21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1328 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 februari 2014

De vaste commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 12 december 2013 overleg gevoerd met minister Timmermans van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans, d.d. 22 november 2013, met het verslag van de Raad Algemene Zaken van 19 november 2013 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1305);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans, d.d. 6 december 2013, met de Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken d.d. 17 december 2013 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1310);

  • de brief van de Europese Commissie, d.d. 24 oktober 2013, met het EU-voorstel: Werkprogramma 2014 Europese Commissie COM (2013) 739;

  • de stafnotitie van de EU-adviseur, J.A. Timmer, d.d. 9 december 2013, over de conceptprioriteiten van de Tweede Kamer uit het Werkprogramma 2014;

  • de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma, d.d. 28 november 2013, over het Cohesiebeleid 2014–2020: uitkomsten Europese onderhandelingen (Kamerstuk 21 501-08, nr. 493);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans, d.d. 22 november 2013 met een Kabinetsappreciatie Commissiewerkprogramma 2014 (Kamerstuk 22 112, nr. 1740).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Keulen

Voorzitter: Omtzigt

Griffier: Van Keulen

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Klaver, Maij, Omtzigt (vz) en Verheijen,

en minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 09.30 uur

De voorzitter: Hartelijk welkom iedereen. Er rust volgens het Reglement van Orde geen verplichting op ons om de anderhalf uur vol te maken. Ik zal dus niet heel moeilijk doen over de tijd.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Dit AO kent een heel brede agenda. Maar gisteren hebben we uitgebreid over de uitbreiding gesproken, en volgende week debatteren we nog over de agenda van de Top. Vandaag kunnen we daarom een paar andere onderwerpen aanstippen die wel belangrijk zijn, maar wat minder in de schijnwerpers staan. Soms is dat jammer.

Ik begin met een korte terugkoppeling van de RAZ van vorige maand. De minister heeft daar namens Nederland onder «any other business» de nationale exercitie op het terrein van de subsidiariteit toegelicht. Het korte verslag is hierover summier. Wellicht is dat omdat het pas een eerste aanzet is. Welke lidstaten steunden Nederland? Welke lidstaten kwamen zelf met een dergelijke exercitie? Is er wellicht een tijdpad? In het verslag staat «dat in aanloop naar de Europese verkiezingen het Grieks voorzitterschap dit zal gaan agenderen.» Willen de lidstaten, eventueel vanuit de Raad, hieruit een gezamenlijke opdracht destilleren aan de nieuwe Commissie? De PvdA vindt het belangrijk dat beslissingen op het juiste bestuurlijke niveau worden genomen, wat betekent dat er afspraken zijn die wel degelijk nuttig zijn om op Europees niveau te nemen. Europese samenwerking moet worden gericht op groei, banen, economisch herstel, financiële en monetaire gezondheid en het sociale karakter van Europa.

Ik kom toe aan EDEO, de gezamenlijke Europese diplomatieke buitendienst, of de dienst voor het externe optreden. De PvdA steunt de lijn van het kabinet om het ambitieniveau naar een hoger niveau te tillen. Het kabinet wijst op de noodzaak van goede samenwerking tussen EDEO en de Commissievertegenwoordigingen, EU-delegaties in derde landen en vertegenwoordigers van lidstaten. Deze samenwerking is op zijn zachtst gezegd, kan ik uit eigen ervaring meegeven, nog suboptimaal. Welke concrete verbeterpunten ziet het kabinet hier wat betreft inhoudelijke samenwerking? Hoe werkt het in de praktijk, bijvoorbeeld als er in een land als China of Brazilië een politieke dialoog wordt gevoerd? Hoe wordt informatie gedeeld over een gezamenlijk optreden? Kruisbestuiving tussen EDEO en lidstaten moet ook weerspiegeld worden in het personeelsbestand. Hoeveel Nederlandse diplomaten werken er op dit moment bij EDEO en op welke wijze beïnvloedt Nederland die kruisbestuiving?

Op het gebied van consulair werk is het denken al verder dan de praktijk. Is er een tijdpad om te komen tot betere samenwerking op dit vlak? Wat is de inzet van Nederland daarbij? Denkt de regering dan bijvoorbeeld aan gezamenlijke visumkantoren, gezamenlijke ondersteuning van gevangenen in het buitenland, gezamenlijk optreden voor EU-burgers in nood in het buitenland? Welke rol ziet Nederland daarbij voor zichzelf en hoe denkt de regering deze in te vullen?

Samenwerking binnen EDEO kan mogelijk een goede manier zijn om kosten te besparen voor het externe optreden van lidstaten. Op welke vlakken ziet het kabinet hierin verdere mogelijkheden?

Eind november zijn na twee jaar onderhandelingen de Raad, de Commissie en het Parlement met een compromis gekomen voor de inrichting van het cohesiebeleid voor de periode van 2014 tot 2020. In totaal zal via het hervormde cohesiebeleid tot bijna 370 miljard euro ter beschikking kunnen worden gesteld aan investeringen in regio's en steden in Europa, in achtergebleven gebieden en in de reële economie aldaar. Het zal het belangrijkste investeringsinstrument van de EU zijn om de 2020-doelstellingen te verwezenlijken. Groei en banen scheppen, klimaatverandering, aanpak van energie-afhankelijkheid en armoede, met name sociale uitsluiting terugdringen. De PvdA heeft steeds gezegd dat deze middelen onder het cohesiebeleid vooral moeten gaan naar de armste regio's. Inzet van middelen voor groei en banen in innovatie- en achterstandsgebieden en steun voor mkb is in dit kader steeds prioriteit geweest. De PvdA is tevreden dat de regels van een goed financieel beheer verder worden aangescherpt. Wel willen wij graag weten hoe dit in de praktijk vorm gaat krijgen en wat de directe consequenties zullen zijn als landen alsnog de fout ingaan. De PvdA is tevreden dat de macro-economische conditionaliteit een zwaardere lading heeft gekregen. Wat zijn de verwachtingen van de regering over de impact hiervan in de praktijk? Welke landen zijn met name gevoelig voor deze voorwaarden?

Gisteren stelde de minister in het AO dat cohesiefondsen in sommige landen voor minder dan 40% worden uitgegeven. Het is belangrijk voor het absorptievermogen om deze middelen doelmatig te gebruiken, zeker in landen waar die zo noodzakelijk zijn om sociale uitsluiting te voorkomen. Wat gebeurt er om deze absorptiecapaciteit te verbeteren? Hoe wordt het aangekaart? Dit vooral omdat deze middelen kunnen worden ingezet voor de bestrijding van werkloosheid en sociale en economische achterstanden, en daarmee verbetering van welvaart en welzijn van de burgers van de Unie. Dat is een doelstelling die de PvdA van harte ondersteunt.

