Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-02 nr. 1179 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-02 nr. 1179 |
Vastgesteld 10 september 2012
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij twee fracties de behoefte de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen inzake de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 7 en 8 september 2012 (21 501-02, nr. 1176).
De minister en de staatssecretaris hebben op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 6 september 2012. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de bewindspersonen zijn hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Albayrak
De griffier van de commissie, Van Toor
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de genoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken die gepland staat voor 7 en 8 september. De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen over de geannoteerde agenda. Daarnaast heeft de VVD-fractie nog vragen over de situatie in Iran en Syrië. De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de voorliggende agenda. Genoemde leden hebben een aantal vragen.
Water en onderwijs in het buitenlands beleid
De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, Catherine Ashton, wijst volgens de leden van de VVD-fractie terecht op het belang van water en onderwijs in het buitenlands beleid. Volgens de leden van de VVD-fractie is onderwijs binnen ontwikkelingshulp een voorbeeld van een beleidsterrein dat multilateraal kan worden opgepakt. Op het gebied van watermanagement heeft Nederland specifieke kennis en expertise in huis. De leden van de VVD-fractie willen watermanagement dan ook behouden als speerpunt van de Nederlandse internationale samenwerking. Bent u het met de leden van de VVD-fractie eens dat onderwijs binnen internationale samenwerking Europees kan worden aangepakt, maar dat het primaat bij watermanagement meer bij de lidstaten thuishoort?
Antwoord van het kabinet:
In het afgelopen jaar is tussen EU en lidstaten uitgebreid gesproken over de toekomst van het Europees ontwikkelingsbeleid, op basis van voorstellen van Commissaris Piebalgs (Ontwikkelingssamenwerking), vervat in de zogenaamde Agenda for Change 1. De Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking heeft in mei jl. deze voorstellen bekrachtigd2. De inspanningen van de Commissie zullen zich in de periode vanaf 2014 vooral richten op twee pijlers: «democratie, mensenrechten en goed bestuur» en «duurzame en inclusieve ontwikkeling».
Water is niet als afzonderlijk thema opgenomen in de Agenda for Change, noch heeft Nederland daarvoor gepleit – inderdaad vanuit de gedachte dat de thema’s waar de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zich specifiek op richt, niet per definitie ook Europese prioriteiten hoeven zijn. Vanzelfsprekend zal Nederland via de band van de EU optreden waar dat in het verlengde ligt van de Nederlandse belangen en de EU meerwaarde kan bieden gezien haar gewicht. Dat geldt ook op het gebied van waterdiplomatie.
De Commissie heeft aangegeven 20% van haar middelen te zullen blijven inspannen voor activiteiten die gericht zijn op inclusieve en menselijke ontwikkeling, waaronder onderwijs en gezondheidszorg. Het kabinet heeft zich hierover in positieve zin uitgelaten – juist ook omdat de Nederlandse inspanningen in partnerlanden worden beperkt tot vier thema’s. Hier is dus sprake van een waardevolle complementariteit tussen de Nederlandse bilaterale ontwikkelingsinspanningen en die van de EU.
Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie graag aandacht voor de begrotingssteun die nog altijd vanuit de Europese internationale samenwerking wordt uitgekeerd. Nederland heeft begrotingssteun vrijwel afgebouwd, maar in Europees verband is er nog altijd begrotingssteun. Bent ur bereid om te pleiten voor een verschuiving van het Europese ontwikkelingsbudget van begrotingssteun naar bijvoorbeeld onderwijs?
Antwoord van het kabinet:
De Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 14 mei jl. heeft zich eveneens uitgesproken over de toekomstige benadering van Europese begrotingssteun aan derde landen. Nederland heeft aangedrongen op een duidelijker verband tussen fundamentele waarden – democratie, mensenrechten, rechtsstaat – en de verstrekking van begrotingssteun. Het kabinet verwacht op grond van deze nieuwe benadering dat ook de EU in de toekomst minder algemene begrotingssteun zal verstrekken, en zal hierop nauw toezien bij de beoordeling van specifieke voorstellen. Zoals ook aan uw Kamer gemeld in de aanloop naar de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juli jl. heeft dat in het geval van Rwanda al tot uitstel geleid van de beslissing begrotingssteun toe te kennen3.
Het kabinet ziet met deze selectievere aanpak van begrotingssteun mogelijkheden om de budgetverhoging terug te dringen die de Commissie voorstelt in het kader van het Meerjarig Financieel Kader (2014–2020) ten aanzien van de instrumenten van het extern beleid. Het kabinet informeerde uw Kamer hierover middels het BNC-fiche over de verordeningen van de instrumenten van het extern beleid van de EU 2014–20204.
