21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1404 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 juli 2014

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij drie fracties de behoefte de Minister van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen inzake de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 juli 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1399). Tevens zijn voor dit Schriftelijke Overleg geagendeerd: het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1394); de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 juni 2014 inzake reactie op het Egyptische vonnis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes (Kamerstuk 32 623, nr. 134) en het fiche over de Mededeling van de Europese Commissie inzake EU-veiligheidsstrategie in Midden-Amerika en het Caribisch gebied (Kamerstuk 22 112, nr. 1873).

De Minister heeft op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 18 juli 2014. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de Minister zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vragen en antwoorden

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken d.d. 22 juli 2014, het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juni 2014, de mededeling inzake de EU-veiligheidsstrategie in Midden-Amerika en het Caribisch gebied en de kabinetsreactie op het Egyptische vonnis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes. De VVD-fractie heeft hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

Oekraïne

De leden van de VVD-fractie zijn nog altijd bezorgd over de fragiele situatie in Oost-Oekraïne. Deze leden hebben kennisgenomen van de terugtrekking van separatisten uit Slavjansk, maar vragen zich af hoe de-escalatie bereikt kan worden zonder dat Oekraïne nieuwe territoriale verliezen lijdt. De gevechten rond Loegansk en Donetsk baren de leden van de VVD-fractie dan ook ernstige zorgen. Kan de Minister aangeven hoe hij de terugtrekking van separatisten uit Slavjansk beoordeelt? Hoe schat de Minister de gevolgen in van de op Russisch grondgebied terechtgekomen mortier, waarbij één Rus om het leven kwam? Rusland beschuldigt het Oekraïense leger hiervoor verantwoordelijk te zijn. Tegelijkertijd stelt Oekraïne dat Rusland materieel levert aan de separatisten. Kan de Minister iets zeggen over de juistheid van de berichtgeving over beide voorvallen en welke consequenties dit heeft voor de besprekingen? Is het kabinet van mening dat de Oekraïense regering voldoende heeft getracht om het conflict conform de parameters van de internationale gemeenschap op te lossen? En is het kabinet van mening dat een strengere opstelling ten opzichte van Rusland gewenst is?

Antwoord van het kabinet:

De terugtrekking van separatisten uit Slavjansk en nabijgelegen gebieden is het directe gevolg van de operaties van de Oekraïense veiligheidstroepen. Het kabinet is van mening dat Oekraïne het recht heeft de orde te herstellen in het Oosten, maar roept daarbij op maximale terughoudendheid te betrachten bij het gebruik van geweld. Ook acht het kabinet het van groot belang dat burgers niet het slachtoffer worden van de geweldadigheden.

Het kabinet is van mening dat de Oekraïense regering oprecht heeft getracht het conflict op vreedzame wijze op te lossen. Zo heeft president Porosjenko een vredesplan gepresenteerd inclusief meer decentralisatie en culturele en taalrechten voor de Russische minderheid en heeft hijop 20 juni jl. unilateraal een wapenstilstand afgekondigd. Deze wapenstilstand werd echter in tien dagen tijd meer dan honderd keer gebroken door seperatisten. Ondanks dit gegeven is de Oekraïense regering bereid gebleven om de dialoog met de seperatisten voort te zetten en werkt Oekraïne constructief mee aan het vinden van een politieke oplossing van de crisis door actieve deelname aan de OVSE-geleide contactgroep en de gesprekken met Duitsland, Frankrijk en Rusland. Bovendien heeft hij toegezegd geen zware wapens in te zetten in de dichtbevolkte steden, om zo burgerslachtoffers te voorkomen. Naar het oordeel van internationale (mensenrechten)organisaties blijkt dat mensenrechtenschendingen vrijwel uitsluitend door de separatisten plaatsvinden.

Op basis van de beschikbare informatie kan geconcludeerd worden dat de twee granaten die op Russisch gebied zijn geland van Oekraïens gebied afkomstig zijn, maar niet wie deze heeft afgevuurd. Ook Rusland heeft niet kunnen aantonen dat het Oekraïense leger hiervoor verantwoordelijk is. Daarnaast is het waarschijnlijk dat Russisch materieel en strijders de grens met Oekraïne overgaan, alhoewel niet vastgesteld kan worden dat dit plaatsvindt op gezag van Rusland zelf. Het kabinet maakt zich er dan ook sterk voor dat Rusland meer doet om de grens met Oekraïne te bewaken. De recente uitnodiging van Rusland aan OVSE om toezicht te houden op een aantal grensposten op de Russisch-Oekraïense grens is een stap in de goede richting, maar nog onvoldoende om het conflict duurzaam op te lossen.

Het kabinet stelt vast dat Rusland slechts gedeeltelijk heeft voldaan aan de vereisten die de Europese Raad op 27 juni vaststelde. Daarnaast blijkt dat Rusland zich onvoldoende inspant om een stabilisatie van de situatie in Oost-Oekraïne te bewerkstelligen. Het kabinet beoordeelt Rusland op haar daden en niet op haar woorden.

Ten aanzien van de sancties begrepen de leden van de VVD-fractie dat de voormalige Minister van Binnenlandse Zaken Yuriy Lutsenko wel op de Europese sanctielijst staat maar niet op die van Oekraïne. Acht de Minister deze situatie wenselijk? Is de Minister van mening dat deze lijst gesynchroniseerd dient te worden? En kan de Minister in algemene zin iets mededelen over de uitbreiding van de sanctielijst?

De heer Joeri Lutsenko is niet opgenomen op de sanctielijst zoals thans in EU-kader van kracht is. Oekraïne kent geen sanctielijst zoals de EU die heeft. Het Oekraïense Openbaar Ministerie is onderzoeken gestart naar individuen, die hoge posities hadden onder het vorige bewind en mogelijk onrechtmatige handelingen hebben verricht en strafbare feiten hebben gepleegd.

De EU beziet continu of de lijst van namen van mensen en entiteiten, die onder de huidige sanctiecriteria op de lijst zijn geplaatst (m.n. reisbeperkingen en tegoedenbevriezing), dient te worden aangepast in het licht van de ontwikkelingen. Meest recent werd op 11 juli 2014 besloten om elf nieuwe personen een reisverbod op te leggen en hun tegoeden in de EU te bevriezen voor acties die de territoriale integriteit, de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen.

Tijdens zijn bezoek aan Oekraïne van vorige week heeft het Kamerlid Ten Broeke met verschillende bewindspersonen en politici gesproken over de politieke situatie van het land. Een grote uitdaging blijft de bestrijding van corruptie en witwassen. Verschillende instituten zouden bijvoorbeeld gebruikt worden om overheidsgeld te ontvreemden. In hoeverre is deze informatie bij de Minister bekend? Is het realistisch om te veronderstellen dat de huidige Oekraïense regering hier werk van gaat maken? Zijn er initiatieven van het kabinet om corruptie, witwassen, maar ook bijvoorbeeld tekortschietende belastingcollectie, aan te pakken? Klopt het in bredere zin dat de Oekraïense regering moeilijk hervormingen door kan voeren met het zittende parlement? Klopt het voorts dat voor een nieuw parlement een aanpassing van de kieswet nodig is?

Antwoord van het kabinet:

Corruptie in Oekraïne is een groot probleem en bestrijding ervan vergt een lange adem. De ervaring leert bovendien dat dit een moeizaam proces is, waar niet alleen politieke wil voor nodig is, maar ook grondige hervormingen van de rechtsstaat. Begin juli heeft de Oekraïense Ministerraad een anti-corruptiestrategie 2014–2017 aangenomen, die is opgesteld in nauwe samenspraak met het maatschappelijke middenveld. De relevante wetgeving moet nog behandeld worden door het parlement. Aangezien het Oekraïense parlement heeft afgezien van een zomerreces gaan de werkzaamheden verder en worden de relevante wetten besproken.

Daadwerkelijke uitvoering van anti-corruptiemaatregelen is een belangrijke voorwaarde voor financiële steun vanuit de EU, WB en IMF. Ook zijn reeds enkele praktische maatregelen genomen zoals het instellen van zogenaamde centra voor administratieve diensten, waar burgers op één locatie terecht kunnen voor dienstverlening door lokale autoriteiten (paspoort aanvraag, woonregistratie, kadaster e.d.).

De Oekraïense regering heeft zich in het kader van het Associatieakkoord met de EU ook gecommitteerd aan de bestrijding van corruptie en voorkomen van witwassen. Daarvoor heeft de Oekraïense regering een «European Agenda for Reform» gepresenteerd. Deze agenda bestrijkt het gehele terrein van democratie, rechtstaat en functionerende markteconomie. Onder de negenenveertig actiepunten wordt ook expliciet het opzetten van een anti-corruptie autoriteit vermeld, evenals het versterken van respectievelijk het Oekraïense openbaar ministerie, de rechterlijke macht en de douane, teneinde corruptie en witwassen aan te kunnen pakken. Nederland zal de omzetting van deze agenda nauwlettend volgen en daaraan bijdragen. Via de EBRD ondersteunt Nederland (ter hoogte van EUR 2 miljoen) een projectfonds ter bestrijding van corruptie.

De jure kunnen nieuwe parlementsverkiezingen worden uitgeschreven zonder aanpassing van de geldende wetgeving. Echter, deze wetgeving is tot stand gekomen in de tijd van president Janoekovitsj en kent een gemengd stelsel met gesloten kieslijsten. De Maidan-coalitie ziet graag een proportioneel stelsel met open lijsten. Hiervoor is aanpassing van de wetgeving noodzakelijk.