De heer Verheijen (VVD): Voorzitter. Gisteren hebben we uitgebreid gesproken over de uitbreiding. Over de bankenunie zullen we ongetwijfeld nog volgende week spreken, ter voorbereiding van de Ecofin dan wel de Europese Raad. Daar zal ik vandaag dus niets over zeggen. Hetzelfde geldt voor versterking van het economisch bestuur, waarop ik nog weinig zicht heb. De piketpaaltjes daarvoor zijn in het verleden helder geplaatst door kabinet en VVD. Daaraan zullen we volgende week toetsen.

Wat niet op de agenda staat, is het onderwerp rechtsstaat en corruptiebestrijding. Vorige week zagen we het jaarlijkse rapport van Transparancy International, dat wederom niet hoopgevend was: er is geen vooruitgang te bespeuren. Wat is de stand van zaken van het initiatief dat het afgelopen jaar door een aantal ministers, waaronder deze minister, is genomen? Afgelopen week kwam er nog een specifiek voorbeeld bij vanuit Roemenië. Daar is zonder enige discussie in het parlement een wet aangenomen die politici uitzondert van strafvervolging bij politieke corruptie. De wet is nog niet ondertekend door de president, maar wel aangenomen in het parlement. Zonder nu meteen in allerlei politieke processen in individuele landen in te willen grijpen, is dit wel een zeer zorgwekkend signaal, zeker als je kijkt naar Roemenië en die regio. Dit zou een verkeerde ontwikkeling zijn. Inmiddels zijn de eerste reacties, nationaal en internationaal, van de hoeders van de rechtsstaat binnen. Die zijn allemaal afwijzend. Ik vraag de minister daarvoor aandacht te hebben en waar mogelijk te vragen in de marge van de RAZ, bij de RAZ of rechtstreeks. Ik denk namelijk dat dat een zorgelijk signaal is binnen een Unie.

Er is een eerste evaluatie van EDEO gekomen. Belangrijk is dat we kijken naar de volgende periode. Dit is overigens wel een eigen evaluatie van EDEO, dus daar moeten we altijd rekening mee houden: dit is de slager die zijn eigen vlees keurt. Maar we kunnen er wel een aantal lijnen uit destilleren. Er is altijd veel kritiek geweest op de Hoge Vertegenwoordiger, mevrouw Ashton. De VVD heeft daar nooit aan meegedaan, want we hebben altijd beseft dat ze nooit verder kan springen dan de polsstok die de lidstaten haar aanreiken. Vooral in het laatste deel van deze periode is ze zeer zichtbaar geweest, waarbij ik denk aan Noord-Afrika en aan Servië-Kosovo. Ons oordeel over haar is mild. Maar over EDEO zijn we op een aantal punten kritisch: de effectiviteit en de samenwerking met de lidstaten. Het kabinet lijkt aan te geven dat het in grote lijnen tevreden is. Dit is wel het moment om aan te grijpen, als we verbetering willen. Waarop wil de minister tijdens de RAZ inzetten? In de geannoteerde agenda wordt er eentje genoemd, namelijk de samenwerking op consulair terrein. Zijn er heel concrete acties die de minister wil aankaarten om dat nog voor de nieuwe periode te regelen? Het is belangrijk om onze verwachtingen voor de nieuwe periode helder te stellen. Ook over de maximale omvang van EDEO hoor ik graag de visie van de minister. Waar eindigt dat? Bij 192 vertegenwoordigingen?

De heer Van Bommel (SP): Voor de juiste geschiedschrijving zou ik toch willen informeren of het beeld dat de heer Verheijen schetst wel helemaal juist is. Kennis van de eigen geschiedenis is immers ook belangrijk. Ik meen dat de VVD in het verleden juist vaak vroeg: waar is mevrouw Ashton als het gaat om zaken die in Europa gebeuren? Vaak werd naar EDEO gekeken als een groot apparaat, dat eigenlijk deed wat de lidstaten ook deden en waarvan zelfs het hele bestaan met argusogen werd bekeken. Heb ik nou de geschiedenis verkeerd meegemaakt, of kent de heer Verheijen de geschiedenis niet?

De heer Verheijen (VVD): Wij zijn kritisch over het functioneren van EDEO en over de samenwerking van EDEO met de nationale vertegenwoordiging. Die kritische houding blijft. Wij zijn mild over het functioneren van de Hoge Vertegenwoordiger mevrouw Ashton, ook omdat zij niet verder kan springen dan de lidstaten haar laten springen. Ik zie dat aan het eind van de afgelopen periode resultaten zichtbaar worden. Er zitten ook veel lessen voor de volgende periode in: wat wil je die figuur laten doen, hoe sterk wil je hem/haar hebben en wat laten de lidstaten daarvan over? Nog even los van de verantwoordelijkheden van individuele lidstaten zal het vooral van de figuur van de Hoge Vertegenwoordiger afhangen hoe effectief hij of zij straks kan zijn. Maar uiteindelijk is ons oordeel over EDEO redelijk kritisch, en mild over de figuur van de Hoge Vertegenwoordiger.

De heer Van Bommel (SP): We kunnen constateren dat er een ontwikkeling in het standpunt van de VVD zit, van kritisch naar mild op het punt van EDEO en Hoge Vertegenwoordiger. Dat wilde ik alleen maar even vastgesteld hebben voor een juiste geschiedschrijving van de parlementaire geschiedenis van het Koninkrijk.

De heer Verheijen (VVD): Als historicus vind ik dit van groot belang: authentieke geschiedvorsing. Maar of het helemaal recht doet aan de werkelijkheid, weet ik niet. Nogmaals, we zijn nog steeds kritisch op EDEO; vandaar onze vraag om een reactie.

Wat Nederlandse vertegenwoordigers bij EDEO betreft, doen we het niet heel slecht, maar ook niet heel goed. Roemenië, Hongarije, Tsjechië, België en Oostenrijk hebben meer diplomaten bij EDEO zitten. Heeft de minister hierbij nog doelen? Dat is belangrijk voor de kwaliteit van EDEO, voor het perspectief van onze diplomaten en voor de Nederlandse stem in de buitenlandse dienst van Europa. Uit het overzicht blijkt dat Nederland nog niet bij de top zit. Leven daar nog concrete ambities?

Vorige keer is het thema subsidiariteit aan de orde geweest. Ik maak me zorgen over de reactie van de Commissie op de gele kaart van het Parlement rondom het Europees Openbaar Ministerie. De Commissie gaat nog reageren op de gelekaartprocedure, maar de eerste reactie lijkt me niet de meest geslaagde. Daarmee wordt het draagvlak voor dit soort besluiten niet veel groter gemaakt, mild uitgedrukt.

De heer Klaver (GroenLinks): Voorzitter. Bijna het einde van het jaar, zodat het weer tijd is voor terug- en vooruitkijken. Vandaag zal ik dat proberen te doen op twee belangrijke onderwerpen die een tijd lang onder de raden zijn geweest: het sociale scoreboard en de lidstaatcontracten. Op het einde zal ik kort stilstaan bij de inzet van drones.