Overigens is begrotingssteun een hulpmodaliteit die ook aan specifieke sectoren ten goede kan komen, waaronder onderwijs, in de vorm van sectorale begrotingssteun.
De leden van de CDA-fractie hechten grote waarde aan de bespreking van het onderwerp water en buitenland beleid. Nederland speelt op dit terrein een voortrekkersrol in de wereld en beschikt hier over specifieke kennis. Op welke manier denkt de regering dat Europees beleid op het gebied van water de Nederlandse inzet kan versterken? Kan een concreet voorbeeld worden gegeven waarin Nederland profiteert van Europese inzet op dit gebied? Deze regering heeft gekozen voor een effectiever ontwikkelingsbeleid, onder andere door te focussen op vier specifieke speerpunten. Water is een van die speerpunten. Kan de regering aangeven in hoeverre er overleg is geweest met andere betrokken partijen binnen het speerpunt water en in hoeverre dit overleg heeft geleid tot strategische keuzes in aanloop naar dit Gymnich-overleg?
Antwoord van het kabinet:
De eerste vraag van de leden van de CDA-fractie werd beantwoord bij de beantwoording van de vragen van de leden van de VVD hierboven: Europese inspanningen kunnen in het verlengde liggen van Nederlandse inspanningen en belangen, bijvoorbeeld op het gebied van waterdiplomatie. Nederland profiteert van de Europese inspanning op het gebied van water via bijvoorbeeld de European Water Facility, waaruit ook waterprogramma’s en partnerschappen van Nederlandse partijen worden gefinancierd. Er wordt regelmatig overleg gevoerd met betrokken partijen over de uitvoering van het waterbeleid. Dit heeft in aanloop naar de Gymnich-bijeenkomst niet geleid tot nieuwe strategische keuzes.
Een tweede belangrijk onderdeel van de agenda vormt onderwijs en het buitenlands beleid. De leden van de CDA-fractie delen de analyse van de regering ten aanzien van onderwijs en fragiele staten. Kunt u aangeven in hoeverre de verschillende inspanningen van EU-landen van elkaar verschillen en waar synergievoordelen behaald kunnen worden? Nu de Nederlandse regering er voor heeft gekozen minder geld te besteden aan onderwijs binnen het ontwikkelingsbeleid, hechten deze leden grote waarde aan goede overdracht van onderwijsprojecten die door Nederland worden gestopt. Vormt deze problematiek ook onderdeel van de agenda? Zo nee, waarom niet? Welke afspraken kunnen nog worden gemaakt met andere Europese donoren om de behaalde Nederlandse successen te kunnen voortzetten?
Antwoord van het kabinet:
Tijdens de Gymnich bijeenkomst zal niet worden gesproken over werkverdeling tussen EU en lidstaten. Die discussie vindt plaats binnen de Raad Buitenlandse Zaken/ Ontwikkelingssamenwerking. De EU en lidstaten hebben zich, ook in de aanloop naar de vierde high-level bijeenkomst over de effectiviteit van hulp in Busan, nadrukkelijk verbonden aan het tegengaan van versnippering van hulp, het bevorderen van beleidscoherentie voor ontwikkeling en het bevorderen van werkverdeling, zowel in als tussen ontvangende landen5. De EU en lidstaten spannen zich in voor gezamenlijke programmering. In een aantal Nederlandse partnerlanden wordt daarmee dit jaar al een begin gemaakt. Nederland staat hier positief tegenover, vanwege de efficiency-winst die zo te behalen valt en de grotere impact die de EU als donor kan maken. De Nederlandse ambassades in betreffende landen werken nauw samen met de EU en overige donoren, vanuit de gekozen thema’s zoals vastgelegd in de Meerjarige Strategische Plannen voor de partnerlanden.
Nederland zet zich in voor een zorgvuldige afbouw in landen en sectoren waar de bilaterale inspanningen niet worden gecontinueerd. Hierover is uw Kamer op regelmatige basis geïnformeerd. Op 2 februari jl. kwam dit in een Algemeen Overleg met uw Kamer ter sprake6. Over verantwoorde afbouw van basisonderwijs binnen het Nederlands ontwikkelingssamenwerkingsbeleid is veelvuldig overlegd met andere donoren, ook in EU-verband. In Den Haag heeft een overleg met een aantal Europese donoren plaatsgevonden. In dertien van de zestien landen waar Nederland bijdroeg aan onderwijs is inmiddels zicht op overname van Nederlandse financiering, hetzij door hogere bijdragen van het land in kwestie, hetzij door andere donoren, hetzij door bijdragen van het Global Partnership for Education.
