21 109 Uitvoering EU-Richtlijnen

Nr. 259 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2023

Hierbij bied ik u het periodieke overzicht aan van de stand van zaken bij de implementatie van EU-richtlijnen in de Nederlandse wet- en regelgeving aan het einde van het vierde kwartaal van 2022.

In deze brief wordt eerst ingegaan op de implementatieachterstand zoals die op 31 december 2022 gold. Daarna worden de oorzaken van deze achterstand behandeld en worden de richtlijnen die het volgende kwartaal moeten worden geïmplementeerd genoemd. Vervolgens volgt een opsomming van de ingebrekestellingprocedures die de Europese Commissie tegen Nederland is gestart als gevolg van niet-tijdige implementatie. Mede op verzoek van uw Kamer zijn ook de lopende infracties wegens (vermeende) onjuiste implementatie in het overzicht ingebrekestellingen per departement opgenomen.

Huidige achterstand

De achterstand per 1 januari 2023 bedroeg 12 richtlijnen t.o.v. 14 richtlijnen in het vorige kwartaal. In het 4e kwartaal van 2022 zijn 2 achterstallige richtlijnen geïmplementeerd. Er zijn in dit kwartaal geen nieuwe richtlijnen in overschrijding bijgekomen.

De 12 achterstallige richtlijnen zijn aan de volgende ministeries toegedeeld: BZK (2), EZK (1), FIN (1), IenW (3), JenV (3), SZW (1) en VWS (1).

De overschrijding van de implementatiedatum varieert sterk, van 152 tot 730 dagen. Een exacte aanduiding van de overschrijding per richtlijn is te vinden in bijgevoegd kwartaaloverzicht.

Achterstanden en hun oorzaken

Wat betreft de oorzaken voor de implementatieachterstand ultimo vierde kwartaal 2022 speelt een aantal factoren een rol. Deze factoren worden hieronder per ministerie toegelicht.

BZK

RICHTLIJN (EU) 2019/1024 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie

Uiterste implementatiedatum: 17 juli 2021

Richtlijn (EU) 2019/1024 wordt geïmplementeerd door een wijziging van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en enkele andere wetten (citeertitel: Wet implementatie Open data richtlijn). Wegens prioritering van COVID-19-wetgeving en gebrek aan capaciteit heeft de voorbereiding van dit wetsvoorstel vertraging opgelopen. Op 28 juni 2022 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens over het voorstel advies uitgebracht. Op 24 oktober 2022 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State advies uitgebracht. De verwachting is dat het wetsvoorstel samen met het nader rapport in de eerste helft van 2023 aan de Tweede Kamer zal worden gezonden.

RICHTLIJN (EU) 2019/1937 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden

Uiterste implementatiedatum: 17 december 2021

Richtlijn (EU) 2019/1937 wordt geïmplementeerd door een wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders en enkele andere wetten (Kamerstuk 35 851). Het wetsvoorstel is, na plenaire behandeling ervan, op 20 december 2022 met algemene stemmen aanvaard door de Tweede (Handelingen II 2022/23, nr. 37, item 16 en is aanhangig gemaakt bij de Eerste Kamer. Op 17 januari 2023 is door de commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning van de Eerste Kamer een blanco eindverslag uitgebracht teneinde het wetsvoorstel op 24 januari 2023 af te kunnen doen als hamerstuk. Op 24 januari 2023 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel als hamerstuk afgedaan (Handelingen I 2022/23, nr. 16, item 3).

Naast het wetsvoorstel worden voor het politie- en defensiepersoneel de interne meldprocedures aangepast in respectievelijk het Besluit algemene rechtspositie politie (Stb. 2021, nr. 479), het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie en het Algemeen militair ambtenarenreglement. De wijzigingen in deze amvb’s zullen tegelijk met het aanhangige implementatiewetsvoorstel in werking treden. De interne meldregeling voor het Rijk is opgenomen in de CAO Rijk, deze is inmiddels aangepast naar aanleiding van de eisen van de EU-klokkenluidersrichtlijn (CAO Rijk Online | CAO Rijk).