De laatste vragen van de leden van de VVD-fractie omtrent Oekraïne gaan over het associatieakkoord, energiepolitiek en ontheemden. Hoeveel ontheemden bevinden zich nu in Oekraïne? Wat wordt er gedaan aan opvang van deze «internally displaced persons»? Wordt in de Europese Unie actief nagedacht over nieuwe strategieën om Europa energie-onafhankelijker te maken, maar ook om Oekraïne tegen reële marktprijzen gas te laten importeren? Wat onderneemt het kabinet om lekken bij het transport van gas door Europa te voorkomen? En in hoeverre zijn er afspraken opgenomen in het associatieakkoord over handelsdisputen tussen de Europese Unie en Oekraïne? Welke concrete in- en uitvoerbeperkingen worden als eerste aangepakt? En klopt het dat Rusland al heeft aangekondigd het moeilijker te maken om uit te voeren naar Rusland en Russische economische partners?

Antwoord van het kabinet:

De situatie in Oost-Oekraïne blijft zeer fragiel. Na de beëindiging van de wapenstilstand op 30 juni jl. zijn weer hevige gevechten losgebroken tussen het Oekraïense leger en de separatisten. Deze ontwikkelingen hebben geresulteerd in een toename van geregistreerde ontheemden (IDP’s). Volgens laatste schattingen van de VN waren er op 15 juli jl. circa 86.600 IDP’s in Oekraïne, waarvan 13.381 afkomstig van de Krim en 73.228 uit het oosten van het land. Ongeveer de helft van deze ontheemden wordt opgevangen in de regio’s Donetsk en Kharkiv. Onderdak wordt grotendeels verzorgd door lokale en regionale autoriteiten en hulpgoederen worden verstrekt door NGO’s met ondersteuning van internationale humanitaire organisaties. Volgens de VN is sprake van humanitaire noden in bepaalde plaatsen, maar niet van een humanitaire crisis.

Voor wat betreft het energievraagstuk heeft de Europese Commissie – op verzoek van de Europese Raad van 21 maart 2014 – een analyse gemaakt van de importafhankelijkheid van Europa en voorstellen gedaan om deze te verminderen (Commissiemededeling European Energy Security Strategy, 28 mei 2014, kenmerk COM (2014) 330). Aan de hand van de kabinetsreactie van 17 juni jl. is hierover met uw Kamer gesproken tijdens het AO Energievoorzieningszekerheid van 18 juni 2014. Tijdens de Europese Raad van 27 juni jl. zijn eerste voorstellen aangenomen ter bevordering van de korte termijn voorzieningszekerheid, waaronder de gecoördineerde uitvoering van nationale stresstests.

Gedurende de zomer worden ook lange termijn-voorstellen geanalyseerd, die op de informele Energieraad in Milaan (6 oktober jl.) en tijdens de Europese Raad in oktober, in samenhang met het Klimaat- en energiepakket 2030, behandeld zullen worden. Naast een geïntegreerde behandeling van beide thema’s is voor het kabinet de eerste prioriteit hierbij de completering van de interne energiemarkt aangezien die verdere Europese marktintegratie en derhalve de voorzieningszekerheid versterkt.

Het garanderen van de gasimport voor Oekraïne omvat in eerste aanleg private onderhandelingen tussen private partijen. Nederland is daarbij niet betrokken. Wel steunt het kabinet het gezamenlijk optreden op Europees niveau door bemiddeling door Energiecommissaris Oettinger, die ook tijdens de onderhandelingen in de trilaterale dialoog heeft aangegeven dat Oekraïne recht heeft op marktconforme energieprijzen en op integratie in de Europese energiemarkt. Tegelijkertijd is het ook redelijk dat Rusland verwacht dat de rekening voor geleverd gas betaald wordt. Daarbij heeft EU-voorzitter Barroso nog eens in zijn brief van 21 mei 2014 onderschreven dat de partijen de levering van gas aan Europa moeten blijven garanderen.

In hoofdstuk 14 van het Associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne is een «Dispute Settlement Mechanism» opgenomen dat is gebaseerd op de WTO «Dispute Settlement Understanding». In geval van een geschil wordt een consultatieperiode afgekondigd. Indien na consultatie nog geen bevredigende oplossing is gevonden kan de zaak aan een arbitrage panel, dat gekozen is door beide partijen, worden voorgelegd. Het besluit van het panel is bindend.

De Deep and Comprehensive Free Trade Area (DCFTA) die in het associatieakkoord is opgenomen, bepaalt dat de handel in industriële producten door de EU en Oekraïne volledig zal worden geliberaliseerd op een paar uitzonderingen na. Oekraïne krijgt een transitie periode om de tarieven op auto’s af te schaffen. Voor agrarische producten worden de tarieven ook afgeschaft op een aantal gevoelige producten na. Oekraïne krijgt door middel van tariefvrije quota extra mogelijkheden om granen, varkensvlees, kippenvlees en rundvlees naar de EU te exporteren. Exporteurs uit de EU zullen jaarlijks EUR 391 miljoen besparen aan importheffingen: voor exporteurs uit Oekraïne geldt een besparing van EUR 487 miljoen. Exportheffingen zullen vanaf de eerste dag van de inwerkingtreding van het akkoord verboden zijn.

Rusland heeft Oekraïne herhaaldelijk gedreigd met handelsmaatregelen indien het een associatieakkoord zou afsluiten met de EU. Rusland is zeker in staat het ook de EU moeilijk te maken naar Rusland te exporteren.

De leden van de fractie van de PvdA zijn bezorgd over de voortdurende onrust in Oekraïne. De schendingen van het afgesproken staakt-het-vuren worden door deze leden betreurt. De gewelddadigheden tussen de Oekraïense overheid en de separatisten in het Oosten van het land, kostten de afgelopen weken tientallen mensenlevens en hebben vele gewonden tot gevolg gehad. Rusland heeft een sleutelrol in het bereiken van een politiek akkoord tussen de Oekraïense regering en de separatisten. Het is hoopgevend dat Moskou tijdens de bijeenkomst in Berlijn op 2 juli jl. heeft bevestigd zich te zullen inzetten voor een staakt-het-vuren en het bereiken van een oplossing van het conflict. De leden van de PvdA-fractie verwelkomen de Russische toezegging Oekraïense grenswachters toe te laten op Russisch grondgebied om deel te nemen aan de controle van grensovergangen. Deze leden vragen zich af wanneer Rusland zijn woorden zal omzetten in daden. Welke concrete afspraken zijn hierover gemaakt?

Antwoord van het kabinet:

Op 2 juli jl. kwamen de Ministers van Buitenlandse Zaken van Oekraïne, Rusland, Duitsland en Frankrijk bijeen in Berlijn om nadere afspraken te maken over de tijdens de Europese Raad (van 26 en 27 juni jl.) gestelde voorwaarden aan Rusland. Tijdens deze bijeenkomst benadrukten alle partijen onder meer het belang van effectieve grensbewaking, gemonitord door de OVSE, en zegde Rusland toe bereid te zijn Oekraïense grenswachters toegang te verlenen tot Russisch grondgebied om deel te nemen aan de controle van grensovergangen.

De Russische Minister van Buitenlandse Zaken Lavrov heeft een brief gestuurd aan de Chairman in Office (voorzitter) van de OVSE, de Zwitserse president Didier Burkhalter, waarin de OVSE wordt uitgenodigd toezicht te houden op grensposten langs de Russisch-Oekraïense grens. Het zou gaan om een kleinschalige missie (ongeveer zestien personen) bij twee grensposten aan het Russische gedeelte van de grens (Donetsk en Goekovo). Deze grensposten zijn aan Oekraïense zijde in handen van de separatisten. Inmiddels is een OVSE-assessmentmissie naar Rusland afgereisd. Deze missie zal naar verwachting op 21 juli a.s. haar bevindingen delen met de OVSE-leden.

Het kabinet is van oordeel dat effectieve grensbewaking van cruciaal belang is voor het monitoren en voorkomen van een toestroom van militair materieel en mankracht naar Oekraïne, wat kan bijdragen aan de-escalatie van het conflict. Echter, vele aspecten nopen nog tot verheldering en uitwerking. Bovendien is er sprake van onenigheid tussen Oekraïne en Rusland over het mandaat, dat zich toespitst op aanwezigheid van Oekraïense grenswachters. Alvorens in te stemmen met een dergelijke missie, acht het kabinet het van groot belang dat de inhoud van het mandaat duidelijk geformuleerd en vastgelegd is en dat alle partijen zich er in kunnen vinden.

De leden van de tripartite contactgroep – vertegenwoordigers uit Oekraïne, Rusland en de OVSE – kwamen op 6 juli jl. samen om te spreken over een duurzame wapenstilstand, te monitoren door de OVSE. De leden van de fractie van de PvdA vragen waarom het niet is gelukt tijdens deze bijeenkomst tot concrete afspraken te komen. Wanneer vindt de volgende tripartite bijeenkomst plaats, en hoe zijn de vooruitzichten op concrete afspraken in de nabije toekomst? De Oekraïense president Petro Porosjenko zegt over documenten te beschikken waaruit Russische betrokkenheid zou blijken bij aanvallen van pro-Russische separatisten. Heeft Oekraïne diplomatieke documenten waaruit dit zou blijken, gedeeld met Nederland of de EU? Zo ja, hoe beoordeelt het kabinet deze documenten?

Antwoord van het kabinet:

De gesprekken die plaatsvinden in het kader van de tripartite contactgroep kunnen als «stille diplomatie» worden getypeerd; de inhoud en dynamiek van de gesprekken zijn enkel bij de deelnemers bekend. De bijeenkomst van 6 juli jl. heeft helaas niet tot concrete afspraken geleid. Na intensief diplomatiek verkeer is de contactgroep op 15 juli jl. weer bijeengekomen, zonder deelname van de separatisten. De OVSE heeft in naam van de contactgroep daarom moeten concluderen dat «er een gebrek aan wil is van de zijde van separatisten om zich te engageren in besprekingen over een wederzijds staakt het vuren». De contactgroep heeft de separatisten nogmaals opgeroepen om spoedig terug te keren naar de onderhandelingstafel. De contactgroep heeft daarnaast verklaard dat een staakt-het-vuren het volgende vereist: een waarnemings- en verificatiemechanisme voor het staakt-het-vuren ondersteund door de OVSE, de implementatie van een effectieve waarneming van de grens, de vrijlating van alle gijzelaars en de start van «een inclusieve dialoog».