Syrië
Het machtsvacuüm in Syrië houdt aan, zo stellen de leden van de VVD-fractie. De nieuwe VN-gezant, Lakhdar Brahimi, heeft zijn taak «bijna onmogelijk» genoemd. Geen van de strijdende partijen lijkt sterk genoeg om het conflict te beslechten. Assad heeft zijn legitimiteit al lang verloren en de internationale druk neemt toe. De Amerikaanse president Obama laat weten dat de inzet van chemische wapens door de VS niet geaccepteerd zal worden. De Egyptische president Morsi veroordeelt het Syrische geweld tijdens zijn bezoek aan Iran, één van de laatste bondgenoten van Syrië. Bent u het met de Amerikaanse president eens dat de inzet van chemische wapens ontoelaatbaar is? Bent u bereid om in Europees verband ook aan te geven dat het gebruik van chemische wapens niet geaccepteerd zal worden? Turkije vangt veel vluchtelingen op. De laatste week verschenen er berichten dat Turkije de grenzen heeft gesloten omdat het niet meer dan 100 000 vluchtelingen kan verwerken. De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van opvang in de regio. De Nederlandse regering heeft daarom eerder bijgedragen aan de opvang van gevluchte Syriërs. Kunt u aangeven of Turkije eventueel hulp nodig heeft bij de opvang van asielzoekers. Zo ja, bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor hulp aan Turkije en aan eventuele andere buurlanden die vluchtelingen opvangen, zoals Libanon?
Antwoord van het kabinet:
De aanwezigheid van chemische wapens en de controle daarop in Syrië is zorgwekkend. Nederland is daarover in gesprek met relevante partners. Syrië heeft het Geneefse Protocol van 1925 ondertekend, dat het gebruik van chemische wapens verbiedt. De regering roept de OPCW op de situatie in Syrië nauwlettend in de gaten te houden; inzet van chemische wapens tegen andere landen of tegen de eigen bevolking is onaanvaardbaar.
De opvang van Syrische vluchtelingen heeft Turkije tot op heden ongeveer 300 miljoen USD gekost. Turkije is bereid meer dan 100 000 vluchtelingen op te nemen, waarvoor dringende internationale financiële steun noodzakelijk is. De VN heeft de internationale gemeenschap financiële hulp gevraagd voor de opvang van vluchtelingen in de buurlanden Turkije, Jordanië, Libanon en Irak. Dit verzoek om een hulpbijdrage is volgens de laatste cijfers vooralsnog slechts voor 54% (105 miljoen euro) gedekt. Tijdens het Gymnich-overleg wil Hoge Vertegenwoordiger Ashton onder andere de hulp aan vluchtelingen bespreken.
Het kabinet heeft bovenop de bestaande Nederlandse bijdrage van ongeveer 7 miljoen euro nog eens 4,3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp in de buurlanden en hulpbehoevenden binnen Syrië. Het vluchtelingenprobleem beperkt zich overigens niet tot de buurlanden. In Syrië zelf verblijven naar schatting 1,2 miljoen ontheemden, die in bepaalde regio’s verstoken blijven van hulp. Mede in het licht van bovenstaande bezoekt Minister Rosenthal Turkije.
Het Nederlandse beleid gaat uit van opvang in de regio en het kabinet is van mening dat de Europese inspanningen zich in de huidige omstandigheden op de regio moeten richten.
De leden van de CDA-fractie gaan er van uit dat, ondanks het ontbreken van dit onderwerp op de voorlopige agenda, gesproken zal worden over de situatie in Syrië. De beperkte berichten uit het land schetsen een beeld van steeds verder toenemend geweld en grotere vluchtelingenstromen. Deze leden hebben begrip voor de bezorgdheid hierover van Turkije en de roep van dit land om de instelling van een bufferzone tussen Turkije en Syrië en het instellen van een No Fly Zone. Bent u bereid dit pleidooi van Turkije in VN-verband te ondersteunen? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven op welke manier in NAVO-verband wordt gesproken over deze steeds urgentere problematiek en of er in NAVO-verband stappen te verwachten zijn om Turkije bij te staan? Graag een reactie. Inmiddels is de heer Brahimi gestart in zijn functie als nieuwe VN-gezant voor Syrië. Kunt u aangeven welke rol hij, naar uw verwachting, in Syrië zal kunnen vervullen? Hoe beoordeelt u de Syrische belofte dat met Brahimi zal worden samengewerkt?
