21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1628 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 mei 2016

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 14 mei 2016 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei 2016 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1626) en over de brief van 26 april 2016 inzake het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 april 2016 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1607).

De vragen en opmerkingen zijn op 18 mei 2016 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 20 mei 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

Adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda inzake de Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei 2016 en het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 april 2016. De leden van de VVD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor de geannoteerde agenda. Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei a.s.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei 2016 en het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 april 2016. De leden van de PVV-fractie hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

Ook de leden van de SP-fractie en de leden van de D66-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen over de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei 2016 en het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 april 2016.

Regionale strategie Syrië, Irak en bestrijding ISIS

De leden van de VVD-fractie zijn blij te vernemen dat de Irakese plaatsen Ramadi, Baghdadi en Hit zijn veiliggesteld. Wel zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of de Minister de Kamer kan informeren over de voortgang van het offensief teneinde Mosul te bevrijden. De afgelopen weken verschenen berichten in de pers die wezen op een moeizaam verloop van de strijd. Graag vernemen de leden van de VVD-fractie, voor zover mogelijk, hoe dit offensief verloopt en in welke mate de internationale coalitie bijdraagt om lokale grondtroepen hierbij te ondersteunen.

1. Antwoord van het kabinet:

De voorbereidende militaire operaties voor de bevrijding van Mosul zijn van start gegaan, wat inhoudt dat vanuit Makhmour richting Mosul wordt opgetrokken. Verschillende dorpen zijn intussen bevrijd. De coalitie voert luchtaanvallen uit ter ondersteuning van deze operaties. Strategische punten, zoals ISIS-voorraadroutes en militaire opslagplaatsen, worden gelokaliseerd en vanuit de lucht getroffen. Ook Koerdische strijdkrachten bieden ondersteuning; zij hebben de Iraakse strijdkrachten toestemming verleend om vanuit door Koerden gecontroleerd gebied te opereren. Van bevrijding van de stad Mosul zelf is op dit moment nog geen sprake; de focus ligt nu op het gebied dat de stad omringt. De bevrijding van Mosul is zeer complex vanwege de grote omvang van de stad en de van ISIS te verwachten weerstand. Naar verwachting zal de herovering van Mosul niet op korte termijn worden voltooid.

De leden van de VVD-fractie vinden dat het kabinet in de geannoteerde agenda terecht constateert dat de dreiging van ISIS niet geografisch beperkt is tot Syrië en Irak. In dat licht zijn de leden van de VVD-fractie zeer bezorgd over recente berichten die wijzen op een sterkere samenwerking tussen ISIS en Boko Haram. Vorig jaar verklaarde Boko Haram zich reeds trouw aan het leiderschap van ISIS, afgelopen week verschenen berichten waarin de Amerikaanse regering zorgen uitte over geïntensiveerde samenwerking tussen Boko Haram en ISIS in Libië. Zo zou Boko Haram in toenemende mate strijders leveren om ISIS te ondersteunen bij veroveringen in Libië.1 Kan het kabinet deze berichten bevestigen? En zo ja, neemt het kabinet, al dan niet naar aanleiding hiervan, veranderingen waar in het internationale krachtenveld om ook meer inspanningen in de strijd tegen Boko Haram te leveren?

2. Antwoord van het kabinet:

Boko Haram heeft in de afgelopen jaren banden met diverse groepen strijders gehad. Onbevestigde berichten wijzen op (incidentele) ondersteuning van Boko Haram door ISIS in de vorm van training en adviezen. Gezien de afnemende slagkracht van Boko Haram zou een aantal strijders bovendien zijn uitgeweken naar Libië om zich aan te sluiten bij ISIS. President Buhari uitte al eerder specifieke zorgen over de alarmerende situatie in het zuiden van Libië en de veiligheidsdreiging die deze oplevert voor de gehele West-Afrikaanse regio. De internationale gemeenschap is zeer beducht voor de gevolgen van nauwere samenwerking tussen beide groeperingen. De VN Veiligheidsraad heeft hierover 13 mei jl. een voorzitterschapsverklaring (referentie nr. S/PRST/2016/7) afgegeven.

Intensiveringen in de internationale inzet in de strijd tegen Boko Haram stonden centraal tijdens de tweede Regional Security Summit die op 13-14 mei jl. plaatsvond in Abuja. Naast Frankrijk kondigde ook het Verenigd Koninkrijk extra middelen aan voor capaciteitsopbouw van leger en politie in Nigeria, Niger en Tsjaad. De EU heeft recent 50 miljoen euro vrijgemaakt voor ondersteuning van de Multinational Joint Task Force. Deze intensiveringen kunnen echter niet direct in verband gebracht worden met de mogelijk toenemende verwevenheid tussen ISIS en Boko Haram.

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie erop wijzen dat tijdens het recente werkbezoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan het Midden-Oosten bleek dat de aanschaf van non-lethal equipment zoals communicatieapparatuur ter uitrusting van de door Nederland getrainde Peshmerga (zes) maanden heeft geduurd en dat dit vanwege aanbestedingsregels ook zou kunnen gelden voor de anti-IED equipment, terwijl 70% van de slachtoffers onder de Peshmerga veroorzaakt wordt door IED's van ISIS. Graag vernemen de leden van de VVD-fractie of het kabinet al kan melden of de aanschaf van deze apparatuur versneld kan worden.

3. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet vindt het van belang dat de non-lethal ondersteuning zo snel mogelijk wordt geleverd. De bestelling voor de communicatieapparatuur was om die reden direct geplaatst bij een Amerikaans bedrijf dat in het betreffende gebied opereert. Helaas konden de beoogde levertijden niet worden gerealiseerd wegens onvoorziene uitdagingen zoals inklaringsproblemen, het herhaaldelijk uitvallen van vluchten en het door lokale autoriteiten niet vrijgeven van een gestrande container. De verwerving van counter-IED materiaal kost tijd, onder andere doordat de aanschaf en import in Irak aan strenge voorwaarden is gebonden. Nederland probeert aan te sluiten bij coalitiepartners om dit proces gezamenlijk te doorlopen. Andere landen leveren vergelijkbaar materiaal. Uitreiking van deze middelen is gekoppeld aan de trainingen van Peshmerga-eenheden.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de situatie in Syrië onverminderd zorgelijk blijft. Deze leden maken zich in het bijzonder zorgen over het uitblijven van een diplomatieke doorbraak, het voortduren van bombardementen op burgerdoelen waaronder ziekenhuizen, en de schrijnende humanitaire situatie.

De leden van de PvdA-fractie geven aan dat op 17 mei jl. een bijeenkomst van de International Syria Support Group (ISSG) plaatsvond. De Minister van Buitenlandse Zaken was hierbij aanwezig. De leden van de PvdA-fractie zouden graag een uitgebreid verslag zien van de belangrijkste uitkomsten van deze bijeenkomst, met daarbij o.m. aandacht voor de inbreng van de Nederlandse delegatie en een inschatting van het perspectief op hervatting van de vredesonderhandelingen in Geneve. Hoe moet in dit verband de opmerking van de Saoedische Minister van Buitenlandse Zaken Adel al-Jubeir geduid worden die deze week naar buiten kwam met het standpunt dat moet worden gekeken naar «alternatieve oplossingen» voor Syrië. De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd of hierover ook gesproken is tijdens de bijeenkomst van de ISSG.

4. Antwoord van het kabinet:

De waarde van de International Syria Support Group (ISSG) die op 17 mei jl. in Wenen plaatsvond is vooral politiek van aard. Tijdens de ISSG (her)bevestigden de leden het belang van herstel van een landelijke wapenstilstand, volledige humanitaire toegang en het streven naar politieke oplossing als enige uitweg uit het conflict. Daarnaast werden schendingen van het staakt-het-vuren en het humanitair oorlogsrecht veroordeeld. Alle leden met invloed op het regime en oppositiegroepen zullen druk uitoefenen met het oog op naleving van de wapenstilstand.

Rusland en de VS hebben het monitoringsmechanisme versterkt en onderhouden nu dagelijks contact over schendingen op de grond. Positief is ook het geuite commitment van ISSG-leden om hun invloed aan te wenden om humanitaire toegang te verbeteren, evenals de nieuwe mogelijkheid om situaties van structurele weigeringen van humanitaire toegang door te verwijzen naar de VN-Veiligheidsraad. In de Nederlandse interventie is onder andere aandacht gevraagd voor sterkere en transparantere monitoring van de wapenstilstand, de mogelijkheid om wapenstilstandsschendingen door te kunnen geleiden naar de VN-Veiligheidsraad, betere bescherming van burgers, een einde aan executies van gevangenen en toegang tot gevangenissen voor het Internationaal Comité van het Rode Kruis. Er moet nu afgewacht worden welk effect de maatregelen en de druk van de ISSG-leden sorteren op de conflictpartijen. De ISSG heeft geen precieze datum voor het vervolg van het Genève-proces genoemd, maar heeft de wens uitgesproken besprekingen zo snel mogelijk te hervatten.