Eerst wil ik kort stilstaan bij de bankenunie. Het is spannend rondom de bankenunie. Ook hierover zal het gaan tijdens de RAZ. Alle regeringsleiders zijn committed om voor het eind van het jaar de bankenunie af te maken. We weten nog niet wat er uit het onderhandelingsspel komt. Volgens mij hopen we allemaal dat de bankenunie haar doel zal realiseren, namelijk dat de vicieuze cirkel tussen banken en overheden wordt doorbroken. Dit was ook het streven van de Raad vorig jaar. Daarom schrok ik nogal vorige week, toen we hier een debat voerden waarin de VVD met allerlei voorstellen kwam om de vicieuze cirkel weer te doorbreken: we moeten kijken naar een gecompartimeerde bankenunie, met allerlei losse potjes waaruit geshopt kan worden. Is het nog steeds het doel van de minister om die vicieuze cirkel tussen banken en overheden te doorbreken?

De Commissie is van plan een sociaal scoreboard in te voeren. Heel goed, want de euro is niet houdbaar als we onmogelijke sociale offers blijven vragen. GroenLinks wil wel dat het niet bij een vage monitoring blijft, maar dat het impact heeft. De Europese Raad zou het sociaal scoreboard willen aannemen, maar nu heeft de RAZ de kans om dit scoreboard tanden te geven en om zo te laten zien dat Europa sociale zaken serieus neemt. Welke beleidsimpact zal het scoreboard hebben? Gaat het ook echt de schrijnende werkloosheid terugdringen? Een idee is om grenswaarden vast te stellen voor de indicatoren uit het scoreboard. Als daaruit een alarmerende situatie blijkt, is het dan volgens het kabinet ook gewenst dat hierop actie wordt ondernomen, en zo ja, op welke manier pleit het kabinet hiervoor in Europees verband? Betekent dit dat op een andere manier wordt gekeken naar het Stabiliteits- en Groeipact?

Het echte scoreboard zit in de macro-economische onevenwichtighedenprocedure. Ook dit ligt voor. Het plan is om hier sociale indicatoren aan toe te voegen, maar ze zijn minder belangrijk dan de andere indicatoren, zo valt te lezen. Dit vind ik nogal krom. Is het kabinet bereid om in Europees verband te bepleiten dat deze indicatoren niet alleen subindicatoren worden, maar op gelijke voet komen te staan met de bestaande indicatoren uit de macro-economische onevenwichtighedenprocedure? Welke impact zullen deze indicatoren hebben op deze procedure? De prangende vraag is natuurlijk, wat er gebeurt als uit de analyse van de onevenwichtigheden blijkt dat het corrigeren hiervan leidt tot onaanvaardbare sociale consequentie. Met andere woorden: kan de aanbeveling tot een hervorming of een bezuiniging worden bijgesteld als deze een grote negatieve sociale impact heeft?

Ik vind dat we kritisch moeten zijn op de lidstaatcontracten. Positief is dat ze tegenwicht bieden aan de eenzijdige fixatie op de 3%-norm, maar dan moeten ze wel democratisch tot stand komen. De contracten moeten democratisch zijn, want handhaving van de 3%-norm is een kwestie van statistiek, en niet van politiek. Welke hervormingen maken de economie van een land sterker? Die politieke vraag moet beantwoord worden in een democratisch debat met parlementaire besluiten. De afstemming mag geen technocratische oefening worden van regeringen en Commissie. De nationale regering, die aan de ene kant het contract sluit, wordt gelukkig democratisch gecontroleerd door het parlement, zoals wij dat hier vandaag doen. Maar voor de Commissie, de andere partij die het contract sluit, moet dus hetzelfde gelden. Maar er is nu nog geen rol voorzien voor het Parlement. Hier zit het scheef. GroenLinks vindt de lidstaatcontracten dan ook alleen acceptabel als het Parlement instemmingsrecht krijgt. Wat is de positie van de regering op dit punt? Volgens het plan zouden de contracten gebaseerd worden op landenspecifieke aanbevelingen, maar dan moeten de prioriteiten op basis waarvan de Commissie deze samenstelt, wel sociaal zijn en democratisch gecontroleerd worden door het Parlement. Het EP heeft laatst een resolutie aangenomen om medezeggenschap te krijgen over de prioriteiten op basis waarvan de lidstaatcontracten worden vastgesteld, dus over de inhoud ervan. Hoe staat de minister hiertegenover?

Samenwerking bij de ontwikkeling van drones staat op de agenda van de Europese Raad in het kader van het Gemeenschappelijk Defensiebeleid. Onder andere Nederland wil nauwe samenwerking met andere landen bij de inzet van drones, blijkt uit de uitspraken van de Franse minister van Defensie. Is deze minister bereid, in EU-verband te bepleiten dat er gezamenlijk strikte regels worden afgesproken over de ontwikkeling, inzet en export van bewapende drones, en over gezamenlijke normen die op dit vlak ethische en juridische grenzen stellen? Wil hij daarbij waarborgen dat drones in geen geval gebruikt mogen worden voor buitengerechtelijke executies?

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Het kabinet zegt in de geannoteerde agenda tevreden te zijn over het functioneren van EDEO. Dat heeft mij verrast, omdat ik bij bezoeken aan het buitenland vaak mensen van Nederlandse vertegenwoordigingen daarover toch hoor klagen. EDEO wordt in veel Europese landen niet gezien als een goed functionerende dienst. Dat het kabinet in deze tussenevaluatie tevreden is over het functioneren van EDEO leidt mij tot de vraag om een toelichting. We juichen het toe dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van ambtenaren uit lidstaten. Dat is immers om die kruisbestuiving tussen het buitenlands beleid van de lidstaten en van Europa, dat nog maar zijn kinderschoenen staat, goed te laten verlopen. Simpel gezegd: om te zorgen dat de invloed die Nederland wil uitoefenen op het buitenlands beleid van Europa effectief te laten zijn. Daarvoor is het nodig dat er in het personeelsbestand gekeken wordt naar een zekere omvang van het Nederlandse aandeel. Gekozen wordt, er genoegen mee te nemen dat minimaal een derde van het personeelsbestand bestaat uit nationale ambtenaren. Dat lijkt mij als minimumvereiste een goede zaak. Hoe ziet de minister hoe het beleid van zijn ministerie effect doorklinkt? Dat kan namelijk niet alleen maar op het punt van personele bezetting; het betekent ook dat je bijvoorbeeld afstemming moet hebben over de doelstellingen die wij in Nederland hebben voor ons buitenlands beleid, afgezet tegen het Europese buitenlands beleid. Ik vraag me af of dat aandeel van een derde de inzet wordt voor de voor volgend jaar geplande herziening. Of staat dat deel onder druk?

Over het cohesiebeleid is een akkoord bereikt. Gaat dit akkoord er nu voor zorgen dat er minder sprake zal zijn van het rondpompen van geld in Europa? Dat is een grote klacht, verbonden aan dat cohesiebeleid. Ook het feit dat nog steeds veel cohesiegelden ook naar lidstaten gaan waarvan je je kunt afvragen of ze dat wel nodig hebben, gezien hun economische positie. Wordt daar nu ook aan gewerkt?