Oekraïne deelt met grote regelmaat documenten over de ontwikkelingen in Oost-Oekraïne en de Krim. Dergelijke informatie wordt over het algemeen gedeeld in internationale fora, waaronder de OVSE en EU. In de documenten wordt gewezen op Russische betrokkenheid, maar dit kan tot op heden niet onomstotelijk bewezen worden. Wel is waarschijnlijk dat wapens en strijders de grens tussen Rusland en Oekraïne overkomen. Het kabinet roep Rusland er dan ook – mede in EU-verband – toe op meer te doen om dit laatste te voorkomen. Ook dient Rusland zijn invloed op de separatisten te laten gelden en dient het bij te dragen aan een de-escalatie van het conflict. De hernieuwde opbouw van Russische troepen aan de grens met Oekraïne heeft geen de-escalerende werking. Het kabinet blijft derhalve bereid in EU-verband de druk op Rusland te verhogen en additionele maatregelen te nemen, zoals ook tijdens de buitengewone Europese Raad van 16 juli jl. is geschied.

Een overeenkomst over gasleveranties tussen Oekraïne en Rusland is van groot belang voor de economische stabiliteit van Oekraïne, en dus voor het kunnen doorvoeren van hervormingen. De leden van de fractie van de PvdA vragen welke vooruitzichten er zijn op de totstandkoming van een overeenkomst over gasleveringen tussen Oekraïne en Rusland. Hoe beïnvloedt deze kwestie de voortgang van het tripartite overleg?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de visie dat een overeenkomst over de gaslevering van Rusland aan Oekraïne van groot belang is, zowel voor de economische stabiliteit van Oekraïne als voor de gasleveringszekerheid voor de Europese landen. Sinds 12 mei 2014 hebben verschillende trilaterale overleggen plaatsgevonden met de private partijen Gazprom (Rusland) en Naftogaz en Ukrtransgaz (Oekraïne), waarbij op politiek niveau vertegenwoordiging uit Rusland, Oekraïne en de Commissie aanwezig was. Einduitkomst was onder meer een voorstel van Gazprom om de eerdere prijsverhoging te verlagen met $ 100 tot $ 385/1.000m3.

De partijen konden echter niet tot een overeenkomst komen over deze prijs.

Vanwege de opgelopen betalingsachterstand is Gazprom op 16 juni jl. overgegaan tot een systeem van vooruitbetaling en beëindiging van de gaslevering aan Oekraïne. De Commissie heeft gesprekken gevoerd in Kiev en Moskou met de inzet om mid-juli weer tot trilateraal energieoverleg te komen. Tot op heden is dit overleg nog niet tot stand gekomen. Oekraïne heeft aangegeven in de zomerperiode de vraag van 50 miljoen kubieke meter (Mcm) per dag te kunnen invullen met eigen gasproductie in combinatie met import uit andere landen dan Rusland. In de winterperiode zal de vraag stijgen naar 200 Mcm per dag. Alternatief aanbod zal deze vraagstijging niet volledig kunnen opvangen.

Het kabinet acht het van belang dat de partijen de wil tonen om opnieuw tot trilateraal overleg te komen, waarbij zowel het vraagstuk van de korte- termijnlevering als de lange-termijnvraagstukken rond de modernisering van het Oekraïens energiesysteem en de Oekraïense energiemarkt aan de orde komen. Nederland roept de partijen op tot markthervorming en tot transparantie over de actuele gasstromen door en gasopslag in Oekraïne, teneinde de situaties van 2006 en 2009 waarin beschuldigingen werden geuit over energiediefstal te voorkomen. Ook verwacht het kabinet dat Oekraïne op publiek en privaat niveau alles in het werkt stelt, in lijn met de noodzakelijke hervormingen als geformuleerd in het IMF-programma, om het energiesysteem te moderniseren en de betalingsdiscipline op orde te brengen.

De voortgang van het tripartite overleg is niet afhankelijk van de energietriloog, die met name een onderhandeling tussen private partijen betreft. Het overleg van de tripartite contactgroep (met vertegenwoordigers uit Oekraïne, Rusland en de OVSE) houdt zich inhoudelijk ook niet bezig met thema’s als energie en gasvoorzieningen. Deze contactgroep is uitsluitend ingesteld om, onder leiding van de OVSE, de politieke dialoog gaande te houden tussen alle partijen en middels de besprekingen te komen tot een vreedzame oplossing van het conflict. Zo wordt dit platform bijvoorbeeld gebruikt om te spreken over het realiseren van een wapenstilstand. Het kabinet is ervan overtuigd dat het conflict alleen middels een politiek akkoord kan worden opgelost en acht voortzetting van de dialoog binnen de contactgroep derhalve van groot belang.

De leden van de fractie van de PvdA zijn voorstander van doorgaan met de voorbereiding van bredere economische sancties tegen Rusland. Deze leden achten het van belang dat de EU paraat staat verdergaande maatregelen te nemen indien de situatie daar aanleiding toe geeft. De geannoteerde agenda, noch het verslag van de Raad van 23 juni jl., geeft aan welke ontwikkelingen mogelijk aanleiding zouden geven tot het indienen van sancties. Is er gesproken over aanleidingen voor verdergaande maatregelen tegen Rusland? Welke zijn dit? Welke verdergaande maatregelen zouden kunnen worden genomen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet blijft ervan overtuigd dat dit conflict alleen door een politiek akkoord kan worden opgelost. Het blijft zich hard maken voor een continuering en waar mogelijk intensivering van de politieke dialoog en zet zich in voor de-escalatie. Het kabinet staat zoals bekend een drieledige aanpak voor: 1) de druk op Rusland hoog houden; 2) de dialoog met Rusland openhouden; en 3) de Oekraïense autoriteiten steunen. De bijeenkomst van de Ministers van Buitenlandse Zaken van Oekraïne, Rusland, Duitsland en Frankrijk op 2 juli jl. in Berlijn vormt de basis voor voortzetting van de dialoog en een mogelijk nieuw staakt-het-vuren.

De Europese Raad heeft op 27 juni jl., in relatie tot mogelijke additionele besluiten voorwaarden gesteld aan Rusland, waar uiterlijk op 30 juni overeenstemming over diende te worden bereikt. De Europese Raad van 16 juli jl. concludeerde dat niet volledig is voldaan is aan de betreffende voorwaarden en gaf opdracht verder te gaan met de uitbreiding van beperkende maatregelen. Deze zijn gericht op het verbreden van de sanctiecriteria richting entiteiten die bijdragen aan acties die de territoriale integriteit, de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen. De ER verzocht de Raad om voor eind juli een eerste lijst van namen van personen en entiteiten onder de nieuwe criteria op de sanctielijst te plaatsen. Daarnaast verzocht de ER de EIB om financiering van nieuwe projecten in de Russische Federatie aan te houden. Bovendien zullen de lidstaten van de Europese Unie hun standpunten in EBRD-verband coördineren teneinde ook de EBRD-financiering van nieuwe projecten in de Russische Federatie op te schorten. De Europese Raad verzocht de Commissie de bilaterale samenwerkingsactiviteiten tussen EU en Rusland opnieuw te bezien om de uitvoering van bilaterale en regionale samenwerkingsprogramma's van de EU op te schorten. Dit geldt echter niet voor projecten die uitsluitend regionale samenwerking en het maatschappelijk middenveld betreffen. Ook verzocht Europese Raad in lijn met het beleid van niet-erkenning van de illegale annexatie van de Krim en Sevastopol de Commissie en de EDEO voorstellen in te dienen voor aanvullende maatregelen, met name inzake beperking van investeringen. De Europese Raad verwacht ook dat de internationale financiële instellingen afzien van het financieren van projecten die expliciet of impliciet een erkenning van de illegale annexatie van de Krim en Sebastopol inhouden. De Europese Raad onderstreepte de bereidwilligheid om te allen tijde bijeen te komen indien noodzakelijk.

Om het politieke en diplomatieke proces een kans van slagen te geven acht het kabinet het van belang dat eventuele toekomstige beslissingen die bredere economische maatregelen behelzen weloverwogen worden genomen, mede in het licht van de voortgang op het diplomatieke spoor. Tegelijkertijd meent het kabinet dat de druk op Rusland hoog moet worden gehouden om hen te bewegen mee te werken aan een politieke oplossing van het conflict. Voorbereidingen voor bredere economische sancties worden daarom voortgezet.

De ondertekening van het Associatieakkoord door Oekraïne en de EU achten de leden van de PvdA-fractie een belangrijke stap en een impuls voor het doorvoeren van hervormingen in het land. Het is van groot belang dat de doorvoering van de noodzakelijke economische hervormingen en de versterking van de democratische rechtstaat in Oekraïne wordt ondersteund. Deze leden zijn het kabinet dan ook erkentelijk voor de toezegging in de begroting van 2015 geld vrij te maken binnen het MATRA-programma voor de Oostelijke partnerlanden, waaronder Oekraïne. De leden van de fractie van de PvdA vragen of er afspraken zijn gemaakt over de wijze van coördinatie en het voorkomen van overlap betreffende de financiële steun aan Oekraïne. Op welke wijze wordt deze coördinatie vormgegeven? Welke organisatie zal hier verantwoordelijkheid voor dragen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het van groot belang dat de steun die aan Oekraïne wordt verleend, hetzij vanuit de EU en/of de lidstaten, hetzij vanuit de internationale financiële instellingen en andere donoren, goed wordt gecoördineerd, met oog voor de absorptiecapaciteit aan Oekraïense zijde. De EU heeft op 8 juli jl. een high-level donor meeting georganiseerd, waarbij de noodzaak van gedegen coördinatie helder is overgebracht. Wat betreft het kabinet neemt de EU het voortouw bij de coördinatie van Europese hulpinspanningen, bij voorkeur via een proces van gezamenlijke programmering. De Ukraine Support Group die de EU opricht ter ondersteuning van de uitvoering van het associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne kan hierin het voortouw nemen.