EZK

RICHTLIJN (EU) 2019/944 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (herschikking)

Uiterste implementatiedatum: 31 december 2020

Richtlijn (EU) 2019/944 wordt geïmplementeerd door een voorstel van wet houdende regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet). Het conceptwetsvoorstel is op 8 juli 2022 voor advies voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Het advies wordt op korte termijn verwacht. De implementatie is onder meer vertraagd door de complexiteit van het doorgronden van het bereik en de betekenis van de richtlijnvoorschriften en het noodzakelijke overleg met de stakeholders. Overigens zijn aanzienlijke delen van Richtlijn 2019/944 reeds in de huidige Elektriciteitswet en onderliggende regelgeving geïmplementeerd. Op 14 maart 2022 is een mededeling van partiële implementatie gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2022, nr. 6101) en deze is genotificeerd bij de Europese Commissie.

FIN

RICHTLIJN (EU) 2021/338 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 februari 2021 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU wat betreft informatievereisten, productgovernance en positielimieten, en Richtlijnen 2013/36/EU en (EU) 2019/878 wat betreft de toepassing daarvan op beleggingsondernemingen, om bij te dragen aan het herstel van de COVID-19-crisis

Uiterste implementatiedatum: 28 november 2021

Op grond van de richtlijn herstelpakket beleggingsondernemingen (richtlijn nr. 2021/338) worden enige informatieverplichtingen waaraan beleggings-ondernemingen moeten voldoen, geschrapt of opgeschort teneinde de daarmee verband houdende nalevingskosten te verminderen. Die richtlijn wijzigt tevens het toepassingsbereik van de verplichting om met betrekking tot grondstoffen-derivaten positielimieten toe te passen. De richtlijn wordt geïmplementeerd via de Implementatiewet richtlijn herstelpakket beleggingsondernemingen en het bijbehorende implementatiebesluit (Kamerstuk 36 174). De nota naar aanleiding van het verslag is eind 2022 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuk 36 174, nr. 6). Het implementatiewetsvoorstel zal als hamerstuk worden geagendeerd op de plenaire vergadering van de TK (Handelingen II 2022/23, nr. 51, Hamerstukken). Nederland is op 27 januari 2022 in gebreke gesteld wegens de overschrijding van de implementatietermijn van deze richtlijn.

I&W

RICHTLIJN (EU) 2019/1936 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 oktober 2019 tot wijziging van Richtlijn 2008/96/EG betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur

Uiterste implementatiedatum: 17 december 2021

Richtlijn (EU) 2019/1936 wordt geïmplementeerd door een wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (Kamerstuk 36 189) en de invoering van een nieuwe algemene maatregel van bestuur (amvb) en ministeriële regeling. Medio december 2022 is het wetsvoorstel zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer (Handelingen II 2022/23, nr. 36, item 3). De amvb is eind november 2022 aangeboden aan de Raad van State voor advies.

De (gewijzigde) richtlijn gaat over de verkeersveiligheid van weginfrastructuur. In een eerder stadium van de voorbereiding is ervoor gekozen om in het wetsvoorstel niet alleen regels op te nemen ter implementatie van deze richtlijn maar ook regels met betrekking tot de verkeersongevallenregistratie. De reden hiervoor is dat deze onderwerpen met elkaar samenhangen.

De verwachting was dat laatstgenoemde wetsvoorstel eind 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden kon worden. Dit is echter niet haalbaar gebleken. Ten behoeve van dat wetsvoorstel is bij verschillende partijen juridisch advies ingewonnen. Een aantal adviezen is later dan gepland opgeleverd. Bovendien blijkt dat voor de verkeersongevallenregistratie nadere analyse nodig is om exact vast te stellen welke persoonsgegevens worden verwerkt en hoe ze worden verwerkt. Dit is noodzakelijk om een juridisch sluitende grondslag te kunnen creëren waarmee aan alle eisen van de Algemene verordening gegevens-bescherming wordt voldaan.

Het voorgaande heeft ertoe geleid dat de implementatie van de richtlijn is vertraagd. Op 26 november 2021 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.1 Om verdere vertraging zoveel mogelijk te voorkomen is daarna ervoor gekozen een apart wetsvoorstel in te dienen voor de implementatie van de richtlijn.

RICHTLIJN (EU) 2017/2397 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad

Uiterste implementatiedatum: 17 januari 2022

Richtlijn (EU) 2017/2397 wordt geïmplementeerd door wijzigingen op verschillende niveaus van regelgeving, waaronder een wijziging van de Binnenvaartwet en het Binnenvaartbesluit. De Afdeling Advisering van de Raad van State heeft halverwege december een advies uitgebracht. Het is de verwachting dat het wetsvoorstel tot wijziging van de Binnenvaartwet in de eerste weken van februari 2023 aanhangig wordt gemaakt bij de Tweede Kamer. De wijziging van het Binnenvaartbesluit zal zo spoedig mogelijk daarna worden aangeboden aan de Raad van State voor advies. Om problemen door de overschrijding van de implementatietermijn zo veel mogelijk te voorkomen, is de richtlijn gedeeltelijk geïmplementeerd in de Binnenvaartregeling.2 Op dit niveau van ministeriële regeling zal voor de volledige implementatie ook nog een wijziging plaatsvinden. Door deze gedeeltelijke implementatie kan er al deels uitvoering worden gegeven aan de richtlijn met onder andere de uitgifte van de nieuwe soort vaarbewijzen.

GEDELEGEERDE RICHTLIJN (EU) 2020/12 VAN DE COMMISSIE van 2 augustus 2019 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft normen betreffende competenties en de overeenkomstige kennis en vaardigheden voor praktijkexamens, de goedkeuring van simulatoren en medische geschiktheid

Uiterste implementatiedatum: 17 januari 2022

De implementatie van de Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2020/12 is onderdeel van de implementatie van de Richtlijn (EU) 2017/2397.

Voor de toelichting op de oorzaak van de achterstand wordt verwezen naar de toelichting bij Richtlijn (EU) 2017/2397.

JenV

RICHTLIJN (EU) 2019/884 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 april 2019 tot wijziging van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad, betreffende de uitwisseling van informatie over onderdanen van derde landen en betreffende het Europees Strafregisterinformatiesysteem (Ecris), en ter vervanging van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad

Uiterste implementatiedatum: 28 juni 2022

De Ecris-richtlijn strekt tot enkele wijzigingen van het Ecris-kaderbesluit. De voornaamste wijzigingen betreffen de verplichting voor lidstaten om de nationaliteit of nationaliteiten van de veroordeelde te registreren in de justitiële documentatie en de verplichting om een uittreksel uit de justitiële documentatie, opgevraagd door een onderdaan van een derde land, aan te vullen met justitiële gegevens uit andere lidstaten. De overige wijzigingen zien op een aanpassing van de procedure voor de doorgifte van justitiële gegevens en op technische wijzigingen.

De Ecris-richtlijn wordt, tezamen met de eveneens nieuwe Ecris-TCN-verordening (Verordening (EU) 2018/1726), geïmplementeerd bij het Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van Europese regelgeving over het Europees strafregisterinformatiesysteem (Kamerstukken Kamerstuk 35 916). De wet is inmiddels gepubliceerd in het Staatsblad en is, gelijktijdig met het bijbehorende implementatiebesluit, op 1 februari 2023 in werking getreden.