Bij de macro-economische conditionaliteit is overeengekomen dat maximaal 50% van de betalingen kan worden opgeschort indien niet wordt voldaan aan de afspraken in het Stabiliteits- en Groeipact. De mogelijkheid van een boete is nooit geëffectueerd. Betekent dit dat nu sneller naar dit instrument wordt gegrepen, en wordt de besluitvorming daartoe onderdeel van het Semester?

Het kabinet juicht, gezien de eigen subsidiariteitsexercitie, REFIT, het hervormen van wetgeving en het intrekken van voorstellen toe. De Commissie geeft bij die voorstellen echter aan dat aanpassing veelal niet nodig is, omdat het al is geregeld in andere voorstellen. Het intrekken gebeurt veelal omdat onderhandelingen al jaren op een dood spoor zitten. Ik snap dan ook niet goed wat dit te maken heeft met subsidiariteit. Dat lijkt er toch niet op, als we kritisch kijken naar de EU?

Ik wil terugkomen op de de discussie die we plenair voerden over de lidstaatcontracten. In de conclusies stond dat sprake zou zijn van bindende contracten. De minister-president heeft dat toen gerelativeerd. «Bindende» was volgens hem een verkeerde. Is dat standpunt nog wel houdbaar? Het woord «bindende» blijft namelijk terugkomen. Nu wordt gesproken over zogenaamd politiek bindende toezeggingen, zonder juridische basis. Wat is de stand van zaken op dit punt, bijvoorbeeld gekoppeld aan financiering? Wat als de contracten niet worden nagekomen? Zijn er dan sancties te verwachten op het gebied van de financiering? Er wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de bestaande procedures van het Europees Semester. Betekent dit ook dat noodzakelijke aanpassingen nodig zijn aan de verordeningen en de richtlijnen van het Europees Semester? Zo ja, betekent dit dan dat publicatie van het voorstel en eventuele onderhandeling pas met het nieuwe Parlement zullen plaatsvinden? Ofwel: kan worden aangegeven wat er gebeurt nadat deze conclusies zijn aangenomen?

Wat is precies de reikwijdte? Welke hervormingen? Waar richten die zich op? Ik wijs er ook op dat het kabinet zelf bij de reactie op het voorstel over ex ante coördinatie van de hervormingen aangaf dat het lastig is om af te bakenen wat nu precies onder een grote hervorming moet worden verstaan. Is daar nu wel duidelijkheid over?

Wat voegt het voorstel toe aan het geheel? Als echt wordt voldoen aan de randvoorwaarden van het kabinet, zijn we dan niet alleen maar bestuurlijke drukte aan het organiseren, waarmee het parlement wordt opgezadeld? We hebben al hervormingsplannen en hoofdlijnen bij de begrotingskaders die we in het voorjaar bespreken en voorleggen. In het najaar is er dan de ontwerpbegroting. Dan moeten grote tussentijdse hervormingen ook nog vooraf worden gedeeld. Is dat al niet genoeg toewijding, die nu met de contracten wordt nagestreefd? Het bijbehorende solidariteitsmechanisme zou subsidies, leningen of garanties geven voor het doorvoeren van afgesproken hervormingen. Maar het mag niet raken aan de meerjarenbegroting en geen extra verplichtingen voor niet-deelnemende landen, veelal niet-euro-landen, met zich meebrengen. Dan blijft er toch alleen geld over vanuit eurolanden als Nederland, of wordt hiervoor weer het ESM gebruikt?

Voorzitter: Verheijen

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Er is een groot aantal onderwerpen aan de orde gekomen. Ik focus me op die zaken die niet aan de orde zijn gekomen.

Over EDEO wil ik de aanvullende vraag stellen of bij de evaluatie de wens aan de orde komt die vooral door CDA en D66 is geuit om voor Sudan en Zuid-Sudan extra aandacht te krijgen, en of dat via de Hoge Vertegenwoordiger voor de Hoorn van Afrika gaat, of via een speciaal iemand. Gebeurt dat op dit moment, of op een ander moment? Ik sluit me aan bij de vragen over Roemenië. Daar is inderdaad sprake van een zeer zorgwekkende wet. Het zou een mooie testcase kunnen zijn voor het rechtsstatelijk mechanisme van de EU. Als je dat soort wetten aanneemt en jezelf totaal vrijpleit, dan moet je je afvragen of... Ik heb zelf de Roemeense tekst overigens niet gelezen en ik weet ook niet of de minister de Roemeense taal machtig is.

Wat het werkprogramma betreft, was ik blij verrast te zien dat de Commissie erin slaagt om gewoon tientallen wetsvoorstellen in te trekken. Dat doen we hier te weinig. We hebben het altijd over subsidiariteit. De helft van het werkprogramma bestaat juist uit zaken die niet doorgaan. Oké, er staan voorstellen op zoals in 1985 een voorstel om iets met Zuid-Afrika te doen. Nu staat daar dat de politieke context iets anders is en sancties dus niet langer aan de orde zijn. Maar het is toch goed dat het een keertje wordt opgeschoond en ingetrokken.

De topprioriteit van de EU is de verankering van de EMU in het democratische bestel. Dat is inderdaad een topprioriteit, zeker als we kijken naar de wijze waarop het ESM op dit moment vorm is gegeven, namelijk vrij ondoorzichtig. Ik doel op de besluitvorming rondom het uitgeven van dat geld. Deelt de minister die topprioriteit, en zo ja, op welke wijze gaan regering en EU daaraan handen en voeten geven? Het is namelijk vrij lastig.

Over het cohesiebeleid heb ik maar een vraag. Het is niet duidelijk of het op de agenda staat. Staatssecretaris Dijksma vertelde dat het misschien aan de orde komt op 17 december, maar daar staat het niet. Misschien is het doorgeschoven. Klopt het dat de EFRO-middelen voor Nederland in de komende periode met 38% dalen, terwijl het cohesiebeleid in de hele EU met slechts 8,5% daalt. Nederland krijgt dus een meer dan proportionele daling, terwijl de inzet van een groot deel van deze Kamer was om juist meer geld te krijgen voor kennis en innovatie. De minister zal versteld staan dat deze vraag van mij komt, maar: spoort dit met dit beleid of niet?

Acht de minister het haalbaar dat alle in annex 1 genoemd voorstellen nog in het eerste kwartaal van 2014 worden aangenomen? Wat is het standpunt over het EU-voorstel herziening OLAF? De Kamer heeft het voorstel als prioritair aangemerkt, met subsidiariteitstoets en behandelvoorbehoud, en de kabinetsreactie is er vooralsnog niet. Wanneer kunnen wij die tegemoet zien?

Voorzitter: Omtzigt

Minister Timmermans: Voorzitter. Een aantal onderwerpen keert terug in het debat met de minister-president ter voorbereiding van de Europese Raad. Dat geldt voor alles wat met de bankenunie heeft te maken, waarvoor overigens ook nog een extra Ecofin wordt georganiseerd.