Nederlandse inspanningen vanuit Matra en het Mensenrechtenfonds zijn kleinschaliger en gericht op maatschappelijke organisaties, maar ook ter ondersteuning van de bredere hervormingsagenda. Versterking van de rechtsstaat is hierbij een voor de hand liggende niche waar Nederland veel ervaring mee heeft opgedaan in transformatieprocessen.

Op 23 juni jl. nam de Raad het politieke besluit tot het instellen van een civiele GVDB-missie in Oekraïne. Tijdens de aankomende Raad van 22 juli wordt dit Raadsbesluit waarschijnlijk aangenomen. De start van de voltallige missie is voorzien in september aanstaande. De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe deze missie er uit zal komen te zien. Wat zijn de gestelde doelstellingen van deze missie?

Antwoord van het kabinet:

De missie heeft als doel de ondersteuning van de Oekraïne bij civiele hervorming van de veiligheidssector, inclusief politie en rechtsstaatontwikkeling (SSR). Daartoe assisteren adviseurs in Kiev de Oekraïense overheid op hoog strategisch niveau bij het opstellen van een geïntegreerd civiel SSR planning-proces, ondersteunen zij de voorbereiding en implementatie van korte termijn hervormingen en coördineren zij hun werkzaamheden met de EU en andere relevante internationale partners. De missie wordt in eerste instantie voor twee jaar opgericht.

De leden van de SP-fractie blijven grote zorgen hebben over de ontwikkelingen in Oekraïne. Van het allergrootste belang blijft dat er een politieke oplossing komt voor het conflict in het oosten van het land. Kan de Minister aangeven wat hier de laatste stand van zaken is? In de geannoteerde agenda schrijft de Minister dat de Oekraïense autoriteiten het recht hebben om de orde te herstellen in het land, maar dat het kabinet alle partijen blijft oproepen maximale terughoudendheid te betrachten bij het gebruik van geweld. De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de Minister van mening is dat deze terughoudendheid tot nu toe is betracht. Kan bevestigd worden dat reeds zo’n vijfhonderd burgers zijn omgekomen bij de strijd in het oosten? Welk beeld heeft de Minister hiervan en door wiens toedoen zijn deze burgers om het leven gekomen?

Antwoord van het kabinet:

Zoals boven gesteld vindt er een actieve internationale diplomatie plaats, waarvan het resultaat een aantal bijeenkomsten zijn van de contactgroep o.l.v. de OVSE. Deze gesprekken hebben tot op heden nog onvoldoende resultaten opgeleverd. Het kabinet is van mening dat Rusland haar invloed op de separatisten moet aanwenden ten einde de voorwaarden te kunnen scheppen voor een staakt-het-vuren en een politieke oplossing.

Oekraïne heeft, zoals reeds gesteld, het recht om de orde te handhaven in het Oosten van het land. Het kabinet stelt zich daarbij op het standpunt dat het gebruik van geweld beperkt dient te zijn tot dat wat strikt noodzakelijk en proportioneel is aan het doel. Burgers die niet deelnemen aan de gewelddadige acties van de separatisten moeten worden ontzien. President Porosjenko heeft dan ook terecht het gebruik van zware wapens in de dichtbevolkte steden Donetsk en Loegansk uitgesloten. Tot op heden zijn er geen indicaties dat Oekraïne zich niet aan deze toezegging houdt.

Op 10 juli jl. meldde het Oekraïense Ministerie van Gezondheidszorg dat er sinds begin van de veiligheidsoperatie medio april 478 burgers zijn omgekomen en 1.392 gewond zijn geraakt in het betreffende gebied. Gezien de afwezigheid van onafhankelijke monitors in het gebied is geen objectieve informatie voorhanden over de exacte doodsoorzaak.

De Minister schrijft in de brief verder dat Nederland Rusland blijft zien als aanjager van de instabiliteit in Oekraïne en dat Moskou de separatisten ondersteunt. De leden van de SP-fractie vragen de Minister dit nader toe te lichten. Waar worden deze beweringen precies op gebaseerd? Is hier sprake van materiële steun of wordt voornamelijk geduid op politieke steun die Rusland biedt? Kan de Minister ook aangeven of hij de laatste weken in Moskou een veranderde, minder confronterende houding aangaande het conflict in Oekraïne ziet? Welk perspectief biedt dit?

Antwoord van het kabinet:

Er kan op dit moment niet geconcludeerd worden dat Rusland in voldoende mate bijdraagt aan de-escalatie en daarmee stabilisatie van Oost-Oekraïne. Rusland draagt middels militaire oefeningen in de regio, een hernieuwde opbouw van troepen aan de grens, het onvoldoende aanwenden van haar invloed op de separatisten en een niet effectieve controle op de grens met Oekraïne, bij aan de spanningen in de regio. Daarnaast heeft de illegale annexatie van de Krim niet bijgedragen aan het vertrouwen dat Rusland de territoriale integriteit en soevereiniteit van Oekraïne respecteert.

In aanloop naar de Europese Raad op 26-27 juni jl. heeft Rusland enkele positieve stappen gezet (erkenning van de verkiezing van president Porosjenko, intrekking mandaat door Federatieraad) nadat al eerder Russische troepen waren teruggetrokken, die aan de Russisch-Oekraïense grens waren verzameld. Deze positieve stappen waren onvoldoende om te kunnen spreken van het begin van een oplossing. De situatie voorafgaand aan de Europese Raad van juni jl. was vergelijkbaar met de huidige situatie, waarbij van Russische zijde regelmatig toezeggingen worden gedaan die tot te weinig concrete, feitelijke effecten leiden.

Uit verklaringen die het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Kremlin in de afgelopen weken hebben afgegeven, blijkt geen afname van de confronterende houding. Op 13 juli jl. waarschuwde het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken voor «onomkeerbare gevolgen» naar aanleiding van de beschieting van het Russische Donetsk. Dát die «onomkeerbare gevolgen» nog niet hebben plaatsgevonden mag echter niet worden geïnterpreteerd als een minder confronterende houding. Een recente verandering in de houding van Rusland valt op te merken uit een Russisch uitnodiging aan OVSE om voorstel voor het plaatsen van OVSE waarnemers bij twee grenspostentoezicht te houden op grensposten op de Russisch-Oekraïense grens (in het verlengde van de verklaring van 2 juli in Berlijn). Er is echter nog geen overeenstemming over de wijze waarop deze monitoring vorm zou kunnen krijgen. Ook is het tijdstip van dit initiatief opvallend, kort voor de Europese Raad van 16 juli jl.

Over het onlangs ondertekende Associatieakkoord tussen de EU en Oekraïne schrijft de Minister dat er een bijeenkomst is geweest over de implementatie ervan en dat daarbij gesproken is over het doorvoeren van hervormingen die nodig zouden zijn. De leden van de SP-fractie vragen zich af welke hervormingen hier worden bedoeld. Zijn deze hervormingen noodzakelijk voor de implementatie van het akkoord? Wijken deze, op economisch gebied, af van de hervormingen die het IMF van Oekraïne vraagt? Kan verder gereageerd worden op de suggestie van Rusland om het Associatieakkoord op een aantal punten te wijzigen? Wordt hierover in EU-verband gesproken? Zo ja, aan wat voor aanpassingen wordt dan gedacht?

Antwoord van het kabinet:

De bedoelde bijeenkomst vond plaats op 8 juli jl. en had als doel de Europese steun aan Oekraïne ter uitvoering van het associatieakkoord te inventariseren, zowel van de kant van de EU als van de kant van lidstaten, en afstemming en coördinatie te bevorderen, in goed overleg met de Oekraïense autoriteiten. Nederland heeft tijdens deze bijeenkomst het belang van hervormingen onderstreept: een voorspoedige uitvoering van het associatieakkoord, en in het verlengde daarvan, het succes van het transformatieproces dat in Oekraïne gang is gezet, staat of valt immers met de bereidheid ingrijpende hervormingen door te voeren, inclusief, bijvoorbeeld, de bestrijding van corruptie, die in Oekraïne wijdverbreid is (zie ook de beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie hierboven).

Wil Oekraïne maximaal profijt hebben van de mogelijkheden die het associatieakkoord biedt, inclusief het vrijhandelsakkoord dat hierin is vervat, dan vergt dit vergaande hervormingen en herstructurering van de Oekraïense economie. De maatregelen die hiertoe benodigd zijn zal de Oekraïense regering zelf moeten nemen – hiertoe ook aangemoedigd door het IMF, dat een aantal voorwaarden verbindt aan zijn steun. Deze IMF-voorwaarden zullen een voorspoedige uitvoering van het associatieakkoord ten goede komen, maar zij vormen slechts een begin: het is aan de Oekraïense regering de hervormingsagenda verder uit te diepen en het transformatieproces zo verder te geleiden, dat de toenadering tot Europese normen en standaarden, die is vervat in het associatieakkoord, ook ten volle wordt verwezenlijkt. De Oekraïense regering heeft hiertoe een European Agenda for Reform afgekondigd met 49 actiepunten.

Op 11 juli jl. heeft overleg plaatsgevonden tussen de EU, Oekraïne en Rusland over de implicaties van het associatieakkoord. Na enkele technische rondes vond dit laatste overleg op politiek niveau plaats. Doel van het overleg is niet het associatieakkoord te wijzigen – het is immers getekend en bovendien is de inhoud van het associatieakkoord een zaak tussen de EU en Oekraïne – maar om Russische vragen en zorgen te verhelderen en misvattingen weg te nemen.