Tevens zouden de leden van de PvdA-fractie graag een update krijgen van de inspanningen om toegang te krijgen tot belegerde gebieden. In februari nam de Tweede Kamer hierover een motie aan (Kamerstuk 27 925, nr. 582) die de regering oproept met relevante partners een strategie te ontwikkelen om de humanitaire toegang tot belegerde gebieden in Syrië te verkrijgen, zo nodig via voedseldroppings. Tot nu toe lijken deze echter beperkt gebleven tot enkele droppings rond Deir-ez Zor waar het Assad-regime de macht heeft, terwijl voedselhulp in het geheel uitblijft aan sommige gebieden die door oppositiegroepen beheerst worden. Graag zouden de leden van de PvdA-fractie van de Minister horen op welke manier wordt gewerkt aan een oplossing voor deze onacceptabele situatie, zoals in het vluchtelingenkamp Daraya, in de buurt van Damascus, waar zo’n 12.000 mensen afgesloten zijn van hulp.

5. Antwoord van het kabinet:

In de eerste maanden van 2015 kon de bevolking nauwelijks (3,6% voor belegerde gebieden) worden bereikt, nu is dat ca. 62,5% voor belegerde gebieden en 11,7% voor moeilijk bereikbare gebieden. In totaal konden de afgelopen maanden 781.425 personen worden bereikt, waarvan 476.175 in moeilijk te bereikbare gebieden en 255.250 in belegerde gebieden. De VN heeft uiteindelijk 12 van de in totaal 18 belegerde gebieden kunnen bereiken. Daarnaast wijst de VN op het feit dat tijdens de afgelopen maand april de beste resultaten tot op heden zijn geboekt: 41,9% van de doelgroep kon worden bereikt.

Vooral de voedseldroppings hebben na een herstart een succesvolle bijdrage kunnen leveren; tot dusver heeft de VN circa 30 voedseldroppings kunnen uitvoeren.

Op 12 mei jl. was er een hulpkonvooi onderweg naar Deraya. Aangekomen bij het laatste checkpoint van de Syrische overheid voor de stad werd het konvooi lange tijd vastgehouden en werd een grote meerderheid van de lading afgekeurd. De VN besloot hierop het konvooi af te blazen omdat de condities voor doorgang onacceptabel waren. Er zal zo spoedig mogelijk een volgende poging ondernomen worden. De VN geeft aan klaar te zijn voor het sturen van een konvooi zodra de Syrische overheid alsnog toestemming verleent.

Zoals in de meest recente voortgangsrapportage Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS (29 april 2016) staat vermeld heeft Nederland een substantiële bijdrage geleverd aan het verkrijgen van toegang tot de belegerde en moeilijk te bereiken gebieden. Naast de inzet in de taskforce humanitaire toegang, draagt Nederland met 2 miljoen euro bij aan de voedseldroppings in Deir ez-Zor (in totaal 25 miljoen euro voor belegerde gebieden). Op deze wijze doet Nederland er in internationaal verband alles aan om toegang tot belegerde- en moeilijk toegankelijke gebieden te bewerkstelligen en komt het daarmee tegemoet aan de motie.

De leden van de PvdA-fractie spreken ook hun zorg uit over de politieke impasse waarin Irak terecht lijkt gekomen. De recente golf van aanslagen in Bagdad, het disfunctioneren van de regering-Abadi en de bestorming van de internationale zone en van het Iraakse parlement zijn tekenen van een snel verslechterende situatie. Tegelijkertijd stuurt de Koerdische Autonome Regio steeds openlijker aan op onafhankelijkheid. De leden van de PvdA-fractie vragen of de EU en de internationale gemeenschap zich voldoende bewust zijn van de urgentie van de situatie. De geannoteerde agenda spreekt van demarches van de plaatselijke EU-delegatie en -ambassadeurs, maar ziet eerder een rol voor de Hoge Vertegenwoordiger (HV) of andere politieke kopstukken. Deelt de Minister dit gevoel van urgentie en zal hij dit tijdens de RBZ inbrengen?

6. Antwoord van het kabinet:

De politieke impasse en recente ontwikkelingen in Irak zijn zorgelijk. Daarom is voortdurende politieke aandacht hiervoor van belang. Afgelopen week heeft de EU Managing Director Middle-East and North Africa een bezoek gebracht aan Bagdad. Eind april reisde de Amerikaanse vicepresident Joe Biden naar Irak om het belang van het doorbreken van de impasse te onderstrepen. De situatie in Irak en de Europese respons zullen onderwerp van bespreking zijn tijdens de RBZ.

Aangaande de situatie in Libië en de strijd tegen ISIS en andere terreurgroeperingen aldaar hebben de leden van de PvdA-fractie kennis genomen van de uitkomsten van de Ministerial Meeting die op 16 mei jl. in Wenen plaatsvond. De leden van de PvdA-fractie steunen de aanpak om stapsgewijs de steun aan een eenheidsregering op te voeren en op deze wijze gezag op te bouwen en stappen te zetten die de veiligheid in het land vergroten. Wel plaatsen de genoemde leden vraagtekens bij de keuze die is gemaakt om het wapenembargo gedeeltelijk op te heffen. Als er aan iets geen gebrek is in Libië is het immers aan wapens. Hoe kan worden voorkomen dat geleverde wapens in verkeerde handen vallen, gezien de instabiele situatie en de vele strijdende partijen? En hoe wordt gecontroleerd op welke manier en door wie geleverde wapens worden gebruikt? Wat is de algemene beoordeling van het kabinet als het gaat om het statement dat werd aangenomen door de genoemde groep landen over de mogelijkheid voor wapenleveranties?

7. Antwoord van het kabinet:

De landen die op 16 mei jl. in Wenen bijeen waren, waaronder de permanente leden van de Veiligheidsraad, hebben stappen aangekondigd om de Libische regering op tal van terreinen te ondersteunen. Ook het kabinet is van mening dat de Libische regering zoveel mogelijk moet worden ondersteund. Een deel van de ondersteuning die in Wenen is besproken, is dat eventuele verzoeken voor vrijstellingen van het sinds 2011 geldende VN-wapenembargo door de legitieme Libische regering welwillend zullen worden bekeken. Tegelijkertijd zal het wapenembargo worden versterkt.

Een discussie over een daadwerkelijke vrijstelling van het VN-wapenembargo moet echter in de Veiligheidsraad plaatsvinden. Nederland steunt een dergelijke discussie maar is daarbij van oordeel dat, indien de VN-Veiligheidsraad de Libische regering een vrijstelling verleent, daarbij duidelijke afspraken moeten worden gemaakt om het risico dat wapens in de verkeerde handen vallen te minimaliseren. Of de Libische regering leveranties kan ontvangen, kan pas worden beoordeeld na aanname van een VNVR resolutie.

De leden van de SP-fractie merken op dat er tijdens de aanstaande Raad Buitenlandse Zaken aandacht zal zijn voor de strijd tegen Islamitische Staat. In de brief van de Minister hierover wordt ingegaan op het gedeeltelijke staakt-het-vuren dat voor Syrië geldt. De leden van de SP-fractie vinden het van het allergrootste belang dat het staakt-het-vuren strikt wordt nageleefd waardoor broodnodige humanitaire hulpverlening wordt vergemakkelijkt. Kan de Minister ingaan op de laatste stand van zaken rondom de wapenstilstand? In hoeverre wordt die door de verschillende partijen nageleefd? Wie ziet daarop toe? Kan de Minister ook aangeven in hoeverre hulpverlening is toegenomen sinds het staakt-het-vuren? Wat is verder de stand van zaken rondom de voedseldroppings boven belegerde gebieden? Is het juist dat dergelijke droppings alleen plaatsvinden als het Assad-regime daar toestemming voor geeft?

8. Antwoord van het kabinet:

Voor het eerste deel van de vraag van de SP-fractie wordt verwezen naar het antwoord op vraag 4.

Voor antwoord op de vraag rond de voedseldroppings verwijst het kabinet naar het antwoord op vraag 5 van de PvdA.

Herhaaldelijk zijn vanuit de Tweede Kamer zorgen geuit dat IS geld verdient aan export van olie, onder andere naar Turkije. De Minister heeft eerder al aangegeven dat het moeilijk te traceren is of olie uit IS-gebied komt. Een artikel in de Volkskrant van vorige maand wekt de indruk dat vanwege de samenstelling van de aardolie hier toch mogelijkheden toe zijn. De leden van de SP-fractie vragen de Minister hierop te reageren.

9. Antwoord van het kabinet:

In de bestrijding van ISIS is het tegengaan van de inkomsten van ISIS uit oliehandel een van de hoogste prioriteiten. De anti-ISIS Coalitie heeft hierop de nodige voortgang geboekt. Zo zijn inkomsten van ISIS uit de oliehandel volgens recente schattingen aanzienlijk teruggelopen, o.a. als gevolg van de luchtaanvallen van de coalitie. Ook is oliehandel met ISIS verboden. Dit heeft de VN Veiligheidsraad besloten in Resolutie 2253. Het VN Analytical Support and Sanctions Monitoring Team meldt in zijn rapportage van 3 maart jl. dat het technisch mogelijk is om de herkomst van ruwe olie te herleiden naar een specifiek olieveld, mits de olie niet vermengd is met olie uit andere velden. Het stelt echter dat er aanzienlijke praktische belemmeringen zijn voor het opzetten van een effectief systeem om ruwe olie uit de regio op herkomst te testen. ISIS zou een dergelijk systeem eenvoudig kunnen omzeilen.