Mevrouw Maij vroeg hoe het zit met de subsidiariteits-exercitie waarmee Nederland is begonnen. Ik heb inderdaad een presentatie in de Raad gehouden, waarop op dat moment elf lidstaten hebben gereageerd, alle positief. Mijn idee is om hierover in het voorjaar een vervolgdiscussie te organiseren. Er zijn landen die een soortgelijke exercitie ondernemen, op basis van het initiatief van Nederland. De discussie in het VK had een fundamenteel andere lading, maar die lijkt nu te kantelen. Eerst wilden ze heronderhandelen met de EU, en nu willen ze veel meer kijken naar de invulling van de bevoegdheden. Het lijkt daar enigszins te kantelen, hoewel je niet weet wat er het komend jaar gaat gebeuren. Frankrijk is bang dat dit leidt tot verdragswijziging waarbij bevoegdheden uit het verdrag verdwijnen, maar het wil ook graag een rationalisering en vereenvoudiging van het huidige beleid. De vraag hoe je tot een heldere politieke prioriteitsstelling komt, moet daarbij worden beantwoord. Meteen wordt dat gekoppeld aan de omvang van de Commissie. De Commissie was aanvankelijk heel negatief en afhoudend: wie knabbelt er aan mijn huisje. Maar uit publieke uitlatingen van Barroso heeft de Commissie van de nood een deugd gemaakt en gebruik gemaakt van het momentum. Waar sommige commissarissen erg terughoudend waren, heeft Barroso dit nu omarmd. De voorzitter van het EP heeft ook uitspraken in die richting gedaan. Het krijgt momentum, en dat vind ik mooi. We zullen daar in het voorjaar op terugkomen. Ik wil de verkiezingen gebruiken als drukmiddel. We zullen leidende politici dwingen kleur te bekennen op dit punt. Ze zullen moeten laten zien wat volgens hen de prioriteiten van de Unie in de komende vijf jaar zijn. Op 23 januari organiseert Clingendael hierover een seminar. Daar is veel belangstelling voor in de lidstaten. In maart zal de RAZ daar dan inhoudelijk op ingaan. Ik hoop dat de Raad dan in staat is een gezamenlijke positie vast te stellen, die dan aan het adres van de nieuwe Commissie kan worden gericht.

Een hoger ambitieniveau voor EDEO is altijd goed, maar ik vind het niet terecht om te stellen dat EDEO heeft verzaakt. We moeten realistisch zijn: EDEO is een nieuwe organisatie, die te maken heeft met drie verschillende componenten, namelijk de diensten van de Commissie, de diensten van het Raadssecretariaat en de diensten van de lidstaten. Aanvankelijk ging dat niet goed, omdat de Commissie in pole-position zat. Mevrouw Ashton was al eurocommissaris voordat ze Hoge Vertegenwoordiger werd, dus de Commissie was haar Umfeld. Verder is het, als je al in Brussel zit, makkelijker om posities in te nemen. Verder was de neiging: wat in Brussel zit zal Brussel doen, en wat uit de hoofdsteden komt, zal vooral naar de posten buiten de EU gaan. Dat is in de praktijk ook zo gebleken. Nederland heeft nu negentien mensen bij EDEO zitten, en we hebben eenentwintig Nederlanders van andere diensten die ook bij EDEO zitten. In totaal zijn dat dus 40 mensen. Dat is relatief te doen, maar ik ben niet tevreden over het aantal Nederlanders in de centrale in Brussel. Ambassadeur in Zuid-Afrika Roelof van der Geer is namens de EU vertegenwoordiger. Hij heeft daar een dijk van een positie. Nog niet heel lang geleden was ik in Colombia, waar namens de EU Tanja van Gool zit, ook met een heel stevige positie. Daar doen we het goed, maar ik ben nog niet tevreden over Brussel zelf. We moeten proberen, de Nederlandse presentie aldaar binnen de structuren wat te verstevigen. De Hoge Vertegenwoordiger heeft inmiddels meer balans in haar benadering. Ze vertrouwt haar eigen diensten steeds meer, althans ze is daar steeds meer aan gewend. Als je een derde van elders krijgt, dan moet je wel aan elkaar wennen. Dat gaat gelukkig steeds beter. Ashton verdient complimenten voor sommige klussen die ze op een geweldige manier klaart. Wat ze in Servië en Kosovo heeft gepresteerd, mag enige naam hebben. Zij heeft uiteindelijk ook de deal rond Iran gesloten. Alle ministers van Buitenlandse Zaken kwamen daar razendsnel op af toen het een succes dreigde te worden. Dat monniken- en onderhandelingswerk heeft zij gedaan. Ook in Egypte was ze, beter dan anderen, in staat om een rol te spelen. Blijft natuurlijk de vraag wat de relatie is tussen onze aanwezigheid en EDEO. Hoe kleiner het land, hoe relatief groter de meerwaarde van EDEO is. Want de grootste landen zullen, overal waar EDEO zit, eigen vertegenwoordigers hebben. Zij hebben dus minder de neiging om op EDEO te leunen in het buitenland. Hoewel we een brede footprint in het buitenland hebben, zijn er ook plaatsen waar wel een vertegenwoordiging van de EU zit, maar niet van ons. Met de coördinatie ter plekke hebben de grootste lidstaten vaak wat moeite, want zij willen gewoon hun gang gaan. Dat gaat steeds beter. Sterker nog: in sommige organisaties klaagt men wel eens over de massieve aanwezigheid van de EU binnen die organisaties. Met andere woorden: men ziet dat de EU die rol steeds beter gaat spelen. Dat lijkt me goed. Ik ben het eens met de Kamer dat het ambitieniveau hoger kan en de samenwerking beter. In de review ligt de nadruk op de interne organisatie. We zullen meer naar de output van EDEO moeten gaan kijken. De verwachtingen over consulaire samenwerking moeten we enigszins temperen. Dat gaat in een slakkengangetje, want te veel lidstaten willen niet verder gaan dan nu het geval is. Wij zullen erop blijven pushen dat dat wel gebeurt. Daar zit inderdaad ook een kostenaspect aan.

Het rechtsstaatsinitiatief begon met vier lidstaten, en heeft nu veel bredere steun in de raad. De laatste keer dat we erover spraken was er eigenlijk maar een lidstaat, Tsjechië, die daarover aarzelingen uitsprak. Inmiddels zit daar geloof ik alweer een andere regering, dus ik zal het nog even checken hoe Tsjechië daar nu in staat. Het is wel uitdrukkelijk bedoeld als een politiek instrument waardoor we, als zich zoiets afspeelt zoals nu in Roemenië, daarover in de Raad een discussie kunnen voeren. Die vindt nu overal plaats, behalve in de Raad. Wij doen vaak net alsof het ons niet aangaat. Dat vind ik niet aanvaardbaar, en steeds meer lidstaten vinden dat inmiddels met ons. De Commissie zat in de persoon van mijn grote vriendin mevrouw Reding op de lijn dat het moet via verdragswijzingen. Maar dat is allemaal onzin, want dit is een politiek instrument dat geen juridisch instrument mag worden. Daarvoor zijn namelijk andere juridische instrumenten voor. Er zit een lacune in het feit dat de Unie niet in staat is, interne politieke problemen onderling te bespreken die te maken hebben met de rechtsstaat. Ook hier verrassend genoeg eerst een afhoudende Barroso, en nu een Barroso die in de State of the Union zegt dat hij het een goed idee vindt. Met enig tandenknarsen heeft Commissaris Reding nu gezegd dat ze in het voorjaar met een mededeling komt over hoe we hiermee verder om zullen gaan. Ik zal de druk erop houden. Ik heb voorzichtig in ons grootste buurland geïnformeerd of ook de nieuwe regering hiernaar oren heeft. Dat lijkt zo te zijn, zeg ik heel voorzichtig, hoewel de weerstand ertegen uit het Beierse nog aanwezig is.

