21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1583 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 februari 2016

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 februari 2016.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 15 FEBRUARI 2016

Wit-Rusland

De Raad zal spreken over de toekomstige relaties van de EU met Wit-Rusland. Afgelopen zomer liet Wit-Rusland de laatste internationaal erkende politieke gevangenen vrij. In reactie daarop besloot de Raad op 29 oktober jl. om de huidige sancties tegen Wit-Rusland (bestaande uit maatregelen tegen in totaal 174 personen en 3 entiteiten en een wapenembargo) met vier maanden te verlengen. Gelijktijdig schortte het de maatregelen op tegen 170 van de 174 personen en 3 entiteiten tot en met 29 februari 2016. Naar verwachting zal de Raad zich uitspreken over de vraag hoe om te gaan met deze sancties. Deze vraag past in een brede discussie over de relatie met Wit-Rusland en de wijze waarop de EU het land kan aansporen verdere stappen te zetten in de transformatie naar een democratische rechtsstaat, een vrije markteconomie en een stabiel en betrouwbaar buurland aan de oostgrens van Europa.

Op 15 oktober 2015 vonden er verkiezingen plaats, waarbij president Loekasjenko volgens de officiële einduitslag met 83.5% van de stemmen werd herkozen. In het eindrapport van 28 januari jl. noemde de OVSE verkiezingswaarnemingsmissie het kiesproces een verbetering ten opzichte van eerdere verkiezingen. Tegelijkertijd waren de verkiezingen verre van vrij of democratisch. Ook op andere fundamentele rechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vergadering, is er nog steeds weinig sprake van vooruitgang. Het kabinet heeft bijzondere aandacht voor het feit dat Wit-Rusland als laatste land in Europa nog steeds de doodstraf oplegt en uitvoert. De recente uitspraak van de doodstraf tegen Gennadii Yakovitskii op 5 januari jl. is in dat kader zeer zorgwekkend.

De relatie tussen de EU en Wit-Rusland heeft een andere dynamiek gekregen door het conflict in Oost-Oekraïne. Wit-Rusland speelt hierbij een rol door de besprekingen te faciliteren die leidden tot de Minsk-akkoorden. Vanwege de recessie in de belangrijkste exportmarkten, Rusland en Oekraïne, en de steeds verder teruglopende bereidheid van Moskou om als geldschieter op te treden, lijkt er bij de Wit-Russische autoriteiten meer bereidheid om de banden met het Westen aan te halen. Hierdoor lijkt er ook voorzichtig wat meer bereidheid te zijn bij de Wit-Russische autoriteiten om in dialoog te treden over de mensenrechtensituatie. Het kabinet zal Wit-Rusland blijven beoordelen op de daadwerkelijke concrete verbeteringen van de mensenrechtensituatie.

Het kabinet zal bij de komende Raad blijven pleiten voor het beleid van kritisch engagement, waarbij Wit-Rusland op haar daden zal worden beoordeeld. Voor Nederland is het van belang dat een eventuele verbreding van de relatie tussen de EU en Wit-Rusland bijdraagt aan het versterken van de mensenrechtensituatie in het land. Nederland zal de banden met Wit-Rusland intensiveren om nauwer betrokken te blijven bij de politieke situatie ter plaatse. Hiervoor plaatst het onder meer een Tijdelijk Zaakgelastigde in Minsk. Zoals veelvuldig aanbevolen door maatschappelijke organisaties en mensenrechtenactivisten in Wit-Rusland zelf, valt er meer te bereiken met engagement dan met isolatie.

Moldavië

Tijdens de Raad zullen de Ministers spreken over de situatie in Moldavië. In de geannoteerde agenda voor de Raad van 16 november jl. (Kamerstuk 21 501-02-1536, d.d. 5 november 2015) is reeds specifiek ingegaan op Moldavië, in het kader van de bespreking van de landen binnen het Oostelijk Partnerschap (Armenië, Azerbeidzjan, Moldavië, Georgië, Oekraïne en Wit-Rusland). Deze bespreking vond uiteindelijk plaats in de Raad van 14 december jl. (Kamerstuk 21 501-02-1566, d.d. 17-12-2015)

De situatie in Moldavië blijft zorgelijk. Moldavië kampt met een grootschalige bankencrisis, maatschappelijke onvrede over wijdverbreide corruptie, druk vanuit de Russische Federatie en spanningen in Transnistrië. De aanhoudende politieke machtsstrijd in het land heeft er op 29 oktober jl. toe geleid dat een motie van wantrouwen tegen de regering is aangenomen, waarna de regering is afgetreden. Op 20 januari jl. stemde het Moldavische parlement onverwacht in met een nieuwe regering onder leiding van Minister-President Pavel Filip. Hierdoor werden vervroegde verkiezingen voorkomen. Dit leidde tot protesten. Buiten het parlement protesteerden enkele duizenden betogers tegen de nieuwe regering en voor anti-corruptiemaatregelen.