De leden van de SP-fractie vragen de Minister ook in te gaan op de politieke impasse in buurland Irak, waar hervormingen uitblijven en politiek zich steeds meer naar de straat lijkt te verplaatsen. Hoe beoordeelt de Minister de ontwikkelingen? Moet de conclusie hier zijn dat er vanwege deze patstelling en ondanks de hoge nood voorlopig op politiek en economisch gebied weinig verwacht kan worden van de huidige regering? Kan ook ingegaan worden op de rol van Muqtada al-Sadr en zijn aanhang in Irak? Hoe wordt deze beoordeeld?

10. Antwoord van het kabinet:

Zolang de politieke impasse rond de vorming van een regering blijft voortduren, is het onwaarschijnlijk dat een proces van hervormingen in gang wordt gezet. Evenals bij de inrichting van een nieuwe regering zijn ook bij de verschillende hervormingsplannen de gevestigde politieke belangen groot. Muqtada al-Sadr leek zich tot nu toe constructief op te stellen door op te roepen tot een meer technocratische regering en hervormingen, waarmee hij premier Al-Abadi steun verleende. Toch maakt ook zijn partij deel uit van de gevestigde orde die zich verzet tegen fundamentele hervormingen. De demonstraties van zijn aanhangers vergroten wel de druk op de politieke blokken om uit de politieke impasse te komen.

Wat Irak betreft, vragen de leden van de SP-fractie de Minister in te gaan op opiniepeilingen van begin dit jaar (van IIACSS) waaruit zou blijken dat inwoners van IS-gebied grote vrees hebben voor het Irakese leger, maar vooral voor sjiitische milities en Koerdische strijders. Zij willen niet door hen bevrijd worden, aldus het onderzoek. Dit ondanks grote afkeer van IS. Hoe kijkt de Minister tegen dergelijke opiniepeilingen aan? Worden die betrouwbaar geacht? Zo nee, waarom niet? Moet dit gevolgen hebben voor de strijd tegen IS in Irak?

11. Antwoord van het kabinet:

Hoewel het lastig is om betrouwbare informatie te krijgen uit door ISIS bezet gebied, is het wantrouwen onder de soennitische delen van de bevolking jegens de regering in Bagdad en de Iraakse veiligheidstroepen groot. Het is daarom des te meer van belang dat het Iraakse leger, de Popular Mobilisation Forces en Peshmerga hier rekening mee houden bij het bevrijden van door ISIS bezet gebied. De Minister van Defensie besprak dit met haar Iraakse collega Al-Obeidi tijdens haar bezoek aan Bagdad in januari.

Tenslotte, wat Irak betreft, vragen de leden van de SP-fractie de Minister te reageren op het bericht van Amnesty International van eerder deze maand dat duizend gevangenen, waaronder minderjarigen, zonder enige vorm van proces worden vastgehouden onder verschrikkelijke omstandigheden. Zij worden veelal beschuldigd van samenwerking met Islamitsche Staat. Hoe gaan de coalitielanden hiermee om?

12. Antwoord van het kabinet:

Het bericht van Amnesty International is gebaseerd op een bezoek aan een detentiecentrum in Ameriyat al-Falluyah (ten westen van Bagdad in de provincie Anbar). Het is waarschijnlijk dat er verschillende van deze centra zijn waar de leefomstandigheden slecht zijn. Premier Al-Abadi heeft in reactie op de berichtgeving opdracht gegeven de omstandigheden in de detentiecentra te onderzoeken.

Nederland heeft naar aanleiding van de berichtgeving navraag gedaan bij het Rode Kruis. De navraag leert dat mensen niet willekeurig worden opgepakt of opgesloten. Nadat dorpen worden heroverd op ISIS, of inwoners door ISIS gecontroleerde gebieden ontvluchten, vindt een «vetting proces» plaats door de Iraakse autoriteiten. De meeste vrouwen en kinderen ondergaan een simpele (en relatief snelle) check. Voor mannen is dit proces uitgebreider en daarmee ook meer tijdrovend. Als er op basis van de eerste screening aanleiding is tot een vervolgonderzoek (bijvoorbeeld als de naam van de persoon in kwestie op een lijst staat van terrorismeverdachten) worden de personen in kwestie in een detentiecentrum geplaatst waarna verder justitieel onderzoek plaatsvindt en indien noodzakelijk een strafrechtelijk proces.

De leden van de CDA-fractie blijven zich erover verbazen dat de EU als het gaat om de anti-ISIS strategie de grote olifant in de kamer niet wil zien staan. Het gaat hierbij om de rol van EU-kandidaat lidstaat Turkije. Er zijn vele aanwijzingen dat Turkije ISIS steunt. Niet alleen Rusland beweert dat Turkije olie koopt van ISIS. Ook de Minister van Defensie van Israël beweerde dit heel stellig. Wat doen het kabinet en de EU met deze ernstige beschuldigingen? Waarom is de regering ook nu niet eens bereid draagvlak te creëren voor een internationaal onafhankelijk onderzoek? Is het kabinet na de migratiedeal nog voorzichtiger geworden?

13. Antwoord van het kabinet (vragen 8,13,14):

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is het kabinet bekend met de verschillende berichten over vermeende Turkse steun, op verschillende manieren, aan jihadistische organisaties. Zoals eveneens eerder meegedeeld, is de situatie aan de Turkse grens zeer complex. De samenstelling en de loyaliteiten van gewapende groeperingen zijn fluïde en veranderen continu. Het valt in dit diffuse beeld niet uit te sluiten dat vanuit Turks grondgebied steun wordt verleend aan groeperingen die jihadistische uitgangspunten of -wortels hebben.

Het kabinet blijft op dit punt bij zijn standpunt zoals vervat in eerdere antwoorden op vragen hiernaar. Het kabinet ziet geen noodzaak voor een onafhankelijk internationaal onderzoek. Turkije is actief in de anti-ISIS coalitie en heeft de organisaties Jabhat al-Nusra en ISIS al geruime tijd op de nationale terrorismelijst staan. In de dialoog tussen de EU en Turkije is het tegengaan van terrorisme financiering één van de agendapunten.

Er worden bijvoorbeeld vaker dan voorheen bij binnenkomst in Turkije personen tegengehouden die voornemens zijn zich aan te sluiten bij de gewapende jihad in Syrië, waaronder uit Nederland. Turkije maakt zich al langere tijd zorgen over mogelijke terroristische activiteiten op eigen grondgebied. De herhaalde aanslagen in Suruç, Ankara en Istanbul hebben deze zorgen bevestigd. Het kabinet tekent daarbij aan dat verdere versterking van de Turkse grenzen en de Turkse inspanningen in de strijd tegen ISIS gewenst blijft. Dit thema zal onderwerp van gesprek blijven in contacten met de Turkse autoriteiten

Zie ten aanzien van oliehandel door ISIS het antwoord op de vraag van de SP-fractie (antwoord 9).

De leden van de CDA-fractie wijzen ook op onthullingen door de Turkse oppositiepartij CHP. Parlementariër Erdem heeft 422 pagina’s aan gelekte telefoongesprekken geopenbaard.2 Het gaat om gedetailleerde informatie. Daaruit zou blijken dat er duizenden ISIS-terroristen de grens over gegaan zijn naar Syrië, met medeweten van de Turkse veiligheidsdiensten. ISIS-terroristen zouden in Turkse ziekenhuizen worden behandeld. En gearresteerde terroristen gaan de draaideur door: ze worden later gewoon vrijgelaten. Dit is buitengewoon verontrustende informatie. Is het kabinet bereid om de Turkse regering om opheldering te vragen?

14. Antwoord van het kabinet:

Zie hiervoor het antwoord op de vorige vraag van de CDA-fractie (vraag 13).

De leden van de CDA-fractie roepen het kabinet bovendien opnieuw op uit te spreken dat ISIS zich schuldig maakt aan genocide en dit standpunt uit te dragen in de EU, in navolging van de Raad van Europa, het Europees Parlement, het Amerikaanse Congres en regering.

De leden van de PVV-fractie willen graag van de Minister weten wat moet worden verstaan onder de «juridische aanpak» van buitenlandse strijders.

15. Antwoord van het kabinet:

ISIS pleegt op systematische wijze grove mensenrechtenschendingen en is hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijk voor zeer ernstige misdrijven, zoals genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. De vaststelling of in juridische zin sprake is van genocide, misdrijven tegen de menselijkheid of oorlogsmisdaden is voorbehouden aan de rechter. Met de juridische aanpak van buitenlandse strijders doelt het kabinet op de inzet van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen bij het aanpakken van het fenomeen buitenlandse strijder. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan strafrechtelijke vervolging, het opleggen van een uitreisverbod en het bevriezen van tegoeden.