Betreffende de ontwikkelingen in Oekraïne hebben de leden van de SP-fractie tenslotte een vraag over de maatregel om import van goederen uit de door Rusland geannexeerde Krim te verbieden. Kan de Minister aangeven of deze maatregel noodzakelijk is omdat door import van «Russische» goederen van de Krim de EU bij zou dragen aan de erkenning van een illegale situatie?

Antwoord van het kabinet:

De EU voert een beleid van niet-erkenning van de illegale annexatie van de Krim en Sebastopol. De Europese Raad heeft besloten dat bepaalde economische, handels- en financiële beperkingen ten aanzien van de Krim moeten worden ingevoerd. Tegen deze achtergrond heeft de Raad op 23 juni jl. besloten tot het instellen van een importverbod op goederen die uit de Krim komen en die geen oorsprongscertificaat van de Oekraïense regering in Kiev hebben gekregen. Hiermee wordt ook voorkomen dat goederen die van origine uit de Krim komen kunnen profiteren van handelsvoordelen die Oekraïne met de EU is overeengekomen.

Irak

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de opmars van ISIS in Irak en andere delen van het Midden-Oosten misschien wel de meest bedreigende ontwikkeling van dit moment is. Kloppen de berichten dat ISIS beschikking heeft gekregen over uraniumvoorraden en oliereserves? Welke maatregelen hebben Jordanië en Saoedi-Arabië genomen om zich te beschermen tegen een eventuele aanval van ISIS? Klopt het dat Saoedi-Arabië grenssoldaten uit andere Arabische landen heeft laten invliegen uit angst voor deserteurs in het eigen leger? Kan de Minister iets vertellen over deze troepenopbouw? In welke mate zijn de bevolkingen van Irak en andere landen in de regio ontvankelijk voor het omarmen van ISIS? Tot slot horen de leden van de VVD-fractie ook graag hoe islamitische landen en niet-statelijke actoren hebben gereageerd op het uitroepen van het kalifaat door ISIS.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de visie van de verschillende fracties dat de opmars van ISIS en andere gewapende soennitische groeperingen in Irak zorgen baart. Deze groepen hebben enkele strategische terreinwinsten geboekt. In Syrië is ISIS een offensief begonnen langs de oostgrens, waarbij het de stad Deir Az-Zor, inclusief de daar aanwezige olievelden heeft ingenomen. Ook in Irak heeft ISIS een olieveld ten zuid-westen van Kirkuk onder controle gekregen. De uranium die ISIS buit heeft gemaakt, is van een on- of zeer licht verrijkte soort, waarmee deze niet geschikt is voor het maken van kernwapens.

De zorg over de opmars van ISIS treft ook andere landen in de regio. Saudi Arabië en Jordanië hebben hun grenzen versterkt met extra troepen. Over de samenstelling van die troepen is het kabinet niets bekend. Behalve de eventuele externe dreiging zijn deze landen ook niet immuun voor gevolgen in eigen land van verscherpte sektarische tegenstellingen en onrust onder delen van de bevolking. Het relatieve succes van ISIS kan aantrekkingskracht uitoefenen op jongeren die zich gemarginaliseerd voelen of weinig toekomstperspectief hebben.

Het uitroepen van het kalifaat op 30 juni jl. heeft geen steun geoogst van landen in de regio, maar wel van niet-statelijke groeperingen die zich aangetrokken voelen tot de ideologie van ISIS en tot hun militaire successen. Deze aantrekkingskracht vormt een gevaar voor verdere destabilisering van de regio.

De leden van de fractie van de PvdA zijn zeer bezorgd over de ontwikkelingen in Irak; de snelle opmars van ISIS, de stichting van het islamitisch kalifaat en de gevolgen van het geweld voor de stabiliteit in de regio. De situatie onder burgers baart deze leden eveneens grote zorgen: in korte tijd zijn 600.000 mensen intern ontheemd geraakt. Deze groep komt nog bovenop de omvangrijke groep reeds bestaande ontheemden en de circa 250.000 in de Koerdisch Autonome Regio aanwezige Syrische vluchtelingen. De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af op welke wijze de Europese Unie kan bijdragen aan het bespoedigen van een inclusief politiek proces om stabiliteit in Irak te brengen? Welke mogelijkheden ziet de regering hiertoe? Deze leden vragen welke aanvullende maatregelen de EU voornemens is te nemen om de situatie van de intern ontheemden in Irak te verbeteren. Op welke wijze kan de Iraakse regering hierin worden ondersteund door de EU?

Antwoord van het kabinet:

De EU onderhoudt nauwe betrekkingen met partijen en individuen in Irak zelf, en maakt daarvan gebruik door aan te blijven dringen op het zetten van noodzakelijke politieke stappen. Daarnaast onderhoudt de EU diplomatieke banden met buurlanden wier rol van belang is voor stabiliteit in Irak en de regio. Momenteel beziet de EU bovendien mogelijkheden voor additionele actie op het gebied van het tegengaan van terrorisme en op humanitair terrein. Nederland stelt ongeoormerkte fondsen beschikbaar aan UNHCR (€ 6 mln. in 2014) en WFP (€ 4 mln. in 2014) voor slachtoffers van de Syrische crisis, inclusief Syrische vluchtelingen in Irak. De Europese Commissie/ECHO heeft het budget voor humanitaire hulp voor Irak voor 2014 opgehoogd naar € 12 mln. Dit bedrag wordt beschikbaar gesteld via ICRC. Nu met de Saudische bijdrage van USD 500 mln aan de VN voor humanitaire hulp, en de niet onaanzienlijke eigen Iraakse middelen, financiele dekking voor een grotere humanitaire inspanning is gegarandeerd, heeft NL gesuggereerd dat een verdere rol van de EU zich zou kunnen richten op advisering aan de Iraakse regering over het lenigen van humanitaire noden.

De leden van de PvdA-fractie maken zich in het bijzonder zorgen over de positie van diverse minderheden in Irak. Kan de Minister aangeven welke groepen etnische en religieuze minderheden op dit moment in het bijzonder geraakt worden door het geweld en de instabiliteit? Kan hij aangeven in hoeverre zij hulp en bescherming ontvangen van lokale autoriteiten? Welke (extra) inspanningen onderneemt de internationale gemeenschap of kan zij ondernemen om voor kwetsbare minderheden op te komen?

Antwoord van het kabinet:

De instabiliteit waarmee de opmars ISIS en andere gewapende groeperingen gepaard gaat heeft grote gevolgen voor de bevolking, waaronder een groeiend deel ontheemden. Daarnaast versterken de gebeurtenissen het sectarisch discours in Irak en de regio. Sjiitische milities, onder meer in Bagdad, beantwoorden het geweld van ISIS met meer geweld. Aanvallen van soennitische strijders op sjiitische heiligdommen verscherpen de tegenstellingen verder. Het geweld richt zich niet alleen tegen soennieten en sjiieten onderling, maar ook tegen Koerden en Turkmenen, Shabaks, Yezidis, christenen en andere minderheden. Ontheemden uit deze groepen worden veelal in de Koerdische Autonome Regio opgenomen, maar nu de aantallen blijven toenemen wordt dit steeds moeilijker. Zie ook antwoord op de eerdere vraag van de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de situatie in Irak zeer zorgelijk blijft. De strijders van de Islamitische Staat en andere soennitische groepen hebben grote delen van het noordwesten van het land in handen en het Iraakse regime ligt meer en meer overhoop met de Koerdische autonome regering in het noorden. Ondertussen bereiden sjiitische milities zich voor op een gewapend treffen met soennieten en zijn zij ook al slaags geraakt met de centrale autoriteiten. Ook zijn er berichten dat het Iraakse leger recent honderden soennitische gevangenen heeft gedood. Een oplossing voor het conflict is dan ook nog erg ver weg. De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat desondanks gezocht wordt naar een politieke oplossing voor het conflict. Kan de Minister aangeven welke inspanningen Nederland dan wel de EU op dit gebied de afgelopen weken hebben verricht en hoe hier nu op wordt ingezet? Deelt de Minister de mening van de leden van de SP-fractie dat het conflict in Irak in wezen politiek van aard is en dat economische aspecten – specifiek de verdeling van de welvaart die voortkomt uit de olie-industrie – een belangrijk onderdeel hiervan vormen?

Antwoord van het kabinet:

Zoals eerder gesteld (Kamerbrief 2014Z10770/2014D21553) is het kabinet van mening dat politieke en sociaaleconomische marginalisatie van groepen in de Iraakse samenleving door de regering Maliki mede-oorzaak is van de steun die ISIS ontvangt van een deel van de soennitische gemeenschap. Nederland en de EU dringen er in diplomatieke contacten met verschillende partijen in Irak en de regio voortdurend op aan geweld te stoppen, verdere polarisatie te voorkomen en betekenisvolle stappen te zetten op weg naar een politieke oplossing.

Het valt de leden van de SP-fractie op dat als reactie op de ontstane crisis verschillende landen het Iraakse regime extra militair materieel verkopen. Dit vinden deze leden een zeer onwenselijke ontwikkeling, want het is moeilijk in te zien hoe meer wapens – wapens die in Irak bovendien gemakkelijk in verkeerde handen vallen – de huidige politieke crisis kunnen oplossen. Op dit moment ligt een wapenembargo tegen Irak veel meer voor de hand, aldus de leden van de SP-fractie. Deelt de Minister deze analyse? Pleit de Minister voor zo’n embargo?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ondersteunt nadrukkelijk de oproep van SGVN Ban Ki-Moon aan alle VN-lidstaten om het reeds bestaande sanctieregime tegen ISIS na te leven, incl. economische maatregelen en een wapenembargo. Tevens dient ook het wapenembargo in Irak te worden nageleefd. Dit embargo kent een algehele toepassing in Irak, en geldt ook voor ISIS en andere niet-statelijke groeperingen. Uitgezonderd zijn leveringen van militaire goederen die ten goede komen aan de regering van Irak of de bij Resolutie 1151 (2003) van de Veiligheidsraad ingestelde multinationale troepenmacht. Het kabinet meent dat de regering van Irak het soevereine recht heeft om geweld te gebruiken tegen ISIS en hun medestrijders teneinde het staatsgezag te herstellen. Uiteraard dient dit gebruik van geweld plaats te vinden met inachtneming van respect voor de mensenrechten.