Antwoord van het kabinet:
Verdergaande maatregelen zoals het instellen van een bufferzone en een No-Fly-Zone moeten berusten op een toereikend volkenrechtelijk mandaat. Tot dusver ontbreekt het hieraan. Zonder instemming van de partijen is de uitvoering van dergelijke maatregelen bovendien uiterst complex. Het kabinet, evenals partners als de VS en het VK, ziet het Turkse voorstel als een uiterst middel dat momenteel niet aan de orde is.
Wij verwijzen naar de brief die minister Rosenthal uw Kamer mede namens de minister van Defensie op 27 juni jl. stuurde over de Nederlandse opstelling in de NAVO na het neerschieten van een Turks toestel door Syrië (Kamerstuk 28 676, no. 163). De NAVO-bondgenoten spraken op 26 juni jl. op verzoek van Turkije over het incident, toonden unaniem solidariteit met bondgenoot Turkije en gaven te kennen de situatie nauwgezet te zullen blijven volgen. Sindsdien is de situatie ongewijzigd. Militaire interventie is niet aan de orde. Hierover wordt in NAVO-verband niet gesproken.
De precieze taakomschrijving van Speciaal Vertegenwoordiger Brahimi is tot op heden nog niet bekend. Het is dan ook moeilijk om een verwachtingspatroon aan zijn functie te koppelen. Nederland zal Brahimi steunen waar het kan. Het is belangrijk dat de VN vertegenwoordigd blijft in Damascus met het post-Assad tijdperk in het vooruitzicht.
Iran
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over plannen van sommige politieke partijen om uit de VN en de EU te stappen. Bent u het met de leden van de VVD-fractie eens dat het voor Nederland moeilijker wordt om het Iraanse nucleaire programma een halt toe te roepen als Nederland geen sanctiebeleid meer kan voorstaan in EU- en VN-verband? De leden van de VVD-fractie denken daarbij aan de oliesancties, waarbij Nederland in Europees verband voorop liep. Deelt u de mening van de leden van de VVD-fractie dat Israël daarmee benadeeld wordt als Nederland uit de EU en de VN zou stappen? De productie van verrijkt uranium in Iran is verdubbeld in het laatste kwartaal, zo laat het Internationaal Atoomagentschap weten. De verhoogde capaciteit van de ondergrondse centrale Fordo is een risico voor de stabiliteit in de regio. Het Internationaal Atoomagentschap geeft aan dat het geen bewijs heeft dat al het verrijkt uranium voor vreedzame doeleinden gebruikt wordt. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over het nucleaire programma van Iran. Ziet u nog mogelijkheden om in Europees verband de sancties tegen Iran uit te breiden? En op welke wijze duidt u de ontwikkelingen in de relatie tussen Iran en Egypte in relatie tot het nucleaire programma?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet acht het van belang dat de druk op Iran onverminderd hoog wordt gehouden om het land te dwingen zijn internationale verplichtingen in het kader van zijn nucleaire programma na te komen. Het kabinet is van mening dat sancties effectiever zijn als zij breed gedragen worden, dat wil zeggen bij voorkeur in VN-verband en indien dit niet mogelijk blijkt in EU-verband. In dat laatste geval wordt nauwe samenwerking gezocht met gelijkgezinde partners zoals de Verenigde Staten. De sancties, waarvan de meest recente uitbreiding per 1 juli jl. is ingegaan, raken het regime en hebben effect. Het kabinet beziet momenteel of er aanvullende sanctiemaatregelen tegen Iran zijn die Nederland in EU verband kan voorstellen. Effectieve druk op Iran in VN- en EU-verband is ook in het belang van Israël. Speculeren over andere opties, of deze uitsluiten, is op dit moment niet aan de orde.
De relatie tussen Iran en Egypte heeft recentelijk aandacht gekregen door aanwezigheid van de Egyptische president Morsi bij de in Teheran georganiseerde Top van Niet-Gebonden landen op 30 augustus jl. President Morsi gebruikte zijn toespraak om kritiek te uiten op de Iraanse steun aan het regime van Assad. De Egyptische belangen zijn niet gediend bij voortzetting van het Iraanse nucleaire programma.
Een appreciatie van deze voorstellen ontving de Kamer met de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 14 november 2011 [Kamerstuk 21 501-04 nr. 137].
Voor het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking zie Kamerstuk 21 501–04 nr. 143.
Zie de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juli [Kamerstuk 21 501-02 nr. 1167].
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1179.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.