parlement gestuurd. Het kabinet
heeft kennisgenomen van het rapport van de Ombudsman. Het Ombudsmanrapport is gericht
aan de Commissie. De Commissie heeft een termijn van drie maanden om de Ombudsman
haar standpunt mee te delen (op grond van art. 228 VWEU en art. 3, lid 6 van het Statuut
van de Europese Ombudsman).
Het is aan de Commissie om een reactie te formuleren en waar nodig stappen te ondernemen.
Daarnaast legt de Europese Commissie (op grond van art. 17, lid 8, VEU) als college
verantwoording af over deze benoeming aan het Europees parlement.
Het Europees parlement heeft op 18 april jl. vastgesteld dat er geen wettelijke basis
is voor het ontslag van Martin Selmayr en heeft de benoeming in stand gelaten. Het
Europees parlement heeft tegelijkertijd de Commissie gevraagd om een herbeoordeling
van de benoeming, waarbij het Europees parlement vaststelt dat de benoeming de reputatie
van de Commissie heeft geschaad. Daarnaast heeft het Europees parlement een oproep
gedaan om in de toekomst open en transparante sollicitatieprocedures te hanteren.
Dit is in overeenstemming met de Nederlandse inzet in de in de Raad Algemene Zaken
van maart jl. (zie Kamerstuk 21 501/02, nr. 1854).
Het kabinet stelt vast dat het Europees parlement zijn controlerende taak ten aanzien
van de Europese Commissie op dit vlak ter hand heeft genomen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok