21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1067 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 juni 2011

De vaste commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 19 mei 2011 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief d.d. 20 april 2011van de minister van Buitenlandse Zaken, houdende het verslag van de Raad Algemene Zaken van 13 april 2011 (21 501-02, nr. 1055);

  • de brief d.d. 17 mei 2011van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, houdende de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 23 mei 2011 (21 501-02, nr. 1060);

  • de brief d.d. 23 maart 2011van de minister van Buitenlandse Zaken, over de Kabinetsappreciatie over het interim-rapport van de Europese Commissie inzake hoofdstuk 23 (rechterlijke macht en fundamentele rechten) van de toetredingsonderhandelingen tussen de EU en Kroatië (23 987, nr. 116).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Verburg

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Pechtold

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Nijssen

Voorzitter: Verburg

Griffier: Nijssen

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Bontes, Ten Broeke, Hachchi, Hilkens, Ormel en Verburg,

en minister Rosenthal en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken, vergezeld van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Ik open deze vergadering. Aan de orde is het algemeen overleg over de Raad Algemene Zaken die op 23 mei zal worden gehouden. Ik stel voor dat we een spreektijd aanhouden van vier minuten en het aantal interrupties beperken tot een per lid.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Om te beginnen wil ik mijn zorgen uitspreken over de woorden van de Duitse bondskanselier Angela Merkel, eergisteren uitgesproken op een CDU-congres. Zij zei dat de Europese lidstaten, gezien de crisis en de problemen in Europa, zouden moeten streven naar het vaststellen van één Europese pensioenleeftijd en, erger nog, naar de vaststelling op Europees niveau van een minimum- en maximumaantal vakantiedagen. Dit alles zou moeten worden gelijkgetrokken; dat men in de zuidelijke landen laat met pensioen gaat en veel te veel vakantie neemt, is haar een doorn in het oog. Ik wil de minister oproepen om, in het licht van de nationale bevoegdheden op dit punt, hiertegen krachtig stelling te nemen. De Britten hebben een wettelijk minimumaantal van 28 dagen, wij in Nederland 20 dagen, in Duitsland is het ook 20 dagen en de meeste landen hebben 20 dagen. Dat is onze eigen zaak en dat moeten we vooral zo houden. Ik hoop dat de minister dit standpunt deelt.

Het thema van het Europese economische bestuur komt terug. De staatssecretaris spreekt van een gestage voortgang op dit punt. Naar de mening van mijn fractie is sprake van een belangrijke overheveling van zeggenschap en zoiets moet je vooral heel langzaam doen. Als je in deze situatie van crisis, onder het motto van «never waste a good crisis», overhaaste beslissingen neemt, geef je zomaar zeggenschap weg en die krijg je nooit meer terug. Wij vinden dat zorgelijk. De vraag is dan ook aan de orde of de planning met betrekking tot de voorstellen zal worden gehaald, zoals het voorzitterschap dat wenst. Het Hongaarse voorzitterschap roept op tot meer flexibiliteit en voert de druk op om de deadline te halen. Gaat dat niet ten koste van de zorgvuldigheid? Naar verluidt heeft het Hongaarse voorzitterschap meer ruimte van Ecofin gekregen om het Europees Parlement tegemoet te komen; u weet wel, die trialoog waarbinnen men probeert om er onderling uit te komen en snel zaken te doen. Een en ander betekent mogelijk een resultaat waarbij de lidstaten, ook het Nederlandse parlement, uiteindelijk het nakijken zullen hebben. Graag een reactie op dit punt.

Ik ga verder over Kroatië. Het kabinet stelt dat de onderhandelingen zich bevinden in een afrondende fase. Klopt dit ook met betrekking tot het belangrijke hoofdstuk 23, dat handelt over de rechterlijke macht en de fundamentele vrijheden? Dat hoofdstuk krijgt de meeste aandacht; terecht, omdat hierin vaak de hardste noten te kraken zijn en wetgeving wel kan worden aangepast, maar zulks niet betekent dat het wenselijke in de praktijk wordt geïmplementeerd. Wij hebben dit wel gemerkt bij ons werkbezoek aan de Balkanlanden. Graag dus aandacht voor dit hoofdstuk en vooral ook voor de praktijk. In de Geannoteerde agenda speculeert het kabinet over het verwelkomen van een positief advies van de Commissie in juni en op dat moment ook de onderhandelingen afronden. Dat lijkt mij erg optimistisch. Moeten we dit zo opvatten dat het kabinet het aannemelijk vindt dat die zaak binnen een paar maanden kan zijn geregeld? Weliswaar wordt gesteld dat ook later nog de vinger aan de pols kan worden gehouden, maar wij vinden dit een zorgelijk standpunt: dat standpunt van de vinger aan de pols nadat voldongen feiten waren gecreëerd, werd namelijk ook ingenomen met betrekking tot Roemenië en Bulgarije. Dit is geen goede ontwikkeling, de kwestie met Roemenië en Bulgarije moeten we niet herhalen. We hebben ook nadien, na toetreding, geen rechtstaatmonitor, althans niet een met tanden. Wanneer een land is toegetreden, is dat een politiek feit en kan er slechts nog worden geklaagd, zoals we dat nu nog steeds doen over Roemenië en Bulgarije. We kunnen de zaak wel volgen, maar feitelijk niet zo heel veel afdwingen, behalve misschien met wat fondsen, en hooguit nog straffen. De praktijk die na de kwestie Roemenië en Bulgarije is ontstaan, vinden wij niet goed en willen wij niet vervolgen. Ook wordt verwezen naar het oordeel van het Joegoslaviëtribunaal; dat was eerder een ijkpunt en dat moet een ijkpunt blijven. Is de regering van mening dat Kroatië ook wat dit betreft aan alle eisen voldoet?

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Ik heb drie punten: Kroatië, de Roma en het verdrag. Uiteraard blijft de PVV-fractie bij haar standpunt van geen toetreding van nieuwe landen tot de Europese Unie. Met betrekking tot Kroatië wil ik nog een aantal punten specificeren, met name in de publieke sector: nog steeds grote problemen met corruptie en de politisering van het politieapparaat speelt nog steeds een rol. En wat betreft de oorlogsmisdadigers: werkt Kroatië nu voor 100% mee met het Joegoslaviëtribunaal? En hoe zit het op lokaal niveau en op het niveau van het ICTI: is de samenwerking goed, voldoet Kroatië aan wat wij willen? Over het draagvlak onder de Kroaten zelf: toen twee generaals zopas werden veroordeeld door het Joegoslaviëtribunaal, braken er massale protesten uit, werden er Europese vlaggen verbrand. Uit onderzoek daarna bleek dat twee derde van de Kroaten niet wil toetreden. Ik hoor graag een reactie van de minister hierop: hoe kijkt hij ertegen aan dat Kroatië het kennelijk zelf ook niet wil, los van het feit dat wij het ook niet willen? Ik krijg klachten van burgers die uit Joegoslavië komen en zeggen dat er een nieuwe wet is gekomen, die de politie zulke verregaande bevoegdheden geeft dat deze zonder huiszoekingsbevel, zonder toetsing van de rechter kan aftappen en huiszoekingen kan verrichten. Is bij de minister bekend dat op dat gebied kennelijk toch weer een stap terug is gezet? Of klopt het niet wat die burgers zeggen? Dat kan natuurlijk ook het geval zijn. Het hoort niet direct bij het hoofdstuk 23, maar ik heb grote zorgen over de economie van Kroatië: die krimpt en ook het IMF is daar niet positief over. De krimp van voor de crisis zit op 10% van het bruto binnenlands product. Hoe kijkt de minister aan tegen de economische situatie aldaar? Wij hebben nu met Griekenland en alle andere landen een zwakke situatie in Europa, dus hoe kijkt de minister aan tegen de economische situatie?