RICHTLIJN (EU) 2019/1023 [A] VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 (Richtlijn betreffende herstructurering en insolventie)

Uiterste implementatiedatum: 17 juli 2022

Richtlijn 2019/1023 inzake herstructurering en insolventie vereist dat ondernemingen met financiële moeilijkheden toegang hebben tot een stelsel waarmee zij hun schulden kunnen herstructureren. Daarnaast moeten insolvente ondernemers (natuurlijke personen) een tweede kans kunnen krijgen in de vorm van een volledige kwijtschelding van hun schulden. Ook bevat de richtlijn regels om insolventieprocedures efficiënt te laten verlopen. De wet ter implementatie van de richtlijn is per 1 januari 2023 in werking getreden (Stb. 2022, nrs. 491 en 492).

RICHTLIJN (EU) 2019/1151 [A] VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht

Uiterste implementatiedatum: 1 augustus 2022

De richtlijn 2019/1151 wijzigt richtlijn 2017/1132 met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht. De richtlijn maakt het mogelijk dat online een BV wordt opgericht, dat bijkantoren online kunnen worden geregistreerd en dat online informatie en documenten kunnen worden ingediend door vennootschappen en bijkantoren. De richtlijn bevat daarnaast een bepaling over bestuursverboden en de uitwisseling van informatie daarover tussen lidstaten. Implementatie vindt plaats in het Burgerlijk Wetboek, in de Wet op het notarisambt en in het Handelsregisterbesluit 2014. Het wetsvoorstel voor wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het notarisambt ligt in uw Kamer (Kamerstuk 36 085). De nota naar aanleiding van het verslag is op 3 november 2022 (Kamerstuk 36 085, nr. 6) ingediend en de plenaire behandeling staat voorlopig gepland voor de week van 13 februari 2023.

SZW

RICHTLIJN (EU) 2020/1057 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 juli 2020 tot vaststelling van specifieke regels met betrekking tot Richtlijn 96/71/EG en Richtlijn 2014/67/EU wat betreft de detachering van bestuurders in de wegvervoersector en tot wijziging van Richtlijn 2006/22/EG wat betreft de handhavingsvoorschriften en Verordening (EU) nr. 1024/2012

Uiterste implementatiedatum: 2 februari 2022

Richtlijn (EU) 2020/1057 wordt geïmplementeerd door een voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie en de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Implementatie-wet Richtlijn 2020/1057/EU inzake detachering in de wegvervoersector). Voor de implementatie van deze richtlijn geldt niet de gebruikelijke twee jaar, maar iets minder dan achttien maanden. Deze termijn is kort, gezien de complexiteit van de materie. De complexiteit blijkt ook uit het feit dat de Europese Commissie eerst begin 2022 vragen en antwoorden publiceerde over een aantal essentiële bepalingen in deze richtlijn. Daarnaast heeft het ook de nodige tijd gekost om afspraken te maken met de toezichthouders over de wijze waarop deze wetgeving kan worden gehandhaafd. Het wetsvoorstel is op 22 februari 2022 aan de Afdeling advisering van de Raad van State ter advisering voorgelegd. Nederland is op 25 maart 2022 in gebreke gesteld wegens de overschrijding van de implementatie-termijn van deze richtlijn. Op 7 juli 2022 is het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 36 166). De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 28 september 2022 het verslag uitgebracht (Kamerstuk 36 166, nr. 5) en heeft op 21 december 2022 (Kamerstuk 36 166, nr. 7) de nota naar aanleiding van het verslag ontvangen. Dit wetsvoorstel zal op zijn vroegst in augustus 2023 deels in werking kunnen treden.