Door de bovenstaande ontwikkelingen is de uitvoering van de hervormingsagenda, die voortvloeit uit het EU-associatieakkoord, gestagneerd. Het kabinet blijft, samen met de EU, de noodzaak van het doorzetten van de hervormingsagenda benadrukken zodat de politieke stabiliteit en het publieke vertrouwen in de Moldavische autoriteiten kunnen terugkeren. En dat is hoognodig. We kunnen ervan uitgaan dat het maatschappelijk middenveld in Moldavië en de oppositiepartijen grote druk zullen blijven uitoefenen op de regering om resultaten te boeken. De belangen van de Moldavische bevolking moeten daarbij voorop worden gesteld. Nederland en de EU zullen de nieuwe regering hierop aanspreken en haar ondersteunen in de noodzakelijke democratische en economische hervormingen: het gevecht tegen corruptie, hervorming van de financiële sector en de depolitisering van de rechtspraak. Alleen op deze manier kan een stabiel, welvarend en veilig Moldavië binnen bereik komen.

Stabiliteit en welvaart aan de oostgrens van de Unie is ook in het belang van Nederland. Het is daarom noodzakelijk dat de EU niet van de zijlijn toekijkt, maar zich een mening vormt over de ontwikkelingen in Moldavië en beziet welke positieve rol het kan spelen. Het aantreden van de nieuwe regering is een opportuun moment voor een eenduidige boodschap van de EU waarin duidelijke verwachtingen worden gesteld aan de Moldavische regering. Tegelijkertijd zal de EU geen politieke partijen of regeringen van een bepaalde kleur steunen.

Het is van belang dat de Moldavische bevolking ervaart dat de EU eisen stelt aan de Moldavische regering in ruil voor verdere ondersteuning. De EU zal duidelijk moeten maken op welke wijze zij het transitieproces van Moldavië wil ondersteunen en onder welke voorwaarden. Het associatieakkoord is hierbij leidend. Moldavië verdient in deze dynamische periode onze steun zodat de noodzakelijke hervormingen kunnen worden doorgevoerd.

Libië

Tijdens de RBZ zal worden stilgestaan bij de situatie in Libië. Het proces voor de totstandkoming van een eenheidsregering blijft met horten en stoten enige voortgang boeken. Op 18 januari jl. kondigde interim-premier Fayez Serraj een lijst met namen aan voor de Libische eenheidsregering. Het House of Representatives (HoR) in Tobroek wees deze lijst op 25 januari jl. af en verzocht de Presidentiële Raad binnen tien dagen met een nieuw voorstel te komen. Het grote aantal leden waaruit de nieuwe regering zou moeten bestaan (32) kon niet op steun van het parlement rekenen. Wel accepteerde de HoR het politiek akkoord van 17 december jl., m.u.v. art. 8 dat gaat over het opperbevel van het leger. Het feit dat de HoR met overweldigende meerderheid het akkoord heeft aanvaard is goed nieuws. Tegelijkertijd maakt dit besluit duidelijk dat over een cruciaal twistpunt, de positie van generaal Haftar, nog geen overeenkomst is bereikt. Het is van groot belang dat de regeringsvorming voortgang blijft boeken. VN-gezant Kobler voert hiertoe gesprekken met verschillende partijen en de EU ondersteunt dit proces.

De Europese Commissie heeft 100 mln. euro beschikbaar gesteld om de Libische eenheidsregering te ondersteunen. Momenteel wordt in samenwerking met Libische partners gekeken waar behoefte aan ondersteuning is, met als inzet het bevorderen van duurzame stabiliteit in het land. Betrokkenheid bij Libië is voor de EU van groot belang, mede vanwege de groeiende aanwezigheid van extremistische groepen en de grote aantallen migranten die vanuit Libië naar Europa willen reizen. Binnen EUBAM Libië wordt de komende maanden extra capaciteit ingezet om mogelijke GVDB-betrokkenheid in Libië in kaart te brengen.