Ik ga verder over de Roma. Nederland heeft sinds de jaren zeventig beleid ontwikkeld voor de Roma. Dat is niet altijd succesvol geweest. Om een voorbeeld uit Nieuwegein te noemen: 25% van de Roma onder de 18 jaar heeft een strafblad, boven de 18 jaar is dat 75%; een zeer zware oververtegenwoordiging. Als standaardreflex wordt daarbij vaak de sociaaleconomische-achterstandskaart getrokken: daar zou het aan liggen. Volgens de PVV-fractie ligt het vooral aan de cultuur van de Roma en moet je vooral daarnaar kijken. Maar wij zitten niet te wachten op EU-beleid; de Europese Commissie heeft hier helemaal niets mee te maken, de omgang daarmee is een Nederlandse nationale aangelegenheid. Wij willen niet de beruchte solidariteitsverklaringen van de Commissie in de trant van: we moeten elkaar helpen met de Roma, nemen jullie er ook een paar. Laten we eerlijk zijn: wij hebben onze handen daar al aan vol. Wij zitten dus niet te wachten op solidariteit, en op meer Roma voor Nederland. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe ver de Commissie kan gaan in haar beleid. Wat ons betreft komt er dus helemaal geen beleid, maar wat denkt de staatssecretaris daarover?

Het volgende nog over het jaarrapport van het Handvest van de grondrechten, want daarbij heb je ook weer zoiets. Er zijn garanties over grondrechten, die zijn dus gewaarborgd. Je hebt de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, er is het Internationaal Verdrag Inzake Burgerrechten. Waarom moet de Commissie nu weer komen met zo'n handvest en dat weer verder gaan uitwerken? Dit lijkt weer op expansiedrift, het lijkt op een groei naar een Europese superstaat. Wij zitten daar niet op te wachten en Nederlanders al helemaal niet. In het afgelopen jaar zijn zo'n 60 klachten ingediend bij de Europese Ombudsman en wij dienen minder klachten in dan kleine landen als Griekenland en Roemenië. Nederland zit hier dus niet op te wachten. Graag hoor ik de beoordeling van de staatssecretaris: is het nodig dat de Commissie dit op de kaart zet?

De heer Ten Broeke (VVD): Even een vraag aan de heer Bontes. Wij waren ook niet zo gelukkig met een aparte instelling voor grondrechten, want dat was dubbel met de Raad van Europa. Maar toen zijn partijleider niet naar Londen kon afreizen, maakte de heer Bontes zelf in de debatten ook aanspraak op dat handvest. Ik herinner me dat nog heel scherp; ik meen dat het artikel 10 betrof. Het is van tweeën een: of hij vindt het iets of hij vindt het helemaal niets, maar dan moet hij er ook geen gebruik van maken als zijn partijleider, volkomen onterecht overigens, de toegang tot Engeland wordt geweigerd.

De heer Bontes (PVV): Ik vind die vergelijking scheef. Natuurlijk heeft een politicus recht op vrijheid van meningsuiting. Om daar nu de grondrechten van de Europese Unie bij te halen... voor zover dat is gebeurd, ik kan me dit ook niet meer herinneren. Ook wij zijn tegen de structuurfondsen en de cohesiefondsen, maar Nederland haalt daar ook geld uit terug, omdat het geen geld wil laten liggen voor de Nederlandse belastingbetaler. En zo kan ik wel tachtig voorbeelden noemen. Het was een flauw voorbeeld. Ik denk dat ik hiermee voldoende op de vraag heb gereageerd.

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Kortheidshalve volg ik de Geannoteerde agenda. Deze begint met de mededeling dat de agenda van de Europese Raad in procedurele zin zal worden voorbesproken, omdat deze nog niet bekend is. Dit betekent dat je er nog wat invloed op zou kunnen uitoefenen. Gaat de Nederlandse regering dat doen, welke punten brengt zij dan in, wat is het thema van de Europese Raad van juni? Ik zal in dat kader aandacht willen vragen voor wat wij op dit moment in Europa zien gebeuren. We hebben het namelijk allemaal over de Arabische Lente en over volstromende pleinen in Cairo, maar we zien ook in Madrid een plein volstromen en ook in Athene is er een enorme sociale onrust. Ik denk dat het thema van de sociale onrust, het gebrek aan toekomstperspectief van de jeugd in Europese lidstaten, een thema voor de Europese Raad moet zijn. Wij moeten daar op tijd een thema van maken, voordat alle pleinen volstromen.

Over de Romastrategie het volgende. Voor het CDA is integratiebeleid nationaal beleid, maar het uitwisselen van kennis en ervaring in Europees verband is van belang. De Europese Commissie kan hierbij een rol spelen, maar uiteindelijk is het Romabeleid integratiebeleid. Wij vragen ons af of de Nederlandse regering de ervaringen die wij hebben met de integratie van specifieke groepen zal inbrengen in de Romastrategie.

Kroatië is het volgende agendapunt. Mijn voorgangers maakten hierover al wat kritische opmerkingen, laat ik eens beginnen met een positieve opmerking: naar de mening van de CDA-fractie is het oordeel van de Commissie bepalend voor vervolgstappen. Wij zijn nu al heel lang bezig met Kroatië. Kroatië heeft enorme inspanningen gepleegd. De meeste hoofdstukken van het acquis zijn afgesloten. Hoofdstuk 8 is nog geopend vanwege een technische kwestie met betrekking tot de privatisering van scheepswerven. Wij gaan ervan uit dat dit gewoon conform de regelgeving en de wensen zal worden geregeld, zodat ook dat hoofdstuk kan worden afgesloten. Hoofdstuk 23 is een kernhoofdstuk en het is de vraag of je zo'n hoofdstuk ooit kunt afsluiten; zoiets gaat namelijk altijd door. Het wordt op een bepaald moment ook voor Kroatië nodig om te weten waar het aan toe is, dus dat er een positieve afronding van de toetredingsonderhandelingen komt. Vervolgens moet tijdens het ratificatieproces in de lidstaten voortdurend worden gemonitord of Kroatië ten aanzien van hoofdstuk 23 bij de les blijft. Maar als het oordeel van de Commissie positief is, zal dat ook het oordeel van de CDA-fractie zijn.

Nu het jaarrapport van het Handvest van de grondrechten. De CDA-fractie ziet de Europese Unie als een middel om vrijheid en mensenrechten te verdedigen; dat zijn Europese waarden en dit handvest is daarvoor een instrument. Het is goed dat dit wordt besproken, al vragen wij ons wel af waaruit de hooggespannen verwachtingen van de Europese burgers bestaan. Daar krijg ik graag een antwoord op.

De heer Van Bommel (SP): De heer Ormel zegt: wanneer het oordeel van de Commissie over Kroatië positief is, zal dat ook het oordeel van de CDA-fractie zijn. Maar als dit oordeel van de Commissie kritisch is, of misschien zelfs negatief of afwachtend, zal dat dan ook het oordeel van de CDA-fractie zijn? Of is het oordeel van de CDA-fractie positief, ongeacht het oordeel van de Europese Commissie?

De heer Ormel (CDA): Wij vinden dat er een vervolgstap moet worden gezet als het oordeel van de Europese Commissie positief is, en dat het moment van afronding van de onderhandelingen op een keer moet worden bereikt. Als het oordeel van de Commissie niet geheel positief is, betekent het dat die stap nog niet kan worden gezet. Die vraag is dan ook niet aan de orde.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik zal met name ingaan op twee punten: Kroatië en het Handvest van de grondrechten. Ik wil beginnen met iets waarop ik gisteren ook aansloeg: het interview dat Commissievoorzitter Barroso deze week gaf in de Volkskrant. Hij harkte een ongelooflijke hoeveelheid dingen als succes naar zich toe, waar dit parlement hem volgens mij enorm mee heeft geholpen en waarbij de rol van de heer Barroso op zijn minst duister was: ik doel op het Noodfonds en dergelijke. Maar een van de zaken waaraan ik me het meest ergerde, was dat hij ons meende te moeten uitleggen dat wij de uitbreiding vooral moesten blijven verdedigen, omdat die zo goed is voor onze interne markt. Nou, dat wisten we inderdaad nog helemaal niet. Wel vervelend is dat Nederland nu juist heeft aangedrongen op heel strenge regels. In het nieuwe Verdrag van Lissabon staan, op instigatie van Nederland, het Nederlandse parlement en de vorige Nederlandse regering – die daarvoor ook complimenten verdient – behalve de Kopenhagencriteria, ook een van de lessons learned: geen toetredingsdatum meer noemen. En laat nu net Barroso degene zijn die zich twee jaar geleden hieraan bezondigde met betrekking tot Kroatië. Misschien vindt de staatssecretaris nog ergens de gelegenheid om de heer Barroso daarvoor over de knie te leggen, of anderszins; het zal hem ongetwijfeld lukken om daarvoor zijn eigen diplomatieke manier te vinden.

Nu de beoordeling van de Commissie op dit moment. Wij zijn in de Balkan op bezoek geweest en het was opmerkelijk om vast te moeten stellen hoe ver Kroatië is gekomen, bijvoorbeeld vergeleken met Roemenië en Bulgarije die nu al lid zijn. Het rapport gelezen hebbend, zou ik bijna de stelling aandurven dat Kroatië verder is dan Roemenië en Bulgarije. Dat zegt niet alleen iets over Kroatië, maar helaas ook over de fout die wij in het verleden hebben gemaakt met Bulgarije en Roemenië. We zitten nog met het probleem van de scheepswerven, de VVD heeft hier al een paar keer iets over gezegd. Het gaat hierbij over mededinging, dat vind ik een achilleshiel in de Europese samenwerking en daarop moet nadrukkelijk worden gelet. We hadden het visserijdispuut, maar dat lijkt grotendeels opgelost. Desondanks nog een klein minnetje. Maar het allergrootste punt is natuurlijk hoofdstuk 23: de rule of law. Als je, althans wij in ons bezoek van vorige week, daarvan iets ziet op de Balkan, weet je hoe lang het nog zal duren voordat die in orde komt. In de hoofdstad van Albanië, Tirana, kom je in één straat acht banken tegen die er een paar jaren geleden niet waren, maar in die hele hoofdstad zoek je vergeefs naar één gerechtsgebouw; het Wilde Oosten dus. Dat geldt voor Kroatië misschien niet meer: Kroatië heeft een grondwettelijke wijziging doorgevoerd en er zijn nieuwe rechters benoemd. Hoe anders is het in Albanië, waar ze bijvoorbeeld 30% van de rechters hebben ontslagen, in de hoop daarmee Europa te paaien. Kroatië was en is op zoek naar documenten. Wij hebben het altijd gezegd: er is een groot verschil tussen op zoek zijn naar documenten die bewijs kunnen aanleveren voor het ICTI, of op zoek zijn naar oorlogscriminelen, zoals in Servië. Gelukkig hebben wij mogen vaststellen dat het zoeken naar die documenten geen belemmering is geweest voor de strafmaat die nu is uitgesproken tegen Gotovina. Ik wil hier dus bepaald niet met twee maten meten. Kroatië heeft op dat vlak een heel andere houding aangenomen dan ik bij Servië kan bespeuren, zeker sinds de aanhouding van Gotovina een paar jaar geleden. Het gaat daarbij over het acquis en het track record, zoals de regering dat zegt. Het Nederlandse parlement – en de VVD heeft daarbij vooropgelopen, samen met het CDA – heeft met dat nieuwe artikel in het Verdrag van Lissabon veel gevraagd waaraan de Commissie zich naar mijn mening nog niet houdt. Maar ik ga nu proberen om nog iets meer te vragen: voordat met betrekking tot Kroatië vervolgstappen worden gezet – en daar zijn we dus nog niet aan toe, al kan ik niet ontkennen wat in het rapport staat – wil ik dat we proberen om de lessons learned te doen stollen, vast te leggen en duurzaam te laten zijn. Is het mogelijk dat de regering zich inspant voor iets wat we met Bulgarije en Roemenië niet hebben bereikt, bijvoorbeeld de koppeling CVM-Schengen? Gedurende het proces zou in ieder geval het moment van de technische toetredingsdatum kunnen worden aangegrepen, als alle hoofdstukken zijn gesloten en die vervolgstap zou kunnen worden gezet, om die koppeling opnieuw aan te brengen en volop druk op de Kroaten uit te oefenen. Ik geef toe dat ik nu iets toevoeg aan de eisen die wij al hebben gesteld, maar met de wetenschap van en ervaring met Roemenië en Bulgarije in ons achterhoofd, lijkt me deze aanvullende eis van de VVD zinvol. Ik zie uit naar wat de regering hierover zegt.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Europa zit in zwaar weer. Euroscepsis en populisme zetten de toon in Nederland, maar ook in andere lidstaten. De grondrechten worden verwaarloosd en men durft elkaar daar niet op aan te spreken, bang om zelf ook op de vingers te worden getikt. Vandaag wil ik het hebben over drie zaken: de Romastrategie, Kroatië en het rapport Handvest van de grondrechten.

D66 is voorstander van een Europese Romastrategie. Het is duidelijk dat op Europees niveau richtlijnen moeten komen om uitsluiting en discriminatie van de Romabevolking op nationaal niveau tegen te gaan. Roma zijn Europese burgers en hebben recht op goed onderwijs en huisvesting. Als een individu de fout in gaat, moet hij worden bestraft, maar hele groepen uitsluiten is het schenden van grondrechten. Vorig jaar heeft Frankrijk meer dan 8 000 Roma naar Roemenië en Bulgarije uitgezet. Frankrijk is op de vingers getikt door de Europese Commissie, en terecht. De Europese Commissie zou een onderzoek instellen. Heeft de minister de conclusies van dit onderzoek al gekregen? Nederland wil geen doelgroepenbeleid voeren. Betekent dit dat Nederland geen nationale strategie gaat opstellen? Als Nederland geen doelgroepenbeleid voert, waarom moeten Roma dan etnisch worden geregistreerd? Een ander probleem voor de Romabevolking is de statenloosheid. Andere lidstaten praten met vertegenwoordigers van de Roma en in sommige landen bestaan zelfs speciale overlegorganen om tot een gezamenlijke oplossing te komen. Hoe staat de minister hiertegenover?

Kroatië nadert de eindstreep: van de 35 onderhandelingshoofdstukken zijn er inmiddels 28 voorlopig gesloten. D66 is verheugd over de voortgang die Kroatië heeft geboekt, maar we zijn er nog niet: zo moeten onder andere het openbaar bestuur en het gerechtelijke apparaat worden versterkt, moet de corruptie worden bestreden en moet Kroatië volledige medewerking verlenen aan het Joegoslaviëtribunaal. Volgens D66 kunnen de onderhandelingen met Kroatië worden afgerond zodra aan de voorwaarden is voldaan. Is de minister van mening dat daaraan is voldaan?

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Even een vraag over de Roma. Mevrouw Hachchi pleit voor Europees beleid, maar de problemen zitten in de lidstaten. Mevrouw Hachchi is altijd de eerste die op de banken staat te springen als er weer een lidstaat bij komt en vindt dan altijd dat de mensenrechten daar prima voor elkaar zijn, want tot nu toe heeft ze met de toetreding van welk land ook ingestemd. Maar nu verwijt ze landen kennelijk dat ze op het gebied van Roma de mensenrechten niet goed nakomen en daarom moet er Europees beleid komen. Hoe verklaart zij die inconsistentie in haar redenering?

Mevrouw Hachchi (D66): De heer Bontes haalt twee dingen door elkaar. Voor de mensenrechten in Europa moet hij nog even de rest van mijn inbreng afwachten, want ik ga zeggen dat we die ook in Europa niet goed op orde hebben. Dit staat los van de toetreding van lidstaten. Ik deel de mening dat in het verleden de voorwaarden niet scherp genoeg waren. Ik vind de huidige voorwaarden goed en als daaraan wordt voldaan, dus als Kroatië zo ver is, is D66 voorstander van deze uitbreiding van de Europese Unie.

Mijn fractie is blij met de versterkte monitoring die de Europese Commissie heeft voorgesteld, maar dan wel vanuit de Europese Commissie; het moet geen politiek instrument zijn waarmee de lidstaten tijdens het spel de regels kunnen veranderen. Gaat de Europese Commissie Kroatië monitoren en onder welke omstandigheden kan een lidstaat om versterkte monitoring vragen? Wanneer zal het kabinet dat doen? Geldt die versterkte monitoring alleen voor Kroatië, of ook voor andere landen?

Tot slot het jaarrapport van het Handvest van de grondrechten. Niet alleen in de kandidaat-lidstaten, maar ook in de Europese lidstaten worden grondrechten niet altijd nageleefd: in Litouwen is er bijvoorbeeld geen wettelijke bescherming tegen homodiscriminatie, in Hongarije houdt een door de regering benoemde media-autoriteit in de gaten of journalisten moreel en objectief berichten, maar ook in Frankrijk zijn er problemen met het uitzetten van Roma en in Nederland met het terugsturen van Polen. De Commissie geeft op aandringen van de Raad een minimalistische interpretatie van het handvest. Zou een brede interpretatie van het Handvest van de grondrechten geen rol kunnen spelen bij het monitoren van de grondrechten? En is een versterkte monitoring door de Europese Commissie niet ook noodzakelijk voor Europese lidstaten? Hoe denkt de minister daarover?

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Mevrouw Hachchi betrekt de grondrechten bij het beleid en de Polen. Onze wet zegt: u kunt het land verlaten als u langer dan drie maanden en korter dan vijf jaar hier bent en geen bron van inkomsten heeft. Hoe kan mevrouw Hachchi dat in vredesnaam koppelen aan grondrechten van mensen? Ik snap dat verband totaal niet en vind het ook totale onzin, maar hoor wel graag een opheldering.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik wil dat best uitleggen. Ik heb begrepen dat minister Kamp werkloze Polen die in ons land een uitkering vragen of voor overlast zorgen, wil terugsturen naar Polen. Volgens mij is dat in strijd met de grondrechten.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Wij kennen D66 als de partij van de Verenigde Staten van Europa, van het liefst alles vanuit Brussel. Dus mevrouw Hachchi zal wel blij zijn met de woorden van mevrouw Merkel, die vanuit Brussel wil vaststellen wat het minimumaantal vakantiedagen moet zijn. Klopt mijn veronderstelling?

Mevrouw Hachchi (D66): Het is heel duidelijk dat D66 de toekomst van Nederland in Europa ziet. Ik denk wel dat we zorgvuldig moeten zijn bij het bepalen van welke zaken we nationaal willen blijven regelen, of Europees zouden moeten doen. Op uw vraag over dit concrete geval kan ik geen antwoord geven.

Mevrouw Hilkens (PvdA): Voorzitter. Natuurlijk wil de PvdA-fractie een aantal vragen stellen over de financiële agenda van Europa, maar allereerst wil ik de aandacht vestigen op de humanitaire problematiek die zich de laatste weken met name in Griekenland sterk manifesteert. Van een uitvoerig gesprek met een Nederlandse journaliste die al 30 jaar in Griekenland resideert, leerde ik dat de volkswoede die voor een belangrijk deel wordt gevoed door de bezuinigingen als gevolg van de crisis, in toenemende mate is gericht op migranten, onder wie vluchtelingen. Het meest schrijnende incident van deze maand was in de straten van Athene, waar een onschuldige man uit Bangladesh door een groep uitzinnige Grieken werd doodgeknuppeld. Ik hoor graag of de staatssecretaris ermee bekend is dat de woede van de Griekse burgers zich steeds meer richt tegen migranten, onder wie vluchtelingen. Is Griekenland, ondanks het gebrek aan geld, nog wel bezig met het realiseren van een fatsoenlijke asielprocedure en opvang voor asielzoekers? Uiteraard draagt de PvdA de vluchtelingen een warm hart toe, maar gelijktijdig maakt zij zich zorgen over het feit dat Nederland deze mensen in procedure zou moeten nemen, aangezien het niet is toegestaan om vluchtelingen terug naar Griekenland te sturen. Wat doet Europa om deze knellende situatie zo snel mogelijk te beëindigen en welke bijdrage levert Nederland daaraan?

In de eurocrisis komt een aantal ontwikkelingen in een stroomversnelling. Er is een gezamenlijk noodfonds, de economische aansturing van de EU wordt versterkt en tegelijkertijd wordt de uitbreiding van de Unie voortgezet. De gevolgen van al die ontwikkelingen bij elkaar zijn allerminst te bevatten; niet alleen voor veel burgers niet, maar laten we eerlijk zijn: ook menig politicus of staatshoofd kan daar alleen maar naar gissen. Verschillende topeconomen spreken elkaar tegen en ondertussen wakkert de discussie over de kwijtschelding van een deel van de Griekse schuld en het al dan niet verplicht privatiseren van het Griekse onderpand verder aan. Uit het verslag van de afgelopen AZ-Raad valt op te maken dat veel wordt verwacht van de nationale hervormingsprogramma's. Op zijn minst past daarbij de toevoeging dat hierover nog vele vragen bestaan, die mijn partij al eerder heeft gesteld. Wat wordt bijvoorbeeld de rol van de EU bij de bepaling van de nationale loon- en productiviteitsontwikkelingen? Er wordt nu een systematiek opgezet om deze te monitoren, maar wat is het vervolgtraject en hoe grijpt een en ander in op loonvorming en loononderhandelingen? Wat betekent het pact voor pensioenen, gezondheidszorg en sociale voorzieningen? Wordt er alleen maar gekeken naar houdbaarheid? De PvdA heeft juist het belang van participatiebevordering en aanscherping van de sociale agenda aangedragen; wat is daarvan bij de Europese Raad terechtgekomen? Ook hebben wij aangegeven dat er een scherp onderscheid moet blijven tussen landen die een beroep doen op het noodfonds en de gewone lidstaten. Is dat voor het kabinet nu helder?

Kort nog een ander punt op de agenda. Juist nu Europa in woelig vaarwater zit, moeten we zorgvuldig omgaan met verdere uitbreiding. De PvdA vindt al heel lang dat landen pas mogen toetreden als zij hebben voldaan aan alle criteria. Ik geloof dat de regering dat ook vindt, dus kan de minister toezeggen dat Nederland dit standpunt zal blijven uitdragen?

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Graag zou ik van mijn collega van de Partij van de Arbeid horen dat er een koppeling wordt gemaakt tussen uitbreiding en economische situatie; wellicht is dat nog terecht ook. Ik wil graag weten waar de Partij van de Arbeid op dit moment staat met betrekking tot de toetreding van Kroatië: is zij op dit moment voor toetreding of niet?

Mevrouw Hilkens (PvdA): In principe staan wij positief tegenover toetreding, mits is voldaan aan alle daartoe gestelde criteria.

De voorzitter: Ik dank de leden van de Kamer. Hiermee is de eerste termijn van de Kamer ten einde. De bewindslieden kunnen direct antwoorden, dus ik geef het woord aan de minister.

Minister Rosenthal: Voorzitter. De drie onderwerpen uit de eerste termijn van de Kamer worden tussen de staatssecretaris en mijzelf verdeeld, en wel in de verhouding 2:1, zoals het hoort: de staatssecretaris zal het hebben over de Roma en het Handvest van de grondrechten, ik zal ingaan op de uitbreiding met Kroatië.

Over Kroatië een paar algemene opmerkingen; ik hoop daarin de specifieke vragen van de geachte afgevaardigden te kunnen verwerken. Wanneer het gaat om uitbreiding, is de mantra van de regering: strict en fair. Met betrekking tot Kroatië hebben wij de strikte lijn zeker gevolgd en dat willen wij ook blijven doen. Maar daarbij hoort fair, de andere kant van de zaak. Voor alle duidelijkheid: in het stappenschema van tien stappen, die gaan van erkenning tot toelating, zitten we inmiddels bij stap 8, het einde van de onderhandelingen. Ik neem goed nota van de opmerkingen van de heer Ten Broeke over de wijze waarop Nederland via het Lissabonverdrag heeft bijgedragen aan de aanscherping van de uitbreidingscondities, onder meer met het artikel dat expliciet over de lessons learned handelt. Ik neem ook goed nota van de opmerking van de heer Van Bommel, die benadrukte dat je bij dit soort zaken vooral moet kijken naar de praktijk; dus niet alleen naar de soms dode letter, maar vooral naar de praktijk van de zaak. Het is bekend, dus ik kan hier kort over zijn. Voor Kroatië liggen er nog twee hoofdstukken: de scheepswerven en de visserij. Voor de rest gaat het proces zeker de goede kant op. Natuurlijk is er hoofdstuk 23: de hervorming van de rechterlijke macht, het tegengaan van corruptie, de rechtstatelijkheid en de positie van de politie. Ik kom daar zo expliciet op terug. Kroatië heeft in maart 2011 van de Europese Commissie een stevige lijst meegekregen. Ik heb dat in mijn brief van maart aan de Kamer medegedeeld. Sindsdien zijn er drie voortgangsrapportages geweest, de laatste dateert van 12 mei. Op een drietal cruciale punten zijn stevige stappen gezet: de nieuwe politiewet; de verbeterde aanpak van de lokale berechting van oorlogsmisdaden, onder meer door vier grote rechtbanken daarbij een centrale rol te geven en daarvoor dus capaciteit te creëren; en de huisvesting van Servische minderheden. Ik kan de heer Bontes melden dat de politiewet inmiddels is aangepast in de richting die hij voorstaat. Dat was in maart 2011 ook een van de harde eisen van de Commissie. De politiewet voldoet nu geheel aan de normen en standaarden van wat in EU-verband gebruikelijk is. Ik zie dat de heer Bontes zijn wenkbrauwen fronst. Mogelijk zijn er in individuele situaties misstanden, waarnaar de heer Bontes ook verwees. Dat is nu die harde praktijk en zulke zaken zullen moeten worden weggewerkt, maar aan de kwaliteit van de hervormde politiewet zal dat niet liggen.