De heer Verheijen (VVD): U schetst zelf hoe fragiel het is om andere landen ergens op aan te spreken. In Roemenië zie ik, me verlatend op berichten in de media, dat er een zeer zorgwekkende wet is aangenomen. Alles zit natuurlijk in de timing en in het momentum. Wat is een moment waarop je daarover begint, zonder dat je dat te vroeg doet, en in welk gremium?

Minister Timmermans: Het eerlijke antwoord daarop is dat ik maandag mijn Roemeense collega zie en meteen aan hem zal vragen hoe het zit. Zo begint het. Als ik dat zeg, weet ik dat dat signaal meteen wordt opgepikt; hij zal ongetwijfeld een reactie klaar hebben. Op basis daarvan gaan wij dan bepalen of we dat in breder verband gaan aankaarten. Mijn wens is dat straks het mechanisme ontstaat dat ook degene die wordt aangesproken, niet meteen tegen het plafond aan zit, maar weet dat dit een onderwerp is dat hier besproken kan worden. Het had een hoop gescheeld als die hele discussie over wetgeving in Hongarije in de Raad was besproken. Als de ultieme druk wordt uitgeoefend, is Orbán bereid om de scherpe kantjes ervan af te halen. Misschien was dat te voorkomen geweest als we daar in de Raad over hadden gesproken en de Hongaarse minister zijn zaak rustig uit had kunnen leggen. Nu doen we het nog bilateraal, gevolgd door verbreding, straks hoop ik dat dat soort zaken gewoon kan worden geagendeerd onder het kopje «rechtsstaatsinitiatieven».

De heer Verheijen (VVD): Dank voor de voorgenomen actie, met het verzoek dit mee te nemen in het verslag van de RAZ.

Minister Timmermans: Overigens is er sprake van niet-samenleven van president en regering in Roemenië. Het is een soort War of roses, een extreem vechthuwelijk. In die context worden over en weer verwijten gemaakt die je eerst goed moet bekijken, voordat je daarover conclusies trekt. Vandaar dat ik mijn collega zal vragen hoe dat precies zit, zijn antwoord daarop rustig afwachtend.

Ik deel de frustratie zeer met de heer Verheijen over de teleurstellende reactie van de Commissie tot nu toe op de gele kaart ten aanzien van het Europese Openbaar Ministerie. Een Commissie die doof en blind blijft voor zo'n duidelijk signaal van de lidstaten ondermijnt het vertrouwen in de Europese samenwerking. Ik vind het juist compleet de andere kant opgaan, in vergelijking met wat de Nederlandse regering beoogt in het versterken van de rol van nationale parlementen, in de dialoog tussen nationale parlementen en de Brusselse instellingen. Ik heb me daar bijzonder aan geërgerd, wat ik aanstaande maandag in Brussel duidelijk zal maken. Dat heeft niet eens te maken met de vraag of de bezwaren van de parlementen wel of niet gegrond zijn, want dat is aan de parlementen. Als er dan zo'n gele kaart ligt, is de Commissie gehouden daarop inhoudelijk te reageren, en geen houding aan te nemen van «sterkte met uw been, business as usual.» Dat vind ik gewoon niet aanvaardbaar. Ik hoop dat we richting de nieuwe Commissie een duidelijk signaal kunnen afgeven. Ik zal niet nalaten om dit, waar ik ook maar kan, aan de orde te stellen en mijn ergernis daarover uit te spreken.

Het cohesiebeleid ontwikkelt zich in een richting die Nederland wil. Dat is dus goed nieuws. We willen dat nu al aankaarten, want als je dat niet op tijd doet, kun je weinig meer bijsturen als de trein rijdt. We steunen focus en concentratie op een beperkt aantal doelen. Voor Nederland moeten dat zijn: innovatie, een koolstofarme economie, duurzame energie en energie-efficiency. We zijn verder groot voorstander van de smart specialisation strategies. We willen dat deze strategieën actief worden gebruikt om daaraan tijdens de programmaperiode invulling te geven. We hebben de Commissie gevraagd om follow-up te geven aan de naleving van die strategieën. We willen heldere prestatie-indicatoren, want die zijn er nog niet. Ambitieus, maar realistisch. Als de prestaties niet geleverd worden, als landen aantoonbaar fout zitten, dan moet de Commissie financieel kunnen corrigeren, dan moet een deel van de fondsen terug worden betaald en moet het subsidiebedrag worden teruggevorderd bij de begunstigden. De lidstaten moeten dan op de deur kloppen bij degenen aan wie ze geld hebben gegeven.

De heer Omtzigt vroeg hoe het zit met de daling van het Nederlandse aandeel. In het landbouw- en cohesiebudget is er een aanzienlijk daling: 11% respectievelijk 8%. In absolute termen is het budget voor deze twee gedaald met 78 miljard euro. Daar staat dan weer een stijging van het onderzoeks- en innovatiebudget tegenover van 50%, met 30 miljard. Je ziet dat Nederland in die budgetten een disproportioneel groot aandeel heeft, in vergelijking met andere lidstaten. Dat geldt niet voor het EFRO. Als het bij het EFRO daalt en het stijgt bij innovatie, dan zou dat in principe voor Nederland gunstig moeten zijn. Maar dat weet je nooit als de programma's worden uitgevoerd. We hebben ingezet op een stijging voor Interreg. Daar is de stijging voor Nederland 40%. De onderhandelingen daarover zijn dus geslaagd, in het licht van de moties van de leden Plasterk, Ten Broeke, Lucas, Klaver en Pechtold. Iedereen is erbij betrokken!

Mevrouw Maij stelde nog een vraag over de absorptiecapaciteit van het cohesiebeleid. Gisteren ben ik daarop ingegaan. Als we praten over problemen met migratie et cetera, wordt een aspect nooit belicht: spannen landen zich wel voldoende in om de middelen die we collectief voor hen ter beschikking stellen, zo aan te wenden dat de economische transformatie succesvol plaatsvindt? Ik vind, met een aantal landen, van niet. Ik geloof dat in Roemenië slechts 40% van de beschikbare middelen wordt benut. Dan gaat die transformatie natuurlijk te langzaam. We kunnen natuurlijk ook zelf te ambitieus zijn geweest bij het vaststellen van de cohesiefondsen. Feit is wel dat bij de herziening van de meerjarenbegroting uit Roemenië niet heel veel lawaai is gekomen, terwijl ze toch fors moesten inleveren. Ze zagen kennelijk zelf ook in dat ze aan de grens zitten. Maar uiteindelijk blijkt dat ze harder zullen moeten investeren in de institutionele en administratieve capaciteit, zodat ze zeker weten dat er geen negatieve Rekenkamerrapporten komen over de besteding van die gelden. De absorptiecapaciteit vind ik een ernstig probleem. In sommige landen gaat dat veel beter, zoals in Polen. Maar dan is daar de transformatie ook veel sneller, en verloopt de versterking van de economie veel sneller.