De leden van de SP-fractie vragen de Minister verder te reageren op de ontstane situatie dat zowel het Iraakse regime, het Assad-regime in Syrië en Iran evenals de VS en de EU op dit moment een gemeenschappelijke vijand hebben in Irak en Syrië, namelijk de Islamitische Staat. Hoe is dit van invloed op het beleid van Nederland en de EU in deze regio? Kan de Minister betreffende Irak tenslotte reageren op het aangekondigde referendum over onafhankelijkheid dat de autoriteiten in Iraaks Koerdistan willen organiseren? De leden van de SP-fractie horen van de Minister graag zijn inschatting van de politieke wenselijkheid hiervan en hoe dit zich verhoudt tot het internationaal recht.

Antwoord van het kabinet:

Het uitroepen door ISIS van een islamitisch kalifaat op 30 juni jl. wordt door het kabinet op geen enkele manier erkend en heeft derhalve geen gevolgen voor de relaties van Nederland en de EU met de landen in de regio.

President Barzani van de Koerdische Autonome Regio heeft opgeroepen tot een referendum over onafhankelijkheid. Wat Nederland en de EU betreft zou een dergelijke beweging richting onafhankelijkheid slechts kunnen plaatsvinden binnen de kaders van het volkenrecht. Daarin ligt vast dat afscheiding met instemming van alle volkeren binnen een staat altijd rechtmatig is, en de mogelijkheid van éénzijdige afscheiding slechts rechtmatig onder specifieke voorwaarden, te weten 1) langdurige en grove schending van het interne zelfbeschikkingsrecht en uitputting van alle mogelijkheden om het zelfbeschikkingsrecht binnen de internationale grenzen van de staat te verwezenlijken, of 2) een massale en grove schending van de fundamentele rechten van de mens. Een wens tot onafhankelijkheid als eventuele uitkomst van een Koerdisch referendum zal dan ook in het licht van deze criteria moeten worden bezien.

Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)

De leden van de VVD-fractie waren blij met de verklaring van de Minister op zijn Facebookpagina. Het Israëlische recht op zelfverdediging en de noodzaak van de-escalatie staan voor de leden van deze fractie niet ter discussie. Wat heeft Hoge Vertegenwoordiger Ashton over de recente ontwikkelingen gezegd? Verder horen deze leden graag van de Minister hoe hij de kansen op een duurzame wapenstilstand inschat en hoe hij de (veranderde) rol van regionale grote spelers als Egypte en Turkije ziet. Kan de Minister zeggen of de berichten kloppen dat ISIS ook aanhang krijgt in Gaza en welke consequenties dit heeft voor de verdere ontwikkeling in dit gebied?

Antwoord van het kabinet:

De Europese Raad nam op 16 juli jl. conclusies aan over de crisis in Gaza waarin de raketaanvallen vanuit Gaza worden veroordeeld, net als de burgerslachtoffers in de Gaza-strook als gevolg van de Israelische aanvallen. Beide partijen worden opgeroepen om te de-escaleren en het geweld te stoppen. Op 8 juli 2014 nam Hoge Vertegenwoordiger Ashton een verklaring aan volgens dezelfde lijnen. De internationale gemeenschap oefent alle mogelijke druk uit op betrokken partijen om tot een staakt-het-vuren te komen. Achter de schermen vinden bemiddeling en onderhandelingen plaats tussen de partijen.

Egypte speelt traditioneel een belangrijke rol in de regio. Na de val van Morsi zijn de banden met Hamas verslechterd, terwijl de relatie tussen Egypte en Israël is verbeterd. Egypte heeft aangeboden te bemiddelen in dit conflict en heeft een voorstel voor een staakt-het-vuren gedaan. Egypte heeft een belangrijke rol gespeeld bij de recente verzoening tussen Fatah en Hamas en is essentieel voor de totstandkoming en de uitvoering van een mogelijk staakt-het-vuren. Het kabinet verwelkomt het Egyptische voorstel voor een staakt-het-vuren. Zie ook het antwoord op de vragen van de PvdA-fractie.

De verwachting is dat Turkije een beperkte rol zal spelen in het bereiken van een staakt-het-vuren. Dit komt door de moeizame relatie met Israël, recent bevestigd door de sterke veroordeling van de Israëlische acties in de Gaza-strook door premier Erdoğan. Turkije onderhoudt daarentegen goede relaties met zowel Hamas als Fatah. President Abbas houdt alle opties voor internationale bemiddeling open, en zal een dezer dagen ook Turkije bezoeken om opties te verkennen.

De Nederlandse regering kan niet bevestigen dat ISIS in de Gaza-strook actief is. Zie ook antwoorden op vragen van de leden van de VVD-fractie over Irak.

De leden van de PvdA-fractie zijn zeer bezorgd over de escalatie van het conflict rond de Gaza-strook. Door het geweld van de afgelopen dagen zijn nu al meer dan honderd doden gevallen, waaronder een aanzienlijk aantal kinderen. Deze leden zijn van mening dat de internationale gemeenschap een krachtig signaal dient te geven dat er snel een einde moet komen aan de gewelddadigheden. Kort voor het Kamerreces drong de Kamer er in de motie-Servaes (23 432, nr. 380) al op aan dat de gruwelijke moorden op een aantal tieners geen aanleiding mochten zijn voor het uitvoeren van collectieve straffen. Ook riep de motie de regering op om bij zowel de Israëlische regering als de Palestijnse Autoriteit aan te dringen op terughoudendheid, in woord en in daad. Hoe beoordeelt het kabinet de rol en verantwoordelijkheid van zowel de Israëlische regering als van de Palestijnse Autoriteit (PA) voor de geweldsescalatie van de afgelopen weken? In hoeverre hebben Israël en de PA zich volgens het kabinet gevolg gegeven aan de oproep van de internationale gemeenschap tot terughoudendheid? Op welke wijze heeft het kabinet uitvoering gegeven aan de motie-Servaes? Hoe beoordeelt het kabinet het Egyptische voorstel voor een wapenstilstand tussen Israël en de Palestijnen in Gaza, en de afwijzing van Hamas van dit voorstel?

Antwoord van het kabinet:

In de weken voorafgaand aan deze crisis liepen de spanningen hoog op door de ontvoering en moord op drie Israëlische tieners en een Palestijnse jongen en de reacties daarop. Beide partijen dragen hiervoor de verantwoordelijkheid. Echter, de doelbewuste intensivering van de raketbeschietingen door Hamas uit Gaza op 7 juli jl. heeft er uiteindelijk toe geleid dat Israël de militaire operatie Protective Edge is gestart. De Palestijnse Autoriteit heeft bij Hamas aangedrongen op terughoudendheid, tot nu toe met weinig resultaat.

Het kabinet ondersteunt de huidige diplomatieke inspanningen en meent dat deze zo spoedig mogelijk moeten leiden tot een onmiddellijk en permanent staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas, juist ook met het oog op het voorkomen van meer burgerslachtoffers. In lijn met de motie Servaes heb ik op 11 juli jl. gesproken met de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken Lieberman, de Palestijnse Minister van Buitenlandse zaken Malki en de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken Shoukry. Ik heb alle partijen opgeroepen tot de-escalatie, uiterste terughoudendheid en het maximaal ontzien van de burgerbevolking. Bij Minister Shoukry heb ik aangedrongen op een actieve rol van Egypte bij de bemiddeling van een staakt-het-vuren tussen beide partijen.

Het kabinet verwelkomt het Egyptische voorstel voor een staakt-het-vuren. De Israëlische regering heeft dit voorstel geaccepteerd en heeft zes uur lang geen aanvallen op Gaza uitgevoerd. Het kabinet betreurt dat Hamas dit bestand heeft afgewezen en roept de organisatie op om dit alsnog te doen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de uitspraken van de Minister-President (NOS, 11 juli) waarin hij stelt dat Israël de meest wijze partij is en de standaard weet te zetten «door te voorkomen dat het disproportioneel wordt». Waar baseert de premier deze appreciatie op? Betekent dit dat het kabinet op dit moment geen reden ziet om de Israëlische regering aan te spreken op de beschietingen in de Gazastrook? Hoe beoordeelt het kabinet in dit verband de bevindingen van de VN die stellen dat 77% procent van de dodelijke slachtoffers in Gaza burgers zijn, waarvan een aanzienlijk deel kinderen? Wanneer is volgens het kabinet wel sprake van een disproportionele reactie?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet erkent het recht van Israël om zijn eigen burgers en grondgebied te beschermen tegen raketbeschietingen van Hamas vanuit de Gaza-strook, met inachtneming van de grenzen die het oorlogsrecht hieraan stelt. Conform dit recht dienen de genomen maatregelen noodzakelijk en proportioneel te zijn in relatie tot de dreiging die van de beschietingen vanuit de Gaza-strook uitgaat. Het kabinet verwacht dat Israël, zoals het heeft verklaard, al het mogelijke zal doen om te voorkomen dat burgers slachtoffer worden van militaire actie.

Ingevolge het oorlogsrechtelijke beginsel van proportionaliteit dient bij een aanval een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds het verwachte, tastbare en rechtstreekse militaire voordeel en anderzijds het te verwachten bijkomend verlies van mensenlevens, verwonding van burgers, schade aan burgerobjecten of een combinatie daarvan. Hieruit volgt dat uit het enkele feit dat bij een aanval burgerslachtoffers zijn gevallen niet kan worden afgeleid dat de aanval onrechtmatig was.