Ook de samenwerking met het Joegoslaviëtribunaal is expliciet aan de orde gesteld. Dat ijkpunt is en blijft. Het lijkt erop dat we daarmee klaar zijn, omdat Gotovina bijvoorbeeld in april is veroordeeld tot 24 jaar, terwijl 27 jaar was geëist. Dat staat, al weten we niet of er nog een beroepsprocedure in gang zal worden gezet en wat de reactie van de openbare aanklager ter zake zal zijn. Samen met een aantal leden, zeg ik dat Kroatië er wat betreft hoofdstuk 23 op een aantal punten beter voorstaat dan sommige landen die inmiddels zijn toegetreden, en wel Roemenië en Bulgarije.

De geachte afgevaardigden vroegen naar mijn eigen beoordeling. Mijn eigen beoordeling zal afhankelijk zijn van het in aankomst zijnde grondige oordeel van de Commissie. Ik zal mij niet op politieke gronden onder druk laten zetten om het Hongaarse voorzitterschap nu, vóór 1 juli, zomaar ter wille te zijn; dat doen wij dus niet. Pas als Kroatië klaar is, kan er bereidheid zijn tot een volledige afronding. Daarbij zal ik letten op een aantoonbare voortgang in de strijd tegen corruptie en op de effectiviteit en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. De trefwoorden daarbij zijn: een voortgang die duurzaam is en ook onomkeerbaar. De heer Ten Broeke had een mooie formulering, die ik zal herhalen: de lessons learned moeten «stollen». Dat accepteer ik en daarmee kom ik terecht bij hetgeen mevrouw Hachchi zei: een versterkte monitoring voor de periode tussen de afronding van de onderhandelingen en de daadwerkelijke toetreding. Dit kwam op Nederlands initiatief aan de orde en inmiddels hebben andere landen, waaronder Frankrijk, zich daarachter geschaard. In de periode van 24 maanden waarin het toetredingsverdrag wordt geschreven en dit verdrag de nationale ratificatieperiode ingaat – dat betreft dus de negende stap van de tien – zal zeker nog het nodige moeten gebeuren. Wij zullen deze situatie moeten vasthechten met reguliere voortgangsrapporten uit de Commissie over de sluitingsijkpunten en Kroatië zal dus steeds aan die punten moeten voldoen. Als ik het in een beeldspraak mag formuleren: dat is onze verzekeringspolis; bij een terugval hebben we de mogelijkheid om de daadwerkelijke toetreding simpelweg uit te stellen. En van het verleden hebben we geleerd dat we dit niet na toetreding moeten doen, maar vóór toetreding. Een andere beeldspraak: Kroatië moet in de komende tijd tevens «ver-Schengen»; dat moet dus niet daarna nog gebeuren, in een ingewikkeld proces. En met nóg een andere beeldspraak: wij gaan een huwelijk aan onder huwelijkse voorwaarden. Nogmaals, ik ben een sterk voorstander van het inbouwen van extra zekerheden voor de periode tussen het afronden van de onderhandelingen en de daadwerkelijke toetreding. Het opbouwen van een geloofwaardige staat van dienst kost tijd. Wij willen zeker zijn dat de hervormingen duurzaam en onomkeerbaar zullen zijn. Nederland denkt met een aantal gelijkgezinde landen na over de vorm en inhoud die wij kunnen geven aan dat stollen van de lessons learned, via een verscherpte monitoring. Een en ander zal mogelijk leiden tot een expliciet extra toetsingsmoment voor de toetreding.

Voorzitter, dit was mijn inbreng in eerste termijn. Ik hoop dat ik de woordvoerders tevreden heb gesteld.

De voorzitter: Dat is kennelijk niet geheel gelukt, want er zijn vragen. Ik geef gelegenheid voor een aantal korte vragen.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik ben deels tevreden. Ik zou bijna zeggen vanzelfsprekend, want ik haalde het voorbeeld van Barroso niet voor niets aan, omdat deze er voortdurend blijk van geeft dat hij dit niet altijd begrijpt. De minister neemt een minderheidspositie in; dat is riskant, maar ik ben daar blij mee. De minister had het over «ver-Schengen». De vorige keer zagen we dat we achteraf allerlei zaken moesten goedmaken en dat andere landen gingen klagen dat dit oneerlijk was, omdat het nooit was vastgelegd. Als de minister dat ook laat stollen, hoop ik dat in de conclusies van de Raad ook iets helders komt te staan, waaruit zou blijken dat we dit kunnen toevoegen aan het rijtje Nederlandse trofeeën met betrekking tot de uitbreiding.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Mij is niet helemaal duidelijk of de Europese Commissie die versterkte monitoring zal uitvoeren. Ik vraag de minister daarover helderheid te geven. Ook heb ik de vraag gesteld onder welke omstandigheden een lidstaat om een versterkte monitoring kan vragen. En, in aanvulling op een vraag van de heer Ten Broeke: geldt die versterkte monitoring alleen voor Kroatië of ook voor andere landen?

De heer Ormel (CDA): Voorzitter. De minister praat nu met name over de invulling van de tijdspanne in stap 9, maar nu zitten we in stap 8. De CDA-fractie vindt het oordeel van de Europese Commissie bepalend voor de overgang van positie 8 naar positie 9. Hoe staat de Nederlandse regering daarin? De minister heeft daar namelijk wat omheen gepraat.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Graag nog even een antwoord op mijn vraag over de voorspelling van het IMF, die uitging van economische krimp, en dat in relatie tot het absorptievermogen.

Minister Rosenthal: Tegen de heer Ten Broeke zeg ik dat wij inzetten op het voorkomen van de vervelende toestanden die wij kennen van Roemenië en Bulgarije. Op dit moment laat ik open hoe dat precies vorm moet krijgen en welke zaken daarvoor bij de conclusies moeten worden gevoegd, maar in ieder geval is één zaak zeker: wij kunnen niet wederom een toegetreden lidstaat confronteren met wat we hebben gedaan bij Bulgarije en Roemenië, dat is zo duidelijk als wat.

In antwoord op de vraag van mevrouw Hachchi: bij mijn weten is de versterkte monitoring een zaak van de Commissie. En op dit moment gaat het alleen over Kroatië, maar ik sluit helemaal niet uit dat wij de lessons learned rond Kroatië op andere landen zullen toepassen.