De sociale dimensie van de EMU is ontzettend belangrijk. Het is ontzettend belangrijk dat de sociale gevolgen van de globalisering goed in beeld worden gebracht. De Commissie heeft het Employment and Social Scoreboard voorgesteld. Dat kan daaraan een bijdrage leveren. Dat scoreboard is wel gebaseerd op bestaande instrumenten. Voorgesteld wordt, dat scoreboard te laten bijdragen aan versterking van het proces van coördinatie en uitwisseling van best practices. Ik stoor me eraan dat landen niets doen, en vervolgens naar de Unie wijzen, want die moet het gaan doen. Dat gaat niet werken. Dit soort hervormingen en aanpassingen zal door landen zelf gedaan moeten worden. Maar peer pressure werkt wel. Als je zichtbare conclusies kunt trekken op het niveau van de EU, dan stimuleer je landen om het sociaaleconomisch beleid te verbeteren. Ik denk dat dat de benadering is die we moeten kiezen. We moeten niet werken met iets wat een placebo zal blijken te zijn, namelijk de illusie van een Europees sociaal beleid als wetgeving op Europees niveau.

De heer Klaver vraagt of werkloosheid een hoofdindicator is in het scoreboard, en dan vooral als het gaat om de macro-economische onevenwichtigheidsprocedure. De mededeling van de Commissie beperkt zich tot het voorstel om de huidige indicator werkgelegenheid in het scoreboard te verbreden, onder andere door de subindicatoren jeugdwerkloosheid, langdurige werkloosheid en armoede toe te voegen aan de gebruikte indicatoren. Ik denk dat dat een goed idee is. Dat maakt het beeld namelijk compleet. Maar we zijn er geen voorstander van om nieuwe indicatoren aan het hoofd-scoreboard toe te voegen. Dat stelt de Commissie overigens ook niet voor. We moeten echt de focus houden op de macro-economische onevenwichtigheden. We moeten ook niet in de discussie komen die ik in sommige lidstaten hoor, namelijk dat er een tegenhanger moet worden gecreëerd voor de macro-economische onevenwichtigheidsprocedure. Daarmee zou je die procedure ondermijnen. Daarmee doe je de sociale kant van Europa bepaald geen plezier.

De heer Klaver (GroenLinks): Dat is juist de kern: hebben die sociale indicatoren waarover wordt gesproken echt tanden? Als wordt gekeken naar de strakke economische normen die we hebben, met als bekendste de 3%-norm, wordt dan ook gekeken wat de impact is van het je strak houden aan die normen op de sociale dimensie in die landen? Geeft zo'n scoreboard de ruimte om een andere invulling te vinden voor zo'n 3%-norm, dan wel in de tijd, dan wel in het soort maatregelen? Anders gezegd: wat gaat dit scoreboard veranderen in de opdracht die landen ook vanuit Europa meekrijgen?

Minister Timmermans: Wat de heer Klaver vraagt, kan al in de huidige procedure. Die zaken kunnen worden meegewogen, wat hij heeft gezien aan de beoordelingen van Commissaris Rehn. Daarbij houdt hij rekening met speciale omstandigheden, zoals met de problematische situatie op de huizenmarkt in Nederland, en met de noodzaak om in een keer een flink bedrag uit te trekken voor banken. Ik denk dat het wel belangrijk is voor het completeren van het beeld dat de werkgelegenheid veel meer wordt gekwantificeerd in die subindicatoren. Dat geeft veel meer beeld en geluid bij de context waarin geopereerd wordt. Of je vervolgens na die kwantificatie ook kunt zien of door de aanbevelingen en het beleid van de lidstaten die subindicatoren verbeteren, is een kwestie van afwachten en bekijken. Wat de heer Klaver vraagt, doet de Commissie in de praktijk al. Maar ik ben het wel met hem eens dat we een beter beeld moeten krijgen van de effecten op de sociale kant, en dan met name de werkgelegenheid.

De heer Klaver (GroenLinks): Over de voorbeelden die de minister noemt, zoals de Nederlandse huizenmarkt het volgende. De Commissie heeft al de bevoegdheid om te kijken of sprake is van buitengewone economische omstandigheden waardoor je wat langer kunt doen over het voldoen aan de tekortverplichtingen. Wat daarin niet terugkomt, is bijvoorbeeld het aspect van de werkloosheid. Wel de huizenmarkt, wel de groeiverwachtingen van een economie, maar niet de werkloosheid. Dat zou heel concreet een sociale dimensie zijn die je kunt toevoegen aan dat pakket van bevoegdheden van de Commissie, om ervoor te zorgen dat je een breder beoordelingsscala van landen krijgt.

Minister Timmermans: Die gedachte is niet helemaal nieuw, maar dat weet de heer Klaver ook. Ik heb recent een rapport van de heer Melkert gezien, waarin dit soort gedachten ook wordt ontwikkeld. Ik vind dat de route via de subindicatoren ook hierop kan uitkomen. Ik vind het toch wel appels met peren vergelijken als je uit het Stabiliteitspact percentages haalt voor tekort en schuld, en daar een werkloosheidspercentage naast legt. Dat lijkt me geen verstandige benadering. Dat je de subindicatoren jeugdwerkloosheid, langdurige werkloosheid en armoede veel meer expliciet maakt binnen de macro-economische onevenwichtigheidsprocedure, is belangrijk en verstandig. Dat kan misschien tot een andere beleidsmix op nationaal niveau leiden. Ik denk dat het denken hierover nog niet volledig is uitgekristalliseerd. Ik weet dat hierover in een aantal lidstaten verder wordt nagedacht, waarbij de vrees in andere lidstaten bestaat dat dit als een excuus wordt gebracht voor het niet doorvoeren van macro-economische aanpassingen. Maar zo heb ik de heer Klaver niet verstaan. Overigens zijn de eerste indicaties in die lidstaten die bereid en in staat zijn om echt macro-economische aanpassingen te doen, lidstaten die de afgelopen jaren door een heel diep dal zijn gegaan, positief. Dat geldt voor Spanje en zelfs voor Cyprus en Griekenland. Er komt wat licht aan het eind van de tunnel, zeker als het gaat om Spanje. In Frankrijk en Italië, waar men niet of onvoldoende aan die hervormingen is begonnen, lijken de problemen wel erg lang door te gaan sudderen. Ook daarbij zijn macro-economische aanpassingen nodig om de werkgelegenheid weer op gang te krijgen.