In het hierboven genoemde gesprek met de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken Lieberman heb ik aangedrongen op de-escalatie en het voorkomen van burgerslachtoffers. De Israëlische reactie moet proportioneel zijn en de burgerbevolking maximaal ontzien. Ook tijdens de buitengewone Europese Raad van 16 juli heeft Nederland dit opgebracht. In het telefoongesprek heb ik ook benadrukt dat een als disproportioneel ervaren optreden van Israël in het voordeel werkt van Hamas.

Het kabinet betreurt de slachtoffers die als gevolg van het conflict zijn gevallen. De burgerbevolking in Gaza zit wederom klem tussen onverantwoordelijk handelen van Hamas en een stevige militaire reactie van Israëlische zijde. Hamas stelt zijn eigen burgers bloot aan geweld, bijvoorbeeld door huizen en woonwijken te gebruiken als opslag voor wapens, lanceerlocatie voor raketten, of voor ander militair gebruik. Tevens hebben Hamas-leiders de burgers in Gaza opgeroepen geen gehoor te geven aan oproepen van Israël om hun huizen te verlaten bij de aankondiging van een aanval.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de Nederlandse inzet ten aanzien van de beoogde uitkomst van de RBZ is, anders dan dat de EU een eensgezinde lijn zal uitdragen.

Antwoord van het kabinet:

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken zullen waarschijnlijk raadsconclusies worden aangenomen, waarin opgeroepen wordt tot een staakt-het-vuren. Daarnaast wordt het belang benadrukt van een duurzame oplossing van het conflict door middel van een alomvattend vredesakkoord op basis van de twee-statenoplossing. Het kabinet streeft naar evenwichtige raadsconclusies die bijdragen aan de-escalatie van de huidige crisis.

De leden van de SP-fractie constateren dat eens te meer het geweld tussen Israël en gewapende groepen in Gaza flink is geëscaleerd. Net als tijdens eerdere escalaties kent ook deze enkel verliezers. Daarom is het van groot belang dat er snel een staakt-het-vuren komt. Kan de Minister aangeven welk perspectief hij hierop ziet? Welke bereidheid ziet hij bij Hamas en hoe beoordeelt de Minister de houding van Israël op dit punt?

Antwoord van het kabinet:

Zie het antwoord op de vragen van de PvdA-fractie.

Het kabinet steunt het Egyptische initiatief voor een staakt-het-vuren. Het verwelkomt de Israëlische aanvaarding van het bestand en de zes uur lange opschorting van de militaire operatie in afwachting van de respons van Hamas. Het kabinet betreurt dat Hamas geen gehoor heeft gegeven aan dit bestand en roept Hamas op dit alsnog te doen.

In de geannoteerde agenda staat dat Nederland het recht van Israël erkent om zijn burgers te beschermen tegen raketbeschietingen, met inachtneming van de grenzen die het internationale recht hieraan stelt. De leden van de SP-fractie zijn het hiermee eens, maar vernemen van de Minister graag of hij van mening is dat de Palestijnen, die vooral slachtoffer zijn van de huidige geweldsescalatie, dit recht ook hebben. Hierover staat niets in de brief van de Minister. De leden van de SP-fractie staan achter het pleidooi van Amnesty International dat er een onafhankelijk onderzoek moet komen om schendingen van het internationaal recht vast te stellen en dat er een wapenembargo moet komen tegen Israël en gewapende groepen in Gaza, waaronder Hamas. Is de Minister het hiermee eens en is hij bereid zich hiervoor in te spannen?

Antwoord van het kabinet:

Op basis van het internationaal recht komt het recht op zelfverdediging uitsluitend toe aan staten. Bij twijfel over de juiste toepassing van geweld roept Nederland de partijen bij het conflict op om onderzoek te doen naar mogelijke schendingen. Een wapenembargo is op dit moment niet aan de orde. De huidige crisis toont eens te meer dat een finaal akkoord over een twee-staten oplossing de enige manier is zodat de burgers van de bezette Palestijnse gebieden en Israel in vrede en veiligheid kunnen leven.

Terecht worden de beschietingen door gewapende groepen in Gaza veroordeeld, aldus de leden van de SP-fractie. Opvallend is echter dat net als tijdens eerdere escalaties vooral Palestijnen slachtoffer zijn van het geweld. Al bijna tweehonderd Palestijnen zijn door het Israëlische optreden om het leven gekomen. Kan de Minister bevestigen dat het merendeel hiervan burgers zijn, waaronder veel kinderen? De Israëlische aanvallen die tot deze burgerslachtoffers leiden, lijken door de Minister niet te worden veroordeeld. Kan worden toegelicht waarom dit is? Hoe verklaart de Minister verder het hoge aantal burgerslachtoffers aan Palestijnse kant? Deelt de Minister de zorgen van Navy Pillay, de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN, dat doelbewust huizen van Palestijnen worden gebombardeerd en dat dit op gespannen voet staat met het internationaal recht? Kan ook bevestigd worden dat Israël installaties bombardeert die de inwoners van Gaza voorzien van drinkwater en dat de infrastructuur voor riolering wordt gebombardeerd? Is de Minister het verder met de leden van de SP-fractie eens dat, gezien het hoge dodental, de Israëlische militaire acties disproportioneel zijn?

Antwoord van het kabinet:

Volgens de VN zijn er tot en met 15 juli jl. 189 doden gevallen, waaronder minimaal 38 kinderen. Volgens OCHA is ca. 80 procent burgerslachtoffer. Het kabinet betreurt ten zeerste de slachtoffers die als gevolg van het conflict zijn gevallen. Elk burgerslachtoffer is er één teveel. Beide partijen worden veelvuldig opgeroepen om terughoudend te betrachten en te de-escaleren. Hamas stelt zijn eigen burgers bloot aan geweld, bijvoorbeeld door huizen te gebruiken als opslag voor wapens, lanceerlocatie voor raketten, of voor ander militair gebruik. Ook hebben Hamas-leiders de burgers in Gaza opgeroepen om hun huizen niet te verlaten op het moment dat Israël een aanval aankondigt.

Op basis van het humanitair oorlogsrecht mogen burgers en burgerobjecten niet worden aangevallen, tenzij zij hun beschermde status verliezen en een militair doel vormen. Dit kan gebeuren als een burger (tijdelijk) meedoet aan de gewapende strijd, of als een burgerobject gebruikt wordt om een daadwerkelijke bijdrage te leveren aan de gevechtshandelingen en uitschakeling ervan een duidelijk militair voordeel oplevert.

De drinkwatervoorziening en de riolering zijn inderdaad getroffen. Er zijn geen aanwijzingen dat dit opzettelijk is gebeurd.

Het kabinet heeft onvoldoende informatie over de feitelijke omstandigheden om uitspraken te doen over de Israëlische acties. Bij twijfel over de juiste toepassing van geweld roept Nederland de partijen bij het conflict op om onderzoek te doen naar mogelijke schendingen. Het kabinet verwelkomt de aankondiging van Israelische autoriteiten een onderzoek te starten naar de dood van de vier Palestijnse jongens op het strand van Gaza op 16 juli jl. Zie ook het antwoord op de vragen van de PvdA-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen verder of de Minister de oproep van een aantal organisaties in Egypte deelt dat de Egyptische autoriteiten de grens tussen Gaza en Egypte helemaal open moeten stellen? Is de Minister bereid om Egypte hierop aan te spreken? Is de Minister tevens bereid bij Israël erop aan te dringen dat de illegale blokkade van Gaza wordt beëindigd, zodat de burgers in het gebied niet langer collectief gestraft worden?

Antwoord van het kabinet:

In het gesprek met de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken heeft Nederland aangedrongen de Egyptische bemiddelingspogingen voort te zetten. Verruiming van de opening van de grenzen is onderwerp van gesprek bij de onderhandelingen over een bestand.

De sociaaleconomische situatie in Gaza is de afgelopen jaren sterk verslechterd als gevolg van de geldende beperkingen met betrekking tot personen- en goederenverkeer. Nederland en de EU hebben herhaaldelijk aangedrongen op versoepeling van de import- en exportrestricties rond Gaza, met volledige erkenning van de legitieme Israëlische veiligheidsbehoeften. Nederland zal zich hiervoor blijven inzetten.

De huidige escalatie hangt samen met de dood van drie jonge Israëli’s vorige maand op de bezette Westoever. Israël wijst Hamas aan als dader, maar dit wordt door Hamas ontkend. Kan de Minister bevestigen dat Hamas inderdaad verantwoordelijk hiervoor is? Heeft hij hier enig bewijs voor gezien?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet beschikt niet over informatie op basis waarvan dit bevestigd kan worden.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat geweldsescalaties tussen Israël en gewapende Palestijnse groepen uit zullen blijven breken zolang Israël Palestijns gebied blijft bezetten. Kan de Minister aangeven of hij het hiermee eens is en dat het daarom van het grootste belang is dat zo snel mogelijk een einde wordt gemaakt aan de bezetting van de Westoever, maar ook van Gaza, dat de facto nog altijd bezet wordt? Brengt de Minister deze boodschap ook over aan zijn collega’s in Israël?

Antwoord van het kabinet:

De huidige crisis toont eens te meer dat duurzame vrede alleen kan worden bereikt als Israël en de Palestijnen terugkeren naar de onderhandelingstafel om een finaal akkoord te sluiten over een twee-statenoplossing. Deze boodschap wordt benadrukt in contacten met Israël en de Palestijnen.