De leden van de D66-fractie maken zich ernstig zorgen over de voortdurende schrijnende humanitaire situatie in Syrië, met name de situatie in de belegerde gebieden in Syrië is zeer ernstig. Vele Syrische burgers worden letterlijk uitgehongerd. Het Syrisch regime zet daartoe voedsel als wapen in. De genoemde leden hebben over deze problematiek op 2 mei 2016 schriftelijke vragen gesteld. Helaas is daar tot op heden nog geen antwoord op ontvangen, ondanks het verzoek hiertoe. Graag ontvangen de genoemde leden daarom een toelichting op welke wijze het kabinet zich inzet om een einde te maken aan deze vreselijke belegeringen? Kan de Minister ook aangeven op welke wijze de internationale gemeenschap zich ertoe inzet om uitvoering te geven aan Resolutie 2268 van de VN-Veiligheidsraad die oproept tot humanitaire toegang tot alle gebieden in Syrië, inclusief belegerde en moeilijk te bereiken gebieden? Wat heeft de «International Syria Support Group Task Force on Humanitarian Access» tot dusver bereikt? Welke concrete resultaten zijn er geboekt?

16. Antwoord van het kabinet:

Voor antwoord op de vraag rond de belegerde gebieden verwijst het kabinet naar het antwoord op vraag 5 van de PvdA.

De leden van de D66-fractie hebben ook kennisgenomen van het bericht van het kabinet dat tot op heden Nederlandse F-16’s slechts zeven missies boven Oost-Syrië hebben uitgevoerd, waarvan vier met wapeninzet. Genoemde leden ontvangen graag eenzelfde soort cijfers voor de inzet van Nederlandse F-16’s boven Irak. Kan de Minister tevens toelichten waarom gesteld wordt dat het ontbreken van satellietcommunicatie geen belemmering vormt voor de inzet van Nederlandse F-16’s? Betekent het ontbreken van satellietcommunicatie niet dat de Nederlandse F-16’s voor veel minder taken kunnen worden ingezet, en is het daarmee niet vanzelfsprekend een beperkende factor? Deze leden wijzen er hierbij op dat het kabinet zelf van mening is dat de meerwaarde van satellietcommunicatie al veel eerder is erkend. Ook met het oog op deze uitspraak snappen genoemde leden niet waarom het kabinet nu doet alsof satellietcommunicatie geen beperkende factor zou zijn. Graag ontvangen zij een nauwgezette toelichting. Tevens zouden genoemde leden graag willen weten waarom de beperkende factor van het ontbreken van satellietcommunicatie niet is gemeld in de artikel 100-brief, tijdens de technische briefing, in antwoord op de feitelijke vragen, tijdens het algemeen overleg, in de voortgangsbrief of daarna?

17. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst u naar de brief van de Minister van Defensie van 12 mei 2016 betreffende antwoorden op schriftelijke vragen inzake de inzet van de Nederlandse F-16’s boven Syrië.

Externe aspecten migratie

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de inspanningen van het kabinet om in de Raad aandacht te vragen voor de noodzaak van opbouw van de Libische kustwacht en de aanpak van wapen- en mensensmokkel. Het kabinet meldt in de geannoteerde agenda dat tevens zal worden bezien op welke wijze het externe instrumentarium kan worden ingezet om derde landen, waaronder in de Sahelregio, te ondersteunen bij capaciteitsopbouw op het terrein van onder andere grensbewaking. De leden van de VVD-fractie ondersteunen dat voornemen en vernemen graag, voor zover mogelijk, welke landen hiervoor in aanmerking komen en welke instrumenten van Europees buitenlands beleid kunnen worden ingezet om de slagingskans van dergelijke samenwerking te vergroten.

18. Antwoord van het kabinet:

Het is belangrijk om in Europees kader te blijven nadenken over de inzet en uitwerking van een breed GBVB/GVDB-instrumentarium o.g.v. migratie. Het is essentieel daarbij dat een open en creatieve discussie wordt gevoerd, waarbij bepaalde opties (zoals inzet GVDB) niet bij voorbaat worden uitgesloten. De discussie over alternatieve migratieroutes noopt tot nadenken hoe landen van oorsprong en transitlanden in o.a. Afrika op basis van specifieke behoeftes met extern instrumentarium kunnen worden ondersteund om uitdagingen op het terrein van migratie het hoofd te bieden (in lijn met toezeggingen uit het Valletta Actieplan).

De leden van de PvdA-fractie vragen alvast een korte update van het kabinet over de voortgang van de High Level Dialogues (HLDs). Met welke landen wordt vooruitgang geboekt? Zitten er grote verschillen tussen de afspraken die worden gemaakt met diverse landen?

19. Antwoord van het kabinet:

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft tussen 14-17 april namens de Hoge Vertegenwoordiger High Level Dialogues gevoerd met Mali, Ghana en Ivoorkust. Met vertegenwoordigers van de drie landen zijn afspraken gemaakt over concrete resultaten die nog dit jaar geboekt moeten worden op het gebied van irreguliere migratie vanuit West-Afrika. De komende maanden werken Mali, Ghana en Ivoorkust met EU-delegaties en lidstaten aan opvolging van de afspraken. De gesprekken die Minister Koenders nu heeft gevoerd, zullen ook met andere landen plaatsvinden. De Hoge Vertegenwoordiger, Mogherini, voert ook overleggen in het kader van de High Level Dialogues. Het is de bedoeling dat de reeks in het najaar wordt afgerond.

Specifiek willen de leden van de PvdA-fractie hun zorg uitspreken over de situatie in het grensgebied tussen Syrië en Jordanië. In een stukje niemandsland, ook wel «the berm» genoemd, zitten inmiddels zo’n 50.000 vluchtelingen die de toegang tot Jordanië wordt ontzegd. Er is geen sprake van georganiseerde VN-hulp en er doen zich inmiddels watertekorten voor. Met de stijgende temperaturen (nu al 40 graden Celsius) dreigt de situatie snel verder te verslechteren. Is de Minister zich bewust van deze ernstige situatie en wat gaat hij (en de EU) doen om zo spoedig mogelijk een oplossing te vinden? In hoeverre kan Jordanië in het kader van het te sluiten «compact» ertoe bewogen worden om deze vluchtelingen onder te brengen in reguliere VN-kampen?

20. Antwoord van het kabinet:

Nederland is zich bewust van de ernst van de situatie in «the berm» en volgt deze kritisch. De zorgen over de berm worden binnen de internationale gemeenschap breed gedeeld en zijn door verschillende landen, waaronder de VS, bij de Jordaanse autoriteiten onder de aandacht gebracht. Dat geldt ook voor vrijwel alle recente Nederlandse bilaterale contacten met de Jordaanse autoriteiten. Recentelijk zijn Koning Abdullah II en president Obama overeen gekomen om de 20.000 meest kwetsbare vluchtelingen uit de berm toe te laten tot Jordanië. Inmiddels zijn er ruim 13.000 vluchtelingen overgebracht naar Azraq vluchtelingenkamp.

Ten aanzien van het Compact tussen de EU en Jordanië benadrukt Nederland in EU-kader het belang van bescherming van vluchtelingen. Hierbij mag de prioriteit niet alleen gericht zijn op vluchtelingen die zich al in het land bevinden, maar ook bij vluchtelingen die zich bevinden in het grensgebied. Nederland heeft de EU gevraagd druk te blijven uitoefenen op Jordanië om Syrische vluchtelingen op te nemen. In het Compact wordt tegelijkertijd ingezet op toegang en bescherming van asielzoekers én op versterkte samenwerking ten aanzien van terrorismebestrijding en preventie van radicalisering en gewelddadig extremisme in het kader van het belang van stabiliteit en veiligheid aan de grenzen van Jordanië.

De leden van de SP-fractie merken op dat vanwege de vluchtelingendeal met Turkije rekening wordt gehouden met het verschuiven van de vluchtelingenstroom, waaronder richting Noord-Afrika, specifiek via Libië. Kan, zo vragen de leden van de SP-fractie, de Minister aangeven in hoeverre deze verplaatsing reeds wordt waargenomen of betreft het wat deze route betreft vooral vluchtelingen uit andere landen? Kan ook aangegeven worden of Libië gezien wordt als een veilig land waar vluchtelingen naar teruggestuurd kunnen worden?

21. Antwoord van het kabinet:

Uit cijfers van o.a. de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) blijkt vooralsnog niet dat er sprake is van een verplaatsing. Volgens het IOM zijn er tot 11 mei 31.219 migranten en vluchtelingen in Italië aangekomen. Vorig jaar betrof dit aantal in de periode tussen 1 januari en 31 mei 47.449. Het IOM concludeert hieruit dat er nog geen bewijs is dat Syriërs, Irakezen en Afghanen reageren op de «sluiting van de Balkanroute» door via de Centraal-Mediterrane route naar Italië reizen via Libië of Egypte.