De lidstaatcontracten zijn politiek bindend, niet juridisch. Wat Nederland betreft: geen nieuw geld, na het solidariteitsmechanisme, geen extra afdrachten, geen gratis geld, maar liever leningen, en geen opmaat naar een eurozonebegroting. Daar geloven wij niet in. Op dit punt zijn de onderhandelingen over de Raadsconclusies nog gaande. De Kamer kan daarover nog debatteren. De conclusie van de Raad zal zijn dat de president van de Raad de opdracht krijgt dit verder uit te werken en in de loop van volgend jaar met opties te komen. Veel verder zal het niet gaan.

De heer Klaver (GroenLinks): Prima om daarover op een later moment verder te praten. Ik had een vraag gesteld over het instemmingsrecht van het Parlement. Wie controleert de andere contractpartij, de Commissie? Zou de positie van het Parlement daarbij niet veel sterker moeten worden gemaakt? Zo ja, wil de minister zich daarvoor sterk maken?

Minister Timmermans: Ik denk dat de positie van het Parlement al behoorlijk stevig is. De Commissie dreigt verscheurd te worden door een veeleisende Raad aan de ene kant en een veeleisend Parlement aan de andere kant. Ook als het Parlement boos is op de Raad, kan het de Raad niet aanpakken, en gaat het de Commissie op haar donder geven. Dat kan, als het doorgaat, de positie van de Commissie verzwakken. Het zou niet onverstandig zijn om de relatie tussen Raad en Parlement te bezien. Je zou veel vaker de president of de voorzitter van de Raad in het Parlement moeten zien, zodat duidelijk wordt dat alle instellingen bereid zijn hierover de dialoog met elkaar te voeren. Alleen maar het nog meer macht geven aan het Parlement om de Commissie aan te pakken, zal alleen maar tot verzwakking van de Commissie leiden, omdat de Raad voortdurend aan de andere kant van het touw trekt. We moeten oppassen dat de Commissie niet wordt gevierendeeld.

De heer Van Bommel vroeg of Refit een subsidiariteitsexercitie is. Het is een onderdeeltje daarvan, en het gaat in dezelfde richting. Een nuttige stap, maar wij willen meer. Dat moet de Commissie onder ogen zien. Daarom ga ik hiermee door, samen met veel andere lidstaten die dit ook vinden. Daarom wachten we op de resultaten van de Clingendael-exercitie en op de besprekingen in de Raad. Toen Barroso in eerste instantie zeer afwijzend was, werd gezegd: dan doen we het zelf wel in de Raad. Dan denkt de Commissie: hier moeten we bij zijn, dit willen we niet. Daar gaan we gewoon mee door.

De heer Omtzigt vroeg, waarom het voorstel tot wijziging van OLAF niet in de kabinetsreactie is opgenomen. Het is een beperkte wijziging ten aanzien van de onderzoekmaatregelen waarmee de Commissie waarschijnlijk komt. Er zit natuurlijk altijd spanning tussen de onafhankelijkheid van OLAF enerzijds en de noodzaak van strakkere regelgeving anderzijds. Ik geloof dat de commissie voor de rijksuitgaven hierover recent met het kabinet heeft gesproken. Nogmaals, we willen niet het pad van het Europees Openbaar Ministerie op, maar we willen wel dat OLAF tanden heeft en fraude hard kan aanpakken. We zullen meewerken aan de zaken die de Kamer op het gebied van OLAF voorstelt.

Op de agenda staat niets over drones. Wel wordt gesproken over de ontwikkeling van het RPAS (Remotely piloted aircraft system) voor 2020–2025. Maar dat is bedoeld voor surveillance, en niet om bewapende uitvallen uit te voeren. De focus ligt bij het steunen van R en D, en het vrijmaken van fondsen hiervoor. De Raad heeft de Commissie verzocht met voorstellen voor regelgeving te dien aanzien te komen.

De heer Klaver (GroenLinks): De minister had het over regels die hieromtrent tot stand moeten komen. Ook drones die worden ontwikkeld voor surveillance, zijn te bewapenen. De vragen die ik stelde, gingen over regels omtrent ontwikkeling, inzet en export van die drones. Wil de minister zich inspannen voor de ontwikkeling van regels?

Minister Timmermans: De hele kwestie van de drones speelt op allerlei niveaus, met name als het gaat om de bewapende drones en de inzet daarvan, tot en met de inzet van robots die niet eens meer door mensen worden bediend. Hier loopt het internationale recht gewoon achter de feiten aan. Nederland heeft het initiatief genomen om het internationale recht bij te laten trekken. We hebben daarover een advies gevraagd van de CAVV, een commissie die op het gebied van het internationale recht advies geeft. Die commissie adviseerde dat het internationale recht al voldoende ruimte biedt om dit te regelen. Ik ben daar zelf niet helemaal van overtuigd. Ik denk dat het verstandig is dat we met andere lidstaten onderzoeken of hiervoor geen aangescherpte juridische instrumenten nodig zijn.

De heer Omtzigt (CDA): Kan de minister nog iets zeggen over EDEO in Sudan en Zuid-Sudan? Kan verder nu of later nog iets worden gezegd over verankering van de EMU in het democratisch bestel? Ik krijg daarvan graag een appreciatie van de regering. Alle instrumenten worden om de democratische besluitvorming heen gelegd, waarbij ik niet zozeer denk aan de vaststelling van de rente door de ECB, maar meer aan de inzet van ECM-middelen. Dat kan ook bij de bankenunie gebeuren. Ik wil wel een visie van het kabinet hierop hebben.

Minister Timmermans: Vorige keer heb ik al geantwoord op vragen over Zuid-Sudan. Maar ik wil het nog wel een keer doen. Het onderwerp heeft de aandacht van de Hoge Vertegenwoordiger. Ik heb het met haar besproken. Zij wilde toen naar een rationalisering van haar speciale vertegenwoordigers. Ik geloof dat het mevrouw Marsden was die hierbij verantwoordelijkheid droeg. Haar mandaat is ten einde gekomen. Misschien kunnen we hierop volgende keer terugkomen.

De democratische inbedding EMU is een onderwerp dat aandacht zal krijgen in de Staat van de Unie. Ik verzeker de heer Omtzigt dat dit onderwerp nog uitputtend besproken en belicht zal worden in de komende tijd.

De voorzitter: De minister heeft de volgende toezeggingen gedaan.

  • De minister heeft toegezegd aan de heer Verheijen dat in het verslag van de RAZ zal worden teruggekomen op de stand van zaken met betrekking tot het Nederlandse initiatief over het rechtsstatelijkheidsmechanisme, mede naar aanleiding van de recente ontwikkelingen in Roemenië.

  • De minister zal in het volgende overleg terugkomen op de stand van zaken in Zuid-Sudan en Sudan. De verankering van de EMU zal in de Staat van de Unie aan de orde komen.

De heer Klaver (GroenLinks): Ik heb behoefte aan een VAO over de rest van de agenda, minus de uitbreiding.

Sluiting 10.46 uur.

Naar boven