De internationale gemeenschap heeft grote zorgen over de aanwezigheid van ISIS in Libië. Er is een breed gedeeld besef dat een effectieve aanpak van ISIS vereist dat het machtsvacuüm in het land wordt weggenomen en dat een partner, in de vorm van een stabiele eenheidsregering die de strijd met extremistische groepen aan kan gaan, noodzakelijk is. Het kabinet zal in de door uw Kamer verzochte brief over Libië nader ingaan op de actuele situatie.

Klimaatdiplomatie

Tijdens de Raad zal gesproken worden over klimaatdiplomatie. Tijdens de VN-Klimaattop (COP21) die eind 2015 plaatsvond in Parijs, is een mondiaal klimaatakkoord bereikt dat in 2020 in werking zal treden. Op 18 december 2015 is uw Kamer geïnformeerd over de uitkomst op hoofdlijnen (Kamerstuk 31 793, nr. 134).

Tijdens de Raad van 19 januari 2015 heeft de Raad afspraken gemaakt om de effectiviteit te verbeteren van het diplomatieke EU-optreden in aanloop naar de klimaattop van Parijs (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1448). Dit heeft geleid tot intensieve samenwerking tussen de EU-instellingen, de Lidstaten en derde landen in de aanloop naar de Klimaattop, wat heeft bijgedragen aan de totstandkoming van het ambitieuze en juridisch bindende klimaatakkoord in december.

De Raad zal bespreken hoe deze diplomatieke inzet van de EU zo effectief mogelijk kan worden voortgezet om het momentum van het akkoord te behouden en implementatie van het akkoord richting een klimaatneutrale en klimaatweerbare wereld te versterken. Het kabinet onderschrijft het belang van een actieve rol van de EU – en waar mogelijk actief gebruik van het relevante EU-instrumentarium – ten behoeve van het klimaat. Er wordt brede steun verwacht vanuit EU-Lidstaten om de diplomatieke samenwerking op dit terrein na Parijs te continueren.

Libanon

De Libanese Minister van Buitenlandse Zaken is uitgenodigd om met de Raad Buitenlandse Zaken te spreken over de situatie in de regio en de uitdagingen waar Libanon zich voor gesteld ziet. Dit mede in het kader van de migratiecrisis en opvolging van de Syrië-conferentie in Londen d.d. 4 februari jl.

Vanwege de fragiele sektarische verhoudingen verkeert Libanon sinds 2014 in een politieke impasse, onder andere door het uitblijven van de benoeming van een president. Daarnaast zet de dreiging van terreur de stabiliteit in Libanon verder onder druk. Libanon vangt bovendien het grootste aantal vluchtelingen per capita ter wereld op. Het gaat om 1,5 miljoen vluchtelingen als gevolg van het Syrië-conflict en vluchtelingen die al in het verleden door Libanon zijn opgevangen, onder andere uit de Palestijnse Gebieden (450.000) en Irak. Dit zet verder druk op de Libanese samenleving en de sociaaleconomische- en politieke situatie van het land.

Het kabinet is positief over de additionele middelen die tijdens de Syrië-conferentie in Londen zijn toegezegd voor steun aan vluchtelingen en gastgemeenschappen in Syrië en omringende landen, waaronder Libanon. Na het EU-Turkije actieplan en de Valletta-top is het urgent dat ook met Libanon en Jordanië de samenwerking wordt aangehaald. Het is in wederzijds belang van de EU en Libanon dat het land in staat blijft om de grote aantallen vluchtelingen op te vangen en hier niet onder bezwijkt; mede vanwege de verwevenheid tussen interne en externe veiligheidsdreigingen waar de Unie zich voor gesteld ziet.

De EU heeft in Londen een aanzienlijke verhoging van steun voor Jordanië en Libanon aangekondigd en is klaar om onderhandelingen over landenpakketten («compacts») met beide landen te starten.

Het kabinet zal zich er tijdens het EU-voorzitterschap voor inzetten dat de EU, waaronder de lidstaten, samen met Libanon concrete resultaten bereikt met deze geïntegreerde agenda en daarmee duurzame opvang in de regio kan versterken, waaronder door verbetering van toegang tot de arbeidsmarkt, onderwijs en gezondheidszorg. Ook zal het kabinet in EU-kader pleiten voor bredere steun voor de stabiliteit van Libanon, onder meer via het doorbreken van de politieke impasse in het land, maar ook door verbeteren van het veiligheidsapparaat en het doorvoeren van sociaaleconomische hervormingen.

Naar boven