Het merendeel van de bestaande migratiestroom vindt zijn oorsprong in Sub-Sahara Afrika en Oost-Afrika. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om Nigeria, Gambia, Somalië, Ivoorkust en Eritrea. Op dit moment kan Libië niet als veilig derde land worden gekwalificeerd.

De leden van de SP-fractie constateren dat in Libië een eenheidsregering die daadwerkelijk gezag over het land kan uitvoeren nog heel ver weg is. Desondanks wordt er vanuit met name westerse landen steeds meer (toekomstige) steun aangeboden aan de nieuwe regering in Tripoli, zo ook door Nederland, onder andere ter ondersteuning van de capaciteitsopbouw van de Libische kustwacht. De leden van de SP-fractie hebben daar een aantal vragen over. In welke mate heeft de nieuwe regering controle over de kustwacht? Welke milities geven steun aan de nieuwe regering? In welke delen van Libië kan de nieuwe regering gezag uitoefenen? Waarom moet de Presidentiële Raad op een zwaarbewaakt marineterrein in de Libische hoofdstad verblijven? En hoe kan gecontroleerd worden of uitgaven voor Libië effectief en rechtmatig worden besteed? Hoe wordt daar op toegezien?

22. Antwoord van het kabinet:

Op de internationale bijeenkomst in Wenen op 16 mei jl. heeft de voorzitter van het Libische rompkabinet, premier Serraj, aangegeven voornemens te zijn de internationale gemeenschap, in het bijzonder de EU, binnenkort te verzoeken om steun voor capaciteitsopbouw van de Libische Kustwacht.

Er is in Libië sprake van één kustwachtorganisatie die zich loyaal opstelt ten opzichte van de Presidentiële Raad en de eenheidsregering. De Libische kustwacht voert o.a. search and rescue missies uit en valt onder het Libische Ministerie van Defensie. De capaciteiten van deze Kustwacht zijn echter beperkt.

De Presidentiële Raad en de regering genieten de steun van de meest invloedrijke milities in het Westen van Libië. Dit heeft het ook mogelijk gemaakt dat de Presidentiële Raad zich in Tripoli kon vestigen. Vooralsnog opereert de Presidentiële Raad vanuit de marinebasis omdat dit onder gegeven omstandigheden in Tripoli de best beveiligde en best uitgeruste locatie is.

Zowel de politieke- als veiligheidssituatie in Libië is nog fragiel en zowel voor de hoofdstad Tripoli, als voor het gehele land, geldt dat, afhankelijk van het verder verbreden van steun onder Libische politieke en militaire groeperingen, de nieuwe regering pas zeer geleidelijk gezag zal kunnen uitoefenen. Voor zover al sprake kan zijn van het verstrekken van steun aan Libië gebeurt dit via multilaterale kanalen (m.n. via VN-instellingen), waarbij is van adequate verantwoordings- en monitoringsmechanismen.

De leden van de SP-fractie wijzen op de berichten van de laatste dagen over mogelijke wapenleveranties aan de nieuwe regering in Libië. VN-Veiligheidsraadlanden zouden beperkingen die hier nu voor gelden, willen opheffen. De leden van de SP-fractie maken zich hier grote zorgen over en achten wapenleveranties aan Libië ook in strijd met EU-exportcriteria die hiervoor gelden. Zij vragen de Minister of deze zorgen worden gedeeld. Spreekt Nederland zich uit tegen wapenleveranties aan partijen in Libië?

23. Antwoord van het kabinet:

Voor antwoord op de vraag over een mogelijke vrijstelling van het VN-wapenembargo verwijst het kabinet naar het antwoord op vraag 7 van de PvdA.

De leden van de SP-fractie delen de opvatting van de Minister dat het van groot belang is dat er verzoening plaatsvindt tussen de vele, zwaarbewapende milities in Libië. Nederland ondersteunt dit proces. Kan de Minister aangeven hoe dat precies wordt ondersteund? Welke vorderingen zijn er geboekt in dit proces? Zijn er bijvoorbeeld milities geweest die de wapens hebben opgegeven?

24. Antwoord van het kabinet:

Nederland is van mening dat alleen een politieke oplossing kan leiden tot duurzame stabiliteit en veiligheid in Libië. Daarom financiert Nederland meerdere organisaties die VN-missie UNSMIL ondersteunen in track II dialogen met milities. Daarnaast gaat Nederland 2 mln. EUR bijdragen aan de UNDP Stabilization Facility dat onder andere lokale verzoeningsprocessen zal ondersteunen. Sinds de aankomst van de Libische Presidentiële Raad in Tripoli 30 maart jl. hebben verschillende milities zich geschaard achter de Presidentiële Raad.

Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie naar de mogelijkheid dat Libische tegoeden in Nederland worden ontdooid voor humanitaire hulp. Kan aangegeven worden om hoeveel het hier gaat? Waar komt dit geld vandaan? Wie zijn of waren de eigenaren? Welke (juridische) mogelijkheden zijn er om dit geld aan te wenden voor humanitaire hulp? Wie zou die hulp in een dergelijk geval moeten verlenen en waarom is dat tot op heden niet gebeurd?

25. Antwoord van het kabinet:

Nederland heeft in 2011, vlak na de revolutie, een substantieel bedrag beschikbaar gemaakt uit bevroren Libische tegoeden voor de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) ten behoeve van humanitaire hulp aan de Libische bevolking. In recente presentaties door zowel WHO als de voormalige Libische Minister van Gezondheidszorg werd dit aangehaald als een positief voorbeeld en werd een oproep gedaan aan landen om dezelfde stap te zetten.

De precieze omvang van het bedrag dat nu nog bevroren is, en de eigenaren daarvan, betreft gevoelige informatie in verband met geheimhoudingsverplichtingen in de Sanctiewet 1977. Nederland moet hiervoor goedkeuring aanvragen bij het Sanctiecomité van de VN, maar er zijn mogelijk ook andere juridische voorwaarden, zoals goedkeuring van de eigenaren.

Als er aan alle juridische voorwaarden is voldaan, gaat het kabinet graag het gesprek met de Libische autoriteiten aan om te bepalen of zij überhaupt willen dat het geld voor humanitaire doeleinden besteed wordt en aan welke organisaties het geld dan besteed zou kunnen worden. Het humanitaire appeal van de VN staat voor 2016 op USD 165 mln. Daarvan is ongeveer 15% gedekt, dus met een substantiële bedrage zou een groot deel van de humanitaire noden aangepakt kunnen worden.

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de reactie van het kabinet op de berichtgeving dat zo'n twintig landen bereid zouden zijn de internationaal erkende regering in Libië te steunen met wapens in de strijd tegen IS.3 Ook zou de VS erop aandringen het wapenembargo voor het land op te heffen.

26. Antwoord van het kabinet:

Voor antwoord op de vraag over een mogelijke vrijstelling van het VN-wapenembargo verwijst het kabinet naar het antwoord op vraag 7 van de PvdA.

De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen over de enorme aantallen migranten die de oversteek vanuit Libië naar Europa willen maken en bepleiten stevig optreden tegen de mensensmokkelaars. Hoe staat het met de verdere ontplooiing van de EU maritieme missie Sophia? Wanneer kunnen de maritieme capaciteiten nu eindelijk ook in de Libische territoriale wateren worden ingezet? Is de Minister bereid te aan te dringen op een overeenkomst met de eenheidsregering ter zake, om zo toestemming en dus ook een volkenrechtelijk mandaat te verkrijgen?

27. Antwoord van het kabinet:

De maritieme EU-missie EUNAVFOR MED SOPHIA is op 22 juni 2015 gelanceerd. Het doel van de missie is het bestrijden van mensensmokkelnetwerken. Momenteel wordt de missie geëvalueerd. De missie bevindt zich thans in fase 2a, waarin SOPHIA-schepen kunnen overgaan tot het aan boord gaan, inspecteren en opbrengen van schepen in internationale wateren wanneer deze worden gebruikt voor mensensmokkel of mensenhandel. De schepen dienen zich daarbij nadrukkelijk aan het internationaal recht te houden.

Om de missie ook in de territoriale wateren van Libië te kunnen laten opereren is toestemming vereist van de Libische autoriteiten, of er een VNVR-resolutie onder hoofdstuk VII van het VN-Handvest. Deze toestemming is er op dit moment niet. Op de internationale bijeenkomst over Libië in Wenen van 16 mei jl. heeft premier Serraj echter toegezegd de EU binnenkort te zullen verzoeken assistentie te verlenen bij de capaciteitsopbouw van de Libische Kustwacht.

De taken van de SOPHIA-missie zullen, naar aanleiding van dit toegezegd verzoek, zeer waarschijnlijk spoedig worden uitgebreid om het geven van training aan de Libische kustwacht, mogelijk te maken. De EU streeft er naar de uitbreiding van het mandaat tijdens de aankomende Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei te bekrachtigen. Het kabinet wil de kustwacht in staat te stellen om effectief te opereren. Het zegde de International Organisation on Migration daarom eerder een bijdrage van 1,5 mln. euro toe aan toe voor een project in Libië met de Libische Kustwacht.