VWS

RICHTLIJN (EU) 2019/882 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten

Uiterste implementatiedatum: 28 juni 2022

Richtlijn (EU) 2019/882 wordt geïmplementeerd door een voorstel van wet tot wijziging van onder andere de Warenwet, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Telecommunicatiewet, het Burgerlijke Wetboek en de Wet op het financieel toezicht. Het wetsvoorstel is in januari 2023 voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State aanhangig gemaakt. Daarnaast vindt een deel van de implementatie plaats in regelgeving op lager niveau. De complexiteit van de materie en de betrokkenheid van veel verschillende ministeries hebben gezorgd voor vertraging bij de implementatie. Daarnaast kostte het de nodige tijd om afspraken te maken met de verschillende toezichthouders over de wijze waarop de implementatieregelgeving kan worden gehandhaafd. Hoewel de implementatiedatum voor het formeel vaststellen van de wetgeving ter implementatie van de richtlijn (28 juni 2022) inmiddels is verstreken, zal volgens artikel 31 van de richtlijn deze pas vanaf 28 juni 2025 feitelijk toegepast moeten worden. Die datum zal naar verwachting wel gehaald worden.

Richtlijnen die in het volgende kwartaal moeten worden geïmplementeerd om overschrijding te voorkomen

JenV

RICHTLIJN (EU) 2019/2121 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen

Uiterste implementatiedatum: 31 januari 2023

VWS

GEDELEGEERDE RICHTLIJN (EU) 2022/1326 VAN DE COMMISSIE van 18 maart 2022 tot wijziging van de bijlage bij Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad in verband met het opnemen van nieuwe psychoactieve stoffen in de definitie van «drug»

Uiterste implementatiedatum: 18 februari 2023

Ingebrekestellingen wegens te late implementatie

In het vierde kwartaal van 2022 zijn er geen ingebrekestellingen wegens te late implementatie van richtlijnen van de Europese Commissie ontvangen, en er zijn geen zaken wegens te late implementatie geseponeerd.

Mededeling Europese Commissie over financiële sancties in niet nakomingsprocedures

Op 22 december 2022 heeft de Commissie een nieuwe mededeling (C(2022) 9973 final) uitgebracht over «Financiële sancties in niet-nakomingsprocedures».

Wanneer de Commissie een lidstaat in het kader van een niet-nakomingsprocedure op grond van art. 260, tweede of derde lid van het VWEU voor het Hof van Justitie daagt kan zij het Hof verzoeken om financiële sancties op te leggen en aan het Hof een voorstel doen voor de hoogte daarvan. Deze voorstellen worden berekend op basis van drie factoren: i) de zwaarte, ii) de duur van de inbreuk en iii) het vermogen van een lidstaat om te betalen, de zogenoemde n-factor. Deze laatste factor werd bepaald op basis van een combinatie van het bruto binnenlands product (BBP) en het institutioneel gewicht, dat wil zeggen het aantal zetels dat een lidstaat in het Europees Parlement heeft.

In een arrest van 20 januari 2022 in zaak C-51/20 heeft het Hof geoordeeld dat bij de beoordeling van de financiële draagkracht van de lidstaat het BBP de doorslaggevende factor zou moeten zijn. Ook oordeelde het Hof dat het bij de vaststelling van een voldoende afschrikkende en evenredige sanctie niet noodzakelijk is om het institutionele gewicht van de lidstaat in aanmerking te nemen.

In deze nieuwe mededeling heeft de Commissie de wijze waarop de sanctievoorstellen worden berekend geactualiseerd en heeft zij te kennen gegeven dat de «factor n» voortaan wordt bepaald op basis van een combinatie van het BBP en de grootte van de bevolking van een lidstaat.

Hierdoor kan volgens de Commissie een redelijke afwijking tussen de verschillende lidstaten worden gehandhaafd. De nieuwe berekeningsmethode zal van toepassing zijn op alle toekomstige sanctievoorstellen aan het Hof. Voor Nederland wijzigt de «factor n» van 1,34 naar 1,39 en de forfaitaire minimumsom van de op te leggen sanctie van € 3.022.000,– naar € 3.892.000,–. Desalniettemin blijft het uiteindelijk aan het Hof om de hoogte van de sancties vast te stellen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Kamerstuk 29 398, nr. 975.

Naar boven