In antwoord op de vraag van de heer Ormel herhaal ik mijn oorspronkelijke formulering: wij wachten het oordeel van de Commissie af en gaan ervan uit dat dit een grondig oordeel zal zijn. Ik houd graag onze zeggenschap over ons eigen oordeel overeind. Wel moet ik zeggen dat ik gaandeweg meer vertrouwen heb gekregen in het oordeel van de Commissie, ook vanwege het feit dat de Commissie in oktober of november, toen zij met haar rapport kwam over de uitbreiding met een aantal landen, eigenlijk voor het eerst de nadruk legde op de bestrijding van corruptie, fraude en wat dies meer zij in de rechtstatelijke sfeer, in een aantal lidstaten en landen die lidstaat willen worden. Vanwege dit vertrouwen zal het oordeel van de Commissie bij ons dus niet aan dovemansoren zijn gericht.

De heer Bontes had een vraag over de economie. Er is inderdaad sprake van krimp in Kroatië; en niet alleen daar, maar in de gehele Balkan, omdat de economie aldaar meer nog dan die van ons gevoelig is voor de hoge energieprijzen. Ook de daling van het wereldhandelvolume hakt er in de Balkan hard in. Wel is Kroatië veel sterker dan een aantal andere landen in die regio geïntegreerd in de Europese economie, bijvoorbeeld vanwege zijn handelstransacties met Italië, Oostenrijk en Duitsland. De krimp was heel sterk in 2009, maar voor zover mij bekend is in Kroatië nu weer sprake van een lichte groei.

Staatssecretaris Knapen: Voorzitter. In de korte tijd die mij is gegeven zal ik proberen om de twee onderwerpen te behandelen en daarbij ook nog de specifieke vragen mee te nemen. De meeste leden hadden het over de situatie van de Roma. Er komt vandaag of morgen een rapport dat focust op de sociaaleconomische problematiek van de Roma. Als het erop aankomt, heeft minister Kamp hierin het voortouw, want dit betreft voornamelijk zijn beleidsterrein, maar toch is het van belang om aan te geven hoe dit zich verhoudt tot het nationale en Europese niveau. Wij waarderen dat er op Europees niveau aandacht is voor de verbetering van de sociaaleconomische positie van de Roma, die in diverse Europese landen in armoede leven. Hun schrijnende situatie heeft vaak ongewenste migratie-effecten. Het is echter goed om vast te stellen dat de belangrijkste bevoegdheden voor sociaaleconomische integratie of inclusie bij de lidstaten liggen; werkgelegenheid, huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs en armoedebestrijding zijn alle bevoegdheden van de lidstaten. Natuurlijk kan de Europese Unie daarbij helpen: zo is bijvoorbeeld een van de suggesties om best practices uit te wisselen. Wij zullen onze ervaring met het integratieproject op dit terrein voor het eind van het jaar naar de Commissie brengen, opdat zulks aanleiding kan zijn voor discussie en verbeteringen. De Europese Unie kan natuurlijk ook met regionale fondsen, bepaalde structuurfondsen, een rol spelen bij het helpen van achtergebleven gebieden en probleemwijken. In die zin kan er dus een rol zijn weggelegd voor de Europese Unie, maar dit betreft dus primair een lidstaataangelegenheid. Dit geldt uiteraard niet voor het hele terrein van rechtstatelijkheid, mensenrechten en wat dies meer zij; daarbij komt de Europese Commissie natuurlijk onmiddellijk in beeld. Dit concentreert zich echter voornamelijk op de sociaaleconomische kant en daarbij is vooral de nationale staat aan zet.

Mevrouw Hachchi vroeg hoe het staat met de aanpassingen in Frankrijk. Zoals bekend is Frankrijk destijds door de Europese Commissie gevraagd om de wetgeving aan te passen. Voor zover wij weten, is dat nog niet gebeurd. De Commissie monitort dit en kan natuurlijk altijd een infractieprocedure op gang brengen wanneer dit te lang op zich laat wachten en daarvoor niet voldoende aannemelijke redenen bestaan. Dit wordt dus door de Commissie in de gaten gehouden.

Bij de behandeling van het handvest moeten wij een goed onderscheid maken. Het handvest is alleen van toepassing op maatregelen van instellingen en organen van de Europese Unie en alle acties van de lidstaten, bij het ten uitvoer brengen van EU-recht. Is dat niet het geval, dan hebben we het niet over het handvest; dan kan het EVRM in actie komen en kan het Hof van Justitie van de EU een rol spelen. Die zaken moeten we wel goed uit elkaar houden. Dit gezegd zijnde, en dat is meteen een antwoord op de vraag van de heer Bontes: sinds het Verdrag van Lissabon is het handvest voor ons allen bindend; dat hebben wij zo afgesproken. Wij vinden het ook goed dat jaarlijks wordt bekeken waar problemen bestaan. Wij hebben er belang bij dat er binnen het territoir van de Europese Unie een onberispelijke staat van dienst is. Wij staan daar dus achter. De Commissie ziet problemen met burgers in de EU die niet goed op de hoogte zijn van wat het handvest voor hen kan betekenen en hoe het zit met de toepassing ervan. Als een van de maatregelen stelt zij de verbetering van het e-justitieportaal voor, om dit een aanzienlijk burgervriendelijker loket te maken dan het op dit moment is.

De leden Van Bommel en Hilkens vroegen naar de nationale bevoegdheden en die van de Europese Unie met betrekking tot pensioenen, loonvorming et cetera. De gemaakte afspraken zijn helder: Nederland en andere landen rapporteren volgend jaar over de stand van zaken rond het concurrentievermogen, onze acties ter bevordering van de werkgelegenheid en onze acties om de houdbaarheid van onze financiën te garanderen. Dat zijn dus de grote brokken waarover wij zullen rapporteren. Hoe een en ander vervolgens zal worden ingevuld, is een nationale zaak. Wij hebben hierover eerder van gedachten gewisseld, maar daarover bestaat geen misverstand. Als bondskanselier Merkel de suggestie doet dat in een bepaald land langer moet worden gewerkt om het concurrentievermogen te verbeteren, kan het desbetreffende land zoiets als suggestie in dank aanvaarden, maar ook zeggen dat het het probleem van een tekortschietende arbeidsproductiviteit op een andere manier gaat oplossen. Iedereen mag het dus zelf weten, als concurrentievermogen, werkgelegenheid en financiën bij elkaar opgeteld er maar toe leiden dat wij erop kunnen vertrouwen dat de problemen uit het recente verleden met Griekenland, Portugal en Ierland zich niet opnieuw zullen voordoen. Tegen deze achtergrond moet dit worden gezien.

De heer Van Bommel (SP): Dat is het algemene antwoord. Het thema «pensioenen» stond wel steeds in dat rijtje, maar vakantiedagen niet.