De leden van de CDA-fractie zijn in dit opzicht verbaasd over de berichtgeving dat EU-voorzitter Nederland een «drijvende hotspot» in de Middellandse Zee zou willen creëren.4 Migranten zouden op een groot schip geïdentificeerd en geregistreerd worden en er zouden vingerafdrukken worden afgenomen. Daarna zouden de migranten naar Italië gebracht worden. Kan de Minister deze plannen bevestigen? Klopt het dat een vertrouwelijke memo daarover is uitgelekt? Erkent het kabinet dat te overbruggen afstand voor migranten vanuit Noord-Afrika kleiner wordt met zo’n drijvende hotspot? In hoeverre heeft dit een aanzuigende werking op de mogelijk groter wordende stroom migranten vanuit Noord-Afrika?

28. Antwoord van het kabinet:

We zien dat lidstaten verschillende ideeën naar voren hebben gebracht om de migratiestromen in te dammen. Het idee van de drijvende hotspots komt niet van het Nederlands voorzitterschap. Het is nodig dat we blijven nadenken over manieren waarop we om willen gaan met de migratiestromen, en dat we ideeën ook vrij durven te bespreken. Dat hoeft niet altijd tot besluitvorming te leiden. Het idee van de drijvende hotspots moet in deze context worden gezien. Het idee dat personen onverwijld geregistreerd worden die illegaal de buitengrenzen overschrijden, verdient verdere uitwerking.

Is de Minister het met de leden van de PVV-fractie eens dat het niet de taak van Nederland is de werkloosheid in West-Afrika op te lossen om migratie tegen te gaan, maar dat Nederland genoeg te doen heeft met het bestrijden van de werkloosheid in Nederland? En is de Minister bereid dit in de Raad aan te geven? Zo neen, waarom niet? Is de Minister het met de leden van de PVV-fractie eens dat als men migratie uit Afrikaanse landen tegen wil gaan, de enige oplossing het sluiten van de grenzen is? Zo neen, waarom niet?

29. Antwoord van het kabinet:

Een duurzame oplossing is nodig om migratie vanuit Afrika te reguleren en irreguliere migratie tegen te gaan. Dit is een gezamenlijke uitdaging voor Afrika en Europa. Een dergelijke oplossing wordt niet bereikt door versterking van grensbewaking alleen. Het gebrek aan duurzaam sociaaleconomisch perspectief is één van de belangrijkste onderliggende oorzaken van irreguliere migratie vanuit Afrika. Sociaaleconomisch perspectief voor de bevolking is allereerst een verantwoordelijkheid van de Afrikaanse landen zelf.

Echter, gezien de demografische ontwikkelingen in Afrika zal de omvang van deze enorme uitdaging toenemen en het is daarom van belang dat ook donoren en bedrijven buiten Afrika bijdragen aan het investeren in duurzame inclusieve groei en de toekomst van jongeren in Afrika. Om die reden zet het kabinet zich in bilateraal en Europees verband in om werkgelegenheid te bevorderen in Afrika. Zo is dit ook afgesproken tijdens de EU-Afrika migratie top in Valletta eind 2015. Bilateraal draagt Nederland hieraan bijvoorbeeld bij met programma’s onder het Local Employment in Africa for Development (LEAD) fonds en het Dutch Good Growth Fund. In Europees verband worden programma’s onder het EU noodtrustfonds voor Afrika hiervoor ingezet.

De leden van de PVV-fractie vragen tevens of nader uitgelegd kan worden hoe invulling wordt gegeven aan een intensievere samenwerking op het gebied van migratie met Libanon en Jordanië? Kan de Minister duidelijk maken wat de kosten van deze samenwerking voor Nederland zullen zijn?

30. Antwoord van het kabinet:

De onderhandelingen over de brede partnerschappen op het gebied van migratie tussen de EU en Libanon en Jordanië (afzonderlijk, de zogenoemde «compacts») zijn nog gaande. Deze partnerschappen omvatten een breed pakket aan afspraken gericht op de brede relatie, waaronder betere opvang van vluchtelingen in regio met aandacht voor gastgemeenschappen.

Het EU compact met Jordanië zal worden gebaseerd op het «Jordan Reponse Plan 2016–18» en «Jordan 2025 – National Vision and Strategy.» Tijdens de Londen conferentie van 4 februari jl. presenteerde Jordanië een plan dat op deze twee plannen voortbouwt. Kernpunt in het Jordanië-EU compact is dat Jordanië toegang blijft bieden aan Syrische vluchtelingen en voldoende bescherming biedt voor een menswaardig bestaan. Het gaat hierbij onder meer om werk- en verblijfsvergunningen voor Syrische vluchtelingen en verbeterde omstandigheden voor opvang binnen en buiten de kampen. Hiertoe wordt onder andere geïnvesteerd in werkgelegenheid voor vluchtelingen, onderwijs en sociale inclusie, wordt gewerkt aan de versterking van de macro-economische situatie en de private sector en wordt de samenwerking ten aanzien van terrorismebestrijding, mobiliteit en migratie en politieke en justitiële hervormingen versterkt.

Het compact tussen de EU en Libanon zal worden gebaseerd op «Lebanon Crisis Response Plan» en de toezeggingen van Libanon tijdens Londen-conferentie 4 februari. Gezien de kwetsbare situatie waarin Libanon zich bevindt, mede als gevolg van de vluchtelingencrisis zal de opzet breed zijn en worden gericht op kernthema’s als veiligheid en terrorismebestrijding; bestuur en rechtsstaat en groei en werkgelegenheid. Hierbij zal specifiek aandacht zijn voor zaken als registratie van Syrische vluchtelingen, procedures voor het verschaffen van verblijfsvergunningen, armoedebestrijding en toegang voor Syriërs tot onderwijs en medicatie.

De EU zal de uitvoering van het compact ondersteunen met handelsinstrumenten, technische assistentie, humanitaire hulp en financiële steun. De financiële middelen hiervoor zullen afkomstig zijn uit bestaande instrumenten, zoals het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI), het Instrument voor bijdrage aan Stabiliteit en Vrede (IcSP) en het instrument voor humanitaire hulp (ECHO). Hier zijn dus geen extra kosten voor Nederland aan verbonden.

Nederland intensiveert wel de bilaterale samenwerking met Libanon en Jordanië. Op 2 mei jl. werd u geïnformeerd dat het kabinet een extra bedrag van EUR 260 miljoen ter beschikking stelt voor opvang van vluchtelingen in de Syrië-regio, waarvan EUR 60 miljoen voor Jordanië en EUR 86 miljoen voor Libanon. (Kamerstuk 32 605, nr. 182 ). Hoewel de doelstellingen met elkaar in lijn zijn, vloeit deze intensivering niet voort uit verplichtingen in het kader van de EU-compacts met beide landen.

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat «diverse wereldmachten» voornemens zijn om wapens te leveren aan Libië. Daaronder bevinden zich ook enkele lidstaten van de Europese Unie.

  • 1) Graag ontvangen de genoemde leden een toelichting van de Minister wat het Nederlandse standpunt daarover is?

  • 2) En wat is het standpunt van de Nederlandse partners in de Raad Buitenlandse Zaken?

  • 3) Zijn alle lidstaten van de EU het eens met zulke leveringen?

  • 4) Hoe oordeelt de Europese Commissie, bij monde van de Hoge Vertegenwoordiger?

  • 5) Is Nederland ook voornemens wapens te leveren?

De genoemde leden wijze er op dat Libië in de «gordel van instabiliteit» ligt aan de zuidgrens van Europa. Het zou dan ook niet meer dan logisch zijn als dit onderwerp wordt besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken. Graag ontvangen de genoemde leden een toelichting of dit onderwerp inderdaad wordt besproken, en indien dit niet het geval is, of de Minister zich hiervoor wil inzetten.

31. Antwoord van het kabinet:

Zie ook beantwoording vragen 7 en 24

De landen die op 16 mei jl. in Wenen bijeen waren, waaronder de permanente leden van de Veiligheidsraad en de EU Hoge Vertegenwoordiger, hebben stappen aangekondigd om de Libische regering op tal van terreinen te ondersteunen. Ook het kabinet is van mening dat de Libische regering zoveel mogelijk moet worden ondersteund. Een deel van de ondersteuning die in Wenen is besproken, is dat eventuele verzoeken voor vrijstellingen van het sinds 2011 geldende VN-wapenembargo door de legitieme Libische regering, op basis van merites worden bekeken, terwijl tegelijkertijd het wapenembargo zal worden versterkt, zoals genoemd in het antwoord op de vraag van de PvdA fractie (antwoord 7).

De situatie in Libië en de ondersteuning van de eenheidsregering wordt veelvuldig in Raadskader, op alle niveaus, besproken. En marge van de Raad Buitenlandse Zaken van april jl. werd een gezamenlijk diner met de Ministers van Defensie aan dit onderwerp gewijd en vond een gesprek met premier Serraj plaats via videolink. Er is geen discussie voorzien voor de Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei a.s. De Raad zal wel conclusies aannemen over het voornemen om, op verzoek van de Libische autoriteiten, het mandaat van operatie Sophia uit te breiden.