Iran

De leden van de fractie van de SP blijven hopen dat er een alomvattend akkoord over het Iraanse nucleaire programma bereikt kan worden. De laatste berichten hierover zijn echter bepaald niet positief. Kan de Minister aangeven of het een mogelijkheid is dat het op 24 november overeengekomen interim- akkoord straks wordt verlengd als er geen breder akkoord gesloten wordt? De leden van de SP-fractie hebben al vaker de kritiek geuit dat westerse sancties er aan bijdragen dat Iraanse burgers worden geraakt, bijvoorbeeld doordat belangrijke medicijnen daardoor schaars zijn geworden. Kan de Minister aangeven of hij verbetering ziet in de toegang tot medicijnen voor mensen in Iran sinds de bepalingen van de interim- deal van kracht zijn? Worden er meer medicijnen door westerse bedrijven geëxporteerd? Kan ook meer in het algemeen aangegeven worden of, en zo ja hoe, de export van humanitaire goederen naar Iran in de afgelopen maanden is verbeterd?

Antwoord van het kabinet:

Het interim-akkoord bevat een bepaling die het mogelijk maakt de looptijd hiervan te verlengen in geval er op 20 juli nog geen alomvattend akkoord is bereikt en alle betrokken partijen instemmen met een verlenging. Hoewel de inzet is om een akkoord te bereiken voor 20 juli a.s., is het vooralsnog niet ondenkbaar dat partijen een beroep zullen doen op deze bepaling.

Er bestaat geen causaal verband tussen het sanctieregime en de schaarste van medicijnen. Het EU-sanctieregime tegen Iran kent uitzonderingen, onder andere voor medicijnen. Dit betekent dat ook voordat het interim-akkoord werd gesloten medicijnen aan Iran konden worden geleverd en dat betalingen voor medicijnen vanuit Iran mogelijk waren. In voorkomende gevallen hebben overheden van EU-lidstaten bedrijven erop gewezen dat humanitaire goederen, inclusief medicijnen, niet onder de sanctie vallen. Uiteindelijk is het aan betrokken bedrijven om de afweging te maken al dan niet te leveren. Daarnaast bleek dat de Iraanse autoriteiten slechts een klein deel van de tot hun beschikking staande valuta ter beschikking hadden gesteld voor de import van medicijnen en dat Iraanse apotheken medicijnen hamsterden om deze voor meer geld te kunnen verkopen.

Het interim-akkoord kent een bepaling gericht op het stimuleren van de (reeds toegestane) handel in humanitaire goederen (waaronder medicijnen) met Iran, bestaande uit het faciliteren van een speciaal financieel kanaal voor deze handel. Als gevolg van het ter beschikking stellen van een groter budget voor de import van medicijnen door de Iraanse autoriteiten, is de beschikbaarheid van medicijnen voor mensen in Iran volgens het Iraanse Ministerie voor Gezondheid de afgelopen maanden toegenomen. Zo zouden er eerder 187 soorten medicijnen niet beschikbaar zijn, inmiddels is dat aantal teruggebracht naar 20.

Mededeling inzake de EU-veiligheidsstrategie in Midden-Amerika en het Caribisch gebied

Ook de leden van de VVD-fractie verwelkomen de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger inzake de uitwerking van een Veiligheidsstrategie voor Midden-Amerika en het Caribisch gebied. Effectieve hervormingen op het gebied van veiligheid dienen een gezamenlijk belang van zowel het Koninkrijk – in het bijzonder de overzeese Rijksdelen – als de partners in kwestie. Wel horen deze leden graag hoe de regering de relatie tussen veiligheidsbeleid en nationale ontwikkelingsprocessen ziet en wat de regering zich voorstelt bij «ruimte voor bevolkingsparticipatie».

Antwoord van het kabinet:

De veiligheidsstrategie heeft als doelstelling het vermogen van regeringen te versterken om goede openbare diensten te verlenen op het gebied van veiligheid. Het veiligheidsbeleid wordt vormgegeven via bestaande samenwerkingsinstrumenten. In de samenwerking tussen regionale instellingen en betrokken landen moet rekening worden gehouden met de capaciteit, de prioriteiten en de wettelijke mandaten van de betrokken landen.

Om de veiligheid van burgers («citizen security») te waarborgen is burgerparticipatie noodzakelijk. De relatie tussen veiligheidsbeleid en nationale ontwikkelingsprocessen kan vorm gegeven worden door samenwerkingsactiviteiten. Deze activiteiten worden door regeringen en de gemeenschappen die zij dienen uitgevoerd om sociaal- economische ontwikkeling te stimuleren en geweld te verminderen. Concrete voorbeelden van samenwerkingsactiviteiten zijn:

  • het stimuleren van professionele opleiding en ondernemerschap als een manier om mensen aan een baan te helpen en alternatieven voor misdaad te bieden;

  • verzoenings-, herintegratie- en resocialisatieprojecten;

  • de ontwikkeling van alternatieven voor gevangenisstraffen voor kleinere misdaden.

Kabinetsreactie op het Egyptische vonnis tegen de Nederlandse journalist Rena Netjes

De zaak van mevrouw Netjes is meerdere keren in de Kamer aan de orde geweest. Eerder heeft de VVD-fractie haar zorgen geuit over het oneerlijke proces en de uiteindelijke veroordeling. De leden van de VVD-fractie zijn blij te horen dat het kabinet in contact blijft met de Egyptische autoriteiten en vertrouwen erop dat het kabinet zorgvuldig zal afwegen welke vervolgstappen dienstig kunnen zijn in deze zaak. Deze leden blijven, zodra nieuwe ontwikkelingen zich aandienen, graag op de hoogte.

Afghanistan

De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de Afghaanse presidentskandidaten akkoord zijn gegaan met het opnieuw doorlichten van de uitgebrachte stemmen tijdens de Afghaanse presidentsverkiezingen. Speelt de EU nog een rol in dit proces? En verwacht de Minister dat beide kandidaten zich neer zullen leggen bij de uiteindelijke uitslag?

Antwoord van het kabinet:

Presidentskandidaten Abdullah Abdullah en Ashraf Ghani hebben ingestemd met het plan van SoS Kerry om via een audit het conflict over de verkiezingsuitslagen op te lossen. De EU heeft aangegeven bij te willen dragen aan het welslagen van de audit. Exacte invulling daarvan is onderwerp van overleg. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben al aangegeven waarnemers te kunnen leveren.

Het feit dat de kandidaten hebben ingestemd met het plan van SoS Kerry toont politieke wil om tot overeenstemming over de uitslag te komen.

Oeganda

De leden van de PvdA-fractie betreuren het feit dat in Oeganda in februari jl. een strenge anti-homowet van kracht is gegaan die stelt dat op homoseksualiteit gevangenisstraffen van zeven jaar tot levenslang staan. Leden van de PvdA-fractie hebben middels Kamervragen en in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken (o.a. het notaoverleg Mensenrechten van 30 juni jl.), hun zorgen over de gevolgen van de wet voor Lesbische, Homo-, Biseksuelen en Transgenders (LHBT) in Oeganda geuit. Deze leden hebben bepleit dat Nederland en de Europese Unie zich inzetten voor ondersteuning van de Oegandese LHBT-gemeenschap, onder meer door rechtshulp te bieden aan hen die onder de anti-homowet in staat van beschuldiging worden gesteld. Tevens vinden deze leden dat de druk op de Oegandese autoriteiten opgevoerd moet worden, bijvoorbeeld door een zwarte lijst op te stellen van officials die betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder tegen LHBT. De Verenigde Staten hebben reeds een dergelijke lijst opgesteld. De leden van de fractie van de PvdA vragen de Minister tijdens de Raad te pleiten voor Europese acties tegen Oeganda vanwege de instelling van de anti-homowet. Is het kabinet bereid het onderwerp te agenderen? Welke voorstellen zal Nederland doen ter ondersteuning van de LHBT-gemeenschap in Oeganda en om de druk op de Oegandese regering op te voeren?

Antwoord van het kabinet:

Naast de bilaterale maatregelen als gevolg van de anti-homowet in Uganda (zie Kamerstuk 32 605 nr. 138), heeft Nederland zich in de EU hard gemaakt voor steun aan de LHBT-gemeenschap in Uganda, met resultaat. Bij de recente behandeling van het meerjarenplan voor Europese steun uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) aan Uganda heeft Nederland voorwaarden laten opnemen over non-discriminatie van LHBT en bescherming van minderheden. Op Nederlands verzoek is in het meerjarenplan opgenomen dat de EU haar programma’s zal herzien afhankelijk van de ontwikkelingen in Uganda op het gebied van LHBT-rechten. Ook is een verwijzing opgenomen naar het monitoren van arrestaties van LHBT op basis van eerdergenoemde wetgeving. Binnen de EU bestaat onvoldoende steun voor het opstellen van een zwarte lijst voor «officials» die betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen. Andere maatregelen worden op dit moment effectiever geacht dan het instellen van maatregelen tegen specifieke personen. Zo droeg de politieke dialoog van de EU met Uganda bij aan de eenzijdige verklaring van Uganda waarin publiekelijk wordt verklaard dat de wet niet zal leiden tot vervolging of discriminatie van LHBT-personen. Dit is voor Nederland een teken dat de zorgen in Kampala serieus worden genomen. Het is nu zaak dat de Ugandese autoriteiten hun beloften nakomen en dat zij optreden tegen de sfeer van intimidatie en rechteloosheid ten aanzien van LHBT. Het kabinet zal de ontwikkelingen scherp volgen, en ervoor blijven ijveren dat LHBT-rechten binnen de EU de aandacht krijgen die ze verdienen. Nederland heeft meerdere malen in bilaterale contacten met de Ugandese autoriteiten gewezen op de mogelijke verdere consequenties voor Nederlandse hulp bij implementatie van de wet, conform de motie de Caluwé (Kamerstuk 33 625 nr. 103). Daarnaast bekijkt Nederland de mogelijkheden om een deel van de opgeschorte bilaterale steun in te zetten voor projecten en programma's gericht op bescherming van mensenrechten en in het bijzonder de rechten van LHBT.

Naar boven