Staatssecretaris Knapen: Het rijtje waarover u spreekt, is het rijtje van onderwerpen die je de revue kunt laten passeren als het erom gaat het concurrentievermogen in stand te houden of op een zodanig niveau te brengen dat het voor andere landen acceptabel is. Elk land kan in dat rijtje zetten wat het het meest praktisch of in politiek opzicht meest aanvaardbaar vindt om te werken aan het concurrentievermogen: mensen tot hun negentigste laten werken, drie maanden per jaar vakantie of nooit vakantie. Er zijn vele smaken, diverse landen gaan daar divers mee om en dat is ook de bedoeling. Dit rijtje variabelen met betrekking tot concurrentievermogen is dus eindeloos uit te breiden. Ik wil dan ook geen rem zetten op het hardop nadenken over alle mogelijkheden met betrekking tot concurrentievermogen, maar het gaat erom dat wij dit allemaal in eigen land uitmaken.

De heer Van Bommel had het over gestage voortgang met betrekking tot het sixpack van voorstellen dat nu bij het Europees Parlement ligt. Inderdaad heb ook ik «gestage» voortgang gebruikt, maar daarmee bedoelde ik niet per se «snel». Ik heb de Van Dale niet bij de hand, maar volgens mij betekent «gestaag» ook niet hetzelfde als «snel», maar ordelijk, stap voor stap et cetera. Ik bedoelde dat de ontwikkelingen zonder grote hick-ups, aarzelingen of problemen in de richting gaat van de opvattingen van het Europees Parlement hierover. Wel ben ik het met de heer Van Bommel eens dat zorgvuldigheid hier boven snelheid dient te gaan.

De heer Ten Broeke sprak over de toetredingsdata die de heer Barroso noemde. Wat betreft die lessons learned zijn we het met de heer Ten Broeke eens: we hadden afgesproken om onszelf niet meer te voorzien van touwen die vervolgens tot een strop worden geknoopt, in de vorm van een toegangsdatum. Wij hebben daar dus problemen mee.

Mevrouw Hilkens vroeg naar de opvang van vluchtelingen in Griekenland. Griekenland werkt daaraan en dat is geboden, want wij en verder iedereen heeft daarover geklaagd. Net zoals een aantal andere landen leveren wij financiële steun, mankracht en materieel om Frontex op orde te brengen. Tot nu toe krijgen wij geen signalen dat die reparatie vertragingen oploopt, maar het is nog niet zo op orde dat wij kunnen zeggen dat de problemen met betrekking tot grenscontroles en opvang zijn opgelost. Er wordt echter aan gewerkt en wij zijn daarbij betrokken.

Ik kom bij de vraag van de heer Ormel over de agenda. Wij hebben de definitieve agenda nog niet, maar gaan ervan uit dat daarop het Europese semester zal staan, evenals asiel en migratie; eerder is aangekondigd dat dit een belangrijk onderwerp zou zijn. Het zou ook zomaar kunnen dat de onderwerpen aan de orde zullen komen die nu elke dag op de voorpagina's prijken. De heer Ormel sprak ook over het perspectief voor de jeugd en de jongerenprotesten en noemde het voorbeeld van Madrid. Ik vrees dat het meteen bureaucratisch en zielloos wordt zodra je het vertaalt in Europees jargon, maar met de EU 2020-strategie probeert men perspectief te creëren en die zal aan de orde komen. Het is de vraag met hoeveel vlees en bloed wij het geraamte zullen weten te vullen, om het onderwerp en de onrust op een ordelijke manier te kunnen bespreken. Maar dit is natuurlijk een buitengewoon brandend en zorgwekkend onderwerp, dat te maken heeft met alles wat de Europese Unie doet. We hebben het dus te adresseren.

Mevrouw Hilkens (PvdA): Voorzitter. Nog een korte vraag aan de staatssecretaris over de vluchtelingensituatie in Athene. Ik heb begrepen dat vluchtelingen op dit moment worden weggestopt in kelders zonder sanitaire voorzieningen. Ik vind het verhaal van de staatssecretaris positiever dan de verhalen die ik heb gehoord. Ik stelde een aantal vragen over de situatie aldaar, maar eigenlijk zou ik willen dat het kabinet hier in een brief wat dieper op inging; ik vind dit namelijk echt heel ernstig en belangrijk.

Staatssecretaris Knapen: Ik wil uiteraard niet weglopen van het sturen van brieven, maar ik wil ook efficiency proberen te betrachten; vandaar dat ik nu op deze vraag zal proberen te antwoorden. Wij hebben nota genomen van de schrijnende situatie. Wij steunen Griekenland praktisch op het gebied van capaciteit. Griekenland heeft een actieplan opgesteld. Daarbij zeg ik wel meteen dat papier geduldig is en moet worden gevuld. Het belangrijkste is echter dat er uiteindelijk een gemeenschappelijk Europees asielbeleid moet komen om dit soort problemen te voorkomen. Daar hameren wij altijd op en daar werken wij ook aan.

De voorzitter: Ik rond dit algemeen overleg af. Ik bedank de Kamerleden, de regering en allen die het mogelijk hebben gemaakt dat wij hier vandaag hebben kunnen spreken. Ik bedank verder alle belangstellenden hier in de zaal en de mensen die elders hebben meegeluisterd.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Albayrak (PvdA), Verburg (CDA), voorzitter, Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Nicolaï (VVD), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), De Roon (PVV), Jansen (SP), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Bontes (PVV), Groot (PvdA), Braakhuis (GroenLinks), Nieuwenhuizen (VVD), Schouw (D66), El Fassed (GroenLinks), Hachchi (D66) en Dijkhoff (VVD).

Plv. leden: Irrgang (SP), Dijkgraaf (SGP), Jacobi (PvdA), Haverkamp (CDA), Bruins Slot (CDA), Omtzigt (CDA), Azmani (VVD), Samsom (PvdA), Timmermans (PvdA), Elissen (PVV), Hennis-Plasschaert (VVD), Thieme (PvdD), Voordewind (ChristenUnie), Driessen (PVV), Dikkers (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Veldhoven (D66), Van Tongeren (GroenLinks), Pechtold (D66), Huizing (VVD) en Kortenoeven (PVV).

X Noot
2

2 Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Albayrak (PvdA), Timmermans (PvdA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), Eijsink (PvdA), ondervoorzitter, Irrgang (SP), De Roon (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), voorzitter, Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks), Kortenoeven (PVV), Bosman (VVD), Dikkers (PvdA), El Fassed (GroenLinks), Hachchi (D66), Dijkhoff (VVD) en Driessen (PVV).

Plv. leden: Van Raak (SP), Dijkgraaf (SGP), Recourt (PvdA), Samsom (PvdA), Bruins Slot (CDA), Çörüz (CDA), Mulder (VVD), Knops (CDA), Arib (PvdA), Jasper van Dijk (SP), De Mos (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Schouw (D66), Hennis-Plasschaert (VVD), Ouwehand (PvdD), Sap (GroenLinks), Wilders (PVV), Leegte (VVD), Heijnen (PvdA), Braakhuis (GroenLinks), Van Veldhoven (D66), Taverne (VVD) en Bontes (PVV).

Naar boven