EU Global Strategy

In de geannoteerde agenda schrijft het kabinet dat «[d]e veranderende veiligheidscontext, waaronder de «nieuwe» dreigingen, leidde tot de strategische herziening van het buitenland- en veiligheidsbeleid van de EU» en dat het van mening is dat «de strategie primair gericht moet zijn op het antwoord van de EU hoe hiermee om te gaan.» Verderop schrijft het kabinet dat de waarden waarop de EU gestoeld is – met name mensenrechten – een leidraad moeten vormen van het EU buitenland- en veiligheidsbeleid. De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan toelichten wat dit concreet betekent? Pleit het kabinet voor een sterkere rol van mensenrechten in het gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid van de EU? Deze leden vragen het kabinet tevens aan te geven op welke punten de EU nu op dit punt onderpresteert?

32. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat bij het formuleren van de belangen van de EU (en lidstaten) in de wereld, de waarden waarop de Unie is gestoeld, zoals verwoord in art. 2 VEU, de leidraad moeten vormen en onderdeel moeten zijn van die belangen. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat als veiligheid als kernbelang wordt aangemerkt van de EU, dit gepaard moet gaan met de waarden van vrijheid en democratie. We willen uiteraard dat onze veiligheid wordt gegarandeerd, maar dat moet wel worden gedaan binnen de kaders van de internationale mensenrechten. Mensenrechten, ook als onderdeel van het belang te streven naar een rules-based internationale orde, spelen een belangrijke rol in het buitenland en veiligheidsbeleid van Nederland en de EU.

Aandacht voor mensenrechten moet wat het kabinet betreft op integrale en coherente manier worden meegenomen in het beleid. We dragen mensenrechten uit, omdat we staan voor deze universele waarden en omdat onze eigen belangen direct gediend zijn bij naleving. Respect voor mensenrechten is immers voorwaarde voor open en vrije samenleving, rechtsstaat en duurzame stabiliteit, zowel binnen als buiten de EU. In dat kader heeft de EU in 2015 ook het EU actieplan inzake mensenrechten en democratie (2015–2019) opgesteld waarmee mensenrechten in het hart van de EU agenda blijven (zie ook Kamerstuk 22 112, nr. 1973).

Het gaat bij de EU Global Strategy er niet alleen om hoe de EU presteert ten aanzien van mensenrechten, maar het gaat erom dat het belang van mensenrechten duidelijk wordt verankerd in de verschillende aspecten van het EU buitenland en veiligheidsbeleid. Daar streeft het kabinet naar.

De leden van de PvdA-fractie geven aan dat het eindoordeel over de nieuwe EU Global Strategy on Foreign and Security Policy natuurlijk zal volgen wanneer deze verschijnt in juni van dit jaar. De leden van de PvdA-fractie willen nu echter al benadrukken dat de aandacht voor mensenrechten en andere fundamentele waarden een stevige verankering dient te krijgen. Zij zijn dan ook blij met de inzet van het kabinet op dit gebied, zoals te lezen in de geannoteerde agenda. De leden van de PvdA-fractie horen graag meer over het verloop van de discussie over de EU Global Strategy. Zijn er grote meningsverschillen tussen lidstaten of regio’s binnen de Europese Unie?

33. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 23 mei zal meer duidelijk worden over het verdere proces leidend naar de nieuwe EU Global Strategy en de inhoudelijke posities van de lidstaten. Uw Kamer zal via het verslag van de RBZ worden geïnformeerd over zowel het vervolgproces als de relevante, inhoudelijke posities van de verschillende lidstaten of regio’s binnen de Europese Unie aangaande de EU Global Strategy.

De leden van de PvdA-fractie zijn daarnaast benieuwd welke organisaties uit het maatschappelijk middenveld, denktanks, NGO’s en academici zijn geraadpleegd tijdens de consultatiefase. Zij vragen of het mogelijk is om hiervan een overzicht te krijgen? Kan de Minister aangeven in hoeverre hun inbreng heeft geleid tot aanpassing van de Global Strategy?

34. Antwoord van het kabinet:

Verspreid over Europa zijn tientallen conferenties en seminars georganiseerd over de EU Global Strategy in het kader van consultaties met het maatschappelijk middenveld. Een overzicht van deze bijeenkomsten en de deelnemende denktanks, NGO’s en academici is te vinden op de EDEO-website voor de Global Strategy, te bereiken via: https://Europa.eu/globalstrategy/en/events.

De bijeenkomsten behandelden verschillende elementen van het externe optreden van de EU met relevantie voor de EU Global Strategy. De EDEO heeft de uitkomsten van de verschillende bijeenkomsten gedeeld met de EU-lidstaten. Deze uitkomsten zijn verder in meer en mindere mate (afhankelijk van de bruikbaarheid) door zowel EDEO als de lidstaten meegenomen in de uitwerking van de Global Strategy.

De inbreng van het maatschappelijk middenveld is in het geval van Nederland bijvoorbeeld in belangrijke mate teruggekomen in het deel van de strategie over global governance. Het belang van Global Governance bleef volgens Nederland onderbelicht in de eerste discussies over de strategie. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarom in december 2015 in samenwerking met het The Hague Institute for Global Justice een expertconsultatie georganiseerd getiteld «The EU’s Contribution to Common Global Rules: Challenges in an Age of Power Shifts». Aan deze bijeenkomst namen verschillende academici en denktanks deel en de uitkomsten van de conferentie leverden belangrijke inzichten op over Global Governance. Deze inzichten zijn verwerkt in gezamenlijke input van Nederland, Oostenrijk en Roemenië en lijken op belangrijke punten door EDEO te zijn overgenomen in de Global Strategy.

De leden van de D66-fractie constateren dat tijdens de Raad Buitenlandse Zaken zal worden gesproken over de nieuwe EU Global Strategy on Foreign hand Security Policy. In de geannoteerde agenda is de toelichting van het kabinet nogal algemeen. Welke concrete doelen heeft het kabinet als het gaat om deze nieuwe strategie? Wat is, bijvoorbeeld, het minimale dat er over mensenrechten in moet staan? Wil het kabinet er ook voor ijveren dat de nieuwe strategie een passend antwoord biedt op de dreiging vanuit Rusland en diens destabiliserende acties?

35. Antwoord van het kabinet:

De snel veranderende internationale context en veiligheidssituatie in onze omgeving nopen tot een Europees antwoord op de verschillende conflicten in de ring van instabiliteit rondom Europa. Zoals bijvoorbeeld terrorisme helder aantoont, is onze interne veiligheid nauw verbonden met de externe omgeving van Europa. De EU Global Strategy moet daarom een duidelijke richting bieden voor ons externe optreden. Dit zal leidend zijn voor de politieke keuzes en beslissingen waar Europa voor staat op het gebied van het externe optreden van de EU.

Tevens moet de strategie uitgewerkt en geoperationaliseerd worden in verschillende nieuwe en bestaande sub-strategieën en actieplannen op het gebied van het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheid Beleid (GBVB) van de EU. Een voorbeeld van deze overkoepelende functie is dat de EU Global Strategy in zal gaan op de relatie van de EU met de verschillende regio’s en grootmachten in de wereld. De strategie zal daarmee ook stilstaan bij Rusland en zijn invloed op de veiligheid van Europa. Naar verwachting zal de tekst van de strategie op dit punt overeenkomen met de vijf pijlers voor de EU relatie met Rusland, zoals vastgesteld in de RBZ van maart 2016 (zie ook het verslag van de RBZ van 18 maart jl., Kamerstuk 21 501-02, 1594). Zo brengt de EU Global Strategy meer coherentie aan in het externe optreden van de Unie.

Zoals reeds uiteengezet in de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken «Gymnich» (RBZ) van 27 januari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1580), streeft het kabinet er verder naar dat de EU Global Strategy uitgaat van een geïntegreerde benadering ten aanzien van ons externe optreden; er een centrale plek is weggelegd voor mensenrechten en de waarden waarop de EU is gestoeld – inclusief een expliciete verwijzing naar art. 2 VEU (zie eveneens antwoord op vraag 33); en een verdere operationalisering van de EU Global Strategy in een «witboek-achtig document» voor het Gemeenschappelijk Veiligheid en Defensie Beleid («GVDB»). Ten aanzien van de vraag over «mensenrechten» wordt verder specifiek verwezen naar antwoord 32.

Ministeriële bijeenkomst van het Oostelijk Partnerschap

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd of deze bijeenkomst door Nederland zal worden aangegrepen om te spreken over het associatieverdrag met Oekraïne en hoe recht kan worden gedaan aan de uitslag van het Nederlands referendum hierover. Graag zouden de genoemde leden van de Minister horen of hij in deze bijeenkomst een mogelijkheid ziet om deze kwestie, dan wel formeel dan wel in de wandelgangen, ter tafel te brengen. De leden wijzen daarbij op de toezegging van de Minister-President om de Kamer te blijven informeren over het verloop van besprekingen met de Commissie, andere EU-landen en Oekraïne.

36. Antwoord van het kabinet:

Het Nederlandse referendum over het EU-associatieakkoord met Oekraïne staat niet op de agenda. De OP ministeriële zou ook niet het geëigende forum hiervoor zijn. Deze bijeenkomst staat in het teken van het Oostelijk Partnerschap in zijn geheel en in het bijzonder op de verdere bestendiging van de doelstellingen en resultaten van het Partnerschap. Wanneer Nederland formeel dan wel informeel gevraagd zou worden naar de uitslag van het referendum, zal Nederland conform de lijn uitgedragen in de Kamer benadrukken dat met deze uitslag ratificatie nu niet zonder meer doorgang kan vinden en dat Nederland de noodzakelijke tijd zal nemen, waarbij het streven is bij voorkeur voor de zomer tot een bevredigende oplossing te komen die voor alle partijen acceptabel is.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van hetgeen gesteld wordt over de besluiten tot sluiting van de associatieakkoorden met Georgië en Moldavië. Deze zullen als A-punt worden aangenomen. Na vaststelling van de Raadsbesluiten zal de Unie als laatste partij de verdragen ratificeren, waarna deze na afloop van de in de verdragen vastgelegde termijn in werking zullen treden. Dat roept de vraag op of deze zelfde procedure ook gevolgd moet worden voordat het associatieakkoord met Oekraïne geratificeerd kan worden? Klopt het dat de Raad zo’n besluit met unanimiteit moet nemen en dat er dus een veto mogelijk is? Heeft Nederland naast de eigen nationale ratificatie daarmee dus nog een instrument om ratificatie van het associatieakkoord in zijn huidige vorm tegen te houden?

37. Antwoord van het kabinet:

Het is correct dat ook dit besluit tot sluiting van het associatieakkoord unanimiteit vereist. De Commissie kan echter pas een besluit tot sluiting van het associatieakkoord namens de EU aan de Raad voorleggen, op het moment dat alle lidstaten hebben geratificeerd. Voor de associatieakkoorden met Moldavië en Georgië is dit nu het geval. Wanneer een dergelijk besluit voorgelegd zou worden voor het EU-associatieakkoord met Oekraïne betekent dat dus dat alle nationale procedures voor ratificatie zijn doorlopen en alle lidstaten, dus ook Nederland, hebben geratificeerd. Instemming met het besluit tot sluiting zou daarmee een logische vervolgstap zijn.

De leden van de PVV-fractie lezen in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 april jl. dat Nederland de Raad heeft geïnformeerd over de uitslag van het raadgevend referendum over het associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne van 6 april jl. Nederland heeft de Raad om begrip gevraagd dat hier een gedegen proces voor nodig is. Heeft Nederland ook aangegeven dat in de Nederlandse wet, namelijk in artikel 11 van de Wet raadgevend referendum, staat dat «zo spoedig mogelijk» een voorstel van wet moet worden ingediend dat uitsluitend strekt tot intrekking van de wet, of tot regeling van de inwerkingtreding van de wet? Zo neen, waarom niet? En is de Minister bereid dit alsnog aan te geven in de Raad?

Is de Minister het met de leden van de PVV-fractie eens dat er geen oplossing mogelijk is die voor alle partijen acceptabel is, omdat er slechts twee oplossingen mogelijk zijn: intrekking van de goedkeuringswet of regeling van de inwerkingtreding van de goedkeuringswet? Zo neen, waarom niet?

38. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de RBZ van 18 april heeft Nederland de Raad geïnformeerd over de uitslag van het raadgevend referendum over het associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne van 6 april jl. Nederland benadrukte hierbij dat met deze uitslag ratificatie nu niet zonder meer doorgang kan vinden. Tevens is daarbij aangegeven dat dit vraagt om een gedegen proces waar Nederland de noodzakelijke tijd voor zal nemen. Hierbij is ook het tijdselement gedeeld waarbij Nederland heeft aangegeven dat het streven is om bij voorkeur voor de zomer tot een bevredigende oplossing te komen die voor alle partijen acceptabel is.

Sudan

De leden van de CDA-fractie zijn verbijsterd over de berichtgeving dat de EU Sudan zou willen steunen met 100 miljoen euro.5 Waarom is de EU van plan de banden aan te halen met een genocide plegende dictator? Met een regime dat de regio destabiliseert, zelf mensen op de vlucht jaagt door onder andere haar burgers te bombarderen, het vuur te openen op vreedzaam protesterende studenten en nauwelijks investeert in zaken als onderwijs en gezondheidszorg. Waarom gaat de EU zo tegen haar Europese waarden in? Klopt het dat EU-commissaris Mimica nu al sowieso 100 miljoen euro beloofd heeft, te besteden aan humanitaire hulp, het creëren van banen en grensbewaking? Klopt het dat de EU met deze belofte weinig middelen meer heeft om Sudan onder druk te zetten? Klopt het tevens dat Sudan erop aandringt dat een deel van dit geld ook naar het Sudanese Ministeries van Veiligheid en van Defensie moet gaan en dat de EU hier welwillend tegenover staat?

39. Antwoord van het kabinet:

Sudan is een belangrijk transitland in de Hoorn van Afrika. Het land vangt veel vluchtelingen op uit vooral Eritrea en Zuid-Sudan en het heeft te maken met 3,2 miljoen ontheemden uit voornamelijk Darfur. Het kabinet bevestigt dat de EU 100 mln. euro heeft gereserveerd uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor projecten in Sudan.

Het strategisch kader hiervoor is aangenomen in het EOF-comité en bij monde van Commissaris Mimica aangekondigd. Met dit programma zal de EU investeren in onderwijs, gezondheidszorg, landbouwontwikkeling en het maatschappelijk middenveld met als doel ontwikkeling en stabiliteit in de regio te bevorderen, mede met oog op de migratiecrisis. De steun komt ten goede aan vluchtelingen en kwetsbare bevolkingsgroepen. Het betreft dus enkel een strategisch kader; daadwerkelijke projecten worden nog voorgelegd aan de lidstaten via de hiervoor geldende EU besluitvormingsprocedures. Nederland zal erop toezien dat middelen niet direct ten goede komen aan de Sudanese regering en dat inzet wordt gekoppeld aan een politieke dialoog waar ruimte blijft voor druk op mensenrechtenschendingen, humanitaire toegang en interne conflicten.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet de berichtgeving beoordeelt dat de EU middelen en technologie zou willen leveren die niet alleen gebruikt kunnen worden om vluchtelingen te registreren, maar ook om alle Sudanese burgers te surveilleren?6 Klopt het dat de EU dit zelf als risico heeft aangemerkt? De leden van de CDA-fractie willen van de Minister weten wat Nederland doet om dit Europese beleid te keren. Zijn de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het eens met deze koers? Zo ja, waarom? Is de Minister bereid bij zijn collegaministers ervoor te pleiten dit onderwerp bij het RBZ in juni op de agenda te plaatsen? Wat ziet de Minister nog meer voor mogelijkheden om dit omstreden beleid te bespreken met andere EU lidstaten? Is het kabinet tevens bereid de Kamer per aparte brief uitgebreid te informeren over de onverantwoorde plannen van de EU?

40. Antwoord van het kabinet:

De Duitse ontwikkelingsorganisatie GIZ zal met financiering uit het EU trustfund voor migratie een regionaal programma uitvoeren in de Hoorn van Afrika op het gebied van migratiemanagement voor landen van herkomst en transit, o.a. in Sudan. Doel van dit programma is illegale migratie, met inbegrip van mensensmokkel en -handel, tegen te gaan. Het programmadocument bevat voorstellen om grensbewakingsautoriteiten te steunen met technische assistentie en relevante apparatuur. GIZ is zich bewust van het risico op misbruik van de te leveren apparatuur voor repressieve doeleinden. Het kabinet vertrouwt erop dat GIZ bij de verdere ontwikkeling van het programma er alles aan zal doen dit risico te ondervangen. Nederland zal via betrokkenheid bij de monitoringscommissie waar nodig invloed uitoefenen. Het kabinet ziet geen aanleiding dit te agenderen voor de RBZ in juni of de Kamer hierover per aparte brief te informeren.

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat de Europese Unie voornemens is om samen te werken met Sudan inzake het migratievraagstuk. Sudan zou apparaten krijgen voor de registratie van personen. Tevens zou er financiële steun worden verleend. Kan de Minister aangeven wat er van deze berichtgeving klopt? Wat is de standpunt van de Minister ten aanzien van deze afspraak? Kan de Minister helder aangeven dat er onder geen beding wordt samen gewerkt met de Sudanese president Omar al-Bashir, die wordt gezocht door het Internationaal Strafhof vanwege zijn betrokkenheid bij genocide en oorlogsmisdaden, laat staan dat hem financiële steun wordt verleend?

41. Antwoord van het kabinet:

Zie hiervoor het antwoord op de vragen van de CDA-fractie (antwoorden 39 en 40).

Naar boven